Organisatie | Noord-Beveland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ gemeente Noord-Beveland |
Citeertitel | Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ gemeente Noord-Beveland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2011 | 01-05-2013 | Intrekking | 28-03-2013 Noord-Bevelands Advertentie en Informatieblad, 2013, 15 | 20130328/7 | |
01-10-2011 | Nieuwe regeling | 29-09-2011 Noord-Bevelands Advertentie en Informatieblad, 2012, 29 | 20110929/8 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Staatsblad 2010, 838);
b. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Staatsblad 2010, 838);
c. IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;
d. Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;
e. Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde of zesde lid, IOAW en de netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid IOAZ;
f. Maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;
g. Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;
h. Benadelingbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;
i. Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;
j. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland.
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting -anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdelen a en c IOAW/IOAZ- schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.
Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd, het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Artikel 5 De zienswijze van belanghebbende
De in lid 1 gestelde mogelijkheid kan achterwege worden gelaten indien:
a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;
b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;
c. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of een door haar ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van IOAW/IOAZ;
d. het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid;
e. de maatregel wordt toegepast wegens zeer ernstige misdragingen zoals bedoeld in artikel 16.
Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of
b. de gedraging meer dan één jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvak
Tenzij in de verordening anders is bepaald, wordt de maatregel opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.
Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 9 Indeling in categorieën
Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdelen a en c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of diens rechtsopvolger of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.
a. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
b. gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;
c. het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering.
het in ernstige mate verwijtbaar handelen ten aanzien van het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid; daaronder wordt in ieder geval verstaan:
het weigeren mee te werken aan of gebruik te maken van “deelname aan de voorziening het Nijverheidscentrum” of elk ander, thans of in de toekomst onder een andere naam door het college aangeboden traject, gericht op arbeidsinschakeling.
het verwijtbaar frustreren van een ingezet re-integratietraject (waaraan een ondertekende trajectovereenkomst ten grondslag ligt), dan wel verwijtbare gedragingen die leiden tot beëindiging van dat traject.
Artikel 10 De hoogte van de maatregel
Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel behorend bij de in artikel 9 vermelde
- eerste keer: 0% van de uitkeringsnorm en waarschuwing;
- bij 1e recidive: 10% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand;
- bij herhaalde recidive: verhoging van het eerder opgelegde percentage met 10% van de uitkeringsnorm;
- eerste keer: 20% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand;
- bij 1e recidive: 40% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand;
- bij herhaalde recidive: verhoging van het eerder opgelegde percentage met 20% van de uitkeringsnorm;
- eerste keer: 100% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand;
- bij 1e recidive: 100% van de uitkeringsnorm gedurende 2 maanden;
- bij herhaalde recidive wordt een individueel besluit genomen met als uitgangspunt het opleggen van een maatregel van 100% van de uitkeringsnorm gedurende minimaal 3 maanden;
- recidiveperiode: 36 maanden.
- eerste keer : 100% van de uitkeringsnorm gedurende 3 maanden;
- bij recidive wordt een individueel besluit genomen met als uitgangspunt het opleggen van een maatregel van 100% van de uitkeringsnorm gedurende minimaal 3 maanden;
Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden
Artikel 11 Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid
Onverminderd artikel 4 legt het college, met in achtneming van artikel 20, vierde lid IOAW/IOAZ,voor onbepaalde duur een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:
a. aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel
b. de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.
Hoofdstuk 4 Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 13 Te laat verstrekken van gegevens
Onverminderd artikel 2, derde lid, legt het college een maatregel op, indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 IOAW/IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken.
Artikel 14 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering
Onverminderd artikel 2, derde lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:
a. bij een benadelingsbedrag tot € 1000,-: 10% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;
b. bij een benadelingsbedrag van € 1000,- tot € 2000,-: 20% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;
c. bij een benadelingsbedrag van € 2000,- tot € 4000,-: 40% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;
d. bij een benadelingsbedrag van € 4000,- of meer: 50% van de uitkeringsnorm gedurende een maand.
Hoofdstuk 5 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 16 Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAWIOAZ, wordt, onverminderd artikel 2, derde lid, een maatregel opgelegd van 20% procent van de uitkeringsnorm gedurende één maand.