Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit betaald ouderschapsverlof 2003 |
Citeertitel | Besluit betaald ouderschapsverlof 2003 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze versie bevat ook de wijzigingen van Gemeenteblad 2015 nr. 206 Inwtr: 01-01-2016
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2017 | 01-01-2020 | Art. 1 | 03-10-2017 | Gemeenteblad 2016, nummer 135 | |
01-01-2017 | 01-10-2017 | Art. 5 | 06-12-2016 | Gemeenteblad 2016 nummer 223 | |
16-04-2016 | 01-01-2016 | 01-01-2017 | Art. 5 | 12-04-2016 | Gemeenteblad 2016 nummer 47 |
30-09-2015 | 16-04-2016 | Art. 1, 1a, 1b, 2 en 4. | 29-09-2015 | Geen. | |
13-08-2009 | 11-08-2009 | 30-09-2015 | Art. 1, 1a, 3, 5 en 6 | 11-08-2009 Gemeenteblad 2009-104 | Voorstel wethouder Haven, Financiën, Buitenruimte en Organisatie van 11 augustus 2009, kenmerk: 296765 |
19-02-2009 | Art. 1, 1a | 03-02-2009 Gementeblad 2009-17 | Voorstel wethouder Verkeer, Vervoer en Organisatie 17 februari 2009; kenmerk 239799 | ||
06-04-2007 | Art. 1.5, 1a.6 | 03-04-2007 Gemeenteblad 2007-48 | Voorstel wethouder Verkeer, Vervoer en organisatie 3 april 2007; 07BSD3221 | ||
01-04-2006 | art. 1,1a,1b | 21-03-2006 Gemeenteblad 2006-60 | Voorstel van de wethouder van Middelen en Sport, 9 maart 2006, 06BSD03472 | ||
25-02-2006 | 01-01-2006 | art. 7 | 21-02-2006 Gemeenteblad 2006-37 | Voorstel van de wethouder Middelen en sport, 14 februari 2006, 06BSD1938 | |
13-11-2003 | art. 4 | 07-11-2003 Gemeenteblad 2003-160 | Voorstel van de wethouder van Middelen en Sport, 29 oktober 2003, PenO nr. 03/4369 | ||
05-04-2003 | nieuwe regeling | 01-04-2003 Gemeenteblad 2003-53 | Voorstel van de wethouder van Middelen en Sport, 26 maart 2003, PenO nr. 03/1770 |
Burgemeester en wethouders van Rotterdam,
Gelezen het voorstel van de wethouder van Middelen en Sport d.d. 26 maart 2003 (PenO nr. 03/1770);
gelet op artikel 48 van het Ambtenarenreglement;
Artikel 1 Recht op ouderschapsverlof
Geen aanspraak op doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) als bedoeld in het eerste lid bestaat over de uren waarmee de formele arbeidsduur op verzoek van de ambtenaar is uitgebreid binnen een periode van zes maanden voorafgaand aan de eerste dag van het ouderschapsverlof, dan wel tijdens het ouderschapsverlof.
De ambtenaar meldt het voornemen om ouderschapsverlof op te nemen ten minste twee maanden voor de door hem gewenste ingangsdatum door middel van het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.
Artikel 4 Zwangerschapsgerelateerde ziekte en zwangerschaps- en bevallingsverlof
Het ouderschapsverlof wordt opgeschort:
De duur van de vakantie van de ambtenaar die ouderschapsverlof geniet, wordt verminderd naar evenredigheid van de omvang van het ouderschapsverlof.
De ambtenaar aan wie gedurende het betaald ouderschapsverlof of binnen zes maanden daarna ontslag wordt verleend op grond van artikel 85, eerste lid, of artikel 79, eerste lid, onderdeel j, van het Ambtenarenreglement, is verplicht het salaris en de toegekende salaristoelage(n), die hij op grond van artikel 1 heeft genoten, terug te betalen.
De ambtenaar die gedurende het betaald ouderschapsverlof of binnen drie maanden na afloop daarvan op eigen verzoek een functie aanvaardt voor minder uren dan hij direct voorafgaande aan het ouderschapsverlof vervulde, is verplicht het salaris en de toegekende salaristoelage(n) die hij op grond van artikel 1 heeft genoten over de uren waarmee zijn aanstelling wordt verminderd, terug te betalen.
Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, kan het college een bijzondere regeling treffen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 1 april 2003.
De Secretaris, N. van Eck
De Burgemeester, I.W. Opstelten
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 4 april 2003
De Wet arbeid en zorg (WAZO) is per 1 december 2001 in werking getreden (Stb. 2001, 567) en is van toepassing op werknemers en ambtenaren. Het doel van de WAZO is werknemers en ambtenaren in de gelegenheid te stellen betaald werk te combineren met zorgtaken. In de WAZO zijn daarom regels gesteld omtrent diverse vormen van verlof, waaronder het ouderschapsverlof. De bepalingen van de WAZO zijn niet opgenomen in het Ambtenarenreglement of de daarop gebaseerde besluiten; dit is niet nodig omdat de wet rechtstreeks van toepassing is op gemeenteambtenaren. In het Ambtenarenreglement en de daarop gebaseerde besluiten zijn alleen die aangelegenheden geregeld die afwijken van de wet of aanvullende aanspraken bieden.
Op grond van de WAZO hebben ouders recht op ouderschapsverlof voor kinderen onder de leeftijd van acht jaar tot wie zij in een familierechtelijke betrekking staan of die zij als hun eigen kind opvoeden en verzorgen en die blijkens een verklaring uit het bevolkingsregister op hetzelfde adres als de ambtenaar wonen.
Voor de bepaling of de werknemer op hetzelfde adres woont als het kind geldt het moment van ingang van het verlof (artikel 6:1, tweede lid, WAZO). Ingeval bijvoorbeeld de werknemer gedurende de verlofperiode verhuist en daardoor niet meer op hetzelfde adres als het kind woont, heeft dit geen consequenties voor het resterende verlofrecht: het verlof loopt dan gewoon door.
Indien het kind door gescheiden ouders gezamenlijk, maar apart, wordt opgevoed, bestaat er eveneens recht op ouderschapsverlof. Beide ouders staan immers in een familierechtelijke betrekking tot het kind.
De vereiste dat het verlof dient te zijn genoten voor het kind de leeftijd van acht jaar heeft bereikt, heeft betrekking op de gehele verlofperiode. Indien het kind op het moment van ingang van het verlof bijvoorbeeld zeven jaar en negen maanden is, kan slechts drie maanden verlof worden genoten. Het verlof vervalt dan zodra het kind acht jaar is geworden (artikel 6:4 WAZO). Voordat de ambtenaar ouderschapsverlof kan opnemen, moet hij tenminste een jaar in dienst zijn bij de gemeente (artikel 6:3, eerste lid, WAZO). Heeft de ambtenaar verschillende keren op tijdelijke basis bij dezelfde gemeente gewerkt, dan worden deze perioden bij elkaar opgeteld, voorzover zij elkaar met onderbrekingen van niet meer dan drie maanden opvolgen. Hetzelfde geldt indien de ambtenaar voorafgaande aan zijn indiensttreding voor dezelfde gemeente op uitzend- of detacheringsbasis gewerkt heeft; deze perioden worden meegeteld voor de berekening van de periode van één jaar, voorzover er geen sprake is van een onderbreking van meer dan drie maanden.
De hoofdregel is dat het aantal uren verlof waar de ambtenaar ten hoogste recht op heeft dertien maal de arbeidsduur per week bedraagt (artikel 6:2, eerste lid, WAZO). Het verlof wordt per week opgenomen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden, waarbij het aantal uur verlof per week ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week bedraagt (artikel 6:2, tweede en derde lid, WAZO).
De ambtenaar kan verzoeken het ouderschapsverlof op een afwijkende manier op te nemen. Er zijn hierbij drie mogelijkheden (artikel 6:2, vierde lid, WAZO):
Als de ambtenaar ervoor kiest om het verlof op te knippen in drie perioden dan zal hij telkens drie maanden van te voren moeten melden dat hij weer een deel van zijn verlof wenst op te nemen.
Als de ambtenaar ouderschapsverlof opneemt volgens de “standaard vormgeving”, dat wil zeggen gedurende zes maanden voor de helft van de werktijd, dan mag het bevoegd gezag zo’n verzoek niet afwijzen. Wel kan het bevoegd gezag tot uiterlijk vier weken voor de ingangsdatum van het verlof bezwaar maken tegen het voorgestelde rooster. Het college mag de voorgestelde spreiding van verlofuren over de week echter alleen op grond van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang wijzigen.
Als de ambtenaar verzoekt om ouderschapsverlof volgens de “afwijkende vormgeving”, mag het hoofd van dienst zo’n verzoek afwijzen. Het verzoek om het ouderschapsverlof te splitsen in drie perioden van een maand fulltime verlof hoeft het college dus bijvoorbeeld niet perse te honoreren. Wel geldt dat het hoofd van dienst in een dergelijk geval moet aantonen dat een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich tegen inwilliging van het verzoek verzet.
Intrekking of wijziging aanvraag
Een ambtenaar kan verzoeken het aangevraagde ouderschapsverlof niet op te nemen dan wel niet voort te zetten (artikel 6:6 WAZO). Het college kan een dergelijk verzoek afwijzen als zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich hiertegen verzet. Aan een dergelijk verzoek hoeft niet eerder gevolg te worden gegeven dan vier weken na het verzoek. Als het ouderschapsverlof is opgedeeld in meerdere perioden dan geldt dit voor elke afzonderlijke periode. Het Besluit betaald ouderschapsverlof regelt echter expliciet dat er bij ziekte geen sprake is van opschorting van het ouderschapsverlof (artikel 4, eerste lid). De aanvraag van de ambtenaar om wijziging van de aanvraag om die reden, kan worden afgewezen.
In de situatie dat een werknemer bij de oude werkgever het ouderschapsverlof heeft gesplitst en de arbeidsverhouding wordt beëindigd voordat het totale verlof is genoten, heeft de werknemer, als hij een nieuwe arbeidsovereenkomst of aanstelling aangaat, tegenover de nieuwe werkgever aanspraak op het resterende deel van het verlof dat hij nog niet heeft genoten bij zijn vorige werkgever. Het komt erop neer dat indien de oude werkgever heeft ingestemd met een splitsing van het verlof en de nieuwe werkgever daaraan is gebonden. Wanneer een medewerker van werkgever verandert moet hij eerst een jaar in dienst zijn alvorens hij aanspraak kan maken op het resterende deel van het ouderschapsverlof (artikel 6:3, eerste lid, WAZO).
De WAZO geeft het recht op ouderschapsverlof voor ieder kind afzonderlijk, dus ook voor meerlingen. Het betaald ouderschapsverlof geldt ten aanzien van meerlingen slechts één keer; voor de overige kinderen bestaat recht op onbetaald ouderschapsverlof.
In dit artikel is opgenomen dat een ambtenaar recht heeft op een gedeeltelijke doorbetaling van de WAZO.
Dit schrijft voor dat de ambtenaar de wens tot het opnemen van het verlof tijdig aan de werkgever kenbaar moet maken: minimaal drie maanden vóór de geplande ingangsdatum. De ambtenaar kan het verlof pas genieten nadat drie maanden na de voorgeschreven melding zijn verstreken. Gelet op de aan de melding verbonden gevolgen, is bepaald dat zij schriftelijk via een aanvraagformulier dient te geschieden. Deze meldingsprocedure is opgenomen met het oog op het goed functioneren van de arbeidsorganisatie. De dienst heeft op deze wijze de gelegenheid tijdig de nodige voorzieningen te treffen in verband met de tijdelijke gedeeltelijke afwezigheid van de ambtenaar. Als de ambtenaar het ouderschapsverlof wil koppelen aan het einde van het bevallingsverlof, dan mag de precieze ingangsdatum in het midden gelaten worden, totdat duidelijkheid bestaat over het moment dat het bevallingsverlof eindigt.
Bij twee- of meerlingen bestaat slechts voor één kind aanspraak op betaald ouderschapsverlof. Voor de overige kinderen van de twee- of meerling geldt wel het recht op ouderschapsverlof volgens de WAZO, doch zonder doorbetaling van de bezoldiging. Voor het ouderschapsverlof van de overige kinderen zijn de bepalingen uit artikel 2, 4, 5, 7 en 8 van overeenkomstige toepassing.
Dit artikellid bepaalt dat bij ziekte geen opschorting van het betaalde ouderschapsverlof plaatsvindt Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen gehele of gedeeltelijke ziekte.
Dit artikel heeft enkel betrekking op de betaling van bezoldiging in geval van ziekte. Indien de ambtenaar langdurig ziek is, wordt de korting van de bezoldiging vanaf de vijftiende kalenderdag beëindigd. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen gehele of gedeeltelijke ziekte. Het ouderschapsverlof schort echter niet op (zie het eerste lid).
Eerste en tweede lidDe korting van vakantieverlof vindt gedurende het ouderschapsverlof plaats overeenkomstig de omvang en de duur van dit verlof. Geniet de ambtenaar bijvoorbeeld ouderschapsverlof gedurende zes maanden voor de helft van zijn arbeidsduur en loopt het verlof van 1 mei tot 1 november, dan heeft betrokkene tot en met april recht op volledig verlof (4/12 x verlofaanspraak op jaarbasis), van mei tot november een halve verlofopbouw (6/12 x verlofaanspraak op jaarbasis x 0,5) en in november en december weer een gehele verlofopbouw (2/12 x verlofaanspraak op jaarbasis).
Een uitzondering wordt gemaakt voor die gevallen dat het ouderschapsverlof wordt genoten en de ambtenaar ziek wordt. Indien deze ziekteperiode langer duurt dan 14 kalenderdagen, wordt de korting van het vakantieverlof beëindigd en vindt derhalve vanaf de vijftiende kalenderdag weer volledige opbouw van het vakantieverlof plaats (artikel 5, tweede lid).
Hierin is bepaald dat de opbouw van de vakantietoelage plaatsvindt op basis van de gekorte bezoldiging. Een uitzondering wordt gemaakt voor die gevallen dat het ouderschapsverlof wordt genoten en de ambtenaar ziek wordt. Indien deze ziekteperiode langer duurt dan 14 kalenderdagen, wordt de korting van de bezoldiging beëindigd en vindt derhalve vanaf de vijftiende kalenderdag weer opbouw van de vakantietoelage plaats over de gehele bezoldiging (artikel 5, vierde lid).
De terugbetaling van de bezoldiging betreft de bezoldiging die is betaald over de uren dat de ambtenaar het betaald ouderschapsverlof heeft genoten. Dit geldt alleen bij ontslag op grond van artikel 85, eerste lid, (ontslag op verzoek) of artikel 79, eerste lid, onderdeel j, (ontslag als disciplinaire straf) van het Ambtenarenreglement.
Als een ambtenaar het ouderschapsverlof opdeelt in eerdere perioden moet voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, elke periode worden beschouwd als een afzonderlijk deel.
De ambtenaar heeft het ouderschapsverlof opgedeeld. Van 1-01-2003 tot 1-04-2003 heeft hij ouderschapsverlof opgenomen voor de helft van zijn betrekking. Van 1-01-2004 tot 1-04-2004 heeft hij nogmaals ouderschapsverlof opgenomen voor de helft van zijn betrekking. Op 1-05-2004 wordt hij op eigen verzoek ontslagen. De terugbetalingsverplichting geldt dan niet voor de eerste periode van ouderschapsverlof maar wel voor de tweede periode van ouderschapsverlof.
Een uitzondering op de regel van terugbetaling bij ontslag op verzoek, geldt indien de ambtenaar bij een andere gemeente gaat werken of indien er recht bestaat op een uitkering wegens het volgen van de echtgenoot die door geheel buiten hem of haar liggende oorzaken noodzakelijk van standplaats moet veranderen.
Onder het regime van de Werkloosheidswet is het mogelijk dat een uitkering wordt verstrekt bij werkloosheid die ontstaan is doordat de ambtenaar ontslag heeft gevraagd omdat hij de echtgenoot of geregistreerde partner volgt, die door geheel buiten hem liggende oorzaken noodzakelijk van standplaats moet wijzigen. Als dit het geval is en een WW-uitkering wordt verstrekt, wordt geen terugbetaling van het ouderschapsverlof gevorderd.
Onder het aanvaarden van een betrekking voor minder uren dan hij direct voorafgaande aan het ouderschapsverlof vervulde, wordt mede begrepen een verzoek om vermindering van arbeidsduur. Sinds 1 januari 2001 moet dit worden vormgegeven door middel van een besluit tot gedeeltelijk ontslag.
Een werknemer heeft ouderschapsverlof opgenomen voor de helft van zijn betrekking. Zijn aanstelling bedraagt 36 uur en zijn feitelijke arbeidsduur bedraagt gedurende het ouderschapsverlof 18 uur.
De werknemer verzoekt binnen drie maanden na afloop van het ouderschapsverlof om zes uur per week minder te mogen werken. Zijn aanstelling wordt daarop teruggebracht tot 30 uur per week. Betrokkene zal, voor die uren waarmee zijn aanstelling wordt verminderd, de bezoldiging die hij genoot over de arbeidsduur waarvoor het ouderschapsverlof gold, dienen terug te betalen. In dit voorbeeld betekent dit dat betrokkene over zes uur deze bezoldiging dient terug te betalen; dus 6 uur x 26 weken x 75% bezoldiging. Indien er ouderschapsverlof wordt opgenomen voor vier uur per week en de aanstelling wordt binnen drie maanden na afloop van het ouderschapsverlof op verzoek van de betrokkene met zes uur verminderd, geldt dat de bezoldiging die hij genoot over de vier uur ouderschapsverlof terugbetaald dient te worden; dus 4 uur x 26 weken x 75% bezoldiging.
Ingevolge het bepaalde in dit lid dient de ambtenaar die ouderschapsverlof gaat genieten, zich schriftelijk akkoord te verklaren met de terugbetalingsverplichting in de gevallen zoals deze in de vorige leden zijn genoemd.