Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Alkmaar

Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Alkmaar

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Alkmaar
Officiële naam regelingVerordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Alkmaar
CiteertitelVerordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Alkmaar
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op het primair onderwijs 
  2. Wet op de expertisecentra 
  3. Wet op het voortgezet onderwijs 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-12-200601-01-2015nieuwe regeling

27-11-2006

Officiële Mededelingen, 13-12-2006

Onbekend.

Tekst van de regeling

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar;

  • b.

    schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

  • c.

    school: school voor basisonderwijs, speciale school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, en school voor voortgezet speciaal onderwijs;

    • -

      school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

    • -

      school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 va de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

    • -

      school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs.

  • d.

    Nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra, artikel X van de wet van 31 mei 1995 ( Staatsblad 319) of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • e.

    voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening;

  • f.

    aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

  • g.

    indieningsdatum: uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

  • h.

    toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

  • i.

    tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

  • j.

    subsidieplafond: het door de raad of het college burgemeester en wethouders vastgestelde bedrag, voor een door de raad aangewezen voorziening, dat ten hoogste beschikbaar is binnen een bepaald tijdvak;

  • k.

    feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college burgemeester en wethouders waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

  • l.

    subsidievaststelling: de beschikking van het college burgemeester en wethouders waarin het subsidiebedrag voor een voorziening of aanvullende voorziening definitief wordt vastgesteld en een recht op uitbetaling ontstaat.

  • m.

    subsidieverlening: de beschikking van het college van burgemeester en wethouders waarbij een voorwaardelijke financiële aanspraak ontstaat op het subsidiebedrag voor een voorziening of een aanvullende voorziening.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1.

    De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    De raad kan voor een voorziening het gestelde in het eerste lid overdragen aan het college. Het college neemt daarbij de gemeentebegroting in acht.

  • 3.

    Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen bekend.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1.

    Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2.

    Het college stelt de toekenningscriteria vast waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

Jaarlijks voor 1 juli zendt het college aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening toegekende voorzieningen. Het overzicht omvat de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het jaar van toezending.

Procedures

Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door het college.

Artikel 6 Indiening aanvraag
  • 1.Het

    schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen. Bij de indiening van een aanvraag en de verstrekking van de gegevens dient het schoolbestuur gebruik te maken van het door het college vastgestelde formulier.

  • 2.

    De aanvraag vermeldt:

    • -

      naam en adres van het schoolbestuur;

    • -

      de dagtekening;

    • -

      de gewenste voorziening;

    • -

      de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor een school;

    • -

      een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

  • 3.

    Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 7 Beslissingstermijn
  • 1.

    Het college beslist binnen twaalf weken na de indieningsdatum op een aanvraag. Indien ten aanzien van een voorziening geen indieningsdatum is voorgeschreven, beslist het college binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de termijn van twaalf weken met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van twaalf weken hiervan door het college schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geeft ven zij de reden voor de verlenging aan.

  • 3.

    Het college stelt binnen twee weken na de datum van de beschikking op de aanvraag het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

  • 4.

    Het niet beslissen binnen de termijn als genoemd in het eerste of tweede lid, eerste zin, staat gelijk aan een beschikking tot toekenning van de voorziening.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Het college weigert de voorziening in ieder geval indien:

  • -

    de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van de verordening;

  • -

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

  • -

    door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 9 Indiening aanvraag
  • 1.

    Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst, dient een aanvraag in bij het college.

  • 2.

    Op de aanvraag is artikel 6, tweede en derde lid, van toepassing.

Artikel 10 Beslissingstermijn
  • 1.

    Het college besluit binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

  • 2.

    Het niet beslissen binnen de termijn, als genoemd in het eerste lid staat gelijk aan een beschikking tot toekenning van de voorziening.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Het college weigert de aanvullende voorziening in ieder geval indien:

  • -

    de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening zoals bedoeld in artikel 3 is;

  • -

    niet is voldaan aan een van de toekenningscriteria.

Paragraaf 2.3 Toekenning; uitvoering beschikking subsidieverlening; intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling
  • 1.

    De beschikking van het college tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

    • -

      feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening;

    • -

      een subsidieverlening

    • -

      een subsidievaststelling.

  • 2.

    De beschikking bevat:

    • -

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • -

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

  • 3.

    De beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling bevat voorts:

    • -

      het bedrag van de subsidie of indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag niet vermeldt,

    • -

      het bedrag waarop de subsidie ten hoogste wordt vastgesteld;

    • -

      het bedrag van het voorschot of de wijze van vaststelling daarvan indien de beschikking tot subsidieverlening bepaalt dat het college een voorschot verleent;

  • voor zover van belang de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan het college.

  • 4.

    De betaling van het subsidiebedrag vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

Artikel 13 Uitvoering beschikking tot subsidieverlening
  • 1.

    Na een beschikking tot subsidieverlening dient het schoolbestuur uiterlijk acht weken na afloop van het tijdvak waarvoor de voorziening is toegekend een aanvraag tot subsidievaststelling in. Het college stelt de subsidie ambtshalve vast indien de aanvraag achterwege blijft.

  • 2.

    Bij de aanvraag toont het schoolbestuur aan dat de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen als genoemd in artikel 12 zijn nagekomen.

  • 3.

    Indien het schoolbestuur niet of niet voldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Hierbij geven zij aan op welke onderdelen het schoolbestuur aanvullende informatie moet verschaffen. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen. Indien het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen deze termijn verstrekt, stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

Artikel 14 Subsidievaststelling volgend op verlening
  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na de indiening van de aanvraag als bedoeld in artikel 13 of binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende informatie. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

  • 2.

    Het college betaalt het subsidiebedrag onder verrekening van de betaalde voorschotten, overeenkomstig de subsidievaststelling. De betaling vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

Artikel 15 Intrekken of wijzigen beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling
  • 1.

    Het college kan een beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling intrekken of ten nadele van het schoolbestuur wijzigen:

    • a.

      - op grond van feiten en omstandigheden waarvan het college bij de toekenning van de voorziening redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de toekenning van de voorziening anderszins zou hebben plaatsgevonden;

    • b.-

      indien het schoolbestuur niet voldoet aan de in de beschikking gestelde verplichtingen;

    • c.-

      indien de beschikking onjuist was en het schoolbestuur dit wist of behoorde te weten.

  • 2.

    De intrekking of wijziging van een beschikking tot subsidievaststelling werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 16 Intrekken of wijzigen beschikking tot subsidieverlening
  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het college een beschikking tot subsidieverlening intrekken of ten nadele van het schoolbestuur wijzigen, indien:

    • -

      het bepaalde in artikel 15, eerste lid, onder b en c van toepassing is;

    • -

      de voorziening niet of niet geheel heeft plaatsgevonden, of zal plaatsvinden;

    • -

      het schoolbestuur onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid;

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 17 Terugvordering
  • 1.

    Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handelingen als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder b, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

  • 2.

    Ten onrechte feitelijk beschikbaar gestelde voorzieningen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de voorziening is toegekend nog geen vijf jaren zijn verstreken en de aard van de voorziening dit mogelijk maakt.

Artikel 18 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen, is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

Slotbepalingen

Artikel 19 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 20 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist sen het college burgemeester en wethouders.

Artikel 21 Citeertitel

  • 1.

    De verordening wordt aangehaald als:”Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Alkmaar”.

  • 2.

    Te bepalen dat de verordening in werking treedt één dag na de bekendmaking ervan in de Officiële Mededelingen.

Ondertekening

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2006.

Vastgesteld bij raadsbesluit van 27 november 2006.

Bekend gemaakt in de Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad van 13 december 2006.

Bijlage Voorziening behorende bij de “Verordening materiële en financiële gelijkstelling onderwijs”

Praktijkgericht onderwijs

I Aanduiding van de voorziening

Vergoeding voor de aanpassing aan de huisvesting van een bestaand schoolgebouw waardoor dat gebouw beter geschikt wordt gemaakt voor praktijkgericht onderwijs.

Onder een bestaand gebouw wordt mede verstaan een gebouw waarvan de realisatie al zover is gevorderd dat oplevering en ingebruikneming in 2007 of 2008 zal plaatsvinden. Bij de aanpassing van het gebouw kan het tevens gaan om een nieuwe inrichting ten behoeve van praktijkgericht onderwijs.

II Indieningsdatum

1 januari 2007

I Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

Kalenderjaar 2007

IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening

IVa Schoolsoort

Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

IVb

De voorziening staat open voor alle hoofdvestigingen en nevenvestigingen binnen de gemeentegrenzen (waaronder ook de nevenvestigingen van een hoofdvestiging in andere gemeenten).

IVc

Een school komt in aanmerking voor deze voorziening indien deze niet eerder op basis van deze verordening ter beschikking is gesteld.

Voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Alkmaar zoals deze op het moment van toepassing luidt, komen niet voor subsidie in aanmerking op basis van deze verordening.

V Wijze van toekenning met daarbij behorende berekeningseenheid

  • -

    het aantal leerlingen (V)SO, niet zijnde verbreed toegelaten leerlingen, ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK) op 1 oktober 2005 zoals opgegeven op de leerlingentelling OCW/CfI:

    • 1.000 euro per leerling (V)SO ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK), en

    • 140 euro extra per leerling ZMLK.

  • -

    een plan waarin de aanvraag wordt onderbouwd. Uit dit plan moet blijken om welke aanpassing het gaat, wat daarvan de doelstelling is en welk bedrag wordt aangevraagd.

VI Subsidieplafond

VIa

Er is sprake van een subsidieplafond. Dit bedraagt € 291.536.

VIb

Het beschikbare bedrag wordt verdeeld over alle aanvragen die voor toekenning in aanmerking komen. Wanneer het subsidieplafond wordt overschreden, worden de bedragen zoals genoemd bij V. aangepast naar rato van de berekeningseenheid.

Toelichting op de bepalingen van de verordening.

Inleiding

Vanaf 1 januari 1997 is met betrekking tot de financiële en materiele gelijkstelling tussen het openbaar en bijzonder basisonderwijs, (voortgezet) speciaal en voortgezet onderwijs nieuwe regelgeving van kracht geworden. Zowel de Wet op het basisonderwijs, de Interim-wet op het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (vanaf 1 augustus 1998 Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra) en de Wet op het voortgezet onderwijs zijn vanaf dat tijdstip gewijzigd. De wijziging houdt in dat de gemeenten op basis van een verordening voor nader te omschrijven voorzieningen extra middelen (boven de reguliere rijksvergoedingen) beschikbaar kunnen stellen, zonder dat deze onder de werking van de overschrijdingsregeling vallen.

Vanaf genoemd tijdstip laat de wetgeving formeel geen ruimte meer voor bekostiging van voorzieningen op basis van afspraken tussen de gemeente en bevoegde gezagen. Formeel dienen ook bestaande afspraken in de verordening te worden vastgelegd. In de praktijk kan de tot dan gevolgde werkwijze wel worden gecontinueerd, voor zover geen van de bevoegde gezagen een beroep doet op de overschrijdingsregeling voor wat betreft de voorziening. Een ander ongewisse factor is het ontstaan van een nieuw bevoegd gezag.

Mogelijkheden

De nieuwe wettelijke regeling biedt voor gemeenten en schoolbesturen mogelijkheden:

  • -

    voor de gemeente: gerichte subsidiëring van voorzieningen voor openbaar en bijzonder onderwijs, waarbij rekening kan worden gehouden met specifieke omstandigheden van scholen;

  • -

    voor het schoolbestuur: de mogelijkheid van subsidiëring van voorzieningen om voor de school specifieke problemen op te lossen.

Dit alles zonder dat de gemeente met het automatisme van doorbetaling aan het bijzonder onderwijs wordt belast. In de praktijk waren gemeenten meestal wel bereid om mee te werken aan de oplossing van problemen welke niet binnen de reguliere rijksvergoeding zijn geregeld. Het automatisme van doorbetaling leverde voor de meeste gemeenten onoverkomelijke bezwaren op, tenzij afspraken met het totale onderwijsveld konden worden gemaakt, waarbij de schoolbesturen (schriftelijk) verklaarden af te zien van aanspraken op grond van de wettelijke financiële gelijkstelling. Een dwarsligger of een nadien opgericht schoolbestuur kon roet in het eten gooien.

Zowel het gemeentebestuur als een schoolbestuur kan actie ondernemen om met elkaar in gesprek te komen. Beide partijen zijn verruimd/versterkt in hun positie:

de gemeente is niet meer belast met het automatisme van doorbetaling en het schoolbestuur heeft de mogelijkheid om school-specifieke problemen onder de aandacht te brengen van het gemeentebestuur, gericht op verkrijging van gemeentesubsidie.

Bij de introductie van lokaal onderwijsbeleid heeft het fenomeen 'op overeenstemming gericht overleg’ zijn intrede gedaan (BOLO). Dit platform is uitermate geschikt om zaken, die vragen om een oplossing via gemeentelijke subsidiëring, aan de orde te stellen.

Wettelijk kader

De artikelen 140 en 141 van de WPO en 134 en 135 van de WEC en artikel 96g en 96 h van de Wet op het voortgezet onderwijs regelen de wijze waarop gemeentelijk beleid met betrekking tot personele en materiële voorzieningen kan worden gevoerd. Bij de wetswijziging zijn de volgende elementen van essentieel belang:

  • -

    handhaving van de bestaande overschrijdingsregeling in het kader van de financiële gelijkstelling (vergelijking uitgaven openbaar onderwijs versus rijksvergoeding openbaar onderwijs en vaststelling mogelijke overschrijding);

  • -

    gemeenten wordt de mogelijkheid geboden extra middelen bovenop de rijksvergoedingen beschikbaar te stellen zonder dat de overschrijdingsregeling belemmerend werkt.

Aanvullende gemeentelijke uitgaven moeten plaatsvinden op basis van een verordening. In de gemeentelijke verordening moet het volgende worden geregeld:

  • -

    de omschrijving van de voorziening;

  • -

    de gelijke behandeling van het openbaar en bijzonder onderwijs naar dezelfde maatstaf;

  • -

    een aanvraagprocedure;

  • -

    de gemeenteraad kan bepalen, dat burgemeester en wethouders de regeling tijdelijk kunnen aanvullen;

  • -

    burgemeester en wethouders maken jaarlijks een overzicht van de toegekende voorzieningen bekend;

  • -

    een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging in een andere gemeente is gelegen, in aanmerking kan komen voor voorzieningen als bedoeld in de verordening.

Het gaat om bekostiging van voorzieningen welke niet door de reguliere rijksvergoeding worden gedekt.

Het begrip materiële gelijkstelling

De materiele gelijkstelling tussen het openbaar en bijzonder onderwijs houdt in, dat scholen recht hebben op een zelfde voorziening voor zover die scholen in een zelfde positie met betrekking tot die voorziening verkeren.

De verordening

De Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs maken onderscheid in de volgende situaties in een gemeente:

  • -

    de gemeente houdt zelf openbare scholen in stand;

  • -

    er is uitsluitend één of meerdere andere rechtspersonen dan de gemeente welke scholen in stand houden.

In de eerste situatie kan de gemeenteraad een verordening vaststellen om extra gelden voor bepaalde voorzieningen buiten de overschrijdingsregeling te houden. De reguliere inkomsten en uitgaven voor personele en materiele voorzieningen blijven onder de overschrijdingsregeling vallen. In de andere situatie - als er sprake is van niet-gemeentelijke scholen - moet de gemeenteraad een verordening vast stellen indien de raad extra gelden beschikbaar wil stellen aan deze scholen. Achtergrond van dit verschil in verplichtend en facultatief karakter van de verordening is gelegen in de wijze van instandhouding van openbaar onderwijs door de gemeente. Als de gemeente openbaar onderwijs in stand houdt (integraal bestuur of artikel 82 commissie), kan de gemeente via twee wegen extra middelen beschikbaar stellen: of via de verordening of via de overschrijdingsregeling (zie ook onder paragraaf 3).

Als de gemeente geen openbaar onderwijs in stand houdt (er is geen openbaar onderwijs binnen de gemeente of het openbaar onderwijs is vermogensrechtelijk verzelfstandigd) en de gemeente wil extra's aan het lokale onderwijs toekennen, moet dat via de verordening. Artikel 6 van de WPO bepaalt immers dat geen uitgaven aan het onderwijs worden gedaan dan krachtens een wettelijke bepaling. Toekenningen via de verordening worden gedaan krachtens een wettelijke bepaling.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft een modelverordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gepubliceerd. Hieronder wordt ingegaan op de inhoud van de modelverordening. De modelverordening bestaat uit een viertal blokken:

  • -

    Hoofdstuk Algemene bepalingen

  • -

    Hoofdstuk Procedures

  • -

    Hoofdstuk Slotbepalingen

  • -

    Bijlage Voorzieningen.

Algemene bepalingen

In het hoofdstuk algemene bepalingen zijn de onderwerpen subsidieplafond, verdelingsregels, aanvullende voorziening en het jaarlijkse overzicht opgenomen. De gemeenteraad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen en verdelingsregels vaststellen. De raad kan dit overdragen aan het college dat de gemeentebegroting in acht moet nemen. Het college maakt zowel het subsidieplafond als de verdelingsregels bekend aan de schoolbesturen uiterlijk zes weken voor de indieningdatum voor de aanvragen. Daarnaast is de bevoegdheid van het college geregeld met betrekking tot het tijdelijk aanvullen van de verordening met een voorziening. Tot slot is aan het college opgedragen het jaarlijkse overzicht aan de bevoegde gezagen toe te zenden.

Procedures

In het hoofdstuk procedures worden de procedures met betrekking tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van voorzieningen, de indiening van de aanvraag en de beslistermijnen behandeld. Zowel de reguliere procedure als de procedure ten aanzien van de aanvullende voorzieningen zijn hier geregeld. De weigeringsgronden zijn expliciet geregeld. Een aanvraag kan positief of negatief worden beoordeeld, maar ook gedeeltelijke inwilliging van een aanvraag is mogelijk. De weigeringsgronden zijn verwoord in artikel 8 van de verordening:

  • -

    de gewenste voorzienig is geen voorziening in de zin van de verordening;

  • -

    de aanvraag voldoet niet aan één van de toekenningscriteria;

  • -

    door verstrekking van de subsidie zou het subsidieplafond worden overschreden.

Tenslotte is de toekenning van de subsidie geregeld.

Voor de toevoeging, wijziging of intrekking van voorzieningen is bepaald (artikel 5), dat hiervan minimaal zes weken voor de indieningsdatum mededeling wordt gedaan aan het schoolbestuur. Ten aanzien van de indiening van de aanvraag is een aantal vormvoorschriften geformuleerd. Een aanvraag moet in elk geval de volgende informatie bevatten (artikel 6):

  • -

    naam en adres van het schoolbestuur;

  • -

    de dagtekening;

  • -

    de gewenste voorziening;

  • -

    naam van de school en/of onderwijssoort;

  • -

    de motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

In artikel 7 van de modelverordening is de behandeltermijn van aanvragen geregeld: beslissing binnen twaalf weken, eventueel te verlengen met vier weken.

Bij de toekenning van de voorziening kan sprake zijn van het feitelijk, in natura beschikbaar stellen van een voorziening of het toekennen van een subsidiebedrag. In betreffende beschikking wordt aangeven het tijdvak waarvoor de toekenning geldt en de wijze waarop het bevoegd gezag de voorziening dient uit te voeren. De gemeente kan kiezen voor tweeërlei vormen van subsidiëring:

  • -

    via de zgn. subsidieverlening met bevoorschotting en afrekening;

  • -

    via de subsidievaststelling, waarbij de subsidie direct definitief wordt vastgesteld en betaalbaar gesteld.

Afhankelijk van de wijze van subsidiëring vindt er wel of geen afrekening plaats. Tenslotte is nog bepaald, dat vervreemding van toegekende voorzieningen door het bevoegd gezag niet is toegestaan zonder toestemming van het college. Fusie van scholen maakt daarop een uitzondering.

Slotbepalingen

In de slotbepalingen is de informatieplicht voor het bevoegd gezag opgenomen. Zoals gebruikelijk in gemeentelijke verordeningen beslist het college in die gevallen - de uitvoering van de verordening betreffende - waarin de verordening niet voorziet.

Bijlagen

In de Bijlage 'Voorzieningen' moet een gemeente aangegeven welke voorzieningen onder de werking van de verordening vallen. Per voorziening wordt een aparte bijlage opgenomen. In de bijlage bij de verordening worden per voorziening de volgende punten beschreven:

  • I

    Aanduiding van de voorziening

  • II

    Indieningsdatum

  • III

    Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

  • IV

    Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening

  • IVa

    Schoolsoort

  • IVb

    Voorziening staat open voor een nevenvestiging van een hoofdvestiging in een andere gemeente

  • IVc

    Hoofdgebouw/ dislocatie/ nevenvestiging

  • IVd

    Overige criteria op basis waarvan het schoolbestuur van een school in aanmerking komt voor een voorziening

  • V

    Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid

  • VI

    Subsidieplafond

  • VIa

    Voor deze voorziening wordt een subsidieplafond gehanteerd

  • VIb

    Verdelingsregels

Vormgeving toekenning subsidie

De subsidie wordt verleend op basis van een beschikking, welke zijn oorsprong vindt in (een bijlage bij) de verordening. De subsidie kan worden verstrekt op basis van een toekenningsbeschikking, bevoorschotting en afrekenbeschikking (rekening en verantwoording). Subsidie kan worden toegekend op basis van normering of begroting, waarbij de toegekende subsidie wordt beschikbaar gesteld als definitief bedrag. Het toegekende bedrag wordt dan vervolgens betaalbaar gesteld, ongeacht de feitelijke kosten.

Toewijzing van het recht om van een voorziening (in natura) gebruik te mogen maken, is een andere mogelijkheid. Verrekening van/met de feitelijke kosten blijft ook dan achterwege. Overwegingen van bestuurslasten en verhouding administratieve handelingen versus subsidiebedrag spelen voor zowel de gemeente als het schoolbestuur een rol bij de keuze voor de te volgen systematiek.

Rechtsbescherming

De Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) is van toepassing op het traject van de beschikking. Tegen de toekenning-/afrekenbeschikking kan bezwaar worden gemaakt c.q. beroep worden ingesteld. In afwijking van de gebruikelijke werkwijze met betrekking tot de rechtsbescherming is in het geval van de vaststelling van de verordening door de gemeente (algemeen verbindend voorschrift) ook bezwaar en beroep mogelijk! Indien een schoolbestuur het niet eens is met de verordening, bijvoorbeeld omdat een gelijke behandeling tussen scholen niet is gewaarborgd, kan dus tegen de vaststelling en de inhoud van de verordening bezwaar en beroep worden aangetekend.

Een beschikking is hierbij niet noodzakelijk. Tegen de toekenning van subsidie door de gemeenteraad kan een bezwaarschrift bij de raad worden ingediend. Indien het college van burgemeester en wethouders belast is met de uitvoering van de subsidieregeling, met andere woorden het college beschikt op de ingediende aanvragen, dan is indiening van een bezwaarschrift bij het college op zijn plaats. Na de beslissing op het bezwaarschrift kan belanghebbende nog in beroep gaan bij de arrondissementsrechtbank, afdeling Bestuursrechtspraak. Conform de AWB bestaat er dan uiteindelijk hoger beroep open op d