Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Gedragscode burgemeester en wethouders

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGedragscode burgemeester en wethouders
CiteertitelGedragscode burgemeester en wethouders
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpGemeenteblad 2004-90

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 41c, lid 2
  2. Gemeentewet, art. 69, lid 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-06-2004nieuwe regeling

11-09-2004

Gemeenteblad 2004-90

Voorstel van B&W van 22 april 2003, BGS 03/770; raadsstuk 2003-454
17-06-2004nieuwe regeling

11-09-2004

Gemeenteblad 2004-90

Voorstel van B&W van 22 april 2003, BGS 03/770; raadsstuk 2003-454

Tekst van de regeling

Intitulé

Gedragscode burgemeester en wethouders

De Raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 april 2003, BGS 03/770; raadsstuk 2003-454;

gelet op artikel 41c, tweede lid en artikel 69, tweede lid Gemeentewet;

Besluit:

de hierna volgende gedragscode voor burgemeester en wethouders vast te stellen.

1 Algemene bepalingen

  • 1.1

    Onder het college wordt verstaan: college van burgemeester en wethouders. Onder bestuurder wordt verstaan: een lid van het college.

  • 1.2

    Deze gedragscode geldt voor de burgemeester en de wethouders.

  • 1.3

    Deze gedragscode is een weerslag van het bepaalde in Gemeentewet en Handboek college. In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, wordt teruggegrepen op Gemeentewet of Handboek college en vindt zonodig bespreking plaats in het college.

  • 1.4

    De burgemeester treedt op als vertrouwenspersoon bestuurlijke integriteit.

  • 1.5

    De code is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 1.6

    De leden van het college ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

2 Belangenverstrengeling en aanbesteding

  • 2.1

    Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2.2

    Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2.3

    Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn c.q. zijn ontslag uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

  • 2.4

    Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 2.5

    Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

3 Nevenfuncties

  • 3.1

    De bestuurder laat al zijn nevenfuncties en beschermheerschappen via de gemeentesecretaris openbaar maken, waarbij naast het geschatte tijdsbeslag van de functie, tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is.

  • 3.2

    Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarin strijdigheid bestaat of kan bestaan met het belang van de gemeente of waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn functie.

  • 3.3

    Een bestuurder die een nevenfunctie wil vervullen anders dan uit hoofde van het ambt, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten.

  • 3.4

    Een bestuurder meldt zijn voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie aan de raad.

  • 3.5

    De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie uit hoofde van het ambt (q.q.-nevenfunctie), worden niet vergoed door de gemeente, maar kunnen vergoed worden door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend. De bestuurder geniet geen vergoeding, in welke vorm ook, voor werkzaamheden t.b.v. q.q.-nevenfuncties. Hij stort eventuele vergoedingen voor q.q.-functies in de gemeentekas.

4 Informatie

  • 4.1

    Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie aan derden. Aan raadsleden kan geheime informatie verstrekt worden onder oplegging van geheimhouding, tenzij het openbaar belang zich tegen het verstrekken van informatie verzet.

  • 4.2

    Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van de artikelen 10 en 11 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 4.3

    Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

5 Aannemen van geschenken

  • 5.1

    Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Persoonlijk bedoelde geschenken met een waarde van meer dan 50 euro behoren in principe geweigerd te worden. Is een weigering om bestuurlijk/protocollaire redenen niet wenselijk, dan wordt het geschenk per definitie opgevat als een geschenk voor de gemeente.

  • 5.2

    Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan 50 euro vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

  • 5.3

    Uitnodigingen mogen worden aangenomen mits de acceptatie functioneel is, er open mee wordt omgegaan en er niet gevreesd hoeft te worden voor integriteitsdilemma’s of belangenverstrengeling.

  • 5.4

    Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het college waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

6 Bestuurlijke uitgaven

  • 6.1

    Onverlet de regels met betrekking tot de algemene onkostenvergoeding, worden uitgaven uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 6.2

    Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

    • -

      met de uitgave is het belang van de gemeente gediend;en,

    • -

      de uitgave vloeit voort uit de functie.

7 Declaraties

  • 7.1

    De bestuurder declareert geen kosten waarop reeds op andere wijze in is voorzien, bijvoorbeeld door de aangeboden gemeentelijke, functionele voorzieningen of de onkostenvergoeding.

  • 7.2

    Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 7.3

    Gemaakte kosten worden binnen een maand gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden binnen een maand afgerekend.

  • 7.4

    De gemeentesecretaris, dan wel een door hem aan te wijzen ambtenaar, is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 7.5

    In geval van twijfel omtrent een declaratie, kan deze voorgelegd worden aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

8 Creditcards

  • 8.1

    Een gemeentelijke creditcard kan alleen ter beschikking worden gesteld aan de budgethouder t.b.v. een buitenlandse dienstreis. Deze budgethouder kan in voorkomende gevallen een bestuurder zijn.

  • 8.2

    De gemeentesecretaris, dan wel een door hem aan te wijzen ambtenaar, draagt zorg voor aanvragen, verstrekken en intrekken van creditcards.

  • 8.3

    Bij de afhandeling van betalingen verricht met een creditcard wordt een daartoe vastgesteld formulier ingediend. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 8.4

    Het gebruik van de creditcard kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens geldende regelingen voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 8.5

    Ingeval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard kan dit aan de burgemeester gemeld worden en zo nodig ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd.

  • 8.6

    Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na controle blijken voor rekening van de bestuurder te moeten komen, wordt aan de bestuurder een factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven.

9 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

  • 9.1

    Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan.

  • 9.2

    Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een fax, mobiele telefoon en computer in bruikleen ter beschikking krijgen. Wethouders zijn voor de beschikbaar gestelde mobiele telefoon en fax een eigen bijdrage verschuldigd van 6% van hun onkostenvergoeding.

  • 9.3

    Bestuurders kunnen voor hun dienstreizen gebruik maken van een dienstauto met chauffeur. Het gebruik van deze voorziening wordt centraal geregistreerd in een rittenadministratie.

  • 9.4

    Bestuurders kunnen met het oog op het onderhouden van binnen- en buitenlandse betrekkingen conform de vastgestelde criteria een beroep doen op de relatiegeschenken van de gemeente. De uitgifte en het gebruik van relatiegeschenken wordt centraal geregistreerd onder vermelding van de verantwoordelijk bestuurder en de aanleiding/gelegenheid.

  • 9.5

    Bestuurders zijn zelf verantwoordelijk voor fiscale consequenties bij privé-gebruik van door de gemeente ter beschikking gestelde voorzieningen.

10 Reizen buitenland

  • 10.1

    Een bestuurder die het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, heeft toestemming nodig van het college. Het besluit wordt via een pers- of B&W-bericht openbaar gemaakt.

  • 10.2

    Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft via een agendapost informatie over aanleiding en doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap, de geraamde kosten en de adviezen van de burgemeester en directeur AZ.

  • 10.3

    Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden in principe niet geaccepteerd. Is er aantoonbaar sprake van een gemeentelijk belang, dan kan de reis op kosten van de gemeente gemaakt worden, tenzij het college anders besluit.

  • 10.4

    Van de reis wordt een verslag opgesteld. Buitenlandse reizen worden vermeld in een jaarverslag. Bij ééndaagse dienstreizen zonder overnachting kan het opstellen van een reisverslag achterwege blijven, tenzij het college anders heeft aangegeven.

  • 10.5

    Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 10.6

    Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college betrokken.

  • 10.7

    Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is uitsluitend toegestaan als dit is betrokken bij de besluitvorming van het college. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

  • 10.8

    De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voorzover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 september 2003.

De Griffier

K.D. Handstede

De Voorzitter

I.W. Opstelten