Organisatie | Delft |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 |
Citeertitel | Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 24-05-2012 30 mei 2012 Stadskrant | Onbekend |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De raad van de gemeente Delft;
houdt rekening met de artikelen 6, 7, 8, 10 en 10a van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), artikel 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), artikel 3 Wet participatiebudget en artikel 149 van de Gemeentewet;
Op basis hiervan besluit de raad:
1.Deze verordening verstaat onder:
met een niet-uitkeringsgerechtigde wordt gelijkgesteld de persoon die arbeid verricht die volledig in de kosten van het bestaan voorziet, maar waarvoor een vorm van subsidie aan de werkgever wordt verleend, van toepassing is artikel 10, tweede lid van de wet;
dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek of aanstelling als ambtenaar zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Ambtenarenwet, uitgezonderd arbeidsovereenkomsten waarvan de bedongen arbeid wordt gesubsidieerd op grond van de wet en arbeidsovereenkomsten gebaseerd op de Wet sociale werkvoorziening;
Hoofdstuk 2 Beleid en financiën
Artikel 2 Opdracht aan het college
1.Het college ondersteun de doelgroep en biedt een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling of, als dat doel niet of nog niet bereikbaar is, sociale activering.
Artikel 40, lid 1 van de wet en artikel 11 van de IOAW/IOAZ is hierop ook van toepassing.
2.Bij het aanbieden van een voorziening maakt het college een afweging, waarbij het beoordeelt of de voorziening het doelmatigst is met het oog op arbeidsinschakeling.
Hierbij houdt het college rekening met de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende.
De aanspraak op een voorziening is beperkt tot personen die woonplaats hebben in de gemeente Delft. Wijzigt de woonplaats van de rechthebbende na aanvang van een voorziening, dan is het college bevoegd te bepalen of de voorziening toch kan worden voortgezet. Van toepassing is artikel 40, eerste lid van de wet en artikel 11 van de IOAW/IOAZ.
Artikel 4 Uitbreiding doelgroep
In afwijking van artikel 3, eerste lid kan het college ondersteuning en een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling aanbieden aan personen zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet participatiebudget als het college de inzet daarvan noodzakelijk acht. Besluit het college daartoe, dan is artikel 5, tweede lid van toepassing.
De persoon die ondersteuning krijgt bij arbeidsinschakeling en deelneemt aan een voorziening, is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de IOAW, de IOAZ, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening en aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.
Het college kan bepalen dat een persoon die geen uitkeringsgerechtigde is, een eigen bijdrage moet betalen voor de ondersteuning en voorziening die hij ontvangt. Het college stelt de wijze waarop vast, de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder het deze eigen bijdrage oplegt.
Artikel 16 Overgangsrecht Wiw- en I/D-regelgeving
Met het ingaan van deze verordening gelden de dienstbetrekkingen die zijn bedoeld in artikel 4 van de Wet inschakeling werkzoekenden, en arbeidsovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid van die wet, en de dienstbetrekkingen zoals bedoeld in artikel 6 van het Besluit instroom- en doorstroombanen, als voorzieningen in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet.
TOELICHTING RE-INTEGRATIEVERORDENING
De raad moet regels vaststellen oer hoe hij belanghebbenden ondersteunt om (weer) aan het werk of terug naar school te gaan. Dit staat in artikel 8, eerste lid, onderdeel a van de WWB en in artikel 36, eerste lid, onderdeel a van de IOAW/IOAZ. In deze re-integratieverordening legt de raad deze regels vast.
In de aanhef staat een duidelijke verwijzing naar de EU-verordening over staatssteun. De raad moet zich houden aan de Europese regels, als zij een bedrijf financieel steunt op basis van deze re-integratieverordening. De Europese regels staan in de WU-verordening over staatssteun.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze re-integratieverordening is voor iedereen die op basis van wetgeving gebruikmaakt van ondersteuning om (weer) aan het werk of terug naar school te gaan. De groep bestaat onder meer uit uitkeringsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden en Anwérs (de doelgroep). Om dit te verduidelijken, worden in artikel 1, eerste lid, verschillende groepen omschreven die in deze verordening voorkomen. Het kan per artikel verschillen voor wie een bepaalde regel geld.
Met de term algemeen geaccepteerde arbeid bedoelt de raad werk dat in de maatschappij algemeen is geaccepteerd. Hieronder vallen bijvoorbeeld niet prostitutie of criminele activiteiten. Ook werk dat gewetensbezwaren kan oproepen, valt niet onder algemeen geaccepteerde arbeid.
De andere termen in artikel 1 spreken voor zich.
Artikel 2 Opdracht aan het college
Het college is verantwoordelijk voor het geven van re-integratieondersteuning gericht op arbeidsinschakeling. Dit is alle hulp die het college een persoon kan bieden om (weer) aan het werk te komen. Voor iemand die jonger is dan 27 jaar, kan dat ook hulp zijn om terug naar school te gaan. Het gaat dan om onderwijs dat door het Rijk wordt gefinancierd. Deze ondersteuning legt het college vast in een traject: een route om (weer) aan het werk of terug naar school te gaan. Het college is uiteindelijk verantwoordelijk voor de inhoud van het traject.
Belanghebbenden hebben recht op re-integratieondersteuning, maar het college bepaalt op welke manier en met welke middelen zij die ondersteuning geeft. Het college moet ervoor zorgen dat er middelen zijn om (weer) aan het werk of terug naar school te gaan (re-integratie-instrumenten). Daarbij moet het college rekening houden met het beschikbare budget en met factoren zoals hoe de economie ervoor staat en of er veel of weinig werk is.
Het college zet re-integratie-instrumenten alleen in als iemand zonder die inzet geen algemeen geaccepteerd werk kan vinden of terug kan naar school. Ook moet uit onderzoek blijken dat diegene hiermee (uiteindelijk) aan het werk kan gaan of teruggaat naar school. Re-integratie moet de kortste weg zijn naar werk of school. Dat betekent: de minste tijd kosten om (weer) te gaan werken of terug te gaan naar school. Ook de inspanningen die het college levert om dat doel te bereiken, behoren daartoe.
Is werken (nog) geen mogelijkheid? Dan kan het college als doel ‘zelfstandige maatschappelijke participatie’ hebben. Dat wil zeggen: het streven om zo veel mogelijk zelfstandig mee te kunnen doen in e maatschappij. Ook hiervoor geldt dat het college een re-integratie-instrument alleen inzet, als zij verwacht dat het effect heeft.
Het college is er verantwoordelijk voor dat beschikvare re-integratie-instrumenten zo goed en effectief mogelijk worden gebruikt.
In artikel 10, derde lid van de WWB staat dat de aanspraak op voorzieningen (re-integratie-instrumenten) alleen geldt voor inwoners van Delft (artikel 40, eerste lid van de wet).
Het college moet voorzieningen aanbieden om (weer) aan het werk of terug naar school te gaan. Dit is haar verantwoordelijkheid. Bovendien staat er in de wet dat belanghebbenden aanspraak kunnen maken op re-integratieondersteuning van het college. Belanghebbenden mogen dus gebruikmaken van de re-integratieondersteuning die het college aanbiedt. Dat stimuleert de eigen verantwoordelijkheid.
Personen tot 27 jaar die zich hebben gemeld voor een bijstandsuitkering, kunnen pas vier weken na die melding aanspraak maken op re-integratieondersteuning van het college.
Het college beoordeelt het verzoek van iemand om gebruik te maken van re-integratieondersteuning en beoordeelt ook welk instrument zij daarbij inzet. Het college houdt daarbij zo veel mogelijk rekening met de wensen van de persoon:
het uiteindelijke aanbod van het college moet passen binnen de regels van deze re-integratieverordening. Daarbij moet het college er ook rekening mee houden of er voldoende budget voor is. Of dat een belanghebbende aanspraak heeft op een andere regeling (voorliggende voorziening) om zijn re-integratie te financieren, bijvoorbeeld studiefinanciering.
Het college verdeelt de beschikbare financiën over de instrumenten die zij kan inzetten. Zij maakt hier jaarlijks een begroting voor, waarin zij de beschikbare gelden verdeelt over de verschillende re-integratie-instrumenten. Is er niet voldoende geld beschikbaar voor het gevraagde re-integratie-instrument? Dan is dat geen reden om een aanvraag af te wijzen. Het kan wel een reden zijn om een specifieke voorziening af te wijzen. Het college moet dan kijken naar alternatieven.
In artikel 40 WWB staat dat iemand recht op bijstand heeft in de gemeente waar jij woont. Dit geldt ook voor de re-integratievoorzieningen. Als iemand verhuis, is het niet altijd logisch om het traject te beëindigen. Als miemand verhuist naar een (rand)gemeente, kan het college van de algemene regel afwijken en de voorziening laten doorgaan. De uitkeringsgerechtigde kan dan zijn re-integratietraject afmaken. Het college kan hier regels voor opstellen.
Artikel 4 Uitbreiding van de doelgroep
Met dit artikel kan het college de doelgroep uitbreiden tot iedere Nederlander, of een aan Nederlander gelijkgestelde, van 18 jaar of ouder die in Nederland woont. Dat betekent dat ook inwoners van Nederland die buiten Delft wonen tot de doelgroep van deze verordening kunnen horen. Hiervoor moet het college eerst een apart besluit nemen.
De leeftijdsgrens van 18 jaar kent twee uitzonderingen. De doelgroep van deze verordening kan ook uitgebreid worden met:
Om gebruik te maken van re-integratievoorzieningen, is er een aantal verplichtingen
Uitkeringsgerechtigden hebben al verplichtingen die aan de uitkering zijn verbonden. Die zijn te lezen in de wet, deze verordening en de beschikking die zij ontvangen. Zo moet een jongere tot 27 jaar meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak. Ook moet een belanghebbende op tijd een re-integratieovereenkomst tekenen met het college of een aangewezen partner, bijvoorbeeld een re-integratiebedrijf. Een re-integratieovereenkomst kan ook een trajectplan, een vrijwilligersovereenkomst of een afsprakenformulier zijn.
Als een uitkeringsgerechtigde zich niet aan de verplichtingen houdt, kan het college een maatregel opleggen via de Maatregelenverordening. Hierin staat wanneer een uitkeringsgerechtigde die zich niet aan de verplichtingen houdt, ‘een maatregel’ krijgt opgelegd van het college. Vaak wordt met zo’n maatregel de uitkering verlaagd met een bepaald percentage en voor een bepaalde tijd.
Voor personen uit de doelgroep die geen uitkering ontvangen, moet het college ook voorwaarden opstellen. Komt iemand deze voorwaarden niet na? Dan kan het college de gevraagde ondersteuning weigeren of het re-integratietraject afbreken. Bovendien kan zij de gemaakte kosten in rekening brengen bij de betreffende persoon. Dat kan als (mede) door de schuld van deze persoon het traject niet is afgerond.
Het college kan een belanghebbende om individuele redenen tijdelijk ontheffen van een of meer verplichtingen in artikel 5, eerste en tweede lid van deze verordening.
Een belanghebbende heeft ook rechten. Hij kan bezwaar maken of in beroep gaan tegen een beslissing van het college. Dit staat in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en is na te lezen in de beschikking die een belanghebbende hierover van het college ontvangt.
Aan personen uit de doelgroep die geen uitkering ontvangen, kan het college een eigen bijdrage vragen voor het re-integreren. Dit om te stimuleren dat zij het re-integratietraject afronden. Het college kan haar eigen bijdragemethode uitwerken, als daar behoefte aan is. Soms vindt het college zo’n bijdrage onredelijk, omdat het inkomen te laag is. Zij kan de voorziening dan zonder eigen bijdrage verstrekken.
De raad stelt minimaal een keer per vier jaar richtlijnen vast voor re-integratie van de doelgroep. Daarmee kan zij beschrijven welke doelen zij nastreeft en welke voorzieningen zij kan inzetten voor welke groepen. Dit is inclusief de financiële gevolgen daarvan en het aantal instrumenten.
Met de richtlijnen kan de raad de ontwikkelingen rondom re-integratie volgen en controleren. Hij bekijkt onder meer of er in het beleid een goede balans is, bijvoorbeeld in aandacht, voorzieningen en financiën voor de verschillende groepen. De raad bekijkt daarnaast of er in de richtlijnen goede keuzes zijn gemaakt voor belanghebbenden die werk en zorg moeten combineren.
Door het college verantwoording af te laten leggen over de resultaten van het beleid dat is uitgevoerd, ziet de raad wat de effecten ervan zijn. De raad kan het beleidskader – waar nodig – bijstellen.
Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen
In dit artikel regelt het college een aantal zaken die te maken hebben met alle voorzieningen die in deze verordening staan. Dit artikel geldt ook voor re-integratievoorzieningen die niet uitdrukkelijk in deze verordening staan. Het gaat hier om:
De gemeente zet alleen re-integratie-instrumenten in, als iemand zonder deze instrumenten geen algemeen geaccepteerde arbeid kan vinden. Zij ziet instrumenten zoals vrijwilligerswerk, schuldhulpverlening, sociaal-medische advisering, kinderopvang, individuele begeleiding door gemeentelijke consulenten en verzuimaanpak nadrukkelijk als re-integratievoorzieningen. Voor personen tot 27 jaar kan het college ook instrumenten inzetten voor een terugkeer naar school. Zij kan hier regels voor opstellen.
In het vierde lid staat wanneer het college een voorziening kan stoppen. Hieronder valt ook het stopzetten van subsidies aan een werkgever of het opzeggen van een arbeidsovereenkomst met een detacheringsbaan. Als een detacheringsbaan wordt stopgezet, zijn de regels uit het arbeidsrecht van toepassing (rechtspositieregelingen). Hierbij houdt het college rekening met afspraken tussen werkgever en werknemer, bijvoorbeeld over een opzegtermijn.
Artikel 9 Gesubsidieerde arbeid
Het college kan subsidie geven aan een werkgever als algemeen geaccepteerde arbeid voor een belanghebbende (nog) niet mogelijk is. Dat kan bijvoorbeeld door een loonkostensubsidie te verstrekken (tweede lid). Ook kan het college iemand in dienst laten nemen. In het derde lid staat daarom dat er sprake kan zijn van een dienstverband. In het vierde lid staat dat de werknemer dan geplaatst wordt bij een onderneming (detacheren).
Artikel 10 Werken met behoud van uitkering
Dit artikel geeft het college de mogelijkheid iemand met behoud van uitkering werkactiviteiten te laten doen, die erop gericht zijn (weer) aan het werk te gaan. Het doel hiervan is dat iemand daarmee zo veel mogelijk in een werkritme komt/blijft en zijn kans op terugkeer naar de arbeidsmarkt vergroot. Een belanghebbende is verplicht om te blijven solliciteren. Bovendien kan het college hem begeleiden of een opleiding laten volgen. Het college legt de afspraken voor werken met behoud van uitkering vast in een overeenkomst. Hierin staan onder meer het doel van de activiteiten, de manier waarop een belanghebbende wordt begeleid en de aansprakelijkheid.
Het college kan subsidie versrekken aan een werkgever, als die een arbeidsovereenkomst sluit met een werkzoekende. Dat kan het college doen op het moment dat de werkzoekende in dienst treedt en tijdelijk extra ondersteuning nodig heeft bij het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid.
In artikel 31, tweede lid, onderdeel j van de WWB staat dat het college jaarlijks een activeringspremie aan een werkzoekende kan geven; een premie die extra stimuleert om werkactiviteiten te doen.
Artikel 13 Persoonsgebonden re-integratiebudget
Het college kan een persoonsgebonden re-integratiebudget (PRB) geven aan een belanghebbende. Met een PRB bepaalt iemand zelf hoe hij (weer) aan het werk gaat. De persoon krijgt hiermee dus meer eigen verantwoordelijkheid. Het college maakt wel regels oer het gebruik van een PRB.
Artikel 14 Voorzieningen voor jongeren
Het college mag personen tot 27 jaar niet ondersteunen met een onbeloonde additionele arbeidsplaats of via vrijlating van inkomsten. Dit staat in de artikelen 10a en 31, vijfde lid van de wet.
Artikel 15 Bevoegdheid college
In dit artikel staat dat het college besluit in alle gevallen die niet in deze verordening zijn geregeld. Ook kan het college bij uitzondering besluiten deze verordening niet toe te passen (artikel 18, eerste lid van de wet).
Artikel 16 Overgangsrecht Wiw- en I/D-regelgeving
De Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) en het Besluit instroom- een doorstroombanen (ID) bestaan niet meer. Werkgevers krijgen hieruit daarom ook geen subsidie meer. Het college ziet de oude dienstbetrekkingen nu als voorzieningen binnen de WWB. Hierdoor kan zij subsidie blijven verstrekken voor de betreffende werknemers.
Deze verordening gaat in op 1 juni 2012 en werkt terug tot 1 januari 2012. Dat betekent dat bijvoorbeeld bezwaarschriften die zijn ingediend voordat deze verordening inging, vallen onder de nieuwe verordening.
Belanghebbenden met een IOAW- of een IOAZ-uitkering vallen sinds 15 juli 2011 onder de gemeentelijke re-integratieverordening. De verplichting om een re-integratieovereenkomst te ondertekenen, was voor belanghebbenden nieuw. Deze verplichting geldt daarom niet voor IOAW’ers en IOAZ’ers die voor 15 juli 2011 een uitkering ontvingen en daar nog steeds recht op hebben (tweede lid). Personen die na deze datum een IOAW- of IOAZ-uitkering krijgen toegekend, zijn wel verplicht een re-integratieovereenkomst te ondertekenen.
Artikel 18 en artikel 19 Citeertitel en bestaande verordeningen intrekken