Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hulst

Beleidsplan schuldhulpverlening Zeeuws-Vlaanderen 1 juli 2012 - 1 juli 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHulst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsplan schuldhulpverlening Zeeuws-Vlaanderen 1 juli 2012 - 1 juli 2016
CiteertitelBeleidsplan schuldhulpverlening Zeeuws-Vlaanderen 1 juli 2012 - 1 juli 2016
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSociale Zaken en Werkgelegenheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vastgesteld door burgemeester en wethouders, 29-05-2012

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, art. 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-07-201201-07-2012Nieuwe regeling

28-06-2012

Zeeuwsch Vlaams Advertentieblad, 04-07-2012

Rb2012/33

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsplan schuldhulpverlening Zeeuws-Vlaanderen 1 juli 2012 - 1 juli 2016

De raad van de gemeente Hulst;

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 mei 2012;

 

Gezien het advies van de commissie Samenleving van 13 juni 2012;

 

 

B E S L U I T :      

 

Vast te stellen het Beleidsplan schuldhulpverlening Zeeuws-Vlaanderen 1 juli 2012 – 1 juli 2016, onder bepaling dat het beleidsplan tegelijk met de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in werking zal treden, zijnde per 1 juli 2012.

Beleidsplan schuldhulpverlening Zeeuws-Vlaanderen 1 juli 2012 - 1 juli 2016

Hoofdstuk 1: Aanleiding en kader

1. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Om de effectiviteit en de kwaliteit van de schuldhulpverlening een impuls te geven is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ontwikkeld en vastgesteld. De wet is kaderstellend en bepaalt dat schuldhulpverlening een wettelijke taak is van gemeenten. Gemeenten zorgen voor vaststelling en uitvoering van lokaal beleid. We zijn als gemeenten regisseur van het beleid en bepalen, in overleg met ketenpartners, wie welke rol heeft in de uitvoering en wie de regie op de schuldenaar heeft.

Vanaf 2012 zijn de tijdelijke middelen die het Rijk, de drie voorgaande jaren, beschikbaar heeft gesteld voor schuldhulpverlening weggevallen. Deze extra middelen konden ingezet worden voor bekostiging van de opvang van de extra toeloop, de brede toegankelijkheid en het aanpakken van wachtlijsten en doorlooptijden. In verband met meer selectieve en gerichte schuldhulpverlening vindt er een structurele uitname uit het gemeentefonds plaats van landelijk 20 miljoen euro. Ook op andere beleidsterreinen, die soms meer en soms minder samenhangen met schuldhulpverlening, wordt sterk bezuinigd op budgetten. Het is nu dan ook nog meer dan voorheen van groot belang, om vanuit een integrale benadering te kijken hoe met minder middelen, toch gerealiseerd kan worden wat wettelijk vereist is volgens de wetgeving en wat we als gemeenten voor schuldenaren een gewenst of acceptabel niveau van dienstverlening vinden.

De wet schrijft ons voor om tenminste iedere vier jaar een plan op te stellen, waarin de visie op schuldhulpverlening, doelgroepen en resultaten zijn vastgesteld. Hierin moet nadrukkelijk aandacht zijn voor preventie, nazorg en het integrale karakter van de hulpverlening.

Dit plan ligt nu voor u! In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de wettelijke kaders, de huidige situatie en waarom schuldhulpverlening loont. Hoofdstuk 2 gaat in op de Zeeuws-Vlaamse visie. De uitvoering, waaronder de fasering, preventie, kwaliteit en de juridische context wordt in hoofdstuk 3 besproken. De beleidsregels Schuldhulpverlening zijn in hoofdstuk 4 opgenomen.

2. Huidige situatie Zeeuws-Vlaanderen

De schuldhulpverlening wordt voor alle gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen uitgevoerd door het Bureau Schuldhulpverlening en Budgetbeheer (BSB), onderdeel van stichting Maatschappelijk Werk Zeeuws-Vlaanderen (MW). Inwoners van de gemeenten Terneuzen, Sluis en Hulst met schulden kunnen zich melden op de spreekuren van de afdeling Algemeen Maatschappelijk Werk, eveneens onderdeel van Maatschappelijk Werk Zeeuws-Vlaanderen. Daar wordt bepaald of doorverwijzing naar BSB plaatsvindt. BSB behandelt niet alleen de schuldenproblematiek, maar werkt ook (integraal) aan de overige problemen die gerelateerd zijn aan de schuldenproblematiek. Er wordt samengewerkt met de Kredietbank West-Brabant als het gaat om schuldbemiddeling en verzoekschriften WSNP. BSB werkt niet outreachend, maar verzorgt wel activiteiten op preventief gebied zoals o.a. schuldvoorlichting op scholen en cursussen grip op de knip (samen met de afdeling Algemeen Maatschappelijk Werk). Daarnaast draagt het Algemeen Maatschappelijk Werk ook bij aan deze preventietaken d.m.v. individuele budgetbegeleiding en andere vormen van financiële ondersteuning. Er is gemiddeld driemaal per jaar overleg tussen de gemeenten en BSB.

3. Waarom schuldhulpverlening loont!

Vaak stellen we ons de vraag wat het rendement is van schuldhulpverlening (SHV). In 2011 is hiertoe een onderzoek uitgevoerd, dat concreet aantoont dat schuldhulpverlening zeer loont. Graag delen wij een gedeelte van de column van onderzoekster Nadja Jungman met u, waarin kort op de onderzoeksresultaten wordt ingegaan:

“Het gevoel was er al tijden: met de inzet van schuldhulpverlening voorkomen we kosten op andere plekken. Bij de toelichting op dit gevoel volgde doorgaans de bekende opsomming van de huisuitzetting, de inzet van maatschappelijk werk of andere hulpverlening en de kosten van de maatschappelijke opvang. Maar hoe zit het nou echt? Op welke plekken voorkomen we kosten door schuldhulpverlening in te zetten? En om welke bedragen gaat het? Dankzij onderzoek dat ik met Regioplan uitvoerde, hebben we eindelijk een beeld: schuldhulpverlening loont! De baten zijn gemiddeld twee keer zo hoog als de kosten en slaan vooral neer bij de verstrekking van WWB- en WW-uitkeringen en op het terrein van het wonen.

Om na te gaan of het gevoel dat schuldhulpverlening loont ook echt klopt, heb ik met collega’s van de Hogeschool Utrecht en onderzoekers van Regioplan vijf afzonderlijke kosten-baten analyses uitgevoerd in zorgvuldig geselecteerde gemeenten. Door rekening te houden met een aantal belangrijke variabelen, hebben deze vijf gemeenten een brede zeggingskracht voor alle gemeenten. De onderzochte gemeenten gaven gemiddeld per 100.000 inwoners € 1,4 miljoen uit aan schuldhulpverlening. Hiermee werd een bedrag van € 3,2 miljoen bespaard op andere beleidsterreinen. In de afzonderlijke kosten-batenanalyses stond er tegenover elke euro die de gemeenten uitgaven aan schuldhulpverlening een bedrag aan voorkomen kosten dat varieerde van 1,70 tot 2,60 euro! We gaan er vanuit dat dit conservatieve schattingen zijn omdat zij alleen betrekking hebben op voorkomen kosten die we empirisch konden onderbouwen.

Onze conclusies zetten de bezuinigingen die wellicht bij veel gemeenten op de rol staan voor schuldhulpverlening in een bijzonder licht. Doordat er met schuldhulpverlening ook allerlei kosten worden voorkomen op andere plekken, is het zeker geen uitgemaakte zaak dat een bezuiniging ook leidt tot geringere uitgaven. In tegendeel zelfs. Voor gemeenten die de schuldhulpverlening goed georganiseerd hebben, waar er sprake is van efficiënte en effectieve ketensamenwerking en die serieus werk maken van preventie, geldt dat een bezuiniging juist geld kost in plaats van dat het geld oplevert.

De analyse dat er met de inzet van schuldhulpverlening vooral kosten worden voorkomen bij de verstrekking van uitkeringen en op het terrein van het wonen, leidt tot twee voor de hand liggende aanbevelingen aan gemeenten. In de eerste plaats lijkt het zinvol om de uitvoering van de WW, maar vooral de WWB, te verknopen met de uitvoering van de schuldhulpverlening. Door mensen met een WW of WWB-uitkering te verplichten om hun schuldenproblematiek aan te pakken, kan worden bijgedragen aan een snellere uitstroom uit de uitkering. Deels omdat opgeloste schulden een stimulans zijn voor mensen om (weer) aan het werk te gaan of meer te gaan werken. Maar ook omdat werkgevers niet zitten te wachten op medewerkers die veel werk met zich meebrengen vanwege beslagen op hun inkomen of waarbij sprake is van een verhoogd ziekteverzuim door psychosociale problematiek. Voor de meeste schuldenaren met een WWB of WW uitkering geldt dat de samenwerking tussen de schuldhulpverlening en de uitkerende instantie een stuk nauwer kan.

Als blijkt dat schuldenproblematiek leidt tot een gemiddeld langere uitkeringsduur (wat dit onderzoek uitwijst), dan ligt het voor de hand het gedrag van uitkeringsgerechtigden zo te beïnvloeden dat zij zowel actief en effectief naar werk zoeken als dat zij, al dan niet ondersteund, hun bestedingspatroon aanpassen en het aflossen van hun schulden tot hun eigen doel maken.

Overzicht kosten en baten schuldhulpverlening in euro’s per 100.000 inwoners o.b.v. het onderzoek:

 

Gemiddeld

Min

Max

Kosten

1.405.000

1.169.000

1.591.000

Baten

3.260.000

2.727.000

3.864.000

Bespaarde kosten WWB

1.442.000

1.133.000

1.886.000

Bespaarde kosten WW

586.000

434.000

664.000

Bespaarde kosten dakloosheid (zorg en

veiligheid)

509.000

279.000

913.000

Bespaarde kosten huisuitzettingen

396.000

215.000

811.000

Bespaarde kosten Maatschappelijke opvang

169.000

92.000

317.000

Bespaarde kosten afsluiten gas water licht

94.000

47.000

179.000

Bespaarde kosten maatschappelijk werk

31.000

18.000

47.000

Bespaarde kosten GGZ

24.000

15.000

39.000

Bespaarde kosten betalingsregelingen

woningcorporaties

9.000

5.000

12.000

Ter vergelijking: Zeeuws-Vlaanderen telt ongeveer 107.000 inwoners en de geraamde kosten voor schuldhulpverlening in 2011 bedragen ongeveer € 1.000.000,--.

Voor een uitgebreide weergave van het onderzoek wordt u verwezen naar het onderzoeksrapport: ‘Schuldhulpverlening loont! Een onderzoek naar de kosten en baten van schuldhulpverlening’ (Regioplan, Hogeschool Utrecht, juli 2011).

Hoofdstuk 2: Visie en doelstellingen

1. Visie op schuldhulpverlening

Steeds meer mensen hebben te maken met problematische schulden. Behoorden voorheen vooral personen met een laag inkomen of een uitkering tot de risicogroep die door schulden getroffen werd, nu wordt landelijk een verschuiving gesignaleerd naar hogere inkomensgroepen. Baanverlies in combinatie met onder andere (hoge) hypotheken zijn hier onder meer debet aan.Door de economische crisissen zijn de laatste jaren meer mensen in financiële problemen terecht gekomen en in de schulden geraakt. Daarnaast zien we ook een toename van jongeren met problematische schulden.

Niet alleen is er sprake van een toename van het aantal schuldenaren, er is ook sprake van een verandering in aard en omvang van de schulden. Schulden zijn de afgelopen jaren hoger geworden en het aantal schuldeisers per schuldenaar is gestegen. Ondanks dat we nu een zekere stabilisatie zien optreden spreken we nog steeds van zorgwekkende cijfers, temeer als we bedenken dat het voor mensen met financiële problemen moeilijker wordt maatschappelijk actief te zijn. In Nederland treft het bij mensen die in de financiële problemen zijn geraakt in meer dan 20% van de gevallen ouders met kinderen, wat ook de kans op sociale uitsluiting van hun kinderen vergroot.

Tot slot stellen we ook vast dat schuldhulpverlening de laatste jaren erg complex en arbeidsintensief is geworden als gevolg van een sterke toename van nieuwe juridische invorderingsmaatregelen en een verharding bij de schuldeisers.

Het geschetste landelijke beeld past grotendeels op de samenstelling van de doelgroep in Zeeuws-Vlaanderen. Het aantal hulpvragen is vanaf 2008 sterk gestegen. Vanaf 2011 treedt hierin enige stabilisatie op. De doelgroep bestaat in onze regio voornamelijk uit mensen met een uitkering en een laag inkomen. Net als in de rest van het land neemt de omvang en hoogte van de schulden toe. In onze regio heeft 39% van de schuldenaren kinderen. Verder is de groep jongeren met schulden stijgende. Het overgrote deel van de schuldenaren is jonger dan 55 jaar en autochtoon.

Slechts een deel van de problematiek is bij de schuldhulpverleningsorganisatie in zicht; veel mensen met schulden weten de weg naar schuldhulpverlening nog niet te vinden. Dit hoeft geen probleem te zijn omdat een deel van deze groep haar schulden zelf oplost en daar geen schuldhulpverlening voor nodig heeft. Van de mensen die wel een beroep doen op de schuldhulpverlening kunnen we afleiden dat een steeds groter deel kampt met meerdere problemen, zoals psychische of psychiatrische problemen, werkloosheid, relatiebreuk, verslaving of ziekte. Een groot gedeelte van de mensen dat zich meldt bij de gemeente voor ondersteuning op het gebied van schulden heeft contact met een andere vorm van hulpverlening.

Ons uitgangspunt bij het bieden van hulpverlening en inzet van gemeentelijke middelen is een activerende overheid die aanstuurt op meer zelforganiserend vermogen en de mogelijkheid om te participeren in de samenleving. De nadruk komt meer te liggen op de zelfredzaamheid van mensen. De verantwoordelijkheid om problemen op te lossen, moet blijven liggen bij degene die ze veroorzaakt. De schuldenaar blijft de probleemeigenaar. Rekeningen moeten worden betaald en schulden afgelost. Het is voor de lokale situatie en de schuldenaar zelf goed als hij in staat is zelfstandig zijn problemen het hoofd te bieden en een gedragsverandering te bewerkstelligen. Daar moeten we wel een kanttekening bij maken: er blijft altijd een groep mensen over die verdere ondersteuning nodig heeft. Afhankelijk van de competenties en vaardigheden van de schuldenaar dient hulp op maat geleverd te worden (maatwerk).

Dit leidt samengevat tot de volgende visie op schuldhulpverlening:

  • 1.

    Participeren in de samenleving staat voorop;

  • 2.

    Beheersbare schulden voor iedereen. Met beheersbare schulden wordt bedoeld dat er een balans bestaat in de inkomsten en uitgaven van de schuldenaar. Hierdoor ontstaat rust in de (financiële) situatie van de schuldenaar, waardoor men in staat wordt te participeren.

Waarbij het uitgangspunt is:

  • 3.

    Zelfredzaamheid en zelforganiserend vermogen van de schuldenaren;

  • 4.

    Alleen de doelgroep die ondersteuning nodig heeft komt voor schuldhulpverlening in aanmerking, waarbij deze hulp afgestemd moet zijn op de competenties en vaardigheden van de schuldenaar (maatwerk);

Waarbij we het volgende inzetten:

  • 5.

    Preventie: het voorkomen van maatschappelijke kosten, door meer activiteiten gericht op preventie;

  • 6.

    Een integrale aanpak bij uitvoering van schuldhulpverlening, ingebed in aanpalende beleidsterreinen en bij gesubsidieerde en contractpartners.

2. Uitwerking van de visie en doelstellingen

Doordat er bij schuldenproblematiek vaak samenhang is met psychosociale problematiek, zijn verschillende organisaties betrokken bij de schuldenaar. Samenwerking met betrokken partijen (o.a. organisaties zoals maatschappelijk werk, verslavingszorg, sociale werkvoorziening, maar ook andere organisaties zoals de Belastingdienst, woningcorporaties, zorgverzekeraars, werkgevers en niet te vergeten de schuldeisers) is dan ook noodzakelijk. Integrale samenwerking waarbij iedere organisatie, van werkgevers tot maatschappelijke partners tot aan de gemeente, doet waar hij goed in is, heeft directe invloed op de effectiviteit van de dienstverlening. Het gaat om het centraal stellen van de klantvraag, een juiste wisselwerking tussen collectiviteit en maatwerk, een adequate opvolging van partijen richting de schuldenaar en het bewerkstelligen van een gedragsverandering bij de schuldenaar. Dat kan terugdringing van recidive en schulden tot gevolg hebben. Op veel punten bestaat er al vergaande samenwerking, maar verbetering en intensivering van de samenwerking blijft een belangrijke doelstelling. Hierbij streven wij er naar dat alle organisaties hun werkzaamheden zodanig op elkaar kunnen afstemmen dat er voor de gezamenlijke klanten sprake zal zijn van één gezin, één plan. De gezamenlijke gemeenten nemen hierbij de regierol op beleidsmatig niveau op zich.

Een integrale aanpak is ook een preventieve aanpak, omdat deze kan leiden tot een belangrijke bijdrage aan andere doelstellingen, zoals bijvoorbeeld (arbeids)participatie, maar ook het voorkomen of stoppen van huiselijk geweld, het reduceren van gezinsspanningen, verbetering van de leef- en opvoedingssituatie van kinderen, vooruitgang in de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de schuldenaren, etc. De nadruk ligt op vertrouwen in de eigen kracht van de samenleving en verhoging van de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de schuldenaar. Meer en meer wordt er een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid. Voor mensen die in de schuldhulpverlening terechtkomen is niet langer het belangrijkste doel dat ze uiteindelijk schuldenvrij zijn. Schulden moeten voor iedereen uiteindelijk beheersbaar zijn. Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor de situatie waar ze zich in bevinden. Hierbij zal ook een beroep worden gedaan op het sociale netwerk van de schuldenaar.

Van belang is dat mensen duurzame vaardigheden aanleren om niet opnieuw in de schulden te raken. Nadat de schulden zijn aangepakt wordt hiervoor nazorg verleend.

Samengevat levert dit de volgende doelen voor de uitvoering van de schuldhulpverlening op:

  • 1.

    één schuldenaar, één plan;

  • 2.

    35% van de tot de schuldhulpverlening toegelaten schuldenaren is na drie jaar schuldenvrij;

  • 3.

    voor alle overige tot de schuldhulpverlening toegelaten schuldenaren worden de schulden beheersbaar;

  • 4.

    iedere schuldenaar krijgt nazorg ;

  • 5.

    minimale uitval, minimale recidive.

Hoofdstuk 3: Uitvoering

1. Organisatie en uitvoering van schuldhulpverlening vanaf 2012

De uitvoering van schuldhulpverlening en budgetbeheer is gemandateerd aan het BSB, die op haar beurt nauw samenwerkt met de Kredietbank West Brabant (KBWB). Het BSB en de KBWB zijn beiden lid van de NVVK (Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren) en werken volgens de landelijke gedragscode schuldhulpverlening, de modules schuldhulpverlening en het processchema Schuldhulpverlening Nieuwe Stijl NVVK.

Voor een overzicht van de in te zetten producten/diensten verwijzen wij u naar onderstaand processchema.

Het BSB heeft de taak om schuldhulpverlening integraal uit te voeren omdat financiële problemen vaak gepaard gaan met andere persoonlijke c.q. psychosociale problemen. Daarnaast is het van belang niet alleen de schuldenaar centraal te stellen, maar ook op evenwichtige wijze rekening te houden met de belangen van de schuldeisers.

Hierna zullen de verschillende fases uit het schuldhulpverleningsproces nader worden toegelicht.

2. De fasering van schuldhulpverlening :

Het eerste gesprek

Een schuldenaar meldt zich op het spreekuur van het AMW en krijgt onmiddellijk een eerste gesprek. In dit eerste gesprek geeft de schuldenaar aan wat zijn financiële problemen zijn. De medewerker van het AMW voert tijdens het gesprek een eerste screening uit en beoordeelt of de schulden regelbaar zijn. Bij regelbare schulden kan betrokkene geholpen worden met lichte begeleiding of adviezen, om de financiële problematiek zelfstandig op te lossen. Indien dit het geval is dan zal de medewerker van het AMW de schuldenaar verder helpen. In geval van problematische en/of complexe schulden wordt de schuldenaar door de AMW’er doorverwezen naar het BSB. Binnen 3 werkdagen na melding vindt de doorverwijzing d.m.v. een screenings- en verwijzingsformulier plaats.

De aanvraag tot schuldhulpverlening

Het aanmeldloket van het BSB ontvangt de verwijzing en bezorgt de schuldenaar binnen 3 werkdagen een informatiepakket met een aanvraagformulier voor schuldhulpverlening. De schuldenaar wordt per brief gevraagd binnen een termijn van 2 weken het aanvraagformulier in te vullen, te ondertekenen tezamen met alle vereiste gegevens in te leveren. Het AMW en/of vrijwilligers bieden waar nodig ondersteuning. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt nadrukkelijk neergelegd bij de schuldenaar zelf. Het staat de schuldenaar vervolgens uiteraard vrij het aanvraagformulier wel of niet in te leveren. Levert men het aanvraagformulier niet in, dan is er dus ook geen aanvraag tot stand gekomen. Levert men het aanvraagformulier in, maar ontbreken essentiële gegevens waardoor de schuldhulpvraag niet kan worden vastgesteld, dan zal een hersteltermijn gegeven worden. Deze schort de wettelijke beslistermijn op. Levert men in de hersteltermijn niet de gevraagde gegevens aan, dan volgt buiten behandeling stelling van de aanvraag.

Crisissituaties Wanneer sprake is van een financiële crisis (twee maanden huurachterstand en/of afsluiting energie, water en/of beëindiging van de (basis)zorgverzekering) regelt AMW/BSB binnen 3 werkdagen uitstel van betaling bij desbetreffende schuldeiser(s). De uitsteltermijnen zijn vastgelegd in convenanten en variëren standaard van minimum 2 tot maximum 4 maanden. Zodra uitstel is verleend door de schuldeiser(s), vervalt het spoedeisende karakter van de schuldhulpvraag. Binnen 4 weken na toelating tot de schuldhulpverlening vindt een crisisintake plaats en wordt een voorlopig plan van aanpak gemaakt. Met de schuldeiser, bijvoorbeeld de verhuurder of het nutsbedrijf, worden betalingsafspraken gemaakt en/of waar nodig middelen uit het noodfonds BSB ingezet. Of dit resultaat, een betalingsafspraak, ook bereikt wordt, blijft echter afhankelijk van de medewerking van de schuldeiser(s) en hangt samen met de voorwaarde dat de schuldenaar de lopende huur en/of maandelijkse nota’s moet blijven doorbetalen.

Het integrale diagnosegesprek

Wanneer de schuldenaar het aanvraagformulier volledig ingevuld, ondertekend en tezamen met de vereiste gegevens heeft aangeleverd, wordt een beslissing genomen op de aanvraag. Indien wordt besloten tot toegang tot de schuldhulpverlening, dan zal de schuldenaar worden uitgenodigd voor de volgende fase van de schuldhulpverlening: het integrale diagnosegesprek. De schuldhulpverlener BSB inventariseert vooraf de schuldenproblematiek en maakt alvast een voorlopige financiële analyse. Er dient tevens een schuldhulpverleningscontract ondertekend te worden door schuldenaar en schuldhulpverlener BSB. In dit contract staan de algemene basisvoorwaarden vermeld c.q. de verplichtingen voor de schuldenaar.

Tijdens het integrale diagnosegesprek onderzoekt de schuldhulpverlener de oorzaken en gevolgen van de schuldenproblematiek en de samenhang met andere psychosociale problemen op diverse leefgebieden. Op basis van dit onderzoek maakt de schuldhulpverlener een probleemanalyse (diagnose).

Schuldh ulpverleningsplan Op basis van de integrale diagnose wordt in overleg met de schuldenaar een hulpverleningsplan uitgewerkt dat het beste aansluit op de hulpvraag, competenties en vaardigheden van de schuldenaar en passend is in relatie tot de schuldenproblematiek. Hierbij staat maatwerk, zelfredzaamheid en vraaggerichtheid centraal. In dit hulpverleningsplan staat het aanbod van producten/diensten schuldhulpverlening aan de schuldenaar beschreven. De schuldenaar en schuldhulpverlener ondertekenen dit plan voor akkoord.

Uitvoering producten/diensten schuldhulpverlening

Afhankelijk van het hulpverleningsplan biedt het BSB de producten/diensten: informatie en advies, budgetcoaching, budgetbeheer of beschermingsbewind. Er kunnen hierbij meerdere producten worden ingezet voor een klant. Tevens kan er sprake zijn van “warme”doorverwijzing naar flankerende hulp. Voorafgaand aan een minnelijke schuldregeling dient bijna altijd een stabilisatietraject plaats te vinden. Het doel van stabilisatie is het in evenwicht brengen en houden van inkomsten en uitgaven van de schuldenaar en zodoende rust te creëren voor de schuldenaar, zodat ingezet kan worden op gedragsverandering. Hierbij is van belang dat de inkomsten worden gemaximaliseerd, de uitgaven tot het minimum worden beperkt, er geen crisis is en de wettelijke beslag vrije voet wordt gegarandeerd. Indien deze stabilisatiefase een langdurig karakter kent (langer dan 4 maanden) spreekt men van duurzame financiële dienstverlening en is schuldregelen voorlopig niet aan de orde.

Bij de uitvoering van de schuldhulpverlening is regie op uitvoeringsniveau vereist. De schuldhulpverlener BSB is verantwoordelijk voor het casemanegement op het gebied van schulden. Afhankelijk van de indicering en het hulpverleningsplan kan besloten worden tot het doen van een verzoek tot minnelijke schuldregeling of, indien dit niet haalbaar blijkt, de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Naast het BSB heeft de Kredietbank West-Brabant hierbij een belangrijke aanvullende rol. Zij zijn onder andere verantwoordelijk voor de minnelijke schuldbemiddeling en schuldregeling, eventuele herfinanciering , verstrekken van saneringskrediet en het opstellen van verzoekschriften WSNP.

Breed wettelijke moratorium

Het college kan de rechtbank verzoeken een afkoelingsperiode af te kondigen, waarin elke bevoegdheid van de schuldeiser tot verhaal op de goederen van de schuldenaar niet kan worden uitgeoefend, voor een periode van maximaal zes maanden. Deze afkoelingsperiode wordt slechts afgekondigd indien deze periode noodzakelijk is in het kader van schuldhulpverlening. Een dergelijk verzoek en de beslissing om hier gebruik van te maken is door het college gemandateerd aan de Kredietbank West-Brabant (KBWB) en BSB. Beiden stemmen onderling af wie gebruik maakt van het mandaat en stellen waar nodig gezamenlijk een verzoek op. Een en ander hangt samen met fase waarin een verzoek tot breed moratorium nodig is.

Minnelijke schuldregeling

Afhankelijk van de indicering en de inhoud van het hulpverleningsplan kan besloten worden tot het doen van een aanbod tot minnelijke schuldregeling. Het BSB verwijst hiervoor naar de KBWB. Uitzonderingen hierop zijn dossiers van ex-ondernemers met complexe bedrijfsschulden. Zij worden verwezen naar het bureau Zuidweg en Partners, aangezien dit specialistisch maatwerk vereist.

Bij ontvangst van het dossier bij de KBWB dient de schuldenaar een schuldregelovereenkomst te ondertekenen. Pas daarna kan de schuldbemiddeling van start gaan. De schuldbemiddelaar KBWB benadert namens de schuldenaar vervolgens de schuldeiser(s) en probeert de schulden minnelijk te regelen. De schuldenaar start ondertussen met het reserveren voor de schuldeisers door het maximaal haalbare (financiële ruimte boven het vrij te laten bedrag) af te dragen aan de KBWB. Dit wordt financieel beheer genoemd. In de meeste gevallen biedt de schuldbemiddelaar iedere schuldeiser een maandelijkse betaling, gebaseerd op de Recofamethode, gedurende een maximale termijn van 36 maanden. Veelal wordt een percentagebod tegen finale kwijting gedaan. Het minnelijk traject slaagt alleen wanneer alle schuldeisers akkoord gaan met het aanbod dat namens de schuldenaar wordt gedaan. De minnelijke schuldbemiddeling wordt uitgevoerd volgens het 120-dagen model. 120 dagen is de theoretische looptijd van een schuldregeling, gerekend vanaf het moment van ondertekening van de schuldregelovereenkomst bij de KBWB tot aan het resultaat van de schuldbemiddeling (al dan niet een minnelijk akkoord). Dit model maakt het mogelijk concrete en resultaatgerichte afspraken te maken met de schuldeiser(s) en de schuldenaar. Gedurende de gehele minnelijke regeling blijft de schuldhulpverlener BSB de in het hulpverleningsplan geïndiceerde hulp uitvoeren en de regie (casemanagement) verzorgen.

Dwangakkoord

Indien in het minnelijk traject geen overeenstemming wordt bereikt met één of enkele schuldeisers, kan de rechtbank Middelburg verzocht worden een dwangakkoord uit te spreken. De schuldenaar dient het verzoek in bij de rechtbank, in combinatie met een verzoekschrift WSNP, met ondersteuning vanuit het BSB en de KBWB. De rechtbank kan de weigerachtige schuldeisers dwingen om alsnog akkoord te gaan met het minnelijk voorstel. Indien de rechtbank dit verzoek goedkeurt, kan alsnog een minnelijke regeling van start gaan en is een wettelijke regeling (WSNP) niet nodig.

Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP)

Indien in het minnelijk traject geen overeenstemming wordt bereikt met de schuldeisers, of indien een minnelijk traject om andere redenen niet mogelijk blijkt, kan de schuldenaar besluiten om een aanvraag WSNP te doen. Hij dient daartoe een verzoek in bij de rechtbank.Een dergelijke aanvraag moet vergezeld gaan van een verklaring van de gemeente (of de Kredietbank West-Brabant als gemandateerde namens de gemeente), waarin vermeld staat dat een minnelijke schuldsanering niet mogelijk is. De verklaring is voorzien van een overzicht van de financiële situatie van de schuldenaar. Indien de rechtbank de WSNP van toepassing verklaart, stelt zij een bewindvoerder WSNP aan. Deze bewindvoerder moet namens de rechtbank toezicht houden op het nakomen van de wettelijke verplichtingen door de schuldenaar en het beschermen van de belangen van de schuldeisers. De schuldenaar dient in een periode van 36 maanden, het maximaal haalbare af te dragen aan de schuldeisers. De schuldenaar dient zich hierbij maximaal in te spannen om de inkomsten te vergroten. Er is o.a. sprake van een strenge sollicitatieplicht. Gedurende de gehele wettelijke regeling blijft de schuldhulpverlener BSB de in het hulpverleningsplan geïndiceerde hulp uitvoeren en de regie (casemanagement) verzorgen.

Nazorg

De fase van de nazorg start wanneer de schuldenaar schuldenvrij is of wanneer de schulden beheersbaar zijn. Deze nazorg is gericht op ondersteuning bij het omgaan met een schuldenvrije toekomst en een groter vrij te besteden budget. Dit houdt in dat er samen met de schuldenaar wordt gekeken of de inkomsten en uitgaven nog steeds in evenwicht zijn. Deze fase duurt maximaal 6 maanden en wordt uitgevoerd door de schuldhulpverlener BSB.

3. Juridische context

De invoering van de WGS kent juridische gevolgen voor de dagelijkse uitvoering. De beginselen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn van toepassing op de gemeentelijke schuldhulpverlening. Aan het indienen van een aanvraag voor schuldhulpverlening kleven juridische gevolgen. Concreet houdt dit in dat met de invoering van de wet ook een procesgang naar bezwaar en beroep mogelijk is geworden.

De schuldenaar kan, op basis van het aanmeldingsgesprek en de eerste screening door het AMW, zelf beslissen om een aanvraag voor schuldhulpverlening bij het college in te dienen. Dit gebeurt door middel van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier en het aanleveren van de vereiste financiële gegevens.

Het BSB is namens de gemeente gemandateerd om in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening rechtshandelingen te verrichten. Besluiten genomen in de zin van Awb zijn vatbaar voor bezwaar en beroep.

Het BSB wordt dus gemandateerd om de aanvraag schuldhulpverlening te behandelen en namens het college een besluit te nemen tot toelating of weigering. Het nemen van dit besluit is via het Mandaatbesluit ‘Schuldhulpverlening’ gemandateerd aan de manager van het BSB bij de Stichting Maatschappelijk Werk Zeeuws-Vlaanderen. Het besluit op de aanvraag deelt het BSB namens het college mee in een beschikking. Dit besluit moet binnen 8 weken na de aanvraagdatum genomen worden en goed gemotiveerd zijn. Als de aanvrager echter eerst zijn aanvraag moet aanvullen met nadere gegevens wordt hiervoor een hersteltermijn geboden. De termijn van een hersteltermijn is niet wettelijk bepaald en betreft maatwerk. Dit houdt in dat de termijn individueel passend moet zijn. Oftewel het moet een “redelijke termijn” betreffen, met in acht name van de persoonlijke situatie en omstandigheden van de schuldenaar. Een hersteltermijn schort de beslistermijn op. Als de aanvrager niet tijdig de gevraagde, ontbrekende informatie aanlevert, zal de aanvraag conform de AWB buiten behandeling worden gesteld. Daarmee vervalt de aanvraag, waardoor een eventueel vervolg zal moeten bestaan uit een geheel nieuwe aanvraag.

Indien de aanvrager alle noodzakelijke gegevens tijdig heeft aangeleverd en het besluit niet binnen de wettelijke beslistermijn is genomen, kan de Wet dwangsom en beroep in werking treden.

4. Preventie

Schuldpreventie wordt door het BSB verzorgd voor zover de financiële kaders dit toelaten. We onderscheiden hier 3 verschillende preventieactiviteiten op 3 preventieniveaus.

  • a)

    Primaire preventie : Het BSB verzorgt, samen met de Rabobanken in Zeeuws-Vlaanderen (die instaan voor de financiering), voorlichtingssessies op scholen voor voortgezet onderwijs onder de titel “Spring niet verder dan je stok lang is”. Het doel is studerende jongeren (15-23 jaar) bewust te maken van de valkuilen, maar ook de mogelijkheden om op een financieel verantwoorde manier met schuld, lening, budget en sparen om te gaan. Veel jongeren voelen zich sociaal-maatschappelijk verplicht te voldoen aan “trendy” consumptiegedrag. Juist voor adolescenten is het verleidelijk zich te identificeren met een ideaalbeeld (reclames en leeftijdsgenoten). Er wordt gewerkt met pakkende en op de (belevings-)leeftijd afgestemde voorlichting en informatie (PowerPoint) van 50 minuten per sessie. Hiermee worden jaarlijks ongeveer 1400 leerlingen bereikt.

  • b)

    Secundaire preventie: Het AMW biedt budgetbegeleiding voor burgers met financiële problemen die dreigen in een problematische schuldensituatie terecht te komen. Om te vermijden (preventie) dat zij beroep dienen te doen op het BSB wordt door het AMW individuele budgetbegeleiding en financiële ondersteuning geboden. De individuele begeleiding is ten eerste bedoeld om mensen bewust te maken hoe een problematische schuldensituatie kan ontstaan en wat de gevolgen zijn. Ten tweede om de burger te laten zien en leren hoe ze daar zelf een positieve invloed op kunnen uitoefenen en de financiële zelfredzaamheid vergroten. Het AMW helpt de burger bij het maken van een budgetplan en onderzoekt of er mogelijkheden zijn om de inkomsten te vergroten en de uitgaven te verkleinen. Bewust en beheerst omgaan met geld staat centraal. Bij de aanpak is er ook oog voor de samenhang met effecten of aanleiding op andere levensgebieden. Door middel van afstemming op de cliënt en diens context wordt in samenspraak een plan van aanpak opgesteld en daarbij gekozen voor een samenhang van werkwijzen en methoden. In sommige situaties verdient deelname aan de cursus grip op de knip de voorkeur op individuele budgetbegeleiding (zie c. tertiaire preventie). Uiteindelijk doel is om te voorkomen dat relatief kleine financiële problemen tot problematische schuldensituaties escaleren.

  • c)

    Tertiaire preventie: Inwoners van de verschillende Zeeuws-Vlaamse gemeenten kunnen zich gratis inschrijven voor een budgetteringscursus, genaamd “cursus grip op de knip”, die in samenwerking met het ROC Westerschelde wordt verzorgd en gefinancierd. De cursus biedt een concrete bijdrage aan het terugdringen van de groeiende groep burgers die meer geld uitgeven dan ze ontvangen. Veelal is er reeds sprake van min of meer problematische schulden. De cursus wordt gekenmerkt door de combinatie en samenhang van financieel-technische en psychosociale elementen. Het gaat hier om een groepstraining gericht op het aanleren van budgetvaardigheden en op financiële bewustwording. Onderwerpen zijn o.m:

weten waar je financieel recht op hebt, maken van een begroting, leren sparen, gezond en goedkoop koken en boodschappen doen en wijzigen van oud ongewenst financieel gedrag.

Deelname aan de cursus is niet vrijblijvend. Indien de deelnemer 2x of meer zonder geldige afmelding niet verschijnt op de cursus, worden de deelnemerskosten alsnog in rekening gebracht. Indien de cursus is geïndiceerd door de schuldhulpverlener BSB kan dit een reden zijn om de schuldhulpverlening te beëindigen. Schuldenaren die een uitkering ontvangen van één van de Zeeuws-Vlaamse gemeenten kunnen door de klantmanager aangemeld worden voor een budgetteringscursus. Dit is niet vrijblijvend, indien de deelnemer zonder geldige afmelding niet verschijnt op de cursus, wordt er door de klantmanager passende maatregelen genomen.

5. Kwaliteit van de schuldhulpverlening

De kwaliteit van de schuldhulpverlening wordt beoordeeld vanuit de gedragskant. Het is essentieel dat schuldeisers en schuldenaren vertrouwen hebben in de wijze waarop de gemeentelijke schuldhulpverlening wordt uitgevoerd en dat recht wordt gedaan aan hun belangen. Het werken volgens standaardafspraken levert een belangrijke bijdrage aan het vertrouwen van schuldeisers en schuldenaren in de gemeentelijke schuldhulpverlening. Het belang van schuldenaren vraagt echter in een aantal gevallen om gestandaardiseerd maatwerk. Voor het behoud van het vertrouwen van schuldeisers, is afwijking van de standaardafspraken alleen mogelijk ingeval de klant en de schuldeisers daarmee instemmen.

Hoe wordt de kwaliteit geborgd?

Naast het aanbieden van gestandaardiseerd maatwerk is het voldoen aan aantoonbare kwaliteitseisen een belangrijke toegevoegde waarde voor het vertrouwen van zowel schuldeisers als schuldenaren. De NVVK (Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren) is de koepelorganisatie van schuldhulpverlenende instanties in Nederland. De NVVK heeft gedragscodes ontwikkeld waarin richtlijnen voor goede schuldhulpverlening opgenomen zijn. Het Bureau Schuldhulpverlening en Budgetbeheer (en dus de stichting Maatschappelijk Werk Zeeuws-Vlaanderen) en de Kredietbank West-Brabant zijn beiden lid van de NVVK en hanteren de gedragscodes omdat deze bindend zijn voor de leden. Het betreft de volgende gedragscodes:

  • ·

    gedragscode schuldregeling

  • ·

    gedragscode budgetbeheer

  • ·

    gedragscode sociaal bankieren

Door te werken volgens deze gedragscodes is de kwaliteit van de schuldhulpverlening geborgd. Naast werken conform gedragscodes werken Bureau Schuldhulpverlening en Budgetbeheer en de Kredietbank West-Brabant beiden volgens de modules Schuldhulpverlening Nieuwe Stijl van de NVVK. Ook zorgen zij ervoor dat de schuldhulpverleners een relevante HBO-opleiding hebben en voorzien zij in een programma van permanente educatie.

In februari 2007 hebben belanghebbende partijen uit de schuldhulpverleningssector besloten om zelfregulering vorm te geven door middel van de instrumenten normalisatie en certificatie. Dit initiatief werd ondersteund door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. NEN 8048 beschrijft de normatieve eisen die worden gesteld aan schuldhulpverleningsorganisaties. De norm heeft betrekking op het primaire proces van de schuldhulpverlening en is van toepassing op alle organisaties (zowel publiek als privaat) en personen die zich richten op activiteiten in het kader van de schuldhulpverlening aan particulieren. De norm en certificatie op basis van deze norm moeten leiden tot transparantie en tot verdere professionalisering van de schuldhulpverleningssector en de daarin werkzame personen. Tevens moet certificatie op basis van deze norm leiden tot meer zekerheid over het schuldhulpverleningsproces voor zowel de cliënt als de schuldeiser. De norm en de daarop gebaseerde certificatie moeten leiden tot een toetsbaar systeem waarin organisaties en personen die voldoen aan de eisen kunnen worden onderscheiden van organisaties en personen die hier niet aan voldoen. Het BSB heeft de audit met positief resultaat afgesloten en ontving in het voorjaar van 2012 als eerste Maatschappelijk Werk organisatie in Nederland het NEN 8048-certificaat. Jaarlijks vindt een vervolgaudit plaats.

Tot slot is het BSB ook lid van de BPBI (Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders). De toelatingscriteria voor het lidmaatschap zijn gebaseerd op strenge kwaliteitsnormen en controle op financiële integriteit en stabiliteit. Het BSB is daardoor verplicht mee te werken aan een jaarlijkse audit.

Hoofdstuk 4: Beleidsregels schuldhulpverlening

Begripsbepalingen

College: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst, Terneuzen of Sluis.

SHV: Schuldhulpverlening.

AMW: Algemeen Maatschappelijk Werk, onderdeel van de stichting Maatschappelijk Werk Zeeuws-Vlaanderen.

BSB: Bureau Schuldhulpverlening en Budgetbeheer.

Schuldenaar: Diegene waarbij sprake is van schuldenproblematiek en zijn/haar gehuwde of samenwonende partner en die zich heeft gewend tot het college voor schuldhulpverlening.

Inwoner: ingezetene die op basis van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij de gemeente Hulst, Terneuzen of Sluis is ingeschreven.

Schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden, indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijk persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg.

Crisissituatie: Er is sprake van een crisissituatie als ten gevolge van schulden een huisuitzetting en/of afsluiting van gas en elektra en/of afsluiting van water en/of beëindiging van de (basis)zorgverzekering dreigt te ontstaan.

1 Inwerkingtreding

De beleidsregels treden, op 1 juli 2012, tegelijkertijd met de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening in werking.

2 Toegankelijkheid

  • a)

    Alle inwoners (natuurlijke personen) van Zeeuws-Vlaanderen met schulden kunnen zich voor schuldhulpverlening en budgetbeheer melden op de spreekuren van het Algemeen Maatschappelijk Werk, onderdeel van de stichting Maatschappelijk Werk Zeeuws-Vlaanderen;

  • b)

    Ook ex-ondernemers komen in aanmerking voor schuldhulpverlening, op voorwaarde dat ze de bedrijfsactiviteiten staken (of op korte termijn staken) en zich uitschrijven bij de Kamer van Koophandel.

3 Wacht- en doorlooptijden

3.1. Eerste gesprek en screening

  • a)

    De schuldenaar meldt zich op één van de spreekuren van het Algemeen Maatschappelijk Werk en krijgt nog dezelfde dag een eerste gesprek aangeboden. In dit eerste gesprek zal d.m.v. een screening worden vastgesteld welke vorm van hulp het beste kan worden aangeboden. Wanneer schulden eenvoudig regelbaar zijn en met minimale begeleiding of helemaal zelfstandig geregeld kunnen worden, wordt de schuldenaar verder geholpen en begeleid door het AMW. Wanneer schulden echter problematisch en/of complex zijn, wordt de schuldenaar geholpen en begeleid door het BSB;

  • b)

    De schuldenaar beslist op basis van het eerste gesprek zelf tot het indienen van een aanvraag voor schuldhulpverlening. Deze aanvraag schuldhulpverlening vindt schriftelijk plaats via een door het college vastgesteld aanvraagformulier schuldhulpverlening. Het Algemeen Maatschappelijk Werk verwijst de schuldenaar dan binnen 3 werkdagen door naar het BSB d.m.v. een screenings- en verwijzingsformulier;

  • c)

    In geval van crisissituaties vraagt BSB, binnen maximum 3 werkdagen na de doorverwijzing richting BSB, uitstel van betaling bij de verhuurder en/of nutsbedrijf en/of zorgverzekeraar. De in convenanten vastgestelde termijnen van uitstel variëren tussen 2 en 4 maanden. Hierdoor vervalt het spoedeisende karakter van de aanvraag;

  • d)

    Het BSB bezorgt de schuldenaar binnen 3 werkdagen na verwijzing een informatiepakket met het aanvraagformulier voor schuldhulpverlening en een lijst met vereiste financiële gegevens. BSB verzoekt de schuldenaar de gevraagde gegevens tezamen met de aanvraag aan te leveren;

  • e)

    Na ontvangst van het ondertekende aanvraagformulier door BSB, bestaat formeel een aanvraag schuldhulpverlening. Indien de schuldenaar er niet in slaagt ten tijde van de aanvraag de gevraagde gegevens aan te leveren, wordt een hersteltermijn geboden. In geval van crisissituaties dient in het algemeen als richtlijn dat de schuldenaar binnen 2 weken na aanvraag de ontbrekende gegevens bij het BSB in moet dienen. In geval van een reguliere aanvraag (geen crisisaanvraag) wordt de schuldenaar in het algemeen verzocht de gegevens binnen 4 weken na aanvraag in te dienen;

  • f)

    Indien de schuldenaar er niet in slaagt binnen de hersteltermijn de aanvraag compleet te maken, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld;

  • g)

    Zodra het ondertekende aanvraagformulier en de vereiste gegevens zijn ontvangen door BSB, neemt BSB een besluit tot toelating of weigering tot de schuldhulpverlening. De schuldenaar ontvangt hiervan schriftelijk een beschikking, waarbij ook inzicht wordt geboden in de doorlooptijd tot aan het tweede gesprek, het integrale diagnosegesprek.

3.2. Het integrale diagnosegesprek en hulpverleningsplan

  • a)

    De schuldenaar ontvangt na de toelatingsbeschikking een schriftelijke uitnodiging voor een integraal diagnosegesprek schuldhulpverlening. Het integrale diagnosegesprek vindt op het voor de schuldenaar dichtstbijzijnde kantoor van BSB plaats, tenzij er zwaarwegende redenen voor een huisbezoek zijn;

  • b)

    Het integrale karakter van het diagnosegesprek schuldhulpverlening houdt in dat zowel financieel-technische als psychosociale hulpvragen (en de onderlinge samenhang) in kaart worden gebracht. Indien nodig kan flankerende (externe) hulp worden geïndiceerd. Soms is een vervolggesprek noodzakelijk. De algemene voorwaarden van schuldhulpverlening worden vastgelegd in een hulpverleningscontract en door beide partijen ondertekend;

  • c)

    Op basis van de uitkomsten van de integrale diagnose wordt in overleg met de schuldenaar een hulpverleningsplan opgesteld. Daarin staan de hulpverleningsdoelen en de in te zetten producten/diensten (aanbod) vermeld. Dit hulpverleningsplan wordt zowel door BSB als de schuldenaar ondertekend. De schuldenaar ontvangt hierover een beschikking;

  • d)

    Tijdens deze fase wordt meestal direct al gestart met het stabilisatietraject. Het verrichten van een gedegen diagnose en het opstellen van een hulpverleningsplan is maatwerk. Per schuldenaar kunnen dus afwijkende doorlooptijden gelden.

3.3. Uitvoering producten/diensten schuldhulpverlening

  • a)

    Voorafgaand aan een minnelijke schuldregeling dient bijna altijd een stabilisatietraject plaats te vinden. Indien deze stabilisatiefase een langdurig en chronisch karakter kent, spreekt men meestal van duurzame financiële dienstverlening en is schuldregelen voorlopig niet aan de orde. Indien stabilisatie dient ter voorbereiding van een minnelijke of wettelijke schuldregeling geldt een termijn van gemiddeld 4 maanden. Indien de noodzaak zich voordoet kan deze termijn verlengd worden;

  • b)

    Wanneer schuldeisers door invorderingsmaatregelen het stabilisatietraject frustreren, kan het BSB en/of de KBWB (gemandateerd door de gemeente) gebruik maken van het wettelijk breed moratorium. De rechtbank kan dan een afkoelingsperiode afkondigen, waarin elke bevoegdheid van de schuldeiser tot verhaal op de goederen van de schuldenaar niet kan worden uitgeoefend, voor een periode van maximaal zes maanden;

  • c)

    Budgetcoaching en/of budgetbeheer kennen een duur die samenhangt met de gekozen oplossingsrichting. In geval van een minnelijke of wettelijke schuldenregeling is 36 maanden de norm. Een en ander hangt echter ook samen met de groei en ontwikkeling van de schuldenaar op het gebied van financiële zelfredzaamheid. Budgetcoaching en/of budgetbeheer kan dus ook vroeger worden afgebouwd. Minstens 1 x per jaar vindt een evaluatie plaats tussen schuldhulpverlener en schuldenaar;

  • d)

    Beschermingsbewind is van toepassing bij schuldenaren met weinig of geen perspectief op financiële zelfredzaamheid. Inzet van beschermingsbewind past binnen de duurzame financiële dienstverlening en is van onbepaalde duur. Desondanks is een jaarlijkse evaluatie ook hier een vereiste;

  • e)

    Begeleidings- en adviesgesprekken tussen schuldhulpverlener en schuldenaar vinden in de regel 1 x per kwartaal plaats. Van deze frequentie kan worden afgeweken indien een schuldenaar meer of minder begeleiding nodig heeft (maatwerk).

3.4. De minnelijke schuldregeling en het 120-dagen model

  • a)

    Een schuldenaar kan uitsluitend door het BSB doorverwezen worden naar een externe schuld regelende ketenpartner (de Kredietbank West-Brabant en eventueel Zuidweg en Partners) wanneer:

    • ·

      De schulden op geen enkele andere manier zijn op te lossen;

    • ·

      De schuldenaar schuldregelrijp is , het schuldendossier schuldregelklaar is en er sprake is van particuliere schulden;

    • ·

      De schuldenaar schuldregelrijp is, het schuldendossier schuldregelklaar is en er sprake is van bedrijfsschulden (ex-zelfstandige ondernemer);

    • ·

      De schuldenaar schuldregelrijp is, het schuldendossier schuldregelklaar is en er direct een WSNP-verklaring noodzakelijk is.

  • b)

    Volgens de gedragscode NVVK bedraagt de normtijd voor de schuldbemiddeling c.q. het tot stand komen van een minnelijke schuldenregeling 120 dagen. Dit is de termijn tussen het tekenen van een schuldregelovereenkomst door de schuldenaar (kort na de ontvangst van het schuldendossier door KBWB) en het bereiken van een minnelijk akkoord met alle schuldeisers. In deze periode begint de schuldenaar met een maandelijkse reservering voor de schuldeisers;

  • c)

    Indien in het minnelijk traject geen overeenstemming wordt bereikt met één of enkele schuldeisers, kan de rechtbank verzocht worden een dwangakkoord uit te spreken. De schuldenaar dient dit verzoek in bij de rechtbank met ondersteuning vanuit het BSB en de KBWB. De duur tussen het indienen van het verzoek en de uitspraak van de rechtbank bedraagt tenminste 6 weken;

  • d)

    Wanneer een minnelijk akkoord wordt bereikt, kunnen de al voldane maandelijkse reserveringen op de termijn van 36 maanden in mindering worden gebracht;

  • e)

    Wanneer geen minnelijk akkoord en/of dwangakkoord mogelijk is, wordt beroep gedaan op de WSNP. De KBWB stelt hierbij, in overleg met BSB, een verzoekschrift op en geeft een verklaring af. De duur tussen het opstellen van een verzoekschrift/verklaring en de uitspraak van de rechtbank bedraagt gemiddeld2 maanden;

  • f)

    Wanneer de rechter de WSNP van toepassing verklaart, wordt een bewindvoerder WSNP aangesteld en dient de schuldenaar (saniet genoemd) te starten met de afdracht naar de boedelrekening van de bewindvoerder. De duur van de wettelijke regeling bedraagt 36 maanden. Soms is de rechter bereid de al voldane maandelijkse reserveringen bij de KBWB in mindering te brengen op deze termijn;

  • g)

    Na het succesvol doorlopen van de minnelijke of wettelijke regeling is sprake van een “schone lei”. De (ex-)schuldenaar is dan schuldenvrij en begint aan een schuldenvrije toekomst. Het BSB zorgt in deze soms kritieke fase voor de nodige nazorg gedurende een gemiddelde periode van 6 maanden;

  • h)

    Het BSB blijft verantwoordelijk voor de begeleiding en de uitvoerende regie van de schuldhulpverlening tijdens:

    • ·

      de fase van diagnose en hulpverleningsplan;

    • ·

      de stabilisatiefase met eventueel breed moratorium;

    • ·

      het schuldregelklaar maken dossier en verwijzing naar KBWB;

    • ·

      de schuldbemiddeling (120 dagen) en eventuele aanvraag dwangakkoord;

    • ·

      de minnelijke schuldregeling;

    • ·

      de aanvraag WSNP;

    • ·

      de wettelijke schuldregeling;

    • ·

      de nazorg (6 maanden);

    • ·

      de duurzame financiële dienstverlening.

4. Inlichtingen- en medewerkingsplicht
  • a)

    De schuldenaar blijft te allen tijde probleemeigenaar en verantwoordelijk voor de eigen financiële en persoonlijke situatie;

  • b)

    De schuldenaar geeft aan de schuldhulpverlener totale openheid over zijn financiële en persoonlijke situatie;

  • c)

    De schuldenaar geeft wijzigingen in de financiële en persoonlijke situatie onmiddellijk door aan de schuldhulpverlener;

  • d)

    De schuldenaar komt algemene voorwaarden en de gemaakte afspraken na;

  • e)

    De schuldenaar mag geen nieuwe verwijtbare schulden maken en geen nieuwe financiële verplichtingen aangaan;

  • f)

    De schuldenaar moet alle bestaande financiële verplichtingen nakomen;

  • g)

    De schuldenaar dient te allen tijde prioriteit te geven aan de betaling van huur, energie, water en zorgverzekering (primaire vaste lasten);

  • h)

    De schuldenaar moet meewerken aan het verkrijgen of behouden van een stabiel inkomen en dient zich zoveel mogelijk in te spannen om tot een verbetering van de inkomenssituatie te komen;

  • i)

    De schuldenaar moet toestemming verlenen aan het BSB om inlichtingen te verstrekken of in te winnen bij derden in het belang van de schuldhulpverlening;

  • j)

    De schuldenaar moet de schuldensituatie erkennen;

  • k)

    De schuldenaar dient de door de schuldhulpverlener nodig geachte hulpverlening te accepteren;

  • l)

    Organisaties (bestuursorganen) zijn verplicht informatie te verstrekken aan BSB (het college) die van belang zijn voor de uitvoering van de schuldhulpverlening. Het uitwisselen van gegevens kan zowel rechtstreeks, als door tussenkomst van het Inlichtingenbureau, plaatsvinden;

  • m)

    BSB en daarmee ook de gemeente zijn verplicht om gegevens te verstrekken aan de Minister ten behoeve van statistiek, informatievoorziening en beleidsvorming met betrekking tot de schuldhulpverleningswet.

5. Afwijzing aanvraag, beëindiging en uitsluiting

5.1. Afwijzing van de aanvraag schuldhulpverlening

Bij het niet volledig aanleveren van alle gevraagde gegevens, waardoor het recht op schuldhulpverlening niet kan worden vastgesteld, wordt de aanvraag schuldhulpverlening van de schuldenaar buiten behandeling gesteld. Indien na een afwijzend besluit een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden, dan hoeft geen nader onderzoek te worden ingesteld en kan met een verwijzing naar een eerder afwijzend besluit de aanvraag opnieuw buiten behandeling worden gesteld.

5.2. Beëindiging

Schuldhulpverlening wordt beëindigd indien:

  • a)

    De schuldenaar de aanvraag heeft ingetrokken;

  • b)

    De schuldenaar niet wil doorgaan met de schuldhulpverlening;

  • c)

    De schuldenaar niet meer voldoet aan hetgeen in beleidsregel 4 is opgenomen;

  • d)

    De schuldenaar verwijtbaar gefraudeerd heeft en de fraude minder dan 5 jaargeleden is vastgesteld en het BSB inzetten van duurzame financiële dienstverlening niet wenselijk of mogelijk acht;

  • e)

    De schuldenaar in detentie verblijft en het BSB inzetten van duurzame financiële dienstverlening niet wenselijk of mogelijk acht;

  • f)

    De schuldenaar verhuisd is buiten Zeeuws-Vlaanderen en de schuldeisers tijdens de 120-dagen-periode nog niet zijn aangeschreven. Beëindiging zal pas plaats vinden na zorgvuldige overdracht door BSB en/of KBWB naar een andere gemeente of gemandateerde organisatie;

  • g)

    De schuldenaar één of meerdere schulden blijft betwisten en schuldbemiddeling daardoor onmogelijk wordt en het BSB inzetten van duurzame financiële dienstverlening niet wenselijk of mogelijk acht;

  • h)

    Als de schuldhulpverlening beëindigd wordt, zal dit door het BSB in een beschikking bevestigd en beargumenteerd worden.

5.3. Uitsluiting schuldhulpverlening

  • a)

    Bij het op initiatief van de schuldenaar stoppen van de schuldhulpverlening wordt de schuldenaar voor de periode van twaalf maanden uitgesloten, aansluitend aan het moment van beëindiging van het schuldhulpverleningstraject;

  • b)

    Bij het niet voldoen aan hetgeen is opgenomen in beleidsregel 4 kan de schuldenaar voor de periode van twaalf maanden worden uitgesloten;

  • c)

    Bij verwijtbare fraude welke in een periode van minder dan 5 jaar voorafgaand aan de aanvraag schuldhulpverlening is vastgesteld, alsmede bij verwijtbare fraude die gedurende het schuldhulpverleningstraject plaatsvindt, wordt de schuldenaar voor de periode van twaalf maanden uitgesloten;

  • d)

    Bij detentie van de schuldenaar, waarbij het BSB het inzetten van duurzame financiële dienstverlening niet wenselijk of mogelijk acht, kan de schuldenaar voor de periode van twaalf maanden worden uitgesloten;

  • e)

    Bij het betwisten van één of meerder schulden waardoor schuldbemiddeling onmogelijk is en waarbij het BSB het inzetten van duurzame financiële dienstverlening niet wenselijk of mogelijk acht, kan de schuldenaar voor de periode van twaalf maanden worden uitgesloten;

  • f)

    Bij een recidive binnen 1 jaar na afronding (beëindiging) van het schuldhulpverleningstraject, kan de schuldenaar na aanvraagdatum voor een periode van vierentwintig maanden worden uitgesloten;

  • g)

    Het is onwenselijk dat minderjarige inwonende kinderen de dupe worden van het financiële gedrag van de ouders. Ook al behoort een minnelijke of wettelijke schuldenregeling door het gedrag van de ouders niet tot de mogelijkheden, dan acht het college het in principe daarom toch nodig en wenselijk om duurzame financiële dienstverlening in te zetten. Op deze manier blijven de primaire vaste lasten en het wekelijks leefgeld gewaarborgd. Waar nodig en haalbaar kan hierbij het product beschermingsbewind ingezet worden. In bijzondere gevallen kan het echter opportuun zijn de schuldhulpverlening helemaal te beëindigen zodat juridische dwangmaatregelen in het belang van de minderjarige kinderen zich opdringen. Dit gebeurt steeds in goed overleg met de flankerende hulpverlening.

6. Bezwaar en beroep

De uitvoering van bezwaar en beroep is de bestuursrechtelijke bevoegdheid van het college.

M.b.t. de aan het BSB en KBWB gemandateerde besluiten (rechtshandelingen) kan de schuldenaar binnen wettelijk bepaalde termijnen schriftelijk bezwaar maken. Dit bezwaar moet zijn gericht aan het college. De behandeling van een bezwaarschrift is voorbehouden aan het college.

De gemeente registreert na ontvangst het bezwaar en stuurt de klant een ontvangstbevestiging. Vervolgens wordt een kopie van het bezwaar doorgestuurd naar BSB voor advies aan de gemeente en eventueel de inzet van mediation. Het college neemt vervolgens een besluit op het bezwaar, maakt de beschikking hiervan op en verzend die aan de klant. Vervolgens wordt de reguliere bezwaarprocedure vervolgd.

Mediation kan, zoals eerder vermeld, onderdeel uitmaken van een bezwaarprocedure. De mediation bij bezwaar wordt in overleg en na afstemming met de betreffende gemeente in de praktijk uitgevoerd door de manager BSB. De manager BSB onderzoekt hierbij het bezwaar en raadpleegt hiervoor de betrokken schuldhulpverlener en eventueel collega's die niet bij de casus betrokken zijn. Op basis van dit onderzoek kan de manager BSB richting de schuldenaar mediation toepassen. Op basis van zijn bevindingen uit de mediation rapporteert de manager BSB aan het college en adviseert over het te nemen besluit. Het college zal dit advies meenemen in haar verdere besluitvorming.

Voorafgaand aan verzending van een afwijzende beschikking aan een schuldenaar, zal door BSB zoveel als mogelijk eerst een “zienswijzegesprek” met de schuldenaar worden gehouden. Tijdens dit gesprek wordt het afwijzende besluit nader aan de schuldenaar toegelicht en onderbouwd. Mogelijk dat het zienswijzegesprek ertoe leidt dat minder bezwaarprocedures zullen ontstaan.

7. Klachtenprocedure

Er dient een duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen een klacht en een bezwaar. Klachten hebben betrekking op bejegening en op de kwaliteit van de schuldhulpverlening. Bezwaar heeft uitsluitend betrekking op genomen besluiten.

Voor klachten in verband met de uitvoering van schuldhulpverlening geldt voor schuldenaren de interne klachtenprocedure van BSB c.q. de stichting Maatschappelijk Werk Zeeuws-Vlaanderen. De stichting beschikt zelf over een klachtencommissie met externe deskundigen die de klachten onafhankelijk beoordelen. Indien de schuldenaar het niet eens is met het oordeel van de klachtencommissie, schrijft de procedure voor dat de schuldenaar zich dan kan wenden, met uitzondering van bejegeningsklachten, tot de Commissie Kwaliteitszorg van de NVVK. Het college onderschrijft deze klachtenprocedure.

8. Basisbankrekening

De schuldenaar is, na toekenning van zijn aanvraag schuldhulpverlening, verplicht medewerking te verlenen aan de opening van een basisbankrekening (artikel 7, eerste lid, Wet gemeentelijke schuldhulpverlening).

9. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

 

Aldus vastgesteld op 29 mei 2012 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst.