Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Mandaatbesluit raad aan de griffier 2006 |
Citeertitel | Mandaatbesluit raad aan de griffier 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Wijziging van Mandaatbesluit raad aan de griffier 2006 : GBL 2006-104 ; CVDR19785
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-12-2018 | 01-01-2018 | Wijziging artikel 11 | 20-12-2018 | Rotterdams GBL nummer: 2018-179; Raadsvoorstelnr: 18bb10933 | |
01-01-2007 | 25-12-2018 | art. 10 | 14-12-2006 Gemeenteblad 2006-198 | Voorstel presidium 7 december 2006, 06GR3103; raadsstuk 2006-3103 | |
07-07-2006 | nieuwe regeling | 06-07-2006 Gemeenteblad 2006-104 | Voorstel presidium 8 juni 2006, 06GR1398; Raadsstuk 2006-631 |
De Raad van de gemeente Rotterdam,
Gelezen het voorstel van het presidium van 8 juni 2006, 06GR1398; raadsstuk 2006-631;
overwegende, dat het om redenen van doelmatigheid wenselijk is een aantal mandaatregelingen aan de Griffier samen te voegen en op (technische) onderdelen aan te passen;
gelet op hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 107e, tweede lid, van de Gemeentewet en de Organisatieverordening van de raad van de gemeente Rotterdam;
vast te stellen het hierna volgende Mandaatbesluit raad aan de griffier 2006 dat luidt als volgt:
Paragraaf 2 Algemene voorschriften
Bij afwezigheid van de griffier oefent degene, die bij afzonderlijk schriftelijk genomen besluit door de raad is aangewezen als diens plaatsvervanger of waarnemer, de verleende mandaten uit.
Met betrekking tot de in het eerste lid genoemde bevoegdheden om te beslissen over gemeentelijke FPU-regeling, voor zover het gaat om toekenning van een financiële vergoeding aan een ambtenaar aan wie ontslag wordt verleend op grond van artikel 85a van het Ambtenarenreglement of te beslissen ten aanzien van een wachtgelduitkering, voor zover het gaat om het vaststellen van nadere voorschriften met betrekking tot de bedrijfsgeneeskundige begeleiding van een voormalig medewerker, wordt eerst besloten nadat het presidium is geïnformeerd.
De griffier krijgt mandaat om ten aanzien van de tot de griffie behorende ambtenaren uitvoering te geven aan het gestelde bij of krachtens wetten in formele zin, voor zover dit betrekking heeft op de rechtspositie van de ambtenaren behorende tot de griffie, tenzij bij of krachtens deze regeling anders is bepaald.
Het UWV krijgt mandaat om in het kader van de in het eerste lid genoemde regelingen te beslissen op bezwaarschriften, met dien verstande dat degene die betrokken is bij het besluitvormingsproces ten aanzien van het bezwaarschrift, niet ook betrokken is geweest bij het besluitvormingsproces in eerste aanleg.
Het UWV krijgt mandaat om in het kader van de uitvoering van de in het eerste lid genoemde regelingen in rechte op te treden en tegen rechterlijke uitspraken al dan niet hoger beroep of cassatie in te stellen. Indien het een zaak betreft met een kennelijk aanzienlijk financieel of rechtspositioneel belang, oefent het UWV deze bevoegdheid niet uit dan na verkregen toestemming van de raad en in voorkomend geval van de ex-werkgever van de wederpartij in de desbetreffende zaak. Het UWV is in dat geval wel bevoegd om vooruitlopend hierop zo nodig hoger beroep of cassatie in te stellen.
De griffier krijgt mandaat ten aanzien van de raadsbevoegdheden als omschreven in de Verordening voorzieningen raadsleden 2007, met dien verstande dat bij de uitoefening van de bevoegdheden genoemd in artikel 5, vijfde lid, artikel 6, vierde lid, artikel 7, vierde lid en artikel 8, vijfde lid, eerst wordt besloten nadat het presidium is geïnformeerd.
De griffier krijgt mandaat ten aanzien van de bevoegdheden tot het verlenen, bevoorschotten, vaststellen, wijzigen, opschorten, intrekken, verrekenen en terugvorderen van de tegemoetkoming, bedoeld in afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2, eerste en tweede lid en 8, derde, vierde en vijfde lid en artikel 10, eerste lid van de Verordening fractieondersteuning 2018.
Het Mandaat- en volmachtbesluit P&O-Griffie, de Mandaatregeling personeelsbesluiten griffie, het Mandaatbesluit presidium en griffier, het Mandaatbesluit voorzitter presidium en alle andere voorheen door de raad aan ambtenaren verleende structurele mandaten en machtigingen worden ingetrokken.
Toelichting behorende bij Mandaatbesluit raad aan de griffier 2006
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) verstaat onder mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. De mandaatverlener en mandaatontvanger zijn één; de mandaatontvanger neemt besluiten als ware hij het bestuursorgaan, de raad.
De gemandateerde dient derhalve het besluit altijd te ondertekenen “namens de raad” om naar buiten toe aan te geven dat het een besluit is van de raad.
Bezwaarschriften tegen een in mandaat genomen besluit van de raad dienen dan ook altijd te worden gericht aan de raad (p/a de Algemene bezwaarschriftencommissie).
Dit mandaatbesluit kent meerdere mandaatconstructies. De raad kent in mandaat bevoegdheden toe aan de griffier, maar ook aan de UWV, aan de leden van het presidium en aan de voorzitter van het presidium.
Specifieke aandacht wordt nog besteed aan de relatie verlening mandaten door het college aan de griffier. Onder punt 22 van het Integraal mandaat en volmachtbesluit 2006 (Imvb 2006) staan de bevoegdheden beschreven die het college heeft gemandateerd aan de griffier. De griffier is - anders dan de hoofden van dienst - een niet ondergeschikte van het college, maar valt ten aanzien van bedoelde gemandateerde bevoegdheden onder het college, zijnde het bestuursorgaan dat besluiten neemt namens de rechtspersoon gemeente.
Met het opnemen van punt 22 in het Imvb 2006 is het Mandaatbesluit voor de griffier uit 2003 komen te vervallen.