HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
Activiteit: de activiteit die door de subsidieaanvrager zal
worden uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden
gesubsidieerd.
- b.
- c.
Beleidsterrein: een als zodanig aangemerkt geheel van
samenhangende activiteiten.
- d.
Beroepskracht: Een persoon waarmee een arbeidsovereenkomst is
gesloten
e. College: het college van burgemeester en wethouders van
Vlagtwedde.
- f.
Egalisatiereserve:vermogensbestanddelen die worden gevormd om in
de toekomst fluctuaties in de baten en de lasten op te kunnen
vangen.
- g.
Gemeente: de gemeente Vlagtwedde.
- h.
Instelling: aanvrager van subsidie.
- i.
Kalenderjaar: het jaar waarop de subsidie betrekking heeft,
lopende van 1 januari tot en met 31 december.
- j.
Professionele instelling: een instelling waarvan de activiteiten
worden uitgevoerd door één of meer beroepskrachten en die als
zodanig is aangewezen door het college.
- k.
Niet-professionele instelling: een instelling wier taken
voornamelijk worden uitgevoerd door één of meer
vrijwilligers.
- l.
Raad: de gemeenteraad van de gemeente Vlagtwedde.
- m.
Subsidieprogramma: het door het college vastgestelde jaarlijks
overzicht van de beleidsvoornemens en de te verlenen structurele
subsidies en budgetsubsidies, onderverdeeld naar professionele
en niet-professionele instellingen, een en ander in samenhang
met de ingediende activiteitenplannen en begrotingen en de door
de raad en het college beschikbaar gestelde budgetten.
- n.
Uitvoeringsovereenkomst: een nadere uitwerking van de
beschikking tot subsidieverleningals bedoeld in artikel 4:36 van
de Wet
- o.
Voorziening: vermogensbestanddelen die worden gevormd door
toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren
omvatten en die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen
kunnen worden, nu reeds te voorzien zijn, onvermijdelijk zijn,
hun oorzaak in het verleden hebben en die kwantificeerbaar en /
of berekenbaar zijn.
- p.
Vrijwilliger: een persoon die niet op grond van een
arbeidsovereenkomst en die anders dan beroepsmatig actief is ten
behoeve van een instelling.
- q.
Wet: de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 2 Reikwijdte
1. Deze verordening is van toepassing op alle subsidieaanvragen
aan en subsidiebesluiten van het college die betrekking hebben
op professionele en niet-professionele instellingen, werkzaam op
de in deze verordening genoemde beleidsterreinen.
2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de raad de
benodigde gelden beschikbaar heeft gesteld. Het
begrotingsvoorbehoud als genoemd in artikel 4:34 van de wet is daarbij van toepassing.
3. Het college is belast met de uitvoering van deze
verordening.
4. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende in lid 1
bedoelde beleidsterreinen:
a.De onder de Wet maatschappelijke ondersteuning ressorterende
prestatievelden;
e. Vormings- en ontwikkelingswerk;
f. Overige door de raad dan wel het college nader aan te
benoemen beleidsterreinen.
5. De activiteiten waarvoor een basissubsidie, een structurele
activiteitensubsidie of een budgetsubsidie wordt verstrekt zijn
opgenomen in het subsidieprogramma
Artikel 3 Algemene uitgangspunten voor het verstrekken van
subsidies
- 1.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de activiteiten zijn
gericht op dan wel ten goede komen aan de inwoners van de
gemeente en die passend zijn binnen de door de raad
geformuleerde beleidskaders.
- 2.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor activiteiten die geen
partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming
beogen, behoudens in relatie tot onderwijs.
- 3.
Behoudens voor zover er sprake is van een op een specifieke
doelgroep gerichte activiteit, wordt alleen subsidie verstrekt
voor activiteiten die open staan voor alle groeperingen of
personen, zonder onderscheid naar ras, godsdienst,
levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid.
- 4.
Subsidie wordt niet verstrekt aan instellingen ten behoeve van
activiteiten waarbij sprake is van een winstoogmerk.
- 5.
Subsidie wordt in beginsel alleen verstrekt aan rechtspersonen
met een volledige rechtsbevoegdheid.
- 6.
In die gevallen dat het naar het oordeel van het college in het
belang is van de uitvoering van het gemeentelijke beleid, kan
het college besluiten subsidie te verstrekken aan rechtspersonen
zonder een volledige rechtsbevoegdheid of aan (een groep van)
natuurlijke personen, in welk geval deze verordening zoveel
mogelijk van overeenkomstige toepassing is.
Artikel 4 Algemene verplichtingen
- 1.
De instelling dient zich te onthouden van handelingen die in
strijd zijn met de wet of beleidsuitgangspunten van de gemeente,
tenzij het gaat in de uitoefening van door de Grondwet
beschermde rechten.
- 2.
Het college kan nadere regels stellen inzake:
- 3.
Het werken met vrijwilligers.
- 4.
De toegankelijkheid van gesubsidieerde activiteiten.
- 5.
Het betrekken van deelnemers en gebruikers, alsmede
vrijwilligers en beroepskrachten bij het beleid van de
instelling.
- 6.
Het gebruik van gemeentelijke dan wel door de gemeente
gesubsidieerde accommodaties ten behoeve van door de gemeente
gesubsidieerde activiteiten.
Artikel 5 Subsidievormen
Bij het verstrekken van subsidies op grond van deze verordening, kunnen
de volgende subsidievormen met de hierna aangegeven betekenis worden
onderscheiden:
- 1.
Basissubsidie: een subsidie waarbij de hoogte geen relatie heeft
met de baten en lasten die een relatie hebben met de binnen het
gemeentelijke beleid passende activiteiten. De daaraan
gekoppelde bedragen worden jaarlijks door het college
vastgesteld bij het vaststellen van het subsidieprogramma.
- 2.
Incidentele activiteitensubsidie: een subsidie die wordt
verstrekt voor het uitvoeren van een activiteit van eenmalige
aard, in casu een activiteit die qua doel, aard en omvang niet
vaker dan eenmaal in de vijf jaar wordt georganiseerd.
- 3.
Structurele activiteitensubsidie: een subsidie die van jaar tot
jaar beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van activiteiten die
een continu karakter dragen.
- 4.
Budgetsubsidie: subsidie voor ten hoogste vier jaren waarbij een
directe relatie bestaat tussen de subsidie en de met deze
subsidie beoogde doelen, uitgedrukt in concrete activiteiten en
meetbare prestaties, welke wordt verleend aan professionele
instellingen.
Artikel 6 Vaststelling Subsidieplafond
De raad kan jaarlijks, bij de vaststelling van de gemeentebegroting,
voor het verlenen van subsidie met betrekking tot de in artikel 2.4
genoemde beleidsterreinen een of meer subsidieplafonds vaststellen zoals
bedoeld in afdeling 4.2.2. van de wet.
Bij het besluit waarbij de subsidieplafonds worden vastgesteld, wordt
tevens aangegeven hoe de beschikbare bedragen wordt verdeeld.
Artikel 7 Beleidsregels
- 1.
Op basis van beleidsregels kunnen nadere omschrijvingen van de
beleidsterreinen worden gegeven alsmede van de activiteiten
waarvoor subsidie kan worden verstrekt.
- 2.
Bij een beleidsregel kunnen de activiteiten waarvoor subsidie
kan worden verstrekt nader worden bepaald, alsmede andere
criteria die voor de verstrekking gelden.
- 3.
Beleidsregels worden vastgesteld door het college en zijn van
toepassing indien daartoe naar het oordeel van het college
aanleiding is, jaarlijks nader door de raad dan wel het college
te benoemen beleidsterreinen.
Artikel 8 Subsidiabele kosten
- 1.
Dit artikel is niet van toepassing op de subsidies als bedoeld
in §2.1, de subsidies lager dan EUR 3.000,-.
- 2.
Met betrekking tot de in artikel 5 lid 2 tot en met 4 genoemde
subsidievormen, worden de volgende subsidiabele kosten
onderscheiden:
- a.
- b.
- c.
Bestuurs-, organisatie- en materiële kosten;
- d.
- e.
- f.
Gemeentelijke belastingen, heffingen en
verzekeringen;
- g.
- 2.Op
de subsidiabele kosten als bedoeld in het eerste lid worden, per
activiteit, de volgende baten in mindering gebracht:
- a.
Contributiebijdragen van leden;
- b.
Eigen bijdragen van deelnemers aan activiteite
C. opbrengsten van renten van beleggingen;
- d.
Ontvangsten van voor derden verrichte diensten;
- e.
Uitkeringen van verzekeringen;
- f.
Andere inkomsten waaronder sponsoring en donaties van
gelieerde organisaties en instellingen;
- g.
Niet in mindering gebracht worden de inkomsten,
verkregen vanuit door middel van vrijwilligersinzet
opgezette acties die zijn gericht op het verkrijgen van
inkomsten
De baten worden in mindering gebracht op de kostensoorten waarop ze
betrekking hebben.
HOOFDSTUK 2 DE SUBSIDIEVERLENING
§ 2.1 subsidies lager dan EUR 3.000,-
Artikel 9 De aanvraag
- 1.
Een aanvraag tot verlening van een incidentele subsidie
dient uiterlijk acht weken voor aanvang van de te
subsidiëren activiteit te worden ingediend .
- 2.
Een aanvraag tot verlening van een subsidie lager dan EUR
3.000,- wordt ingediend voor 1 oktober voorafgaand aan het
kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
- 3.
Het college kan een afwijkende termijn vaststellen of
ontheffing verlenen van de verplichting om een aanvraag voor
de in lid 1 en lid 2 bedoelde termijn in te dienen, met dien
verstande dat de subsidieaanvraag altijd moet worden
ingediend voordat de te subsidiëren activiteiten een aanvang
nemen.
- 4.
Het college kan besluiten een aanvraag die niet tijdig
compleet is ingediend niet in behandeling te nemen.
- 5.
Wanneer de aanvraag niet voldoet aan de vereisten zoals die
opgesteld zijn in deze verordening wordt een hersteltermijn
gehanteerd van vier weken na dagtekening van het verzoek om
de aanvraag aan te vullen.
- 6.
Wanneer niet wordt voldaan aan het bepaalde in de leden 1, 2
en 5, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
Artikel 10 Vereisten van de aanvraag
- 1.
Een aanvraag om subsidie bevat
- a.
Naam en adres van de instelling;
- b.
- c.
- d.
Een opgave van bij andere bestuursorganen of organen van
nationale of internationale organisaties gevraagde subsidies
voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken
met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of
aanvragen.
- 2.
Bij de aanvraag om subsidieverlening dient gebruik te worden
gemaakt van de daarvoor bestemde aanvraagformulieren.
- 3.
Bij een eerste aanvraag tot subsidieverlening legt de
instelling tevens over:
- a.
Een afschrift van de oprichtingsakte dan wel de
statuten;
- b.
Een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van
Koophandel.
Artikel 11 Meerjarige subsidie
- 1.
Het college kan voor een periode van meer jaren subsidie
verlenen.
- 2.
Deze verlening geschiedt met toepassing van het
begrotingsvoorbehoud.
- 3.
Indien het college gebruik maakt van de in het eerste lid
bedoelde vorm van subsidieverstrekking kan, dit ter
uitvoering van hetgeen in de subsidiebeschikking is
opgenomen, jaarlijks een uitvoeringsovereenkomst worden
afgesloten met de subsidieontvanger.
- Van
een uitvoeringsovereenkomst kan slechts sprake zijn bij een
budgetsubsidie.
Artikel 12 Weigeringsgronden
- 1.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
- a.
De Europese, rijks- en/of provinciale gelden die op
het moment van de vaststelling van de
gemeentebegroting als bijdrage in de kosten van
uitvoering van het beleid verwacht mochten worden,
ook daadwerkelijk worden verkregen;
- b.
De instelling kan aantonen dat er behoefte is aan
door de instelling georganiseerde dan wel
voorgenomen activiteiten. Met betrekking tot deze
voorwaarden kan door het college ontheffing worden
verleend ten aanzien van incidentele subsidies.
- 2.
De subsidie kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de wet en artikel 3 van deze
verordening genoemde gevallen worden geweigerd indien
gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:
- a.
De activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen
zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede
komen aan ingezetenen van de gemeente;
- b.
De gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen
worden voor het doel waarvoor de subsidie
beschikbaar wordt gesteld;
- c.
De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten
zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het
algemeen belang of de openbare orde;
- d.
De te subsidiëren activiteiten niet passend zijn
binnen het beleid van de gemeente.
Artikel 13 Beslistermijn
- 1.
Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de
complete aanvraag voor subsidieverlening betreffende een
incidentele activiteitensubsidie.
- 2.
Met betrekking tot basissubsidies, structurele
activiteitensubsidies en budgetsubsidies beslist het college
binnen acht weken na de vaststelling van de begroting door
de raad doch in ieder geval voor 1 januari van het jaar
waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
§ 2.2 overige subsidies (hoger dan EUR 3.000,-)
Artikel 14 De aanvraag
- 1.
Een aanvraag tot verlening van een incidentele subsidie
dient uiterlijk acht weken voor aanvang van de te
subsidiëren activiteit te worden ingediend .
- 2.
Een aanvraag tot verlening van zowel een structurele
activiteitensubsidie als een budgetsubsidie wordt ingediend
voor 1 mei voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de
subsidie wordt aangevraagd.
- 3.
Het college kan een afwijkende termijn vaststellen of
ontheffing verlenen van de verplichting om een aanvraag voor
de in lid 1 en lid 2 bedoelde termijn in te dienen, met dien
verstande dat de subsidieaanvraag altijd moet worden
ingediend voordat de te subsidiëren activiteiten een aanvang
nemen.
- 4.
Het college kan besluiten een aanvraag die niet tijdig
compleet is ingediend niet in behandeling te nemen.
- 5.
Wanneer de aanvraag niet voldoet aan de vereisten zoals die
opgesteld zijn in deze verordening wordt een hersteltermijn
gehanteerd van vier weken na dagtekening van het verzoek om
de aanvraag aan te vullen.
- 6.
Wanneer niet wordt voldaan aan het bepaalde in de leden 1, 2
en 5, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
Artikel 15 Vereisten van de aanvraag
- 1.
De aanvraag tot subsidieverlening moet voldoen aan artikel
4:62 van de wet.
- 2.
Een aanvraag om subsidie bevat naast de in artikel 4:2, eerste lid van de wet en – indien
van toepassing – artikel 4:61 van de wet genoemde gegevens, ter
uitwerking van artikel 4:2, tweede lid van de wet:
- a.
Naam en adres van de instelling;
- b.
De samenstelling van het bestuur;
- c.
- d.
De raming van de met de in het activiteitenplan
opgenomen activiteiten samenhangende inkomsten en
uitgaven;
- e.
Het jaarverslag en een door het bestuur van de
instelling gewaarmerkte jaarrekening, bestaande uit
een balans, een staat van baten en lasten en een
toelichting daarop van het kalenderjaar voorafgaand
aan het jaar waarin de aanvraag wordt
ingediend;
- f.
Een opgave van bij andere bestuursorganen of organen
van nationale of internationale organisaties
gevraagde subsidies voor dezelfde activiteiten, met
daarbij de stand van zaken met betrekking tot de
beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
- 3.
Instellingen die een aanvraag tot een basissubsidie indienen
kunnen volstaan met een globale omschrijving van de
activiteiten en een eenvoudig ingerichte begroting,
exploitatierekening en balans.
- 4.
Bij de aanvraag om subsidieverlening dient gebruik te worden
gemaakt van de daarvoor bestemde aanvraagformulieren.
- 5.
Bij een eerste aanvraag tot subsidieverlening legt de
instelling tevens over:
- a.
Een afschrift van de oprichtingsakte dan wel de
statuten;
- b.
Een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van
Koophandel.
Artikel 16 Meerjarige subsidie
- 1.
Het college kan voor een periode van meer jaren subsidie
verlenen.
- 2.
Deze verlening geschiedt met toepassing van het
begrotingsvoorbehoud.
- 3.
Indien het college gebruik maakt van de in het eerste lid
bedoelde vorm van subsidieverstrekking kan, dit ter
uitvoering van hetgeen in de subsidiebeschikking is
opgenomen, jaarlijks een uitvoeringsovereenkomst worden
afgesloten met de subsidieontvanger. Van een
uitvoeringsovereenkomst kan slechts sprake zijn bij een
budgetsubsidie.
Artikel 17 Weigeringsgronden
- 1.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
- a.
De Europese, rijks- en/of provinciale gelden die op
het moment van de vaststelling van de
gemeentebegroting als bijdrage in de kosten van
uitvoering van het beleid verwacht mochten worden,
ook daadwerkelijk worden verkregen;
- b.
De instelling kan aantonen dat er behoefte is aan
door de instelling georganiseerde dan wel
voorgenomen activiteiten. Met betrekking tot deze
voorwaarden kan door het college ontheffing worden
verleend ten aanzien van incidentele subsidies.
- 2.
De subsidie kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de wet en artikel 3 van deze
verordening genoemde gevallen worden geweigerd indien
gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:
- a.
De activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen
zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede
komen aan ingezetenen van de gemeente;
- b.
De gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen
worden voor het doel waarvoor de subsidie
beschikbaar wordt gesteld;
- c.
De aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over
voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij
uit middelen van derden kan beschikken om de kosten
van de activiteiten te dekken;
- d.
De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten
zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het
algemeen belang of de openbare orde;
- e.
De te subsidiëren activiteiten niet passend zijn
binnen het beleid van de gemeente.
Artikel 18 Beslistermijn
- 1.
Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de
complete aanvraag voor subsidieverlening betreffende een
incidentele activiteitensubsidie.
- 2.
Met betrekking tot basissubsidies, structurele
activiteitensubsidies en budgetsubsidies beslist het college
binnen acht weken na de vaststelling van de begroting door
de raad doch in ieder geval voor 1 januari van het jaar
waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
Artikel 19 Verstrekken van voorschotten
- 1.
Vooruitlopend op de vaststelling van de subsidie kan het
college een voorschot uitbetalen. Dit voorschot bedraagt
maximaal 100% van het verleende bedrag.
- 2.
In de beschikking tot subsidieverlening zullen worden
vermeld het aantal termijnen, de termijnbedragen en de data
waarop deze uitbetaald zullen worden.
HOOFDSTUK 3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 20 Van toepassing verklaren van afdeling 4.2.8 van de
wet
- 1.
Voor zover bij de subsidieverlening niet anders is bepaald,
is afdeling 4.2.8 van de wet van toepassing op
budgetsubsidies.
- 2.
De instelling op wiens subsidieaanvraag afdeling 4.2.8 van
de wet van toepassing is, behoeft de toestemming van het
college voor de handelingen als bedoeld in artikel 4:71 van de wet.
Artikel 21 Meldingsplicht
Een subsidieontvanger dient het college onverwijld te informeren
over:
- 1.
Dreigende of al ontstane verschillen van meer dan 10% tussen
werkelijke lasten en baten en de begrote lasten en
baten;
- 2.
Ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de activiteiten
niet of in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd;
- 3.
Gerealiseerde wijzigingen in de rechtsvorm, de
organisatiestructuur alsmede wijzigingen in de
bestuurssamenstelling.
- 4.
Het eerste lid van dit artikel is uitsluitend van toepassing
op subsidies hoger dan EUR 3.000,-
Artikel 22 Vergoeding wegens vermogensvorming
- 1.
Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte
van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b
wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet
door het college vastgesteld.
- 2.
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op subsidies hoger
dan EUR 3.000,-
Artikel 23 Vermogensvorming
- 1.
Bij de subsidieverlening en de daarbij behorende
uitvoeringsovereenkomst kan worden bepaald of en zo ja in
welke mate het de subsidieontvanger is toegestaan met
gemeentesubsidie reserves als bedoeld in art. 373 van boek 2 Burgerlijk Wetboek en
voorzieningen als bedoeld in artikel 374 van boek 2 Burgerlijk Wetboek te
vormen.
- 2.
Reserves die met gemeentesubsidie zijn opgebouwd mogen
alleen worden besteed aan kosten die direct verband houden
met de uitvoering van door de gemeente gesubsidieerde
activiteiten, voor zover deze niet bestreden kunnen worden
uit de voor dat jaar verleende subsidie.
- 3.
Voorzieningen die met gemeentelijke subsidie zijn opgebouwd
mogen uitsluitend worden besteed aan kosten die een directe
relatie hebben met de getroffen voorziening. Voor het
toevoegen dan wel ontrekken van middelen aan voorzieningen
moet voorafgaand schriftelijke toestemming aan het college
worden gevraagd. Als deze niet binnen acht weken is verleend
kan deze geacht worden te zijn verleend.
- 4.
Wanneer de gesubsidieerde activiteiten worden beëindigd, dan
wel een voorziening wordt opgeheven, is de subsidieontvanger
verplicht het met gemeentesubsidie opgebouwde vermogen dat
daarmee verband houdt onmiddellijk aan de gemeente terug te
betalen.
- 5.
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op subsidies hoger
dan EUR 3.000,-
Artikel 24 Egalisatiereserve
- 1.
Dit artikel is niet van toepassing op de onder §2.1
aangemerkte subsidies.
- 2.
Bij niet professionele instellingen mag de vanuit
subsidieoverschotten opgebouwde egalisatiereserve ten
hoogste 10% van het laatstelijk ontvangen structurele
subsidiebedrag bedragen. Met betrekking tot niet
professionele instellingen die alleen een basissubsidie
ontvangen is geen maximumpercentage van kracht.
- 3.
Bij professionele instellingen mag de vanuit
subsidieoverschotten opgebouwde egalisatiereserve ten
hoogste 15% van het laatstelijk ontvangen structurele
subsidiebedrag bedragen.
- 4.
De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt
niet meer dan 5% van de in dat jaar verstrekte
subsidie.
- 5.
Indien zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel
4:41, lid 2, sub c, d en e van de wet stort de
subsidieontvanger de aanwezige egalisatiereserve, voor zover
deze is ontstaan door gemeentelijke subsidies, terug in de
gemeentekas.
Artikel 25 Vermogensvorming
- 1.
Bij de subsidieverlening en de daarbij behorende
uitvoeringsovereenkomst kan worden bepaald of en zo ja in
welke mate het de subsidieontvanger is toegestaan met
gemeentesubsidie reserves als bedoeld in art. 373 van boek 2
Burgerlijk Wetboek en voorzieningen als bedoeld in artikel
374 van boek 2 Burgerlijk Wetboek te vormen.
- 2.
Reserves die met gemeentesubsidie zijn opgebouwd mogen
alleen worden besteed aan kosten die direct verband houden
met de uitvoering van door de gemeente gesubsidieerde
activiteiten, voor zover deze niet bestreden kunnen worden
uit de voor dat jaar verleende subsidie.
- 3.
Voorzieningen die met gemeentelijke subsidie zijn opgebouwd
mogen uitsluitend worden besteed aan kosten die een directe
relatie hebben met de getroffen voorziening. Voor het
toevoegen dan wel ontrekken van middelen aan voorzieningen
moet voorafgaand schriftelijke toestemming aan het college
worden gevraagd. Als deze niet binnen acht weken is verleend
kan deze geacht worden te zijn verleend.
- 4.
Wanneer de gesubsidieerde activiteiten worden beëindigd, dan
wel een voorziening wordt opgeheven, is de subsidieontvanger
verplicht het met gemeentesubsidie opgebouwde vermogen dat
daarmee verband houdt onmiddellijk aan de gemeente terug te
betalen.