Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening regelende de inzet van financieringsproducten ten behoeve van de verbetering van particuliere monumenten (Verordening Rotterdams Restauratiefonds 2006) |
Citeertitel | Verordening Rotterdams Restauratiefonds 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2006 | Geen | 18-05-2006 gemeenteblad 2006-85 | Voorstel van B&W 28-02-2006 beleid BWV 175867, 2006-4040 |
De Raad van de gemeente Rotterdam,
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 februari 2006, Beleid BWV 175867; raadsstuk 2006-404;
gelet op de Gemeentewet, de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Rotterdam 2003;
vast te stellen de hierna volgende:
Verordening regelende de inzet van financieringsproducten ten behoeve van de verbetering van particuliere monumenten (Verordening Rotterdams Restauratiefonds 2006);
In deze verordening wordt verstaan onder:
HOOFDSTUK 4 VERLENING EN VASTSTELLING
Artikel 12 Verleningsvoorwaarden
De in artikel 4, eerste lid, genoemde financieringsproducten worden slechts verleend indien:
Een aanvraag om een annuïteitenlening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, of een bouwrekening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, wordt gelijktijdig met een aanvraag om een restauratiehypotheek ingediend.
Het college zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening in de praktijk.
Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van het college zou leiden tot een onredelijke beslissing kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.
Beschikkingen verleend krachtens de Rotterdamse Monumenten Subsidieverordening 1993 blijven, indien en voor zover de bepaling waarop de beschikking betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening, van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Rotterdamse Monumenten Subsidieverordening 1993 blijven, indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd ook zijn vervat in deze verordening, van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
In onderhavige verordening, die een heldere opbouw in hoofdstukken kent, worden achtereenvolgens de volgende zaken vastgelegd.
In de Begripsbepalingen worden definities gegeven van de diverse begrippen, waarbij vanzelfsprekend wordt aangesloten bij, c.q. verwezen wordt naar, de definities in de Monumentenverordening Rotterdam 2003.
In hoofdstuk 2 wordt onder meer gesteld dat de raad de omvang bepaalt van de door de gemeente in het fonds te storten financiële middelen en dat het college bevoegd is het beheer van het Rotterdams Restauratiefonds uit te besteden aan een hiertoe naar hun oordeel deskundige partij; hiervoor is de Stichting Nationaal Restauratiefonds gekozen. Sinds de inwerkingtreding van de Rotterdamse Monumenten Subsidieverordening 1993 en de daarbij behorende samenwerkingsovereenkomst met deze Stichting is er sprake van een goede samenwerking, waardoor continuering gewenst is.
Aangegeven wordt dat er naast de restauratiehypotheek ook een (aanvullende) annuïteitenlening en een bouwrekening kunnen worden aangeboden.
Een restauratiehypotheek is een lening van ten minste € 5.000,- waarvan de aflossing volgens het annuïteitensysteem plaatsvindt met een maximale looptijd van dertig jaar. Het maximale leningsbedrag van een restauratiehypotheek bedraagt 100% van de goedgekeurde subsidiabele kosten met dien verstande dat er voor woonhuismonumenten een maximum is van € 250.000,-, voor overige monumenten van € 500.000,- en voor nader aan te wijzen beeldbepalende panden € 15.000,-.
Een aanvullende annuïteitenlening bedraagt maximaal 40% van de goedgekeurde kosten van de voorzieningen, waarbij is bepaald dat de som van de restauratiehypotheek en de annuïteitenlening niet meer mogen bedragen dan de totale bouwsom.
Tenslotte bestaat de mogelijkheid om een bouwrekening te openen; deze bedraagt maximaal de voor de uitvoering van de werkzaamheden goedgekeurde bouwsom.
Een zekerheidsfonds zorgt voor middelen voor de dekking van eventuele ontstane verliezen op verleende annuïteitenleningen en geopende bouwrekeningen en wordt gevoed door bijdragen die in het kader van het verlenen van annuïteitenleningen en geopende bouwrekeningen aan de leningsgerechtigden worden berekend.
In hoofdstuk 3 Werkingssfeer en Subsidiegrondslag wordt vastgelegd dat de financieringsproducten worden berekend aan de hand van de bij de verlening goedgekeurde kosten van voorzieningen, of de werkelijke kosten indien deze door burgemeester en wethouders na uitvoering van de werkzaamheden op een lager bedrag worden vastgesteld; kosten die op grond van enige andere subsidieregeling subsidiabel zijn gesteld worden in mindering gebracht.
Hoofdstuk 4 gaat in op de verlening en vaststelling.
De Stichting Nationaal Restauratiefonds sluit de hypotheken en annuïteitenleningen af en opent de bouwrekeningen. Echter niet dan nadat het college een verleningsbeschikking heeft genomen. In deze verleningbeschikking, die voorafgaand aan het treffen van de voorzieningen wordt genomen, zijn de voorlopige subsidiabele kosten vastgelegd. Met dit besluit kan de eigenaar van een monument aanspraak doen op een financiering in de vorm van een restauratiehypotheek en eventueel een annuïteitenlening en bouwrekening, mits aan alle bij of krachtens de verordening gestelde bepalingen wordt voldaan. Uitsluitend een verleningsbeschikking betekent derhalve nog niet dat een aanspraak ook daadwerkelijk wordt gehonoreerd. Met de verleningsbeschikking en de overige benodigde gegevens wordt door de eigenaar offerte voor de financieringsvormen aangevraagd bij de Stichting. De Stichting stelt de offerte op en stuurt – indien noodzakelijk - een adviesaanvrage naar het Bemiddelend Orgaan. Zodra de offerte door de eigenaar is ondertekend en alle bijbehorende stukken akkoord bevonden zijn stuurt de Stichting een acceptatiebrief. De eigenaar kan als dan een afspraak met de notaris maken.
Nadat de voorzieningen zijn gerealiseerd meldt de eigenaar dit schriftelijk aan ons college onder overlegging van de benodigde gegevens, waarna op basis van de feitelijk gemaakte kosten de definitieve subsidiabele kosten worden vastgesteld in een vaststellingsbeschikking. Eén van de voorwaarden om een lening te kunnen krijgen is dat er een vergunning op grond van de Monumentenverordening Rotterdam 2003 en/of bouwvergunning krachtens de Woningwet, indien benodigd, is verleend.
Eigenaren die één of meer van de genoemde financieringsproducten hebben verkregen krijgen een onderhoudsplicht opgelegd, waarbij de eigenaar wordt geacht voor een periode van vijftien jaar, gerekend vanaf de afronding van de werkzaamheden, het monument ten minste in de technische staat te houden, zoals vastgelegd in een bouwtechnisch rapport.
Ten slotte kent de verordening een hardheidsclausule die als volgt luidt: “Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van burgemeester en wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening”.
Daarmee is het college in staat om in bijzondere gevallen af te wijken van de regels in de verordening en bijvoorbeeld ook andere categorieën monumenten te subsidiëren.
De mogelijkheid wordt geboden om een bouwrekening te openen.
Het college stelt in elk geval nadere regels vast met betrekking tot de procedure voor indiening en afhandeling van een aanvraag als bedoeld in artikel 13, alsook met betrekking tot de te stellen voorwaarden aan de verstrekking van de financieringsproducten.
Gekozen is om bij de bepaling van subsidiabele kosten uit te gaan van de door de rijksoverheid vervaardigde Leidraad BRIM, subsidiabele restauratiekosten, die behoort bij de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, die op 1 februari 2006 van kracht is geworden.
Indien en voor zover deze rijksregelgeving wordt ingetrokken dan wel vervallen wordt verklaard, is het college bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot het bepalen van de subsidiabele kosten. Het college gaat in voorkomend geval als dan uit van de in den lande algemeen aanvaarde criteria.
De onderhoudsplicht is een wezenlijk onderdeel van het streven te komen tot in lengte van jaren goed onderhouden monumenten. Door het opleggen van een onderhoudsplicht in het verlengde van het gebruik maken van de faciliteiten van de subsidieregeling, wordt bewerkstelligd dat door het regulier plegen van onderhoud, kostbare restauratieve werkzaamheden worden vermeden.
De onderhoudsplicht gaat uit van het ten minste in een technische staat behouden van het monument gelijk aan die, zoals die is vastgelegd in de na afgifte van de verleningsbeschikking op te maken nulmeting. Door met een interval van telkens vijf jaar een bouwtechnische opname te verrichten, kan bepaald worden of de eigenaar zich houdt aan de onderhoudsverplichting.
In het vijfde lid worden de sancties op het niet voldoen aan de onderhoudsverplichting aangegeven. Tegen het besluit tot het treffen van sancties staat ingevolge artikel 6:2 Awb voor de eigenaar de mogelijkheid van bezwaar of administratief beroep open.
De in het vijfde lid onder a genoemde termijn van acht weken is gerekend vanaf het moment van kennisgeving aan de eigenaar van het monument van de geconstateerde overtreding.
Aangegeven wordt aan welke vereisten dient te worden voldaan alvorens kan worden overgaan tot het verlenen van een vaststellingsbeschikking.