Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening tot wijziging dan wel intrekking van een aantal verordeningen en besluiten in verband met de verzelfstandiging van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam per 1 januari 2004 |
Citeertitel | Verordening tot wijziging dan wel intrekking van een aantal verordeningen en besluiten in verband met de verzelfstandiging van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam per 1 januari 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Gemeenteblad 2004-144 |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2004 | 01-07-2004 | nieuwe regeling | 01-07-2004 Gemeenteblad 2004-144 | Voorstel van burgemeester en wethouders van 1 juni 2004, Beleid BMB 99118; raadsstuk 2004-664 |
Verordening tot wijziging dan wel intrekking van een aantal verordeningen en besluiten in verband met de verzelfstandiging van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam per 1 januari 2004
De Raad van de gemeente Rotterdam,
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 juni 2004, Beleid BMB 99118; raadsstuk 2004-664;
gelet op de artikelen 82, 149, 216 en 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;
vast te stellen de hierna volgende Verordening tot wijziging dan wel intrekking van een aantal verordeningen en besluiten in verband met de verzelfstandiging van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam:
De Algemene bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht van terreinen in het havengebied der gemeente Rotterdam (Gemeenteblad 1949, nr. 63, zoals nadien gewijzigd) worden ingetrokken.
Het Delegatiebesluit Mainport Holding Rotterdam N.V. (Gemeenteblad 2000, nr. 113) wordt ingetrokken.
De Verordening inzake heffing en invordering van de rechten geheven ter zake van het genot van diensten die worden verleend door de havenmeester van Rotterdam (Verordening havenmeesterrechten Rotterdam) (Gemeenteblad 2001, nr. 126, zoals nadien gewijzigd) wordt ingetrokken.
In artikel 2 van de Commissieverordening 2002 (Gemeenteblad 2002, nr. 68) vervalt onder A. Economie, Haven en Milieu de zinsnede " - het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam;".
De Verordening gebruik haventerreinen (Gemeenteblad 1978, nr. 92, zoals nadien gewijzigd) wordt ingetrokken.
Aan artikel 1 van de Verordening kadegeld (Gemeenteblad 1973, nr. 24, zoals nadien gewijzigd) wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Deze verordening is niet van toepassing in het gebied dat in beheer is bij Havenbedrijf Rotterdam N.V.
In verband met de verzelfstandiging van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam door het oprichten van Havenbedrijf Rotterdam N.V. (hierna: HbR) en de inbreng van de GHR-onderneming daarin, is aanpassing van gemeentelijke regelgeving nodig. In deze wijzigingsverordening worden de relevante raadsbesluiten en verordeningen aangepast of ingetrokken. Aanpassing en intrekking van collegebesluiten en burgemeestersbesluit vindt bij afzonderlijk collegebesluit resp. burgemeestersbesluit plaats.
Aangezien in verband met de verzelfstandiging vanaf 1 januari 2004 gebruik gemaakt wordt van nieuwe Algemene erfpachtbepalingen kunnen deze Algemene bepalingen worden ingetrokken.
Aangezien meteen na oprichting van HbR op 31 december 2003 de aandelen van Mainport Holding Rotterdam zijn geleverd aan de NV kan het betreffende Delegatiebesluit worden ingetrokken.
De Havenmeester van Rotterdam is vanaf 1 januari 2004 werkzaam bij HbR en de vergoedingen voor door hem verleende diensten, die in de Verordening havenmeesterrechten worden genoemd, zullen vanaf die datum contractueel worden bepaald. De verordening verliest daardoor haar werking en kan worden ingetrokken.
Het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam als tak van dienst is opgehouden op te bestaan. Sturing en toezicht ten aanzien van de exploitatie van het havengebied vindt vanaf 1 januari 2004 plaats langs vennootschapsrechtelijke weg. Van beleid inzake het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam is vanaf die datum niet langer sprake en het onderdeel kan dan ook komen te vervallen.
De Verordening gebruik haventerreinen vormde de basis voor de inkomsten voor het GHR uit de tijdelijke verhuringen van niet in erfpacht of huur uitgegeven haventerreinen en voor het gebruik van kades en boeien. Sinds de verzelfstandiging is HbR zelfstandig bevoegd om over de genoemde objecten te beschikken en voor het gebruik ervan een vergoeding te vragen. De betreffende verordening kan derhalve worden ingetrokken.
Als gevolg van de verzelfstandiging van het GHR is het nodig om de bestaande vergunningen die zijn afgegeven op grond van de Verordening Kadegeld om te zetten in ligplaatscontracten. De kadegeldtarieven in het havengebied dat in beheer is van HbR worden door HbR vastgesteld. Op grond van afspraken die in het kader van de verzelfstandiging zijn gemaakt zijn de tarieven voor het jaar 2004 vastgesteld door de raad. De Verordening kadegeld wordt zodanig aangepast dat zij niet langer van toepassing is in het havengebied dat in beheer is bij HbR. Op grond van de inbreng van de havengebieden en havenbekkens is HbR zelfstandig bevoegd om een vergoeding te vragen voor het gebruik van openbare kades in het havengebied. De verordening blijft in stand voor het deel van de gemeente dat niet in beheer is bij HbR maar bij de gemeente zelf (OBR). Tussen HbR en de gemeente is afgesproken dat de tarieven jaarlijks op elkaar worden afgestemd.
Wat in de toelichting bij artikel 6 is beschreven geldt mutatis mutandis voor bedrijfsschepen. De ligplaatsvergunningen voor de aanwezige bedrijfsschepen worden vervangen door ligplaatscontracten en de verordening kan buiten toepassing gelaten worden in het havengebied dat in beheer is bij HbR. De verordening blijft vanzelfsprekend van toepassing in de rest van de gemeente Rotterdam, waar OBR de vergunningverlenende en handhavingsinstantie is.