Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Delft

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDelft
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012
CiteertitelRe-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand (WWB), artikelen 6, 7, 8, 10, 10a.
  2. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW),artikel 34, 35 en 36
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ),artikel 34, 35 en 36
  4. Wet participatiebudget, artikel 3
  5. Gemeentewet, artikel 149
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-201201-01-201201-01-2015nieuwe regeling

24-05-2012

30 mei 2012 Stadskrant

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

De raad van de gemeente Delft;

  • -

    heeft het voorstel gelezen van het college van burgemeester en wethouders van 17 april 2012 en neemt de daarin genoemde motieven over;

  • -

    houdt rekening met de artikelen 6, 7, 8, 10 en 10a van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), artikel 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), artikel 3 Wet participatiebudget en artikel 149 van de Gemeentewet;

  • -

    houdt ook rekening met de Verordening (EG) nr. 2204/2002 an de Europese Commissie van 12 december 2002 over de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op werkgelegenheidssteun, Pb. 202, nr. L 337.

Op basis hiervan besluit de raad:

  • 1.

    de re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 van de gemeente Delft vast te stellen,

  • 2.

    en tegelijk in te trekken:

    • -

      de Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2011;

    • -

      de Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren van de gemeente Delft.

Artikel 1

1.Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

  • c.

    doelgroep: personen aan wie het college ondersteuning en een voorziening biedt die gericht is op arbeidsinschakeling, op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a en artikel 10, eerste lid van de wet, of artikel 34 van de IOAW/IOAZ;

  • d.

    uitkeringsgerechtigde: persoon die algemene bijstand ontvangt op grond van de wet, of een uitkering ontvangt op basis van de IOAW of de IOAZ;

  • e.

    niet-uitkeringsgerechtigde: persoon die is bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a van de wet;

met een niet-uitkeringsgerechtigde wordt gelijkgesteld de persoon die arbeid verricht die volledig in de kosten van het bestaan voorziet, maar waarvoor een vorm van subsidie aan de werkgever wordt verleend, van toepassing is artikel 10, tweede lid van de wet;

    • f.

      Anw’er: persoon met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet;

    • g.

      de raad:de gemeenteraad van de gemeente Delft;

    • h.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • i.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • j.

      belanghebbende: persoon die overeenkomstig artikel 10 van de wet of artikel 36 van de IOAW/IOAZ aanspraak kan maken op ondersteuning en een voorziening, inclusief de instelling of onderneming waaraan een werkgelegenheidssubsidie wordt toegekend;

    • k.

      voorziening: specifiek re-integratiemiddel gericht op arbeidsinschakeling, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet, artikel 34, eerste lid, onderdeel a van de IOAW/IOAZ en artikel 3 van de Wet participatiebudget;

    • l.

      premie: een bedrag zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j van de wet, dat kan worden toegekend in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • m.

      dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek of aanstelling als ambtenaar zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Ambtenarenwet, uitgezonderd arbeidsovereenkomsten waarvan de bedongen arbeid wordt gesubsidieerd op grond van de wet en arbeidsovereenkomsten gebaseerd op de Wet sociale werkvoorziening;

    • n.

      sociale activering: onbeloonde, maatschappelijk zinvolle activiteiten doen die zijn gericht op arbeidsinschakeling. Als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, zijn deze activiteiten gericht op zelfstandige maatschappelijke deelname;

    • o.

      UWV WERKbedrijf: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen WERKbedrijf;

    • p.

      algemeen geaccepteerde arbeid: arbeid die maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht;

    • q.

      voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze verordening waarop de belanghebbende aanspraak kan maken of een beroep kan doen om middelen te verwerven of specifieke uitgaven te bekostigen.

    • 2.

      Alle begrippen die in deze verordening staan en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de WWB, de IOAW, de IOAZ, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht aan het college

1.Het college ondersteun de doelgroep en biedt een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling of, als dat doel niet of nog niet bereikbaar is, sociale activering.

Artikel 40, lid 1 van de wet en artikel 11 van de IOAW/IOAZ is hierop ook van toepassing.

2.Bij het aanbieden van een voorziening maakt het college een afweging, waarbij het beoordeelt of de voorziening het doelmatigst is met het oog op arbeidsinschakeling.

Hierbij houdt het college rekening met de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende.

  • 3.

    Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke en economische ontwikkelingen.

  • 4.

    Uitvoering van dit artikel vindt plaats binnen de middelen die de raad daarvoor beschikbaar stelt.

Artikel 3 Aanspraak

  • 1.

    De doelgroep heeft aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op een voorziening, als het college de inzet daarvan noodzakelijk acht. Het college bepaalt welke voorziening of combinatie van voorzieningen wordt aangeboden.

  • 2.

    Het eerste lid is in de eerste vier weken na de melding om bijstand aan te vragen, bedoeld in artikel 44 van de wet, niet van toepassing op belanghebbenden zoals bedoeld in artikel 41, vierde lid, onderdeel a of b van de wet.

  • 3.

    De aanspraak op een voorziening is beperkt tot personen die woonplaats hebben in de gemeente Delft. Wijzigt de woonplaats van de rechthebbende na aanvang van een voorziening, dan is het college bevoegd te bepalen of de voorziening toch kan worden voortgezet. Van toepassing is artikel 40, eerste lid van de wet en artikel 11 van de IOAW/IOAZ.

  • 4.

    Er bestaat geen aanspraak op ondersteuning of een voorziening, als er sprake is an een voorliggende voorziening die naar het oordeel van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de aanvrager.

  • 5.

    Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingestelde subsidie- of budgetplafond kan een reden zijn om aanspraak op een specifieke voorziening te weigeren.

Artikel 4 Uitbreiding doelgroep

  • 1.

    In afwijking van artikel 3, eerste lid kan het college ondersteuning en een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling aanbieden aan personen zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet participatiebudget als het college de inzet daarvan noodzakelijk acht. Besluit het college daartoe, dan is artikel 5, tweede lid van toepassing.

  • 2.

    Het college stelt regels voor de uitvoering van dit artikel.

Artikel 5 Verplichtingen

  • 1.

    de uitkeringsgerechtigde is vanaf de dag van de melding bij het UWV WERKbedrijf verplicht:

    • a.

      te proberen om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te krijgen, zodat hij niet meer afhankelijk is van een uitkering;

    • b.

      ervoor te zorgen dat hij geregistreerd is en blijft als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf;

    • c.

      algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden;

    • d.

      na te laten wat arbeidsinschakeling betreft;

    • e.

      mee te werken aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding en aan scholing of een opleiding die het college noodzakelijk acht;

    • f.

      een re-integratieovereenkomst tijdig ten minste voor gezien te ondertekenen. Deze overeenkomst is opgesteld door het college of een door het college aangewezen partner;

    • g.

      beschikbaar te zijn voor voorzieningen die het college aanbiedt en mee te werken aan het verkrijgen van die voorzieningen, daarvan gebruik te maken en gehoor te geven aan een oproep van het college of aangewezen partner om daarvoor op een aangegeven tijd en plaats te verschijnen;

    • h.

      als dat van toepassing is, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak zoals bedoeld in de artikelen 9 en 44a van de wet.

  • 2.

    De persoon uit de doelgroep die geen uitkering ontvangt, is vanaf de dag van de melding bij het UWV WERKbedrijf verplicht;

    • a.

      te proberen om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te krijgen;

    • b.

      ervoor te zorgen dat hij geregistreerd is en blijft als werkzoekende bij het UWV WERK-bedrijf;

    • c.

      algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden;

    • d.

      na te laten wat arbeidsinschakeling belemmert;

    • e.

      mee te werken aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding en aan scholing of een opleiding die het college noodzakelijk acht;

    • f.

      een re-integratieovereenkomst tijdig ten minste voor gezien te ondertekenen. Deze overeenkomst is opgesteld door het college of een door het college aangewezen partner;

    • g.

      beschikbaar te zijn voor voorzieningen die het college aanbiedt en mee te werken aan het verkrijgen van die voorzieningen, daarvan gebruik te maken en gehoor te geven aan een oproep van het college of aangewezen partner om daarvoor op een aangegeven tijd en plaats te verschijnen.

  • 3.

    De persoon die ondersteuning krijgt bij arbeidsinschakeling en deelneemt aan een voorziening, is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de IOAW, de IOAZ, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening en aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 4.

    Voldoet een uitkeringsgerechtigde niet aan wat er in het eerste en derde lid staat? Dan verlaagt het college de uitkering op basis van wat hierover is bepaald in de Maatregelenverordening.

  • 5.

    Voldoet een persoon die geen uitkeringsgerechtigde is niet aan wat er in het tweede en derde lid staat? Dan kan het college de kosten van de voorziening of de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 6.

    Het college kan in individuele gevallen ontheffing verlenen van de verplichtingen die in het eerste en tweede lid van dit artikel staan.

  • 7.

    Het college kan nadere regels stellen voor de uitvoering van het eerste, tweede en vijfde lid van dit artikel.

Artikel 6 Eigen bijdrage

Het college kan bepalen dat een persoon die geen uitkeringsgerechtigde is, een eigen bijdrage moet betalen voor de ondersteuning en voorziening die hij ontvangt. Het college stelt de wijze waarop vast, de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder het deze eigen bijdrage oplegt.

Artikel 7 Beleidskaders

  • 1.

    Periodiek, maar ten minste één keer per vier jaar, legt het college beleidskaders voor aan de raad om vast te stellen. Daarin komen in ieder geval de aard, de omvang en het financiële kader van de aan te bieden voorzieningen aan de orde.

  • 2.

    Periodiek, maar ten minste één keer per vier jaar, rapporteert het college aan de raad over de wijze waarop, en de mate waarin beleidskaders, zoals bedoeld in het eerste lid, zijn uitgevoerd.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    In de beleidskaders zoals bedoeld in artikel 7 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden. Ook staan hierin de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2.

    Een voorziening wordt alleen ingezet, als het volgens het college niet mogelijk is zonder die voorziening algemeen geaccepteerde arbeid te vinden of terug te keren naar onderwijs dat het Rijk bekostigt.

  • 3.

    Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor die voorziening die beschikbaar, adequaat en toereikend is voor het doel dat daarmee beoogd wordt.

  • 4.

    Het college kan een voorziening beëindigen, als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt, zijn verplichtingen niet nakomt, zoals bedoeld in artikel 4 van deze verordening, artikelen 9 en 17 van de wet, artikel 13 en 37 van de IOAW/IOAZ;

    • b.

      de persoon die deelneemt aan de voorziening, niet meer behoort tot de doelgroep van de wet, de IOAW of de IOAZ;

    • c.

      de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt en hierdoor niet meer afhankelijk is van een uitkering;

    • d.

      naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen om het tweede lid uit te voeren

Artikel 9 Gesubsidieerde arbeid

  • 1.

    Is arbeidsinschakeling in een reguliere werkkring volgens het college nog niet mogelijk, dan kan het college voor een persoon uit de doelgroep een arbeidsovereenkomst tussen de belanghebbende en een werkgever subsidiëren, al dan niet in aansluiting op een of meer andere voorzieningen.

  • 2.

    Het college stelt regels voor de hoogte van de subsidie, zoals bedoeld in het eerste lid, de voorwaarden waaronder het deze subsidie toekent en de voorwaarden die het aan het ontvangen van deze subsidie verbindt.

  • 3.

    Is arbeidsinschakeling in een reguliere werkkring volgens het college nog niet mogelijk? Dan kan het college aan een persoon uit de doelgroep een dienstverband aanbieden dat gericht is op arbeidsinschakeling.

  • 4.

    De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid, zoals bedoeld in het derde lid, gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

  • 5.

    Het college stelt regels voor de voorwaarden waaronder de detachering, zoals bedoeld in het vierde lid, wordt toegekend.

Artikel 10 werken met behoud van uitkering

  • 1.

    Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde toestaan met behoud van uitkering voor maximaal 24 uur per week activiteiten te verrichten bij een werkgever. Deze activiteiten moeten gericht zijn op arbeidsinschakeling, zo mogelijk bij de werkgever die de werkplek aanbiedt.

  • 2.

    Het college stelt regels voor de voorwaarden die aan het werken met behoud van uitkering zijn verbonden.

Artikel 11 Loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een persoon uit de doelgroep een arbeidsovereenkomst sluiten die gericht is op arbeidsinschakeling in een reguliere werkkring.

  • 2.

    Het college stelt regels voor de duur van de subsidie, de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 12 Premies

  • 1.

    Het college kan een premie toekennen aan personen die behoren tot de doelgroep.

  • 2.

    Het college stelt regels voor de hoogte en de verplichtingen die aan de premie worden verbonden.

Artikel 13 Persoonsgebonden re-integratiebudget

  • 1.

    Het college kan aan personen die behoren tot de doelgroep, een subsidie verstrekken in de vorm van een op arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden re-integratiebudget.

  • 2.

    Het college stelt regels voor de uitvoering van dit artikel.

Artikel 14 Voorzieningen voor jongeren

In afwijking van de artikelen 10 en 12 kunnen de volgende voorzieningen niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

  • a.

    onbeloonde additionele arbeid zoals bedoeld in artikel 10a van de wet;

  • b.

    de voorzieningen die zijn bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 15 Bevoegdheid college

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van deze verordening, als zij vindt dat de strikte toepassing ervan onrechtvaardig is.

Artikel 16 Overgangsrecht Wiw- en I/D-regelgeving

Met het ingaan van deze verordening gelden de dienstbetrekkingen die zijn bedoeld in artikel 4 van de Wet inschakeling werkzoekenden, en arbeidsovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid van die wet, en de dienstbetrekkingen zoals bedoeld in artikel 6 van het Besluit instroom- en doorstroombanen, als voorzieningen in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet.

Artikel 17 Ingangsdatum

  • 1.

    Deze verordening gaat in op 1 juni 2012 en werkt terug tot 1 januari 2012.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is artikel 5, eerste lid, onderdeel f niet van toepassing op diegenen die voor 15 juli 2011 aanspraak maakten op een IOAW- of IOAZ-uitkering en hierop nog recht hebben als deze verordening ingaat.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012.

Artikel 19 Bestaande verordeningen intrekken

Met het ingaan van deze verordening vervallen de volgende verordeningen:

  • 1.

    Re-integratieverordening WWB, IOAW, IOAZ 2011, die op 15 juli 2011 is ingegaan;

  • 2.

    Verordening Werk-leeraanbod Wet investeren in jongeren van de gemeente Delft, die is ingegaan op 1 oktober 2009 en gewijzigd bij raadsbesluit op 16 december 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 mei 2012.

mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.

R.H. van Luyk ,griffier.

Bekendgemaakt: 30 mei 2012.

TOELICHTING RE-INTEGRATIEVERORDENING

Algemeen

De raad moet regels vaststellen oer hoe hij belanghebbenden ondersteunt om (weer) aan het werk of terug naar school te gaan. Dit staat in artikel 8, eerste lid, onderdeel a van de WWB en in artikel 36, eerste lid, onderdeel a van de IOAW/IOAZ. In deze re-integratieverordening legt de raad deze regels vast.

Aanhef

In de aanhef staat een duidelijke verwijzing naar de EU-verordening over staatssteun. De raad moet zich houden aan de Europese regels, als zij een bedrijf financieel steunt op basis van deze re-integratieverordening. De Europese regels staan in de WU-verordening over staatssteun.

 

Toelichting per artikel

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze re-integratieverordening is voor iedereen die op basis van wetgeving gebruikmaakt van ondersteuning om (weer) aan het werk of terug naar school te gaan. De groep bestaat onder meer uit uitkeringsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden en Anwérs (de doelgroep). Om dit te verduidelijken, worden in artikel 1, eerste lid, verschillende groepen omschreven die in deze verordening voorkomen. Het kan per artikel verschillen voor wie een bepaalde regel geld.

Met de term algemeen geaccepteerde arbeid bedoelt de raad werk dat in de maatschappij algemeen is geaccepteerd. Hieronder vallen bijvoorbeeld niet prostitutie of criminele activiteiten. Ook werk dat gewetensbezwaren kan oproepen, valt niet onder algemeen geaccepteerde arbeid.

De andere termen in artikel 1 spreken voor zich.

 

Artikel 2 Opdracht aan het college

Het college is verantwoordelijk voor het geven van re-integratieondersteuning gericht op arbeidsinschakeling. Dit is alle hulp die het college een persoon kan bieden om (weer) aan het werk te komen. Voor iemand die jonger is dan 27 jaar, kan dat ook hulp zijn om terug naar school te gaan. Het gaat dan om onderwijs dat door het Rijk wordt gefinancierd. Deze ondersteuning legt het college vast in een traject: een route om (weer) aan het werk of terug naar school te gaan. Het college is uiteindelijk verantwoordelijk voor de inhoud van het traject.

Belanghebbenden hebben recht op re-integratieondersteuning, maar het college bepaalt op welke manier en met welke middelen zij die ondersteuning geeft. Het college moet ervoor zorgen dat er middelen zijn om (weer) aan het werk of terug naar school te gaan (re-integratie-instrumenten). Daarbij moet het college rekening houden met het beschikbare budget en met factoren zoals hoe de economie ervoor staat en of er veel of weinig werk is.

Het college zet re-integratie-instrumenten alleen in als iemand zonder die inzet geen algemeen geaccepteerd werk kan vinden of terug kan naar school. Ook moet uit onderzoek blijken dat diegene hiermee (uiteindelijk) aan het werk kan gaan of teruggaat naar school. Re-integratie moet de kortste weg zijn naar werk of school. Dat betekent: de minste tijd kosten om (weer) te gaan werken of terug te gaan naar school. Ook de inspanningen die het college levert om dat doel te bereiken, behoren daartoe.

Is werken (nog) geen mogelijkheid? Dan kan het college als doel ‘zelfstandige maatschappelijke participatie’ hebben. Dat wil zeggen: het streven om zo veel mogelijk zelfstandig mee te kunnen doen in e maatschappij. Ook hiervoor geldt dat het college een re-integratie-instrument alleen inzet, als zij verwacht dat het effect heeft.

Het college is er verantwoordelijk voor dat beschikvare re-integratie-instrumenten zo goed en effectief mogelijk worden gebruikt.

In artikel 10, derde lid van de WWB staat dat de aanspraak op voorzieningen (re-integratie-instrumenten) alleen geldt voor inwoners van Delft (artikel 40, eerste lid van de wet).

 

Artikel 3 Aanspraak

Het college moet voorzieningen aanbieden om (weer) aan het werk of terug naar school te gaan. Dit is haar verantwoordelijkheid. Bovendien staat er in de wet dat belanghebbenden aanspraak kunnen maken op re-integratieondersteuning van het college. Belanghebbenden mogen dus gebruikmaken van de re-integratieondersteuning die het college aanbiedt. Dat stimuleert de eigen verantwoordelijkheid.

Personen tot 27 jaar die zich hebben gemeld voor een bijstandsuitkering, kunnen pas vier weken na die melding aanspraak maken op re-integratieondersteuning van het college.

Het college beoordeelt het verzoek van iemand om gebruik te maken van re-integratieondersteuning en beoordeelt ook welk instrument zij daarbij inzet. Het college houdt daarbij zo veel mogelijk rekening met de wensen van de persoon:

  • -

    het college bekijkt eerst of ondersteuning om (weer) aan het werk of terug naar school te gaan nodig is. Dat doet zij op basis van advies van het UWV WERKbedrijf.

  • -

    Daarna bepaalt het college uit welke onderdelen de ondersteuning bestaat.

  • -

    het uiteindelijke aanbod van het college moet passen binnen de regels van deze re-integratieverordening. Daarbij moet het college er ook rekening mee houden of er voldoende budget voor is. Of dat een belanghebbende aanspraak heeft op een andere regeling (voorliggende voorziening) om zijn re-integratie te financieren, bijvoorbeeld studiefinanciering.

Het college verdeelt de beschikbare financiën over de instrumenten die zij kan inzetten. Zij maakt hier jaarlijks een begroting voor, waarin zij de beschikbare gelden verdeelt over de verschillende re-integratie-instrumenten. Is er niet voldoende geld beschikbaar voor het gevraagde re-integratie-instrument? Dan is dat geen reden om een aanvraag af te wijzen. Het kan wel een reden zijn om een specifieke voorziening af te wijzen. Het college moet dan kijken naar alternatieven.

In artikel 40 WWB staat dat iemand recht op bijstand heeft in de gemeente waar jij woont. Dit geldt ook voor de re-integratievoorzieningen. Als iemand verhuis, is het niet altijd logisch om het traject te beëindigen. Als miemand verhuist naar een (rand)gemeente, kan het college van de algemene regel afwijken en de voorziening laten doorgaan. De uitkeringsgerechtigde kan dan zijn re-integratietraject afmaken. Het college kan hier regels voor opstellen.

 

Artikel 4 Uitbreiding van de doelgroep

Met dit artikel kan het college de doelgroep uitbreiden tot iedere Nederlander, of een aan Nederlander gelijkgestelde, van 18 jaar of ouder die in Nederland woont. Dat betekent dat ook inwoners van Nederland die buiten Delft wonen tot de doelgroep van deze verordening kunnen horen. Hiervoor moet het college eerst een apart besluit nemen.

De leeftijdsgrens van 18 jaar kent twee uitzonderingen. De doelgroep van deze verordening kan ook uitgebreid worden met:

  • -

    16- en 17-jarigen die een startkwalificatie hebben, dat wil zeggen: een schooldiploma havo, vwo of mbo-niveau 2 of hoger;

  • -

    16- en 17-jarigen die van de leerplichtambtenaar een bewijs hebben gekregen dat zij zich niet hoeven te houden aan de kwalificatieplicht.

     

Artikel 5 Verplichtingen

Om gebruik te maken van re-integratievoorzieningen, is er een aantal verplichtingen

Uitkeringsgerechtigden hebben al verplichtingen die aan de uitkering zijn verbonden. Die zijn te lezen in de wet, deze verordening en de beschikking die zij ontvangen. Zo moet een jongere tot 27 jaar meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak. Ook moet een belanghebbende op tijd een re-integratieovereenkomst tekenen met het college of een aangewezen partner, bijvoorbeeld een re-integratiebedrijf. Een re-integratieovereenkomst kan ook een trajectplan, een vrijwilligersovereenkomst of een afsprakenformulier zijn.

Als een uitkeringsgerechtigde zich niet aan de verplichtingen houdt, kan het college een maatregel opleggen via de Maatregelenverordening. Hierin staat wanneer een uitkeringsgerechtigde die zich niet aan de verplichtingen houdt, ‘een maatregel’ krijgt opgelegd van het college. Vaak wordt met zo’n maatregel de uitkering verlaagd met een bepaald percentage en voor een bepaalde tijd.

Voor personen uit de doelgroep die geen uitkering ontvangen, moet het college ook voorwaarden opstellen. Komt iemand deze voorwaarden niet na? Dan kan het college de gevraagde ondersteuning weigeren of het re-integratietraject afbreken. Bovendien kan zij de gemaakte kosten in rekening brengen bij de betreffende persoon. Dat kan als (mede) door de schuld van deze persoon het traject niet is afgerond.

Het college kan een belanghebbende om individuele redenen tijdelijk ontheffen van een of meer verplichtingen in artikel 5, eerste en tweede lid van deze verordening.

Een belanghebbende heeft ook rechten. Hij kan bezwaar maken of in beroep gaan tegen een beslissing van het college. Dit staat in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en is na te lezen in de beschikking die een belanghebbende hierover van het college ontvangt.

 

Artikel 6 Eigen bijdrage

Aan personen uit de doelgroep die geen uitkering ontvangen, kan het college een eigen bijdrage vragen voor het re-integreren. Dit om te stimuleren dat zij het re-integratietraject afronden. Het college kan haar eigen bijdragemethode uitwerken, als daar behoefte aan is. Soms vindt het college zo’n bijdrage onredelijk, omdat het inkomen te laag is. Zij kan de voorziening dan zonder eigen bijdrage verstrekken.

 

Artikel 7 Beleidskader

De raad stelt minimaal een keer per vier jaar richtlijnen vast voor re-integratie van de doelgroep. Daarmee kan zij beschrijven welke doelen zij nastreeft en welke voorzieningen zij kan inzetten voor welke groepen. Dit is inclusief de financiële gevolgen daarvan en het aantal instrumenten.

Met de richtlijnen kan de raad de ontwikkelingen rondom re-integratie volgen en controleren. Hij bekijkt onder meer of er in het beleid een goede balans is, bijvoorbeeld in aandacht, voorzieningen en financiën voor de verschillende groepen. De raad bekijkt daarnaast of er in de richtlijnen goede keuzes zijn gemaakt voor belanghebbenden die werk en zorg moeten combineren.

Door het college verantwoording af te laten leggen over de resultaten van het beleid dat is uitgevoerd, ziet de raad wat de effecten ervan zijn. De raad kan het beleidskader – waar nodig – bijstellen.

 

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

In dit artikel regelt het college een aantal zaken die te maken hebben met alle voorzieningen die in deze verordening staan. Dit artikel geldt ook voor re-integratievoorzieningen die niet uitdrukkelijk in deze verordening staan. Het gaat hier om:

  • -

    De gemeente zet alleen re-integratie-instrumenten in, als iemand zonder deze instrumenten geen algemeen geaccepteerde arbeid kan vinden. Zij ziet instrumenten zoals vrijwilligerswerk, schuldhulpverlening, sociaal-medische advisering, kinderopvang, individuele begeleiding door gemeentelijke consulenten en verzuimaanpak nadrukkelijk als re-integratievoorzieningen. Voor personen tot 27 jaar kan het college ook instrumenten inzetten voor een terugkeer naar school. Zij kan hier regels voor opstellen.

  • -

    Daarnaast zet het college alleen re-integratie-instrumenten in, als uit onderzoek blijkt dat iemand hiermee (uiteindelijk) aan het werk kan gaan of teruggaat naar school.

  • -

    In het vierde lid staat wanneer het college een voorziening kan stoppen. Hieronder valt ook het stopzetten van subsidies aan een werkgever of het opzeggen van een arbeidsovereenkomst met een detacheringsbaan. Als een detacheringsbaan wordt stopgezet, zijn de regels uit het arbeidsrecht van toepassing (rechtspositieregelingen). Hierbij houdt het college rekening met afspraken tussen werkgever en werknemer, bijvoorbeeld over een opzegtermijn.

     

Artikel 9 Gesubsidieerde arbeid

Het college kan subsidie geven aan een werkgever als algemeen geaccepteerde arbeid voor een belanghebbende (nog) niet mogelijk is. Dat kan bijvoorbeeld door een loonkostensubsidie te verstrekken (tweede lid). Ook kan het college iemand in dienst laten nemen. In het derde lid staat daarom dat er sprake kan zijn van een dienstverband. In het vierde lid staat dat de werknemer dan geplaatst wordt bij een onderneming (detacheren).

 

Artikel 10 Werken met behoud van uitkering

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid iemand met behoud van uitkering werkactiviteiten te laten doen, die erop gericht zijn (weer) aan het werk te gaan. Het doel hiervan is dat iemand daarmee zo veel mogelijk in een werkritme komt/blijft en zijn kans op terugkeer naar de arbeidsmarkt vergroot. Een belanghebbende is verplicht om te blijven solliciteren. Bovendien kan het college hem begeleiden of een opleiding laten volgen. Het college legt de afspraken voor werken met behoud van uitkering vast in een overeenkomst. Hierin staan onder meer het doel van de activiteiten, de manier waarop een belanghebbende wordt begeleid en de aansprakelijkheid.

 

Artikel 11 Loonkostensubsidie

Het college kan subsidie versrekken aan een werkgever, als die een arbeidsovereenkomst sluit met een werkzoekende. Dat kan het college doen op het moment dat de werkzoekende in dienst treedt en tijdelijk extra ondersteuning nodig heeft bij het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid.

 

Artikel 12 Premies

In artikel 31, tweede lid, onderdeel j van de WWB staat dat het college jaarlijks een activeringspremie aan een werkzoekende kan geven; een premie die extra stimuleert om werkactiviteiten te doen.

 

Artikel 13 Persoonsgebonden re-integratiebudget

Het college kan een persoonsgebonden re-integratiebudget (PRB) geven aan een belanghebbende. Met een PRB bepaalt iemand zelf hoe hij (weer) aan het werk gaat. De persoon krijgt hiermee dus meer eigen verantwoordelijkheid. Het college maakt wel regels oer het gebruik van een PRB.

 

Artikel 14 Voorzieningen voor jongeren

Het college mag personen tot 27 jaar niet ondersteunen met een onbeloonde additionele arbeidsplaats of via vrijlating van inkomsten. Dit staat in de artikelen 10a en 31, vijfde lid van de wet.

 

Artikel 15 Bevoegdheid college

In dit artikel staat dat het college besluit in alle gevallen die niet in deze verordening zijn geregeld. Ook kan het college bij uitzondering besluiten deze verordening niet toe te passen (artikel 18, eerste lid van de wet).

 

Artikel 16 Overgangsrecht Wiw- en I/D-regelgeving

De Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) en het Besluit instroom- een doorstroombanen (ID) bestaan niet meer. Werkgevers krijgen hieruit daarom ook geen subsidie meer. Het college ziet de oude dienstbetrekkingen nu als voorzieningen binnen de WWB. Hierdoor kan zij subsidie blijven verstrekken voor de betreffende werknemers.

 

Artikel 17 Ingangsdatum

Deze verordening gaat in op 1 juni 2012 en werkt terug tot 1 januari 2012. Dat betekent dat bijvoorbeeld bezwaarschriften die zijn ingediend voordat deze verordening inging, vallen onder de nieuwe verordening.

Belanghebbenden met een IOAW- of een IOAZ-uitkering vallen sinds 15 juli 2011 onder de gemeentelijke re-integratieverordening. De verplichting om een re-integratieovereenkomst te ondertekenen, was voor belanghebbenden nieuw. Deze verplichting geldt daarom niet voor IOAW’ers en IOAZ’ers die voor 15 juli 2011 een uitkering ontvingen en daar nog steeds recht op hebben (tweede lid). Personen die na deze datum een IOAW- of IOAZ-uitkering krijgen toegekend, zijn wel verplicht een re-integratieovereenkomst te ondertekenen.

 

Artikel 18 en artikel 19 Citeertitel en bestaande verordeningen intrekken

Deze artikelen spreken voor zich.