Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Mandaatovereenkomst (bij Huisvestingsverordening) |
Citeertitel | Mandaatovereenkomst (bij Huisvestingsverordening) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Huisvestingsverordening Rotterdam 2003 , Gemeenteblad 2002, nummer 159
Huisvestingsverordening Rotterdam 2003
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-10-2004 | nieuwe regeling | 01-10-2004 Gemeenteblad 2004-180 | Voorstel van de directeur Stedebouw en Volkshuisvesting, 5 oktober 2004, Beleid BWV 113270 | ||
05-10-2004 | 05-10-2004 | nieuwe regeling | 05-10-2004 Gemeenteblad 2004-180 | Voorstel van de directeur Stedebouw en Volkshuisvesting, 5 oktober 2004, Beleid BWV 113270 |
Burgemeester en wethouders van Rotterdam,
Gelezen het voorstel van de directeur Stedebouw en Volkshuisvesting van 5 oktober 2004, Beleid BWV 113270;
Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, ten deze vertegenwoordigd door de burgemeester (hierna te noemen ‘Burgemeester en Wethouders’)
De woningcorporaties Com.wonen, De Nieuwe Unie, PWS, Vestia, Woningbedrijf Rotterdam en Woonbron Maasoevers, ten deze vertegenwoordigd door de directeur-bestuurder (hierna te noemen ‘de corporaties’);
overwegende, dat het gewenst is de uitoefening van de bevoegdheden krachtens paragraaf 2.1 en artikel 4.1 (voor zover betrekking hebbend op paragraaf 2.1) van de Huisvestingsverordening Rotterdam 2003 te mandateren aan de corporaties;
De corporaties zijn bevoegd tot het in naam en onder verantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders:
Per individuele corporatie gelden de in artikel 1 genoemde bevoegdheden uitsluitend voor het bezit van deze corporatie in het toepassingsgebied van paragraaf 2.1 van de Huisvestingsverordening Rotterdam 2003.
Aan de uitoefening van de in artikel 1 genoemde bevoegdheden zijn de volgende voorwaarden verbonden:
De corporaties passen bij het verlenen en weigeren van huisvestingsvergunningen de bepalingen van paragraaf 2.1 van de Huisvestingsverordening Rotterdam 2003 toe; zij hanteren zoveel mogelijk dezelfde praktijkregels als die welke de Backoffice Huisvestingsvergunningen bij de dienst Burgerzaken van de gemeente (hierna genoemd ‘de backoffice’) hanteert; indien zij voornemens zijn toepassing te geven aan de hardheidsclausule, overleggen zij met de backoffice.
De corporaties trekken een door hen verleende huisvestingsvergunning in, wanneer de backoffice meldt, dat een controle in het kader van de inschrijving in de Gemeentelijke Basisadministratie een overtreding van artikel 2.1.5 van de Huisvestingsverordening heeft aangetoond; zij doen direct na de intrekking mededeling daarvan aan de backoffice.
Controle op en handhaving van de naleving van de verleende en geweigerde vergunningen wordt door de gemeente verricht onder verantwoordelijkheid van de directeur Burgerzaken. Bij verleende vergunningen gaat het om de eis, dat de woonruimte binnen één maand moet worden betrokken door het bij de aanvraag opgegeven aantal personen. Bij geweigerde vergunningen om de vraag of de woonruimte niet toch door de aanvrager is betrokken.
Op bezwaar en beroep m.b.t. verleende, geweigerde of ingetrokken vergunningen is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit houdt in, dat op bezwaarschriften (de eerste stap) wordt besloten door Burgemeester en Wethouders, na advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie van de gemeente. Beroep (de tweede stap) kan worden ingesteld bij de bestuursrechtelijke kamer van de Rechtbank.