Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de rekenkamercommissie 2003 |
Citeertitel | Verordening op de rekenkamercommissie 2003 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Vervangt de verordening op de rekenkamercommissie Arnhem van 02 november 1998.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-12-2003 | 01-04-2011 | nieuwe regeling | 17-11-2003 | Rekenkamercommissie16-10-2003, nr FD/AMB/2003/1 |
De rekenkamercommissie heeft tot taak het onderzoeken van en het adviseren aan de raad over de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde beleid en beheer.
Ten aanzien van de externe leden is artikel 81g Gemeentewet (aflegging eed/verklaring of belofte) van overeenkomstige toepassing
Het lidmaatschap van de rekenkamercommissie vervalt, behalve door het gestelde in artikel 3, lid 2 van deze verordening voorts door:
De gemeenteraad kan de rekenkamercommissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamercommissie bericht de gemeenteraad binnen een maand in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de rekenkamercommissie niet aan het verzoek van de gemeenteraad voldoet, motiveert zij dat naar behoren.
De rekenkamercommissie is bevoegd, indien en voor zover de gemeente uit andere hoofde over deze bevoegdheid beschikt, ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode onderzoek te doen instellen bij:
andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middelijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste 50% van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.
De rekenkamercommissie is bevoegd mondeling of schriftelijk informatie in te winnen bij de onder lid a, b, en c genoemde organisaties. Bij het uitoefenen van haar taak kan de rekenkamercommissie gebruik maken van de resultaten van door anderen verrichte controles, onverminderd haar bevoegdheid tot eigen onderzoek.
De rekenkamercommissie stelt betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die ten minste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het conceptonderzoeksrapport aan de rekenkamercommissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen waarvan de taakuitoefening (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De rekenkamercommissie bepaalt verder wie nog meer als betrokkenen worden aangemerkt.
Na vaststelling door de rekenkamercommissie worden het onderzoeksrapport en de nota van conclusies en aanbevelingen en de zienswijze van betrokkenen op het rapport zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college van burgemeester en wethouders en betrokkenen aan de raad aangeboden.
Wanneer de gemeente niet kiest voor een rekenkamer conform de regelgeving in artikel 81, lid a-k, stelt zij op grond van artikel 81o van de wet regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie. De wet spreekt van een rekenkamerfunctie. In deze verordening is gekozen voor een rekenkamercommissie met raadsleden, raadscommissieleden-raadsleden en externen. Uit oogpunt van flexibiliteit en continuïteit is gekozen voor een ondergrens en een bovengrens aan het aantal commissieleden.
Voor wat betreft de begrippen doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid wordt in deze verordening aangesloten bij de volgende begripsomschrijvingen.
Doelmatigheid: het realiseren van een bepaalde output met zo min mogelijk inzet van (geld)middelen, of met zo min mogelijk (geld)middelen zo veel mogelijk output. Doelmatigheid heeft betrekking op de uitvoering van beleid. Overigens ongeacht of het beleid door de gemeente zelf wordt uitgevoerdof dat het is uitbesteed.
Doeltreffendheid: het al dan niet behalen van de beoogde effecten van beleid. Hierbij gaat het erom of de goede activiteiten zijn gekozen om bepaalde doelen te halen.
Rechtmatigheid: het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat hierbij om zowel de regelgeving van het rijk als de regelgeving van de gemeente zelf. In het bijzonder betreft het hier de wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van gemeentelijke baten en lasten.
De raad benoemt de leden van de rekenkamercommissie voor de duur van de zittingsperiode van de raad. De rekenkamercommissie kiest zelf een voorzitter uit zijn midden.
De verplichting deze eed of verklaring en belofte af te leggen vloeit voor de rekenkamer rechtstreeks voort uit artikel 81g van de Gemeentewet. In deze verordening wordt deze bepaling van overeenkomstige toepassing verklaard op de externe leden van de rekenkamercommissie.
Dit artikel handelt over het ontslag van de leden van de rekenkamercommissie.
In dit artikel wordt de vergoeding geregeld die externe leden en raadscommissieleden-raadsleden ontvangen voor hun werkzaamheden in het kader van de rekenkameractiviteiten. De hoogte van de vergoeding wordt door de raad vastgesteld, nadat de rekenkamercommissie ter zake is gehoord.
Het budget van de rekenkamercommissie wordt via de begrotingsvaststelling aan de rekenkamercommissie beschikbaar gesteld. De rekenkamercommissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Ten laste van het budget worden de in het tweede lid genoemde kosten gebracht. De rekenkamercommissie verantwoordt zijn uitgaven rechtstreeks aan de gemeenteraad.
De rekenkamercommissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een ambtelijke secretaris. Deze ambtelijke secretaris wordt door de raad aangewezen en heeft een rechtstreekse verantwoordingsrelatie ten opzichte van de rekenkamercommissie. De voorzitter van de rekenkamercommissie is verantwoordelijk voor de invulling van deze inhoudelijke verantwoordingsrelatie. De formeelorganisatorische positie van de ambtelijke secretaris is in de griffie. Onverminderd de aanwijzing van de ambtelijke secretaris door de raad, is de griffier bevoegd tot het nemen van individuele besluiten, die op grond van hoofdstuk 28 van de Arbeidsvoorwaarden gemeente Arnhem (Mandaatregeling individuele aangelegenheden), zijn gemandateerd aan de directeuren, de gemeentesecretaris en het directieteam. De bevoegdheden, die in voornoemd hoofdstuk 28 bij het College van Burgemeester en Wethouders zijn gelegd, worden uitgeoefend door de raad. In afwijking van de Arbeidsvoorwaarden gemeente Arnhem voert de voorzitter van de rekenkamercommissie de functionerings- en beoordelingsgesprekken met de ambtelijke secretaris, onverminderd de vaststelling van de beoordeling door de griffier.
De rekenkamercommissie dient onafhankelijk te zijn en om deze onafhankelijkheid te bevorderen is het van belang dat zij zelfstandig de onderzoeksonderwerpen kan kiezen. Wel nodigt zij jaarlijks de gemeenteraad en de burgers van de gemeente Arnhem uit om met onderzoekssuggesties te komen. De rekenkamercommissie kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen, maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid, van de Gemeentewet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemdwordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamercommissie niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.
De vergadering van de rekenkamercommissie zijn in beginsel besloten. De rekenkamercommissie heeft op grond van artikel 185 lid 3Gemeentewet de verplichting elk jaar vóór 1 april een verslag uit te brengen over haar werkzaamheden in het afgelopen jaar.
Om te waarborgen dat de rekenkamercommissie bij de uitvoering van haar onderzoeken over voldoende en relevante gegevens kan beschikken is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen van alle leden van het gemeentebestuur en van alle ambtenaren.
De rekenkamercommissie is niet rechtstreeks bevoegd om bij derden onderzoek te doen in geval van een aanmerkelijk –financieel – belang van de gemeente bij deze derde. Alleen wanneer de onderzoeksmogelijkheid een gemeentelijke bevoegdheid is vanuit “uit andere hoofde” (opgenomen in WGR-regeling, of in statuten of in de subsidievoorwaarden) bestaat een basis voor het afdwingen van medewerking door de desbetreffende derde.
Het college van burgemeester en wethouders en de accountant verstrekken de rekenkamercommissie relevante informatie over de planning en de resultaten van onder hun verantwoordelijkheid uitgevoerde rechtmatigheids- , doelmatigheid- , doeltreffendheidsonderzoeken, controleprogramma’s.
Uit oogpunt van zorgvuldigheid is in deze verordening de regeling rondom het wederhoor op het conceptonderzoeksrapport door betrokkenen opgenomen.