Organisatie | Cuijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Coördinatieverordening 2009 Gemeente Cuijk |
Citeertitel | Coördinatieverordening 2009 Gemeente Cuijk |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Ruimtelijk Beheer |
Geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2010 | 01-10-2010 | Nieuwe regeling | 25-01-2010 onbekend | -1.731 / -47623 |
Artikel 6 Informeren aanvrager bij coördinatie
Het college stelt de aanvrager van een besluit binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag in kennis van andere op aanvraag te nemen besluiten waarvan het college redelijkerwijs kan aannemen dat deze nodig zijn voor de door de aanvrager te verrichten activiteit en welke onder de gecoördineerde behandeling kunnen vallen.
Het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk van een gecoördineerde behandeling af te zien indien aanvrager niet binnen de in lid twee gestelde termijn de aanvragen voor de besluiten heeft ingediend, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het college gestelde termijn alsnog de aanvragen in te dienen.
Het college schort de behandeling van de aanvraag op tot de dag waarop aanvrager aan het in lid twee bepaalde heeft voldaan, de door het college gestelde termijn voor indienen van de aanvragen ongebruikt is gelaten of de aanvrager schriftelijk te kennen heeft gegeven van een gecoördineerde behandeling af te willen zien.
Artikel 7 Onvolledige aanvraag
1. Het college kan beslissen geheel of gedeeltelijk van een gecoördineerde behandeling af te zien, indien ten aanzien van één of meer van de betreffende besluiten:
A. aanvrager bij de aanvraag van het besluit niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of;
B. de verstrekte gegevens of bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag voor het besluit of de voorbereiding van het betreffende besluit, of;
C. de aanvraag of de bijbehorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal zijn gesteld, of;
D. de aanvraag of de bijbehorende gegevens of bescheiden omvangrijk en complex zijn en een noodzakelijke samenvatting ontbreekt.
Artikel 8 Relatie met besluiten van andere bestuursorganen
De andere betrokken bestuursorganen bevestigen schriftelijk binnen zes weken of zij wel of niet aan de gecoördineerde behandeling zullen deelnemen. Indien deze termijn is verstrekken, wordt aangenomen dat het andere betrokken bestuursorgaan heeft aangegeven niet mee te werken aan gecoördineerde behandeling.
Het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk van gecoördineerde behandeling af te zien indien een ander betrokken bestuursorgaan heeft aangegeven niet aan een gecoördineerde behandeling te zullen meewerken of niet tijdig op een verzoek hiertoe heeft gereageerd. Indien het andere betrokken bestuursorgaan geen medewerking verleent aan de gecoördineerde behandeling, vallen de besluiten van dat bestuursorgaan buiten de gecoördineerde behandeling.
Artikel 15 Beëindiging door bevoegd gezag
Artikel 19 Intrekken Coördinatieverordening
Indien het college ambtshalve of op aanvraag heeft besloten tot een gecoördineerde behandeling over te gaan en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht inmiddels in werking is getreden blijft deze verordening specifiek voor die gecoördineerde behandeling van kracht totdat voor die gecoördineerde behandeling een onherroepelijk geworden besluit is genomen.
Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening 2009 Gemeente Cuijk.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 januari 2010.
Voor de realisering van projecten zijn vaak tal van besluiten nodig. Op gemeentelijk niveau valt te denken aan bouwvergunningen, sloopvergunningen, kapvergunningen, in- en uitritvergunningen, ontheffingen voor verschillende doeleinden. De benodigde besluiten kunnen soms van meerdere bestuursorganen afhankelijk zijn. Voor de burger is het steeds onoverzichtelijker geworden welke besluiten zijn vereist en welke procedures moeten worden gevolgd. De besluitvorming ondervindt vaak vertraging doordat elk besluit afzonderlijk moet worden behandeld, met eigen procedures, met eigen voorschriften en met eigen rechtsbescherming. De belangenafweging wordt steeds complexer. Het resultaat is dat ruimtelijke initiatieven van burgers in een stroperige besluitvorming terechtkomen.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid efficiënter en meer inzichtelijk besluiten te nemen over projecten in de ruimtelijke ordening: de coördinatie van ambtshalve of op aanvraag te nemen besluiten, in het belang van de verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Eén en ander is neergelegd in artikel 3.30, 3.31 en 3.32 Wro. Met de coördinatieregeling kan het gemeentebestuur de voorbereiding, vaststelling en bekendmaking van een tal aan besluiten bundelen. Voor de gecoördineerde besluitvorming staat direct beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Artikel 3.30 Wro geeft de gemeenteraad de bevoegdheid een coördinatieregeling vast te stellen. Deze regeling kan in de vorm van een verordening. Enige randvoorwaarde voor het gemeentebestuur bij de vaststelling hiervan is dat coördinatie wenselijk moet zijn voor de verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Eén coördinatieregeling maakt het voor de burger meer inzichtelijk voor welke projecten of welke besluiten coördinatie kan plaatsvinden en welke voorwaarden hierbij gelden.
Het college geeft uitvoering aan de in artikel 3.30 Wro bedoelde coördinatie en de coördinatieregeling van de raad. Het college kan, afhankelijk van hoe de gemeenteraad de toepassing van coördinatie heeft ingekaderd, een gecoördineerde behandeling gebruiken voor alle initiatieven, zolang dit is gericht op de verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Het college kan, met de eventuele inperkingen van de gemeenteraad in het oog houdend, tal van besluiten coördineren, voor zover het college dit wenselijk en mogelijk acht.
Het college behoeft niet alleen de eigen bevoegdheden te coördineren, maar kan ook coördineren met betrekking tot de bevoegdheden van andere bestuursorganen. Zo kunnen ook besluiten van andere bestuursorganen in de bundel aan te coördineren besluiten worden betrokken. Het spreekt voor zich dat het college met de andere bestuursorganen eerst tot afstemming komt, voordat het college overgaat tot coördinatie van de besluiten van deze bestuursorganen. Het college kan niet beslissingen nemen over de bevoegdheid van andere bestuursorganen. Wél kan het college andere bestuursorganen verzoeken mee te werken aan het welslagen van de gecoördineerde behandeling (artikel 3.31, lid 1, Wro).
Met de procedure van gecoördineerde behandeling worden overige ‘eigen’ procedures voor besluiten opzij gezet. In de plaats hiervan is een geheel aparte procedure van toepassing: de procedure voor de gecoördineerde behandeling. Hoofdstuk 3, Afdeling 3.5 van de Awb is van overeenkomstige toepassing. Op de voorbereiding van gecoördineerde besluiten is afdeling 3.4 Awb van toepassing. Artikel 3.31 Wro bevat enkele aanvullingen op de toepassing van afdeling 3.4 Awb.
De coördinatieregeling doet denken aan de aankomende omgevingsvergunning. Het verschil is dat de gecoördineerde behandeling ziet op bundeling van verschillende besluiten in één procedure, terwijl de omgevingsvergunning verschillende besluiten zal bundelen in één besluit, met één bevoegd gezag, één aanvraag, één procedure.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het college van burgemeester en wethouders is het verantwoordelijke orgaan voor de uitvoering van de gecoördineerde behandeling van besluiten voor gevallen of categorieën van gevallen die bij besluit van de gemeenteraad daartoe zijn aangewezen. Het college bevordert een gecoördineerde behandeling van de besluiten die onderdeel zijn van de coördinatie. Voorts verzoekt het college andere betrokken bestuursorganen medewerking te verlenen aan een goed verloop van de coördinatie. Het college draagt zorg voor de voorbereidingsprocedure van de gecoördineerde besluiten en de bekendmaking daarvan. Het college kan zijn bevoegdheden bedoeld in de artikelen 3.30, 3.31 en 3.32 Wro aan een door het college aangewezen persoon of instantie mandateren.
Ter verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid kan het wenselijk zijn dat de voorbereiding en bekendmaking van bepaalde besluiten gecoördineerd wordt. Het gemeentelijk ruimtelijk beleid is gedefinieerd als ruimtelijk beleid zoals is terug te vinden in verschillende relevante beleidsstukken, als structuurvisies, bestemmingsplannen en nota’s. Het begrip is ruim gedefinieerd om te voorkomen dat onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid afkomstig van de bestuursorganen van de gemeente bij voorbaat van coördinatie worden uitgesloten.
De gemeenteraad besluit welke gevallen of categorieën van gevallen worden aangewezen waarin, in het belang van de verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid, coördinatie van ambtshalve of op aanvraag te nemen besluiten kan plaatsvinden. De raad kan over de coördinatie binnen de aangewezen gevallen nadere regels geven. Het college voert de procedures van coördinatie uit voor de door de raad aangewezen gevallen en onder door de raad opgestelde nadere regels.
Ander bestuursorgaan: gecoördineerde behandeling kan ook besluiten van andere bestuursorganen omvatten dan het college. Het college kan andere bestuursorganen om medewerking verzoeken. Voor het begrip ‘ander bestuursorgaan’ is aangesloten bij de definitie van ‘bestuursorgaan’ in de Awb. Een ander bestuursorgaan waarmee het college kan samenwerken in het belang van de coördinatie, kan elk orgaan, persoon of college zijn dat aan de definitie van bestuursorgaan uit artikel 1:1 Awb voldoet.
Melding: een melding houdt een kennisgeving aan een bevoegd gezag in, die voorafgaand aan een activiteit moet worden gedaan. De melding kan ook een kennisgeving van gewijzigde omstandigheden inhouden. Een meldingsplicht kan betekenen dat een belanghebbende na de melding vrij zijn gang kan gaan, tenzij het bestuur gronden heeft om in te grijpen. Een meldingsplicht kan echter ook betekenen dat de behanghebbende verplicht is een gewijzigde omstandigheid te melden, zodat het bestuursorgaan een passend besluit over de gewijzigde omstandigheid kan nemen.
Het college kan aan de hand van de coördinatieverordening de voorbereiding en bekendmaking van de samenhangende besluiten bundelen en coördineren. De soms vele vergunningen of andere besluiten, noodzakelijk voor de realisering van een project, kunnen in één traject worden ondergebracht. Soms is een ander bestuursorgaan bevoegd een noodzakelijke vergunning te verlenen. Het college kan binnen de gecoördineerde behandeling van aanvragen voor besluiten, met andere betrokken bestuursorganen tot afstemming komen.
Bij besluiten die geschikt zijn voor coördinatie met andere besluiten kan gedacht worden aan tal van vergunningen (bouw-, sloop-, kap-, uitrit-, lozings-, of monumentenvergunning), of aan verschillende ontheffingen.
Artikel 4 Toepassing van coördinatie
In de formulering is gekozen voor een verplichting voor het college in beginsel tot een gecoördineerde behandeling van de aanvraag te komen als de aanvrager daartoe heeft verzocht. Het college kan echter vanwege de in lid 3 genoemde redenen besluiten geheel of gedeeltelijk van coördinatie af te zien. Sub a ziet op procedurele redenen termijnstelling en volledigheid van de aanvraag. Sub b geeft het college vrijheid bij de beoordeling van de vraag of het voorliggende geval zich vanwege de complexiteit leent voor een gecoördineerde behandeling.
Het college ziet eveneens af van een gecoördineerde behandeling van de aanvraag voor besluiten als de aanvrager zelf binnen een gegeven termijn aangeeft dat gecoördineerde behandeling voor hem niet nodig is. De aanvrager kan hem moverende redenen hebben om liever een ‘normale’ besluitvorming te doorlopen.
Artikel 5 Verzoek tot coördinatie
Een aanvrager van besluiten staat het vrij een verzoek tot gecoördineerde behandeling in te dienen voor de behandeling van de aangevraagde besluiten. Voor projecten op een gemeentelijk niveau richt de aanvrager zich tot het college met een verzoek tot coördinatie. Het college kan vervolgens, voor het welslagen van de coördinatie, andere bestuurorganen om medewerking verzoeken.
Wanneer aanvrager voorafgaand aan een verzoek om coördinatie een aanvraag heeft ingediend en voor deze aanvraag nog niet tot gecoördineerde behandeling is gekomen, kan het college een besluit nemen over de afstemming van deze eerdere aanvraag met de gecoördineerde behandeling.
Als aanvrager verzoekt om opschorting van besluitvorming om op diens verzoek tot coördinatie te komen, kan het college hierover een besluit nemen. Opschorting zal de periode van besluitvorming verlengen.
Artikel 6 Informeren aanvrager bij coördinatie
Voor een gecoördineerde behandeling van de besluiten binnen een bepaald project, is het nodig dat de aanvrager de nodige aanvragen heeft ingediend. De aanvrager zal wèl op de hoogte moeten zijn van de benodigde aanvragen voor besluiten waarmee hij een project kan realiseren. In het eerste lid is dan ook bepaald dat het college de aanvrager, na ontvangst van diens aanvraag voor een besluit, op de hoogte stelt van andere besluiten waarvan het college redelijkerwijs kan aannemen dat de aanvrager die nodig heeft voor de realisering van het project en die onder een gecoördineerde behandeling kunnen vallen. Het college doet dit binnen twee weken.
In het tweede lid is aangegeven dat, in het belang van een gecoördineerde behandeling, de aanvragen voor besluiten zoveel mogelijk tegelijkertijd worden ingediend. De laatste benodigde aanvraag binnen een gecoördineerde behandeling wordt niet later ingediend dan een gegeven termijn na ontvangst van de eerste aanvraag.
Het derde lid sluit aan bij artikel 4, lid 3, sub a: geheel of gedeeltelijk afzien van coördinatie omdat de aanvrager niet de nodige aanvragen heeft ingediend om tot een gecoördineerde behandeling te komen. Het is, gelet op de Awb-bepalingen over de aanvulling van een aanvraag, redelijk dat de aanvrager een gelegenheid krijgt alsnog binnen een termijn de aanvragen in te dienen. Het college bepaalt hiertoe een redelijke termijn. Als aanvrager alsnog een redelijke termijn wordt gegund om de benodigde aanvragen in te dienen, zodat tot coördinatie kan worden gekomen, dan wordt de termijn totdat daadwerkelijk tot een gecoördineerde behandeling wordt gekomen, verlengd.
Ingevolge het vierde lid wordt de besluitvorming over de aanvraag opgeschort totdat de aanvrager de andere nodige aanvragen heeft ingediend. De aanvrager kan de andere aanvragen indienen binnen de termijnen die in de vorige leden zijn aangegeven. Meerdere uitkomsten zijn mogelijk. 1) De aanvrager vult binnen de termijn de benodigde aanvragen aan en de gecoördineerde behandeling kan doorgaan. 2) De aanvrager vult niet de benodigde aanvragen aan; het college kan besluiten dat coördinatie niet mogelijk is. 3) De aanvrager geeft te kennen dat hij wil afzien van gecoördineerde behandeling. Als niet tot coördinatie wordt gekomen, ‘herleeft’ de gebruikelijke wettelijke procedure voor de eerste en andere ingediende aanvragen.
In het vijfde lid is aangegeven dat het college van de termijn voor het aanvullen van de aanvragen kan afwijken. Het college zal zich hierbij moeten realiseren dat de verruiming van de termijn, de procedure verlengt en in strijd kan komen
Artikel 7 Onvolledige aanvraag
De aanvraag of aanvragen van de aanvrager kunnen om verschillende redenen onvolledig zijn. In deze bepaling is aangesloten bij artikel 4:5 Awb over buiten behandeling laten van onvolledige aanvragen. De bepaling in de Awb ziet op buiten behandeling laten van een enkele aanvraag, op de in die bepaling genoemde gronden. Artikel 7 ziet op een geheel of gedeeltelijk afzien van coördinatie op vergelijkbare gronden. Zie ook artikel 3:24, lid 3, Awb.
Ten eerste zou van de gecoördineerde behandeling van een aanvraag voor een besluit kunnen worden afgezien als deze aanvraag niet voldoet aan wettelijke voorschriften. Ten tweede kunnen de gegevens of bescheiden voor de beoordeling van die aanvraag onvoldoende zijn. Ten derde kunnen de gegevens of bescheiden in een vreemde taal zijn gesteld, waarbij een vertaling ontbreekt. Ten vierde kunnen de gegevens of bescheiden omvangrijk en complex zijn en kan een bruikbare samenvatting ontbreken.
Het is denkbaar dat het college de onvolledige aanvraag buiten gecoördineerde behandeling plaatst, overeenkomstig de bevoegdheid in artikel 4:5 Awb om een aanvraag niet in behandeling te nemen. In artikel 4:5 Awb is voorgeschreven dat het bestuursorgaan de aanvrager een termijn gunt waarin alsnog de aanvraag kan worden aangevuld. Overeenkomstig dit voorbehoud uit artikel 4:5 Awb, is aanvrager een termijn te gunnen waarin hij de aanvraag aanvult of herstelt om op deze wijze tot gecoördineerde behandeling te kunnen komen (lid 3). Zie ook artikel 3:24, lid 3, Awb.
Het derde lid bevat een opschortingsbepaling. De besluitvorming over de onvolledige aanvraag wordt opgeschort totdat de aanvrager de onvolledige aanvraag heeft aangevuld of hersteld of totdat de aanvrager de daartoe gestelde termijn ongebruikt heeft gelaten.
Artikel 8 Relatie met besluiten van andere bestuursorganen
Voor het welslagen van de coördinatie kan de medewerking van andere bestuursorganen nodig zijn. Denk aan besluiten die van andere bestuursorganen dan de gemeentelijke bestuursorganen moeten komen. In artikel 3.31 Wro is voorgeschreven dat het college andere bestuursorganen verzoekt tot medewerking, nodig voor het welslagen van de coördinatie. Het eerste lid van artikel 8 herhaalt dit uitgangspunt. Zie ook artikel 3:27 Awb.
Het tweede lid schrijft voor dat het college na ontvangst van de aanvraag onverwijld een afschrift van de aanvraag aan de andere betrokken bestuursorganen zendt. ‘Onverwijld’ hoeft in deze bepaling niet in te houden dat het afschrift onmiddellijk bij binnenkomst van de aanvraag wordt toegezonden, maar zal wel inhouden dat een afschrift spoedig wordt toegezonden nadat de aanvraag de gebruikelijke interne procedure voor binnenkomst van aanvragen heeft doorlopen. Dit in het belang van een spoedig verloop van de gecoördineerde behandeling.
In het derde lid is bepaald dat de andere betrokken bestuursorganen binnen een termijn schriftelijk te kennen geven wel of niet met coördinatie mee te werken. De in lid 3 bedoelde termijn zal met andere betrokken bestuursorganen moeten worden afgestemd. De termijn is in de modelverordening daarom opengelaten. Om te voorkomen dat de andere bestuursorganen vanwege een te korte termijn voor een reactie ‘afhaken’, zal aan de andere betrokken bestuursorganen een redelijke termijn geboden moeten worden. Het punt is echter hierbij, dat de lengte van deze termijn bijdraagt aan de totale lengte van de periode totdat tot gecoördineerde behandeling wordt gekomen. Het college kan met andere betrokken bestuursorganen afspreken dat geen bericht binnen de termijn, geen medewerking betekent.
Wanneer andere betrokken bestuursorganen te kennen geven niet aan coördinatie te willen meewerken en coördinatie daarom niet meer of nog deels zinnig is, kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van coördinatie af te zien. In ieder geval blijven de besluiten van de andere betrokken bestuursorganen die niet aan coördinatie willen meewerken, buiten de gecoördineerde behandeling.
Artikel 9 Relatie met meldingen
Soms is aanvrager verplicht van een bepaalde omstandigheid melding te doen aan een bevoegd gezag. Voor zover de melding relevant is voor de realisering van het project, kan de melding in de coördinatie worden betrokken. Het college kan de aanvrager verzoeken meldingen zoveel mogelijk gelijktijdig met het indienen van de aanvragen te doen.
Artikel 3.31 Wro bepaalt dat voor de besluiten in het kader van de gecoördineerde behandeling de procedure van afdeling 3.4 Awb wordt gevolgd. Artikel 3.31, lid 3, Wro geeft op de procedure van afdeling 3.4 enkele specifieke aanvullingen. Zo wordt de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 Awb, in de Staatscourant en tevens langs elektronische weg gedaan. Indien een aanvraag voor een besluit niet of niet langer deel is van de gecoördineerde behandeling, is de ‘eigen’ wettelijke procedure op dat besluit van toepassing. Voor de besluiten die buiten coördinatie vallen, herleeft de ‘eigen’ procedure.
Het nemen van gecoördineerde besluiten wijkt af van de hoofdregels uit artikel 3:18 Awb, over het nemen van besluiten waarop afdeling 3.4 Awb van toepassing is. Artikel 3.31, lid 3, sub e, Wro stelt dat de gecoördineerde besluiten worden genomen binnen een door het college in samenspraak met een ander betrokken bestuursorgaan te bepalen termijn.
De bekendmaking van gecoördineerde besluiten is geregeld in artikel 3.32 Wro: het college maakt de vaststelling van de gecoördineerde besluiten gelijktijdig bekend, door mededeling van die besluiten in de Staatscourant en langs elektronische weg. De elektronische weg houdt in dat het college de gecoördineerde besluiten op een openbare website bekendmaakt.
De aanvrager dan wel andere belanghebbenden kunnen tegen gecoördineerde besluiten rechtstreeks beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit volgt uit artikel 8.2, lid 1, sub e, Wro. Voorafgaand bezwaar bij het college en beroep bij de rechtbank is niet aan de orde.
Artikel 14 Verzoek tot beëindiging
De aanvrager kan verzoeken de aanvraag van een bepaald besluit uit de gecoördineerde behandeling te onttrekken. Het college kan binnen een termijn een besluit nemen over de onttrekking. Na onttrekking uit de coördinatie herleven de ‘eigen’ wettelijke procedures en voorschriften voor het betreffende besluit, zoals de ‘eigen’ beslistermijnen.
Artikel 15 Beëindiging door bevoegd gezag
Het college kan het noodzakelijk vinden dat de gecoördineerde behandeling van een bepaald besluit wordt beëindigd, bijvoorbeeld als uitvoerig nader onderzoek is vereist. Het resultaat afwachten kan de gehele voortgang van de coördinatie verstoren. Het college kan in dat geval besluiten dat de aanvraag voor dat besluit buiten de coördinatie wordt geplaatst. De ‘eigen’ procedures en voorschriften voor het bestreffende besluit zullen gelden op het moment dat het besluit buiten de coördinatie valt.
Artikel 16 Algemene terugvalregeling
Als het college ambtshalve of op verzoek beslist dat een aanvraag voor een besluit uit de coördinatie wordt gehaald, dan zou dit grote onduidelijkheid kunnen opleveren over de juridische status van de besluitvormingsprocedure van deze aanvraag. Voor besluiten die uit de coördinatie worden gehaald geldt de hoofdregel dat de ‘eigen’ procedures en voorschriften herleven. De vraag is echter in welke fase van besluitvorming met de ‘eigen’ procedures en voorschriften moet worden verdergegaan. Dit artikel geeft een algemene terugvalregeling voor gevallen waarin de aanvraag voor een besluit uit de coördinatie wordt gehaald: het tijdstip waarop wordt beslist dat de aanvraag voor het besluit uit de coördinatie wordt gehaald, wordt geacht het tijdstip te zijn waarop de aanvraag is ingediend. Anders gezegd, de gebruikelijke wettelijke voorschriften en termijnen voor deze aanvraag vangen aan op het tijdstip dat het college beslist de aanvraag uit de coördinatie te halen; dit moment wordt immers geacht het moment van indiening van de aanvraag te zijn.
Artikel 19 Intrekken coördinatieverordening
Zoals voormeld vertoont de coördinatieverordening veel verwantschap met de aankomende omgevingsvergunning. Het verschil met de omgevingsvergunning is dat de gecoördineerde behandeling ziet op een bundeling van verschillende besluiten in één procedure, terwijl de omgevingsvergunning verschillende besluiten zal bundelen in één besluit, met één bevoegd gezag, één aanvraag en één procedure.
Omdat de coördinatieverordening slechts ten doel heeft een tussenoplossing te zijn vanwege de opschorting van de inwerkingtreding van de Wabo is ervoor gekozen de verordening in te trekken met ingang van inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Specifiek voor die procedures waarbij het college heeft besloten tot een gecoördineerde behandeling over te gaan en waarbij de Wabo inmiddels in werking is getreden blijft de verordening van kracht. Voor het overige wordt verwezen naar het aankomende overgangsrecht Wabo.