Organisatie | Drechterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag 2012 |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Drechterland 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
maatschappelijke zorg en welzijn
Wet werk en bijstand, artikel 8 en 36
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-04-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 28-03-2012 de Middenstander, 4 april 2012 | 2012-06b |
Overwegende dat, het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidtoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 februari 2012
Gelet op de artikel 8 lid 1 sub d en 36 van de Wet werk en bijstand
1. in te trekken per 1 januari 2012 de Verordening langdurigheidstoeslag 2009 en;
2. vast te stellen de Verordening langdurigheidstoeslag 2012 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2012
In deze verordening wordt verstaan onder:
inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidtoeslag als inkomen gezien;
Aan de in artikel 36 lid 1 van de wet gestelde voorwaarden van het langdurig hebben van een laag inkomen is voldaan als het inkomen gedurende de referteperiode van 36 maanden niet uitkomt boven 110 procent van de bijstandsnorm.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Drechterland van 28 maart 2012.
De raad voornoemd,
De griffier,
De voorzitter,
Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidtoeslag geregeld in een verordening Langdurigheidstoeslag.
Artikel 36 van de Wet Werk en Bijstand blijft de basis van de langdurigheidstoeslag. Daarnaast bepaalt artikel 8 lid 1 sub d van de wet dat gemeenten in een verordening regels voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.
Per 1 januari 2012 is een wijziging in de Wet Werk en Bijstand in werking getreden waarbij is vastgesteld dat de langdurigheidtoeslag alleen is bedoeld voor mensen met een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de bijstandsnorm.
Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidtoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 van de wet worden gebruikt.
De wet bepaalt dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeel moet worden of er een recht bestaat.
Tot 1 januari 2012 gold de Verordening Langdurigheidtoeslag 2009. Hierin is geregeld dat de inkomensgrens bepaald werd op 120% van de bijstandsnorm.
In artikel 36 lid 6 van de wet per 1 januari 2012 is vastgesteld dat de inkomensgrens maximaal 110% mag zijn. De Verordening moet daarom per 1 januari 2012 aangepast worden.
De langdurigheidtoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op personen met een inkomen uit arbeid. De reden hiervoor is dat personen met een minimuminkomen uit arbeid dezelfde reserveringsruimte hebben als personen die een uitkering ontvangen. Tevens wordt, door het toelaten van personen met een inkomen uit arbeid, de armoedevalproblematiek verminderd. Voorheen raakten bijstandsgerechtigden die recht hadden op de langdurigheidtoeslag de hele toeslag kwijt op het moment dat zij gingen werken, ook al wijzigde de hoogte van het inkomen niet. Indien ook personen met een inkomen uit arbeid recht hebben op de langdurigheidtoeslag wordt het voor uitkeringsgerechtigden aantrekkelijker om te gaan werken.
De verordening zoals die nu is neergelegd, is in regionaal verband uitgewerkt. De verordening wordt ook door de regiogemeentes gelijktijdig vastgesteld. In de regio zal vanaf 2012 grotendeels dezelfde verordening gebruikt worden. De bedragen worden regionaal gelijkgesteld.
De begrippen die in deze verordening voorkomen hebben dezelfde betekenis als in de
WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan, is een
definitie gegeven in deze verordening. Met betrekking tot het begrip “inkomen” is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de WWB, voor de beoordeling op het recht op langdurigheidtoeslag ook als inkomen gezien.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
In dit artikel worden de begrippen “langdurig” en “laag inkomen” omschreven. Onder het begrip “langdurig” wordt verstaan de referteperiode van 36 maanden. Dit sluit aan bij de door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject. Onder het begrip “laag inkomen” wordt verstaan een inkomen dat niet uitkomt boven 110% van de voor de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm.
In het eerste lid van dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. De bedragen per 1 januari 2012 zijn vastgesteld op basis van een gemiddelde aan langdurigheidtoeslagen binnen de regiogemeentes. In het vierde lid van dit artikel wordt vastgesteld dat de bedragen genoemd in het eerste lid elk jaar per 1 januari worden verhoogd met het consumentenprijsindexcijfer.
In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 van de WWB gegeven voor situaties waarin bij een gezin één van de gezinsleden is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag
ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de WWB.
Er wordt hier een onderscheid gemaakt bij 1 of meerdere “overblijvende” gezinsleden. Is er sprake van uitsluiting van een of meerdere gezinsleden en blijft er 1 gezinslid over, dan kan deze de langdurigheidstoeslag ontvangen naar de norm die voor die persoon geldt (dus alleenstaand of alleenstaande ouder).
Blijven er na uitsluiting minimaal 2 rechthebbenden over, dan kan de langdurigheidstoeslag worden uitbetaald naar de norm gezin.
Het college stelt in haar bijzonder bijstandsbeleid regels vast met betrekking tot het verstrekken van een langdurigheidstoeslag. Deze regels hebben onder andere betrekking op het moment van aanvragen. Ook is in deze regels opgenomen wat moet worden verstaan onder zicht op inkomensverbetering.
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de inwerkingtreding van de wijzigingen in de WWB per 1 januari 2012.