Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Nadeelcompensatieverordening RandstadRail Rotterdam en Rotterdam Centraal

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadeelcompensatieverordening RandstadRail Rotterdam en Rotterdam Centraal
CiteertitelNadeelcompensatieverordening RandstadRail Rotterdam en Rotterdam Centraal
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervalt uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het jaar dat de werken aan Randstadrail en station Rotterdam Centraal zijn beëindigd.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Algemene Wet Bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-12-2003nieuwe regeling

11-12-2003

Gemeenteblad 2003-221

Voorstel B&W, 21 oktober 2003, Beleid BWV 74095, raadsstuk 2003-1188
25-12-2003nieuwe regeling

11-12-2003

Gemeenteblad 2003-221

Voorstel B&W, 21 oktober 2003, Beleid BWV 74095, raadsstuk 2003-1188

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadeelcompensatieverordening RandstadRail Rotterdam en Rotterdam Centraal

De Raad van de gemeente Rotterdam;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 oktober 2003, Beleid BWV 74095; raadsstuk 2003-1188;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

vast te stellen de hierna volgende Nadeelcompensatieverordening RandstadRail Rotterdam en Rotterdam Centraal.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

college:

het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rotterdam dan wel een krachtens mandaat of delegatie bevoegd orgaan of persoon;

b.

raad:

de raad van de gemeente Rotterdam dan wel een ander krachtens delegatie of mandaat bevoegd orgaan;

c.

RandstadRail Rotterdam:

de aan te leggen lightrailverbinding tussen Rotterdam Centraal Station en Den Haag Centraal Station volgens de ‘geboorde Statenwegvariant’ ten noorden van rijksweg A20 aansluitend op de huidige NS-Hofpleinlijn, voor zover gelegen op het grondgebied van de gemeente Rotterdam, of in direct verband daarmee genomen bestuursbesluiten;

d.

Rotterdam Centraal:

de bouw van een nieuw Centraal Station met de daarbij behorende werken of in direct verband daarmee genomen bestuursbesluiten, voor die onderdelen die onder directe verantwoordelijkheid en opdrachtgeverschap van de gemeente Rotterdam worden gerealiseerd;

e.

werken:

de aanleg van RandstadRail Rotterdam en Rotterdam Centraal;

f.

adviescommissie:

de commissie die het college adviseert omtrent beslissingen op verzoeken tot nadeelcompensatie;

g.

verzoek:

een verzoek om nadeelcompensatie toe te kennen;

h..

verzoeker:

de indiener van een verzoek;

i.

nadeel:

de geleden schade als gevolg van de werken die niet reeds op grond van een wet in formele zin of een daarop berustende schadevergoedingsregeling door een bestuursorgaan wordt vergoed, ontstaan als gevolg van rechtmatig overheidshandelen, die redelijkerwijze niet ten laste van verzoeker behoort te komen;

j.

nadeelcompensatie:

de vergoeding van het nadeel volgens deze verordening;

k.

winst:

voor ondernemingen die zijn onderworpen aan de Wet op de inkomstenbelasting de winst uit onderneming die dient als grondslag voor de berekening van de inkomstenbelasting of, voor ondernemingen die zijn onderworpen aan de Wet op de Vennootschapsbelasting de belastbare winst die dient als grondslag voor de berekening van de vennootschapsbelasting. Indien de verzoeker een rechtspersoon is, wordt onder winst mede verstaan de beloning van bestuurder(s) en de daaraan verbonden voor rekening van de rechtspersoon komende sociale lasten. Onder winst dient voor niet-ondernemers te worden begrepen de inkomsten van een natuurlijk persoon.

l.

inkomsten:

dit zijn voor natuurlijke perso(o)n(en), niet-ondernemer(s), onderworpen aan de Wet op de Inkomstenbelasting, de inkomsten die dienen als grondslag voor de berekening van de inkomstenbelasting.

m.

schademeldingsbureau :

het bureau dat alle verzoeken respectievelijk claims in het kader van economische, plan- en bouwschade in verband met de werken ontvangt en doet behandelen.

Artikel 2 Recht op nadeelcompensatie.

  • 1.

    Het college kent de verzoeker die nadeel ondervindt, een met inachtneming van het bepaalde in Hoofdstuk II naar billijkheid te bepalen nadeelcompensatie toe, indien voldaan is aan de in deze verordening gestelde voorwaarden.

  • 2.

    De nadeelcompensatie wordt bepaald in geld of, indien het college dit wenselijk oordeelt, op een andere wijze.

HOOFDSTUK II DE NADEELCOMPENSATIE.

Artikel 3 Hoogte van de nadeelcompensatie.

  • 1.

    De nadeelcompensatie wordt in beginsel bepaald door de tijdens de werken door de verzoeker behaalde winst c.q. inkomsten te vergelijken met de winst c.q. inkomsten die naar verwachting zouden zijn behaald, indien deze werken niet zouden plaatsvinden.

  • 2.

    Indien de nadeelcompensatie niet kan worden bepaald aan de hand van de winst c.q. inkomsten van de verzoeker bepaalt de adviescommissie een zo objectief mogelijke andere methode op grond waarvan de nadeelcompensatie zal worden vastgesteld.

  • 3.

    De hoogte van de nadeelcompensatie is normaliter gelijk aan 75 procent van de als gevolg van de werken veroorzaakte winstderving c.q. inkomstenderving over de daarvoor in aanmerking komende jaren.

Artikel 4 Nadeelcompensatie bij verkoop bedrijfspanden en/of onroerende zaken.

Indien een verzoeker die reeds op een nader door het college vast te stellen datum binnen de gemeente Rotterdam een bedrijf uitoefent en/of een onroerende zaak in eigendom heeft, en tijdens de werken zijn bedrijf of onroerende zaak verkoopt en de prijs van de verkoop tijdens de lopende werken leidt tot een lager bedrag dan de verkoopprijs zou bedragen, ingeval er geen sprake zou zijn geweest van de werken, zal de adviescommissie dit verschil opnemen in haar aan het college uit te brengen advies en zal het college dit in zijn beslissing betrekken, waarbij met betrekking tot de hoogte van de nadeelcompensatie conform artikel 3 zal worden beslist.

Artikel 5 Schadevoorkomende of -beperkende maatregelen.

  • 1.

    Indien een verzoeker ter voorkoming of beperking van nadeel maatregelen wenst te treffen komen de volledige kosten hiervan, met inachtneming van het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel, voor verlening van compensatie als bedoeld in deze nadeelcompensatieverordening in aanmerking.

  • 2.

    De verzoeker is verplicht, alvorens hij tot het treffen van maatregelen als bedoeld in het vorige lid overgaat, de plannen voor de te nemen maatregelen met inbegrip van een raming van de kosten, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III in te dienen bij het schademeldingsbureau, waarna het verzoek overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III in behandeling wordt genomen. Behoudens het bepaalde in het vierde lid van dit artikel zal de verzoeker eerst ná uitdrukkelijke goedkeuring van het college, overgaan tot het treffen van de schadevoorkomende of -beperkende maatregelen.

  • 3.

    De nadeelcompensatie die ter zake van deze maatregelen wordt verleend, wordt nimmer hoger gesteld dan het bedrag van de nadeelcompensatie waarop de verzoeker aanspraak zou kunnen maken indien de maatregelen niet zouden zijn genomen.

  • 4.

    Indien een verzoeker ter voorkoming of beperking van het nadeel, bepaalde maatregelen treft en door hem geen goedkeuring van het college is afgewacht, komen de volledige kosten in beginsel voor rekening en risico van deze verzoeker, tenzij de verzoeker in alle redelijkheid geen goedkeuring van het college kon afwachten.

  • 5.

    Indien naar het oordeel van het college de verzoeker verwijtbaar de gevolgen van de werken heeft afgewacht, terwijl door het treffen van bepaalde maatregelen de nadelige gevolgen ervan hadden kunnen worden beperkt of voorkomen, kan het college geheel of gedeeltelijk afwijzend beslissen op een verzoek om nadeelcompensatie.

Artikel 6 Verstrekking van voorschot bij een verzoek om nadeelcompensatie.

  • 1.

    Het college kan de verzoeker, die naar verwachting in aanmerking komt voor nadeelcompensatie, een voorschot verlenen op de uiteindelijk vast te stellen nadeelcompensatie wanneer de verzoeker een spoedeisend belang bij de toekenning van een voorschot heeft.

  • 2.

    De verzoeker dient zijn verzoek om een voorschot in bij het schademeldingbureau. Het college beslist, na de adviescommissie gehoord te hebben, omtrent het verlenen van dit voorschot binnen twee maanden na indiening van dit verzoek. Indien alle voor het bepalen van het voorschot benodigde financiële gegevens zijn overgelegd en desondanks niet binnen twee maanden een beslissing kan worden genomen, deelt het college de verzoeker gemotiveerd mede, waarom deze termijn overschreden wordt en geeft daarbij tevens de termijn aan van maximaal een maand waarbinnen in ieder geval het besluit wordt genomen. Indien binnen laatstgenoemde termijn geen besluit is genomen en verzoeker wel tijdig alle voor het voorschot benodigde financiële gegevens heeft overgelegd, wordt het verzoek geacht te zijn goedgekeurd.

  • 3.

    Met het verlenen van een voorschot aan de verzoeker wordt daarmede geen aanspraak op nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 2 erkend.

  • 4.

    Het voorschot kan uitsluitend worden verleend indien de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele of gedeeltelijke én onvoorwaardelijke terugbetaling zijnerzijds, wanneer op grond van het definitief besluit van het college omtrent het verzoek blijkt dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitbetaald. Het college kan daarvoor een zekerheidstelling verlangen.

Artikel 7 Bijdrage in de deskundigenkosten en kosten van juridische bijstand.

Aan de verzoeker kan door het college, op advies van de adviescommissie, die daarbij de noodzaak tot het inschakelen van deskundigen of juridische bijstand beoordeelt, een bijdrage worden toegekend in de redelijkerwijs door de verzoeker gemaakte deskundigenkosten of kosten van juridische bijstand, om zijn verzoek om nadeelcompensatie te kunnen behandelen.

Artikel 8 Hardheidsclausule.

Indien toepassing van deze verordening tot kennelijke onbillijkheid zou leiden, kan het college van deze verordening afwijken.

HOOFDSTUK III PROCEDURELE BEPALINGEN.

Artikel 9 Verzoek om nadeelcompensatie.

  • 1.

    Het verzoek dient zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een periode van één jaar na 31 december van het jaar waarin het nadeel is ontstaan, bij het schademeldingsbureau te worden ingediend.

  • 2.

    Het verzoek moet worden ingediend door middel van een daartoe bestemd aanvraagformulier. Het verzoek is ingediend als dit formulier door het schademeldingsbureau is ontvangen.

    De datum van ontvangst wordt op het aanvraagformulier aangetekend. Het schademeldingsbureau stelt het verzoek uiterlijk binnen twee weken ter advisering in handen van de adviescommissie.

  • 3.

    Het verzoek dient met redenen omkleed te worden ingediend. Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      de naam en het adres van de verzoeker;

    • b.

      de dagtekening van het verzoek;

    • c.

      de beschrijving van de handeling en/of het bestuursbesluit dat naar het oordeel van de verzoeker het nadeel veroorzaakt;

    • d.

      de opgave van de aard en de omvang van het nadeel, vergezeld van een zo nauwkeurig mogelijke specificatie van het bedrag;

    • e.

      de omschrijving van de wijze waarop het nadeel naar het oordeel van de verzoeker dient te worden gecompenseerd en indien een compensatie in geld wordt gewenst, een opgave van dit bedrag;

    • f.

      de handtekening van de verzoeker.

  • 4.

    Het schademeldingsbureau bevestigt binnen twee weken schriftelijk de ontvangst van het verzoek. Bij de ontvangstbevestiging wordt de verzoeker in kennis gesteld van de daarna te volgen procedure.

  • 5.

    Indien naar het oordeel van de adviescommissie de door de verzoeker overgelegde schriftelijke gegevens ontoereikend zijn, zodat op basis daarvan redelijkerwijs niet op het verzoek kan worden beslist, stelt de adviescommissie de verzoeker hiervan binnen zes weken in kennis. De adviescommissie stelt verzoeker vervolgens in de gelegenheid om binnen een termijn van vier weken na datum van deze kennisgeving de gewenste aanvullende gegevens te overleggen.

Artikel 10 Ontvankelijkheid van het verzoek.

  • 1.

    Indien na verloop van de in artikel 9, vijfde lid, bedoelde termijn het verzoek nog niet voldoet aan de in deze verordening gestelde eisen dan wel de verstrekte schriftelijke gegevens (alsnog) ontoereikend zijn om het verzoek te kunnen beoordelen, beslist het college omtrent de vraag òf en zo ja op welke wijze het verzoek verder zal worden behandeld.

  • 2.

    Een besluit van het college als bedoeld in het eerste lid wordt aan de verzoeker medegedeeld binnen acht weken nadat de in artikel 9, vijfde lid, bedoelde termijn is verstreken. Bij ontbreken van een mededeling door het college als hier bedoeld, wordt het verzoek in behandeling genomen en zal alsnog een inhoudelijke beoordeling plaatsvinden.

Artikel 11 Ongegrondheid van het verzoek.

Het college, de adviescommissie gehoord, wijst het verzoek zonder de toepassing van de in de artikelen 15 en 16 omschreven procedure af indien het verzoek naar het oordeel van het college kennelijk ongegrond is. Een verzoek is in ieder geval ongegrond indien verzoeker het besluit tot vestiging of de start van een onderneming in het gebied, dan wel de omgeving ervan, waar de werkzaamheden plaatsvinden, heeft genomen op het moment dat verzoeker wist of had kunnen weten dat deze werkzaamheden uitgevoerd zouden gaan worden.

Artikel 12 Adviescommissie.

  • 1.

    Het college benoemt een onafhankelijke adviescommissie.

  • 2.

    De adviescommissie bestaat uit maximaal drie deskundigen. In eenvoudige gevallen kan volstaan worden met een behandeling van het verzoek door één deskundige.

  • 3.

    De leden van de adviescommissie zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen uit hoofde van hun werkzaamheden ter kennis komt.

Artikel 13 Taak van de adviescommissie.

  • 1.

    De adviescommissie heeft tot taak een onderzoek in te stellen naar:

    • a.

      de vraag of het verzoek voldoet aan de in deze verordening gestelde eisen en of de schriftelijke gegevens toereikend zijn om redelijkerwijs op het verzoek te kunnen beslissen;

    • b.

      de vraag of en in hoeverre het nadeel het gevolg is van de werken en zo ja van welke werken;

    • c.

      de omvang van het nadeel;

    • d.

      de vraag of het nadeel redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven;

    • e.

      de vraag of compensatie van het nadeel niet, of niet voldoende op andere wijze wordt gewaarborgd;

    • f.

      de redelijkheid van het inschakelen van deskundigen of juridische bijstand, alsmede de redelijkheid van de kosten die gemoeid zijn met het inschakelen van deze deskundigen;

    • g.

      de vraag of een verzoek geheel of gedeeltelijk ongegrond is;

    • h.

      de vraag of en de mate waarin kosten van schadevoorkomende of beperkende maatregelen voor nadeelcompensatie in aanmerking komen.

  • 2.

    De adviescommissie brengt in de vorm van een gemotiveerd rapport aan het college advies uit over haar bevindingen, waarin zij adviseert over de hoogte van de uit te keren nadeelcompensatie of de te verstrekken voorschotten en doet, indien daartoe aanleiding bestaat, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor het nadeel anders dan door een compensatie in geld kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

Artikel 14 Bevoegdheden van de adviescommissie.

  • 1.

    De adviescommissie kan gegevens en bescheiden opvragen bij het college of de verzoeker indien zij dat voor een goede vervulling van haar taak nodig acht.

  • 2.

    De adviescommissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden indien zij dat voor een goede vervulling van haar taak nodig acht.

  • 3.

    De adviescommissie kan een plaatsopneming houden indien zij dit voor een goede vervulling van haar taak nodig acht.

Artikel 15 Procedure bij de adviescommissie.

  • 1.

    De adviescommissie stelt zowel de verzoeker als de betreffende projectorganisatie in de gelegenheid hun standpunten mondeling toe te lichten. De adviescommissie verzendt de uitnodiging voor het geven van een mondelinge toelichting ten minste twee weken voor de datum waarop de toelichting wordt verlangd.

  • 2.

    Bij hun mondelinge toelichting mogen de verzoeker en de betreffende projectorganisatie zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door een gemachtigde. Ook worden meegebrachte deskundigen in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven.

  • 3.

    Van de mondelinge toelichtingen wordt een verslag gemaakt. Het verslag wordt aan de verzoeker en de projectorganisatie toegezonden binnen een termijn van vier weken nadat de mondelinge toelichting heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    De adviescommissie maakt voordat zij haar definitieve advies aan het college opstelt een conceptadvies op. Het conceptadvies wordt uiterlijk binnen twaalf weken nadat alle voor het berekenen van de nadeelcompensatie benodigde gegevens aan de adviescommissie zijn overgelegd aan de verzoeker en de projectorganisatie toegezonden. Indien de adviescommissie er niet in slaagt binnen deze termijn een conceptadvies op te maken, deelt de adviescommissie aan de verzoeker en de projectorganisatie gemotiveerd mee waarom de termijn wordt overschreden. Zij geeft daarbij een termijn van maximaal twaalf weken aan waarbinnen het conceptadvies alsnog aan de verzoeker en aan de betreffende projectorganisatie wordt toegezonden.

  • 5.

    De verzoeker en de projectorganisatie maken hun eventuele zienswijze tegen het conceptadvies uiterlijk binnen vier weken na de datum van verzending daarvan schriftelijk aan de adviescommissie bekend.

  • 6.

    De adviescommissie stelt haar definitieve advies vast binnen zes weken na het verstrijken van de in lid 5 genoemde termijn. Zij zendt dit advies met inbegrip van het verslag van de eventuele mondelinge toelichting en de eventuele zienswijzen toe aan de verzoeker, de betreffende projectorganisatie en het college.

Artikel 16 Besluit op het verzoek tot nadeelcompensatie.

Zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen een termijn van acht weken nadat de adviescommissie het in artikel 15 bedoelde advies aan het college heeft toegezonden beslist het college bij een met redenen omkleed besluit omtrent de toekenning van nadeelcompensatie. Het besluit wordt de verzoeker of diens gemachtigde onverwijld toegezonden. Indien het college voornemens is ten nadele van de verzoeker af te wijken van het advies van de adviescommissie, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld hieraan voorafgaand schriftelijk zijn zienswijze bij het college naar voren te brengen.

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 Inwerkingtreding.

Deze nadeelcompensatieverordening treedt in werking de dag nadat zij is bekendgemaakt en vervalt uiterlijk op 31 december van het jaar volgend op het jaar dat de werken zijn beëindigd.

Artikel 18 Citeertitel.

Deze verordening kan worden aangehaald als: Nadeelcompensatieverordening RandstadRail Rotterdam en Rotterdam Centraal.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 december 2003.

De Griffier

K.D. Handstede

De Voorzitter

I.W. Opstelten

Toelichting nadeelcompensatieverordening RandstadRail Rotterdam en Rotterdam Centraal

Artikelsgewijze toelichting op de nadeelcompensatieverordening RandstadRail Hofpleinlijn.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen.

In deze bepaling wordt een aantal kernbegrippen omschreven.

Werken: hieronder vallen de projecten Randstadrail en Rotterdam Centraal voorzover deze worden uitgevoerd binnen de gemeentegrenzen en onder de directe verantwoordelijkheid van de gemeente Rotterdam. Voor Rotterdam Centraal geldt dit bijvoorbeeld wel voor de aanleg van een openbaar vervoerterminal op het bestaande voorplein, met de daarbij behorende faseringsmaatregelen, maar niet voor de (ver)bouw van het station en de in dat kader te verrichten activiteiten.

Nadeel: verreweg de belangrijkste definitie is de definitie van nadeel, die bepaalt welke schade op grond van de nadeelcompensatieverordening voor vergoeding in aanmerking komt. In de definitie kunnen een aantal elementen worden onderscheiden:

  • 1.

    schade als gevolg van de werken: schade die geen gevolg is van de werken komt dus niet voor vergoeding op grond van deze nadeelcompensatieverordening in aanmerking.

  • 2.

    niet reeds op grond van een wet in formele zin of een daarop berustende schadevergoedingsregeling: dit onderscheidt de nadeelcompensatieverordening van schadevergoedingsregelingen die wel een wettelijke grondslag hebben, zoals bijvoorbeeld een planschadevergoeding.

  • 3.

    schade: er moet sprake zijn van aantoonbare schade die de verzoeker onevenredig zwaar treft in vergelijking met anderen en die uitgaat boven hetgeen als normaal maatschappelijk risico voor de burger kan worden beschouwd. Bovendien moet deze schade van zodanige aard zijn dat de schade redelijkerwijs voor vergoeding in aanmerking komt.

Winst: de omschrijving van het begrip winst beoogt mede de positie van de bestuurders van ondernemingen, die in de vorm van een rechtspersoon worden gedreven, voor de toepassing van deze verordening zo weinig mogelijk te doen verschillen van hun positie in het geval dat het bedrijf (onderneming) rechtstreeks aan hen als natuurlijke personen zou hebben toebehoord, De adviescommissie zal bij haar beoordeling rekening houden met eenmalige kosten en baten.

Artikel 2 Recht op nadeelcompensatie.

De gemeente dient bij de uitvoering van haar taken zorgvuldig te werk te gaan en zoveel mogelijk trachten te voorkomen dat schade tengevolge van haar handelen optreedt. Dit is ook bij deze werken het uitgangspunt. Desalniettemin kan er schade ontstaan als gevolg van een rechtmatige overheidsdaad. Immers, de rechtmatigheid van ondernomen werken brengt echter niet altijd mee dat de benadeelden deze schade in alle gevallen zelf moeten dragen.

De Algemene wet bestuursrecht geeft twee met elkaar samenhangende rechtsnormen die de grondslag voor nadeelcompensatie bieden. De eerste houdt in dat overheidsbesluiten en handelingen dienen te berusten op een (rechtmatige) belangenafweging (art. 3:4 lid 1 Awb). De tweede norm geeft aan dat het niet bij die afweging alleen mag blijven, doch een vergoeding behoort te worden aangeboden indien én voor zover een burger onevenredig zwaar wordt getroffen in vergelijking met andere burgers die in een vergelijkbare positie verkeren (art. 3:4 lid 2 Awb). Dit is een materiële bepaling die vrij algemene, vage normen bevat.

Lid 1.

In de nadeelcompensatieverordening wordt de materiële norm van art. 3:4 lid 2 Awb geconcretiseerd. Nadeelcompensatie dient alleen plaats te vinden in gevallen, die toetsing aan de in artikel 2 genoemde voorwaarden hebben doorstaan. De voorwaarden zijn:

  • 1)

    causaliteit: het nadeel dient aantoonbaar het gevolg te zijn van de lopende werken. Dit veronderstelt een voldoende hechte samenhang tussen deze werken en het daardoor veroorzaakte nadeel;

  • 2)

    het nadeel behoort niet tot het normale maatschappelijke risico van de verzoeker en behoort niet tot het door de verzoeker aanvaarde extra risico;

  • 3)

    het nadeel behoort redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoeker te blijven.

In deze situaties wordt de hoogte van de vergoeding vervolgens naar billijkheid bepaald, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.

Ad 1. De causaliteitsnorm houdt niet het vereiste van een rechtstreeks verband in. Met het aanleggen van deze norm wordt beoogd:

  • a.

    Uitschakeling van die gevallen waarin geen samenhang bestaat tussen het nadeel en de werken. In deze gevallen is de overheid ingevolge de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet verplicht tot het verlenen van compensatie in geld of op andere wijze;

  • b.

    De selectie uit een keten van feiten van die handeling welke voor het ontstaan van het nadeel van overheersende betekenis is geweest zodat van een voldoende hechte samenhang kan worden gesproken.

Ad 2. Het normaal maatschappelijk risico.

In beginsel dienen de risico's die het verkeren met anderen in een gemeenschap met zich meebrengt door getroffene zelf gedragen te worden. Veranderingen die het gevolg zijn van handelingen van de overheid dienen daarom in beginsel te worden aangemerkt als te behoren tot het normaal maatschappelijk risico. Het mag voor zich spreken dat voor een compensatie ter zake van nadeel dat in de normale risicosfeer van de getroffene ligt geen plaats is.

Het is immers onredelijk de overheid financieel te belasten met het normaal maatschappelijk risico van een getroffene. Bovendien is er geen enkel motief aanwezig om van de getroffene een voor hem bestaand normaal maatschappelijk risico over te nemen.

In principe vindt er dus geen compensatie van nadeel plaats, tenzij het geleden nadeel een gevolg is van overheidsoptreden dat ligt buiten de sfeer van het normaal maatschappelijk risico van de belanghebbende. In dat geval komt het nadeel in beginsel voor compensatie door de overheid in aanmerking.

In de onderhavige regeling is aan het begrip normaal maatschappelijk risico een nadere invulling gegeven.

Ad 3. Het nadeel behoort redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van de getroffene te blijven. Nadat is vastgesteld dat een getroffene nadeel lijdt, dient vervolgens te worden nagegaan of dat nadeel in redelijkheid niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, te weten tot het normale maatschappelijke risico te behoren. Deze norm heeft betrekking op de relatie tussen de omvang van het nadeel en de mate waarin de verzoeker in zijn situatie daardoor wordt getroffen. Indien sprake is van een onevenredig nadeel behoort redelijkerwijze compensatie te worden verleend.

Voor de nadeelcompensatieverordening RandstadRail Rotterdam en Rotterdam Centraal betekent dit dat indien vastgesteld is dat aan het vereiste van causaliteit is voldaan, dat het nadeel niet behoort tot het normale maatschappelijke risico en dat het nadeel niet of niet geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven. Vervolgens wordt het nadeel bepaald door vergelijking met de gemiddelde winst c.q. gemiddelde inkomsten in de onderzochte en daarvoor in aanmerking komende jaren en wordt naar billijkheid 75 procent van dit nadeel vergoed.

Lid 2.

Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de schade kan worden weggenomen door betaling van een geldsom (met in achtneming van het bepaalde in artikel 3) of op een andere wijze. Hiermee wordt niet beoogd om de bestaande praktijk, inhoudende dat allereerst wordt gekeken of schadevergoeding op een andere wijze dan in geld mogelijk is, te verlaten.

HOOFDSTUK II DE NADEELCOMPENSATIE

Artikel 3 Hoogte van de nadeelcompensatie.

Het met de vereiste zorgvuldigheid treffen van verkeersmaatregelen behoort in principe tot een normale maatschappelijke ontwikkeling, gezien de toename van de mobiliteit en de hieraan gerelateerde verkeersproblematiek. Bij dergelijke openbare werken bestaat dan ook niet zonder meer aanspraak op nadeelcompensatie.

De werken zijn echter te beschouwen als uitzonderlijk openbare verkeerswerken, die niet alleen lang zullen gaan duren, maar tevens soms zeer hinderlijk kunnen zijn.

Hierdoor ontstaan nadeel zal daardoor in voorkomende gevallen boven het normaal maatschappelijk risico uit kunnen stijgen.

Dit ‘boven-normale’ nadeel ten gevolge van de werken treft bovendien niet iedereen in gelijke mate, maar komt slechts voor rekening van een relatief kleine groep benadeelden. Het zou onrechtvaardig zijn om dergelijk nadeel geheel ten laste te laten komen van de toevalligerwijs nabij het tracé gevestigde ondernemers en/of woonachtige burgers. Bij de bepaling van de hoogte van de nadeelcompensatie dient aldus aandacht besteed te worden aan de omstandigheden van het geval en de aard van het nadeel.

De hoogte van de vergoeding wordt naar billijkheid bepaald; het gaat om onevenredig nadeel dat redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven en niet tot zijn maatschappelijk risico behoort. Naar analogie van vergelijkbare nadeelcompensatieregelingen en op basis van jurisprudentie is in de nadeelcompensatieverordening gekozen voor een vergoeding van 75 procent van de door de adviescommissie vastgestelde omvang van het nadeel.

De omvang van het geleden nadeel wordt vastgesteld op basis van regels en procedures zoals die bij de toepassing van de Onteigeningswet worden gehanteerd, waarbij de winst- of inkomstenderving in de meeste gevallen de belangrijkste rol zal spelen. Voor wat betreft het winstbegrip wordt gewerkt met fiscale begrippen uit de Wet op de Inkomstenbelasting en de Vennootschapsbelasting.

Door middel van toepassing van de inflatie- en branchecorrecties zal, na vaststelling welke normjaren (in beginsel de drie voorafgaande jaren) worden gebruikt bij een individuele aanvraag voor nadeelcompensatie, vervolgens de werkelijk geleden schade zo nauwkeurig mogelijk worden vastgesteld. Als inflatiecorrectie zal worden gehanteerd de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde prijsindexcijfers voor de gezinsconsumptiereeks voor werknemersgezinnen met een gezinsinkomen beneden de loongrens van de ziekenfondsverzekering. De winstcijfers zullen daarnaast en voor zover mogelijk nog per branche gecorrigeerd worden naar landelijke en/of lokale ontwikkelingen.

Vervolgens worden voor de hoogte van de compensatie de in het kader van de onderhavige nadeelcompensatieverordening te hanteren en hiervoor toegelichte normen gehanteerd. Het college kan bij het bepalen van de hoogte van het nadeel, ook het behaalde voordeel als gevolg van de werken betrekken.

Bij de bepaling van de hoogte van het nadeel geldt dat niet boven het normaal maatschappelijk risico uitgaat, het nadeel in die gevallen waarin een getroffene zichzelf in een meer dan normaal risicodragende positie heeft gebracht. Het betreft hier ‘eigen schuld’, waarin de getroffene zich door zijn eigen handelen extra benadeelt.

Getroffene kan dit bijvoorbeeld doen door uitzonderlijk hoge investeringen te plegen of door zich op enig punt uitzonderlijk kwetsbaar of afhankelijk te maken, terwijl hij kon verwachten dat er bepaalde besluiten door de overheid zouden worden genomen. Deze schade komt derhalve niet voor nadeelcompensatie in aanmerking. Zie ook artikel 5 lid 5.

Artikel 4 De nadeelcompensatie bij verkoop bedrijfspanden en/of onroerende zaken.

Op bepaalde data zijn door kennisgevingen van de bestemmingsplannen in het kader van artikel 23 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gedaan waarbij werd bekendgemaakt dat de betreffende ontwerpbestemmingsplannen voor de werken vanaf deze data ter inzage zijn gelegd.

Deze data, welke per deel van het RandstadRail Rotterdamtracé overigens kunnen verschillen, zijn bepalend voor het beoordelen van de vraag of door verzoeker nadeel is geleden. In schrijnende en bijzondere gevallen is het mogelijk om met toepassing van de hardheidsclausule zoals genoemd in artikel 8 van de in deze kennisgeving genoemde datum af te wijken.

Artikel 5 Schadevoorkomende of -beperkende maatregelen.

In het geval een ondernemer aantoont dat hij zijn bedrijf als gevolg van de werken niet op dezelfde voet kan voortzetten, zullen de kosten van een eventuele noodzakelijke beëindiging of verplaatsing van het bedrijf alsmede de personele gevolgen hiervan door de adviescommissie worden bezien, Dit houdt mede in dat bij de taxatie de personele gevolgen van een bedrijf in aanmerking worden genomen.

Lid 4.

Met deze bepaling wordt beoogd de verzoeker die zonder goedkeuring van het college, maatregelen neemt ter voorkoming of beperking van nadeel, niet het recht op vergoeding van nadeel te laten verspelen indien de verzoeker in alle redelijkheid geen goedkeuring van het college kon afwachten. Het verzoek om nadeelcompensatie wordt daarbij alsnog in behandeling genomen.

Lid 5.

Een schadelijdende partij heeft in beginsel de plicht de optredende schade zoveel als redelijkerwijze in de gegeven omstandigheden mogelijk is te beperken. Indien de verzoeker nalaat maatregelen te treffen ter beperking van nadeel, dan komt het daardoor extra ontstane nadeel niet voor compensatie in aanmerking,

Artikel 6 Verstrekking van voorschot bij een verzoek om een nadeelcompensatie.

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 7 Bijdrage in de deskundigenkosten en kosten van juridische bijstand.

In een aantal gevallen zal het voor de verzoeker nodig kunnen zijn om deskundig advies in te winnen om zijn verzoek om nadeelcompensatie te kunnen behandelen respectievelijke te kunnen ondersteunen. Een bijdrage in de hiervoor gemaakte noodzakelijke kosten kan op advies van de adviescommissie, na een verzoek van de belanghebbende daartoe, worden toegekend.

De adviescommissie zal bij de beoordeling van het verzoek betreffende een bijdrage in de deskundigenkosten of de kosten van juridische bijstand nagaan of de verzoeker redelijkerwijs een beroep heeft gedaan op externe deskundigheid of juridische bijstand. Indien de adviescommissie tot het oordeel is gekomen dat inschakeling van een deskundige in de gegeven situatie redelijk was, zal de adviescommissie vervolgens beoordelen of de gemaakte deskundigenkosten of kosten van juridische bijstand de redelijkheid niet overschrijden. De deskundigenkosten en kosten van juridische bijstand, welke de redelijkheid overschrijden, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 8 bHardheidsclausule.

Via de hardheidsclausule is aan het college de mogelijkheid opengelaten om in incidentele gevallen van het bepaalde in deze verordening af te wijken indien handelen overeenkomstig deze verordening voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze verordening te dienen doelen.

Voor deze schrijnende en/of bijzondere gevallen zal een passende nadeelcompensatie kunnen worden verstrekt waarbij o.a. kan worden afgeweken van de zgn. 75 procentnorm.

HOOFDSTUK III bPROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 9 Verzoek om nadeelcompensatie.

In dit artikel worden regels gegeven voor het indienen van een verzoek om schadevergoeding. De regeling sluit aan bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast zijn op het schadevergoedingsverzoek toegesneden bepalingen opgenomen.

Het verzoek dient gericht te zijn aan het college, maar wordt gezonden aan het schademeldingsbureau. Deze zendt het verzoek onverwijld doch in ieder geval binnen twee weken ter behandeling door aan de adviescommissie.

Lid 1.

De verzoeker dient een verzoek om schadevergoeding zo spoedig mogelijk in te dienen. Deze bepaling berust op de gedachte dat een benadeelde die zonder goede reden onnodig lang wacht met het indienen van zijn verzoek, zijn aanspraak op nadeelcompensatie verwerkt heeft. Het moet immers uit bestuurlijk oogpunt ongewenst worden geacht dat nog verzoeken om nadeelcompensatie worden ingediend geruime tijd nadat het nadeel is ontstaan.

Lid 2.

Gelet op artikel 4:4 Awb heeft het college zijnde het bestuursorgaan dat bevoegd is op het verzoek om nadeelcompensatie te beslissen, dit formulier vastgesteld met de bedoeling het doen van aanvragen en het behandelen van verzoeken om nadeelcompensatie ordelijk en efficiënt te laten verlopen. Een verzoek om nadeelcompensatie behoort met behulp van dit formulier te worden ingediend.

Lid 3.

Met het derde lid wordt beoogd het bepaalde in artikel 4:2 Awb nader betekenis te geven voor verzoeken om nadeelcompensatie. Van een verzoeker wordt verlangd dat hij alle gegevens, van welke aard dan ook, verschaft die het college nodig heeft voor het beoordelen van de gegrondheid van het verzoek om nadeelcompensatie. Onder sub e wordt bedoeld de verzoeker in de gelegenheid te stellen suggesties te doen omtrent de wijze van nadeelcompensatie. Denkbaar is immers dat het nemen van een feitelijke maatregel adequater is dan het verlenen van een nadeelcompensatie in geld.

Het bepaalde onder sub e geeft verder de situatie aan dat verzoeker nadeelcompensatie in geld wenst. In dat geval wordt verlangd dat in het formulier de hoogte van het, naar het oordeel van verzoeker, te vergoeden nadeel wordt aangegeven. Dat bedrag behoeft niet hetzelfde te zijn als de totale geleden schade, alleen al omdat in de vergoeding daarvan deels voorzien kan zijn door een andere schadevergoedingsregeling.

Lid 4.

Het schademeldingsbureau bevestigt de ontvangst van het verzoek na uiterlijk twee weken. In verband met het bepaalde in artikel 4:1 4 Awb wordt de verzoeker daarbij ingelicht over de procedure van de behandeling van zijn verzoek.

Lid 5.

Indien de verzoeker onvoldoende gegevens heeft verstrekt om de gegrondheid van het verzoek te kunnen beoordelen, wordt de verzoeker allereerst gedurende een periode van vier weken na datum van verzending van het verzoek om aanvulling, in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende gegevens alsnog te verschaffen.

Artikel 10 Ontvankelijkheid van het verzoek.

Lid 1.

In dit artikel is de ontvankelijkheid van het verzoek in verband met het gestelde in artikel 9, lid 5, bepaald.

Indien de verzoeker de in artikel 9 lid 5 vermelde termijn laat verstrijken zonder dat hij de gewenste aanvullende gegevens verstrekt of het aanvraagformulier alsnog indient, neemt het college een beslissing over of het verzoek wel of niet in behandeling zal worden genomen. Het college beslist hieromtrent nadat zij zich een oordeel heeft gevormd over de aard en de reden van het verzuim.

Lid 2.

Het besluit van het college om een verzoek niet in behandeling te nemen wordt aan de verzoeker meegedeeld binnen vier weken na het verstrijken van de in artikel 9 lid 5 bedoelde termijn. De verzoeker kan gedurende een periode van vier weken tegen het besluit van de adviescommissie om een verzoek niet in behandeling te nemen bezwaar maken bij het college.

Artikel 11 Ongegrondheid van het verzoek.

Lid 1.

Indien een verzoek naar het oordeel van het college kennelijk ongegrond is wordt het, na daartoe strekkend advies van de adviescommissie, afgewezen. Daarvan is bijvoorbeeld sprake wanneer aanstonds, dat wil zeggen bij een summier onderzoek, duidelijk is dat het nadeel niet door de aanleg van de betreffende lijn veroorzaakt is. Kennelijk ongegrond is voorts een verzoek betreffende een schade waarvan de vergoeding anderszins is te verkrijgen. Een ander voorbeeld is daarnaast een verzoek waaraan een onrechtmatige daad of wanprestatie ten grondslag ligt. In al deze gevallen is een compleet advies van de adviescommissie niet nodig en zou slechts tot verspilling leiden, omdat reeds op voorhand vaststaat dat geen nadeelcompensatie zal worden toegekend.

Bijzondere aandacht verdient het geval waarin tegen een besluit omtrent de aanleg beroep aanhangig is gemaakt en waarop nog niet onherroepelijk is beslist. Verzoeken zullen in deze gevallen uit het oogpunt van doelmatigheid worden aangehouden tot het moment dat op het beroep onherroepelijk is beslist. Hetzelfde geldt overigens zolang nog een bestuursrechtelijk rechtsmiddel kan worden aangewend tegen de schade-oorzaak.

Artikel 12 Adviescommissie.

De adviescommissie heeft tot taak het college te adviseren inzake de op het verzoek tot nadeelcompensatie te nemen beslissing. Gelet op de aard van de te nemen beslissingen dient de adviescommissie uit onafhankelijke deskundigen te bestaan, die niet in de belangensfeer van de werken zijn betrokken.

De nadeelcompensatieverordening gaat ervan uit dat de adviescommissie uit drie leden bestaat. In relatief eenvoudige zaken zal de adviescommissie bestaan uit één juridische deskundige.

Artikel 13 Taak van de adviescommissie.

De adviescommissie heeft tot taak het college te adviseren over de op het verzoek tot nadeelcompensatie te nemen beslissing. De adviescommissie stelt daartoe een onderzoek in naar de schade-oorzaak, de schade-omvang, de aansprakelijkheid en de vraag of de vergoeding van de schade niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd.

Wanneer blijkt dat het nadeel niet het gevolg is van de uitvoering van de werken behoeven uiteraard niet de andere vragen beantwoord te worden. Het zal voorts niet altijd nodig zijn de omvang van het nadeel vast te stellen, bijvoorbeeld wanneer duidelijk is dat het nadeel vanwege voorzienbaarheid of maatschappelijk risico redelijkerwijs ten laste van de verzoeker behoort te blijven.

Het tweede lid brengt tot uitdrukking dat het advies van de adviescommissie, zo de aansprakelijkheid moet worden aangenomen, mede het bepalen van de hoogte van de nadeelcompensatie betreft.

De adviescommissie kan ook maatregelen (in natura) voorstellen die geschikt zijn om het nadeel te beperken of ongedaan te maken. Het is niet de bedoeling dat deze regeling daarin verandering brengt.

Artikel 14 Bevoegdheden van de adviescommissie.

Lid 1.

Het bepaalde in het eerste lid stemt overeen met de Algemene wet bestuursrecht. Er wordt geregeld dat het college aan de adviescommissie de gegevens verschaft die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak.

Tot die gegevens behoren niet alleen het verzoek met de daarbij behorende, eventueel later toegevoegde, bescheiden, maar ook de zich onder het college bevindende gegevens over de schade-oorzaak.

Lid 2.

Het tweede lid stelt de commissie in de gelegenheid inlichtingen in te winnen bij derden.

Lid 3.

Het derde lid maakt het de commissie mogelijk de situatie ter plekke in ogenschouw te nemen.

Artikel 15 Procedure bij de adviescommissie.

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 16 Beslissing op het verzoek tot nadeelcompensatie.

Het college beslist zo spoedig mogelijk na ontvangst van het advies van de commissie op het verzoek. De regels betreffende het motiveren en het bekendmaken zijn ontleend aan de Awb, in het bijzonder artikelen 3:41, 4:17, 4:19 en 4:20.

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

Artikelen 17 en 18

Deze bepalingen spreken voor zich.