Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Alkmaar

Marktverordening gemeente Alkmaar 2003

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Alkmaar
Officiële naam regelingMarktverordening gemeente Alkmaar 2003
CiteertitelMarktverordening gemeente Alkmaar 2003
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt per 23-10-2003 de Marktverordening vastgesteld bij raadsbesluit van 23 november 1995, nr. 5a.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-10-200302-04-2016nieuwe regeling

08-09-2003

Gemeenteblad, 09-09-2003

Onbekend.

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1.1 - Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      markt: de door het college ingestelde warenmarkt;

    • b.

      marktterrein: de gehele openbare of voor het publiek toegankelijke oppervlakte grond, die door het college is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

    • c.

      standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt op het marktterrein is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

    • d.

      vaste plaats: de standplaats die op een markt voor onbepaalde tijd ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder;

    • e.

      dagplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste plaats is toegewezen danwel ingenomen;

    • f.

      standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt over het door hem te verkopen artikel een aansprekende uiteenzetting houdt en tenslotte tracht een aantal personen gelijktijdig tot aankoop van dat artikel te bewegen;

    • g.

      standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

    • h.

      vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

    • i.

      wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vaste plaats;

    • j.

      anciënniteitlijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste plaats;

    • k.

      medewerker gebruik buitenruimte: de persoon, die als zodanig is aangewezen door het college. In de praktijk aangeduid als marktmeester.

Artikel 1.2 - Inrichting van de markt; branche-indeling

  • 1.

    Het college kan ten aanzien van de markt bepalen:

    • a.

      het aantal standplaatsen;

    • b.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • c.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • d.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste plaats en als standwerkersplaats;

    • e.

      welke gedeelten van het marktterrein zijn bestemd voor het plaatsen van verkoopwagens;

    • f.

      welke gedeelten van het marktterrein bestemd zijn voor het verhandelen van bepaalde artikelen.

  • 2.

    Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een lijst met artikelengroepen of branches;

    • b.

      een maximum aantal standplaatsen per branche.

Artikel 1.3 - Nadere regels

  • 1.

    Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    Het college kan de bepalingen van deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing verklaren op andere markten welke overeenkomstig de bepalingen van de Gemeentewet door het college zijn of worden vastgesteld.

Artikel 1.4 - Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Hoofdstuk 2 - Vergunningen

Artikel 2.1 - Standplaatsvergunning

Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.

Artikel 2.2 - Toewijzing standplaatsen

  • 1.

    Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats.

  • 2.

    Eenmaal per jaar wordt aan de hand van de opengevallen plaatsen een herindeling gemaakt.

Artikel 2.3 - Vereisten

Voor de toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet en blijft voldoen aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Artikel 2.4 - Inhoud vergunning vaste plaats

  • 1.

    Een vergunning voor een vaste plaats vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

    • b.

      een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste plaats met vermelding van het nummer en de afmetingen daarvan;

    • c.

      kraam of andere verkoopmaterialen die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken;

    • d.

      het soort artikelen dat de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe de vergunninghouder behoort;

    • e.

      de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend;

    • f.

      dat de vergunninghouder zelf zorg draagt voor inzameling en afvoer van zijn afval en dat hij zijn standplaats schoon oplevert;

    • g.

      van wie en de wijze waarop de vergunninghouder zijn elektriciteit betrekt;

    • h.

      welke geluidsapparatuur op de standplaats is toegestaan;

    • i.

      welke kook-, bak- en verwarmingsapparatuur zijn toegestaan.

Artikel 2.5 - Inschrijving op de anciënniteitlijst

Vergunninghouders van vaste plaatsen worden met vermelding van en in volgorde van de datum, waarop aan hen voor het eerst een vaste plaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren lijst ingeschreven. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld de soort artikelen die de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe hij behoort.

Artikel 2.6 - Inschrijving op de wachtlijst

  • 1.

    Het college schrijft de aanvrager op zijn verzoek in op de wachtlijst, indien hij voldoet aan de in artikel 2.3 gestelde vereisten, maar aan hem geen vaste plaats kan worden toegewezen.

  • 2.

    Het college vermeldt bij de inschrijving in ieder geval:

    • a.

      de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de aanvrager;

    • b.

      de datum waarop de aanvraag door hem is ontvangen en het nummer op de wachtlijst;

    • c.

      de soort artikelen die de aanvrager wil verhandelen of de branche waartoe het behoort;

    • d.

      de kraam of andere verkoopmaterialen die de aanvrager wil gebruiken. Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van de inschrijving op de wachtlijst.

  • 3.

    De inschrijving op de wachtlijst blijft gehandhaafd, indien deze door de ingeschrevene jaarlijks voor 1 januari schriftelijk wordt verlengd.

Artikel 2.7 - Doorhalen van inschrijving op de wachtlijst

De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:

  • a.

    indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet jaarlijks voor 1 januari heeft verlengd;

  • b.

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • c.

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • d.

    wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste plaats wordt toegekend, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;

  • e.

    indien niet meer aan de vereisten van artikel 2.3 wordt voldaan.

Artikel 2.8 - Volgorde toewijzing vaste plaatsen

Indien voor een toewijzing van een beschikbare vaste plaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de plaats achtereenvolgens toegewezen aan:

  • a.

    de vergunninghouder van een vaste plaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitlijst;

  • b.

    degene die zich op de wachtlijst heeft laten inschrijven, in volgorde van inschrijving op deze lijst.

Artikel 2.9 - Overschrijving vergunning vaste plaats

  • 1.

    In geval van overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan de vergunning voor de vaste plaats worden overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde.

  • 2.

    Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind of een medewerker van de vergunninghouder, vergunning voor de vaste plaats krijgen indien hij tenminste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd.

  • 3.

    Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder of nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 4.

    Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 2.10 - Intrekking vergunning vaste plaats

  • 1.

    Het college trekt een vergunning voor een vaste plaats in:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 2.9 de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2.

    Het college kan een vergunning voor een vaste plaats intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste danwel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in het artikel 2.3 genoemde vereisten voor het toewijzen van een standplaats;

    • c.

      indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 3.

    Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 2.9 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste plaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.

Artikel 2.11 - Toewijzing dagplaats

  • 1.

    Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste plaats wordt ingenomen.

  • 2.

    De dagplaats wordt toegewezen aan gegadigden die zich daarvoor op de dag zelf op het tijdstip van de officiële aanvang van de markt aanmelden bij de medewerker gebruik buitenruimte.

Artikel 2.12 - Toewijzing standwerkersplaats

  • 1.

    Het is uitsluitend op daartoe aangewezen standplaatsen toegestaan als standwerker op te treden.

  • 2.

    De toewijzing van standwerkersplaatsen geschiedt bij door het college per marktdag af te geven vergunningen. Genoemde afgifte geschiedt in volgorde binnenkomst van schriftelijke of telefonische aanmelding van de gegadigde bij de medewerker gebruik buitenruimte.

  • 3.

    Standwerkers die gezamenlijk willen optreden, kunnen slechts gezamenlijk voor een vergunning voor een standwerkersplaats in aanmerking komen indien zij gezamenlijk slechts één soort artikel op de voor standwerkers geboden wijze ten verkoop aanbieden. De betrokkenen dienen dit gelijktijdig bij hun aanmelding bij de medewerker gebruik buitenruimte kenbaar te maken, met vermelding van het te verhandelen artikel.

  • 4.

    Een standwerker mag de aan hem toegewezen plaats niet tezamen met een ander benutten, waaronder mede wordt verstaan dat hij zich niet door een ander mag doen vervangen of aflossen. Het vorenstaande geldt niet voor degenen bedoeld in het vorige lid van dit artikel.

  • 5.

    Een standwerker mag niet meer dan tweemaal per periode van vier weken een standwerkersplaats per markt innemen.

Hoofdstuk 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 3.1 - Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

  • 1.

    De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2.

    De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

  • 3.

    De standwerker mag de toegewezen plaats overeenkomstig artikel 2.12, vierde lid, niet tezamen met een ander benutten, tenzij artikel 2.12, derde lid, van toepassing is.

  • 4.

    De vergunninghouder of degene die hem bijstaat mogen zich niet schuldig maken aan wangedrag of bedrog.

Artikel 3.2 - Aantal keren innemen standplaats

De vergunninghouder van een vaste plaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en ten minste tienmaal per dertien weken zijn plaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.3 en 3.4.

Artikel 3.3 - Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

  • 1.

    De vergunninghouder van een vaste plaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste plaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid duurt.

  • 2.

    De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de betreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de medewerker gebruik buitenruimte gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

Artikel 3.4 - Ontheffing en vervanging

  • 1.

    In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste plaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om tenminste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de plaats op de markt in te nemen. Deze ontheffing wordt in geval van ziekte voor een periode van maximaal twee jaren verleend.

  • 2.

    Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem vergunning verlenen zich op zijn standplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon.

Artikel 3.5 - Legitimatie

  • 1.

    Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de medewerker gebruik buitenruimte aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

  • 2.

    De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 3.6 - Tijdstip innemen standplaats. Aan- en afvoer goederen

  • 1.

    Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan zes uur voor aanvang en meer dan tweeënhalf uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen dan wel goederen aan of af te voeren.

  • 2.

    De aanvoer moet zijn beëindigd uiterlijk bij de officiële aanvang van de markt, behoudens bijzondere omstandigheden, ter beoordeling van het college.

  • 3.

    De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan van deze verplichting ontheffing verlenen.

  • 4.

    Indien de vergunninghouder zijn vaste plaats niet uiterlijk op het tijdstip van de officiële aanvang van de markt heeft ingenomen, wordt de betreffende plaats voor die dag als dagplaats aangemerkt.

  • 5.

    Het bepaalde in het vierde lid is niet van toepassing indien de vergunninghouder de medewerker gebruik buitenruimte voor het daarin genoemde tijdstip, onder opgave van een geldige reden die hem belet tijdig aanwezig te zijn, heeft verzocht zijn plaats vrij te houden.

Artikel 3.7 - Verboden handelingen

  • 1.

    Het is de standplaatshouder verboden:

    • a.

      zijn standplaats onbeheerd achter te laten;

    • b.

      op het marktterrein op een andere dan voor de markt bestemde tijd goederen of waren te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren;

    • c.

      meer ruimte in te nemen dan aan hem is toegewezen;

    • d.

      de opstal op zijn standplaats tijdens de markt af te breken of te verplaatsen;

    • e.

      de doorgang in de wandelgangen op en langs het marktterrein op enigerlei wijze te hinderen of te belemmeren;

    • f.

      zich aan de voorzijde van de standplaats op te houden bij het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of waren;

    • g.

      op de standplaats andere goederen of waren in voorraad te hebben dan die, waarvoor vergunning is verleend;

    • h.

      op de markt afval aan te voeren. Onder afval wordt mede verstaan waren of goederen of partijen daarvan, die geheel of in belangrijke mate ongeschikt zijn om te verhandelen;

    • i.

      rij- en voertuigen, waarmee goederen of waren ter markt worden of zijn aangevoerd, op de markt aanwezig te hebben op een andere plaats dan die welke door het college is aangewezen.

    • j.

      het is verboden op het marktterrein tijdens de duur van de markt met goederen of waren ten verkoop rond te lopen of te rijden.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.

Hoofdstuk 4 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4.1 - Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden bestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 4.2 - Intrekking en schorsing vergunning vaste plaats

Onverminderd artikel 2.10 kan het college een vergunning voor een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 4.3 - Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkerplaats van de toewijzing van een dagplaats of standwerkerplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 4.4 - Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen, indien hij:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats.

Artikel 4.5 - Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de medewerker gebruik buitenruimte en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 4.6 - Overgangsbepalingen

  • 1.

    Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de Markverordening vastgesteld bij raadsbesluit van 23 november 1995, nr. 5a blijven - indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    Voorschriften of beperkingen opgelegd krachtens de Marktverordening vastgesteld bij raadsbesluit van 23 november 1995, nr. 5a blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3.

    Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4.

    De rechten, die kunnen worden ontleend aan de bestaande anciënniteitlijst en wachtlijst, opgesteld krachtens de bij raadsbesluit van 23 november 1995, nr. 5a vastgestelde Marktverordening, blijven onverminderd het gestelde in deze verordening van kracht.

  • 5.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de oude verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 4.7 - Inwerkingtreding, intrekking oude verordening en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van bekendmaking in het Gemeenteblad waarin zij is geplaatst.

  • 2.

    De Marktverordening vastgesteld bij raadsbesluit van 23 november 1995, nr. 5a, wordt op de in lid 1 genoemde datum ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Marktverordening gemeente Alkmaar 2003".

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 8 september 2003.

Gepubliceerd in het gemeenteblad op 9 september 2003.

Bekend gemaakt in de Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad op 17 september 2003.

Artikelsgewijze toelichting op Marktverordening gemeente Alkmaar 2003

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd.

Door gebruik van het woord ‘persoon’ in plaats van het begrip ‘ambtenaar’ bij de begripsomschrijving van medewerker gebruik buitenruimte onder k kan een niet-ambtenaar ook tot medewerker gebruik buitenruimte worden benoemd. Bij benoeming (= mandaat) van een niet-ondergeschikte dient deze (en zijn werkgever) in te stemmen met de mandaatverlening overeenkomstig artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 1.2 Inrichting van de markt; branche-indeling

Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (kraam of ook andere verkoopmaterialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Zie het eerste lid, onder c. Naast de traditionele (huur)kraam onderscheidt de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH) bijvoorbeeld de instantkraam, de verrijdbare kraam en de verkoopwagens. De onder b. genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen.

Het tweede lid is facultatief bedoeld. Het schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten.

Artikel 1.3 Nadere regels

In deze marktverordening is gekozen voor een vrij uitgebreide regeling van de markt. Het college is op grond van dit artikel bevoegd nadere regels te stellen. Uiteraard is het ook mogelijk dat de raad een marktverordening op hoofdlijnen vaststelt en daarbij meerdere zaken door het college laat regelen.

Het college kan er ook voor kiezen beleidsregels in plaats van nadere regels vast te stellen.

Door het gestelde in het tweede lid wordt bereikt dat het college de mogelijkheid heeft, bijvoorbeeld ten behoeve van een jaarmarkt, de bepalingen van deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing te verklaren.

Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente.

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 4.1 van deze verordening is eveneens van toepassing.

Artikel 2.1 Standplaatsvergunning

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 1.4). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien. Zie ook ABRS 20 januari 1998, jbMarkten bladzijde 9, inzake de onverenigbaarheid van het venten op het marktterrein met de verplichting de standplaats persoonlijk in te nemen.

Artikel 2.2 Toewijzing standplaatsen

Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats. In de artikelen 2.5 tot en met 2.12 wordt aangegeven op welke manier de toewijzing van de verschillende standplaatsen geschiedt.

Artikel 2.3 Vereisten

De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning op grond van de Vestigingswet (alleen voor bepaalde branches van toepassing, bijvoorbeeld vis- en poeliersprodukten), eventuele inschrijving in het handelsregister en de CRK-kaart (registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK)) bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 2.10).

Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten.

Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.

Artikel 2.4 Inhoud vergunning vaste plaats

Onder het eerste lid, onderdeel a, is expliciet opgenomen dat de vergunning naam en voornamen van de vergunninghouder in de vergunning worden opgenomen. Dit vergemakkelijkt de identificatie van de vergunninghouder.

Onder een duidelijke omschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt bij voorkeur gedacht aan een tekening of plattegrond waarop de afmetingen van de plaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven.

Ingevolge het vermelde onder c worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, wagens en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken. Ter verkrijging van uniformiteit op de markt is het gewenst het plaatsen van marktkramen aan een vergunning te binden. Veelal zal de marktkramenexploitatie in handen van een particulier bedrijf worden gegeven. In dat geval kan men zowel denken aan het stellen van voorwaarden in de vergunning, als aan het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en kramenexploitant, waaraan in de af te geven vergunning wordt gerefereerd. Het verdient aanbeveling hierbij ruimte te laten voor toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de verkoopmaterialen.

Zie ABRS 10 mei 1995, JG (1995) 308, GS (1995) 7014, 3 m.nt. E. Brederveld; en ABRS 16 juni 1995, JG (1995) 309, GS (1996) 7035, 2 m.nt. E. Brederveld.

Zie de toelichting op artikel 2.5 voor het vermelde onder e.

Artikel 2.5 Inschrijving op de anciënniteitlijst

De gemeente Alkmaar heeft een anciënniteitlijst voor de vergunninghouders van vaste plaatsen.

Deze lijst is met name van belang voor de herindeling, die eenmaal per jaar plaatsvindt.

Artikel 2.6 Inschrijving op de wachtlijst

Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. De wachtlijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste plaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen plaats kan worden toegewezen.

Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van de inschrijving op de wachtlijst.

Ingevolge het derde lid dient de aanvrager op eigen initiatief zijn inschrijving te verlengen.

Het verzoek dient voor 1 januari van elk jaar te zijn gedaan. Daarvoor worden leges in rekening gebracht. De branche-organisaties achten het overigens redelijk voor elke verlenging leges te heffen. Zodoende worden de kosten van instandhouden van de wachtlijst niet door de standplaatshouders gedragen.

Artikel 2.7 Doorhalen van inschrijving op de wachtlijst

In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste plaats van de wachtlijst dient te worden gehaald.

Artikel 2.8 Volgorde toewijzing vaste plaatsen

In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste plaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste plaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen.

Na hen kunnen de ingeschrevenen op de wachtlijst in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare plaatsen. De volgorde van inschrijving op de wachtlijst van deze personen is hierbij bepalend. Het is mogelijk te bepalen dat de toewijzing in de regel eenmaal per jaar geschiedt.

Indien het college een branche-indeling heeft vastgesteld, zal hiermee bij de toewijzing van vaste plaatsen rekening dienen te worden gehouden.

Artikel 2.9 Overschrijving vergunning vaste plaats

Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn vergunning voor een vaste plaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste plaats van de vergunninghouder.

Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op de vaste plaats op de markt. Het onderscheid is gerechtvaardigd omdat het kind in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomensvoorziening is geschaad door het overlijden van de vergunninghouder.

In het vierde lid is een hardheidsclausule opgenomen. Het verdient aanbeveling hiervoor beleidsregels op te stellen. De Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH) bepleit in dit verband (opneming in de marktverordening van) de mogelijkheid tot overschrijving van de vergunning op een medewerker van de vergunninghouder. Volgens het voorstel van de CVAH dient de medewerker in dat geval minimaal drie jaar onafgebroken in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder te hebben gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar (bijvoorbeeld vennoot of aandeelhouder) in dit bedrijf te hebben gefunctioneerd.

Omdat medewerkers van de vergunninghouder in de praktijk veelal langdurig bij een vergunninghouder werkzaam zijn, heeft de gemeente Alkmaar, in overleg met de branche-organisatie CVAH en de Alkmaarse Marktcommissie, ervoor gekozen een medewerker van de vergunninghouder gelijk te stellen met een kind van de vergunninghouder. Een medewerker dient, evenals een kind, tenminste 3 jaar in loondienst bij het marktbedrijf van de vergunninghouder gewerkt te hebben of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in het bedrijf gefunctioneerd te hebben. In het tweede lid is dit vastgelegd.

Artikel 2.10 Intrekking vergunning vaste plaats

Tot intrekking van de vergunning voor een vaste plaats wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden ('kan' betekent: is bevoegd, dat wil zeggen is niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning.

Bij dagplaatsen en standwerkersplaatsen ligt intrekking uiteraard minder voor de hand. Daarom is in de modelmarktverordening van de VNG van 2003 deze bepaling beperkt tot de vaste standplaatsvergunning. Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkersplaatsen zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 4.4.

Intrekking ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar het kan onder omstandigheden toch gewenst zijn een dag- of standwerkersplaats in te trekken. Het derde lid vormt sluitstuk van artikel 2.9.

Artikel 2.11 Toewijzing dagplaats

De in het eerste lid vereiste vergunning wordt veelal mondeling verleend, doch het verdient aanbeveling de medewerker gebruik buitenruimte in mandaat een (standaard voorbedrukte) schriftelijke vergunning te laten afgeven waarop hij het nummer van de standplaats invult.

Uiteraard dient, indien voor de markt een branche-indeling is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden.

Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de medewerker gebruik buitenruimte dient te worden gekoppeld aan het in artikel 3.6, vierde lid, genoemde tijdstip voor het innemen van een vaste plaats.

Artikel 2.12 Toewijzing standwerkersplaats

Dit artikel stemt grotendeels overeen met de oude Alkmaarse Marktverordening maar wijkt af van de Modelmarktverordening van de VNG waarin verloting van de standwerkersplaatsen wordt voorgestaan.

Deze groep kooplieden heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zogenaamde stille kramers. Zij verhogen de levendigheid van de markt en maken deze daardoor aantrekkelijker voor het publiek.

Ingevolge tweede lid geschiedt de toewijzing van standwerkersplaatsen in volgorde van binnenkomst van een schriftelijke of een telefonische aanmelding van de gegadigde bij de medewerker gebruik buitenruimte. Op deze wijze wordt voorkomen dat de standwerker ter plaatse wordt uitgeloot.

Voor degene die is uitgeloot zou het namelijk niet meer mogelijk zijn elders mee te dingen naar een standwerkersplaats.

In het derde lid is de mogelijkheid opgenomen om gezamenlijk als standwerkers op te treden.

Hierbij wordt de voorwaarde gesteld dat zij slechts één soort artikel op de voor standwerkers geboden wijze ten verkoop aanbieden.

Om te voorkomen dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een stille kramer zou worden, mag hij slechts tweemaal per periode van vier weken een standwerkersplaats per markt innemen.

Artikel 3.1 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

In artikel 3.1 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 2.3 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen. De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede lid. De artikelen 3.3 en 3.6 geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om de inkoop te verzorgen.

Eis dat de vaste standplaats persoonlijk wordt ingenomen, valt binnen de verordende bevoegdheid van de raad (ABRS 20 juni 2001, JG 01.0199 met noot M. Geertsema).

Artikel 3.2 Aantal keren innemen vaste plaats

De plicht om de standplaats het minimum aantal vastgestelde keren in te nemen, geldt uiteraard alleen voor de vaste standplaatshouder en niet voor de dagplaatshouders of standwerker. Dit is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen.

Artikel 3.3 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn.

Het is wel noodzakelijk dat de medewerker gebruik buitenruimte van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld.

Een verplichting van de vergunninghouder om een geneeskundige verklaring over te leggen is niet meer in de modelmarktverordening van de VNG opgenomen, omdat KNMG-artsenfederatie (beroepsorganisatie voor artsen) haar leden ontraadt die informatievoorziening over hun patiënten te verstrekken. De artsenfederatie hanteert het standpunt dat van de behandelend arts (die een bijzondere vertrouwensrelatie heeft met zijn patiënt) niet verwacht mag worden dat deze een onbevooroordeeld advies uitbrengt. Voorts is de VNG van mening dat met steeds nieuwe regelgeving (zoals o.a. de wijziging van de sociale wetgeving en de Wet bescherming persoonsgegevens) het middel hiertoe in het neutrale moet blijven.

Overigens is er tevens geen wettelijke basis op grond waarvan het college de vergunninghouder zou kunnen verplichten een geneeskundige keuring te ondergaan.

Het college kan de vergunninghouder uiteraard wel aanbieden zich bijvoorbeeld door de GGD of Arbo-dienst te laten onderzoeken om zijn ziekte aan te tonen.

Artikel 3.4 Ontheffing en vervanging

In het eerste lid wordt vermeld dat de ontheffing aan een maximum van twee jaren wordt gebonden voor wat betreft ziekte. Het bestuur van de Nederlandse Vereniging van Marktbeheerders beveelt dit sterk aan. Indien de ziekte langer dan twee jaren duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid.

Tweede lid: in geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste plaats toestaan zich op zijn plaats te laten vervangen.

Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk. Het college kan (bij langdurige vervanging) als voorwaarde stellen dat de vervanger aan de vereisten van artikel 2.3 voldoet.

Artikel 3.5 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

Het spreekt voor zich dat een vergunninghouder zich op verzoek van de medewerker gebruik buitenruimte moet kunnen legitimeren.

Artikel 3.6 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

Eerste lid: het marktterrein behoort tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de markt vrij te maken van alle verkeer dient het college een verkeersbesluit te nemen. Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen met toepassing van bestuursdwang, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld.

Tweede lid: voor de goede regulering op de markt is het nodig dat de standplaatshouders hun standplaats vóór de officiële aanvang van de markt hebben ingenomen, behoudens bijzondere omstandigheden, ter beoordeling aan het college.

Het derde lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan de bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken.

Op grond van het vierde lid is het mogelijk dat over een vaste plaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Indien de vergunninghouder zijn vaste plaats niet uiterlijk op het tijdstip van de officiële aanvang van de markt heeft ingenomen, wordt de betreffende plaats voor die dag als dagplaats aangemerkt.

Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de plaats uiteraard open moeten blijven. Het vijfde lid bevat hiervoor een regeling.

Artikel 3.7 Verboden handelingen

In de oude Alkmaarse marktverordening waren de verboden handelingen veelal in afzonderlijke artikelen opgenomen. In de Modelmarktverordening van de VNG wordt dit als alternatief aangegeven. Een opsomming van deze verboden handelingen in een artikel komt de overzichtelijkheid ervan ten goede.

Artikel 4.1 Strafbepaling

Ten aanzien van de in artikel 4.1 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.

Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 4.2 tot en met 4.4, een sterk preventieve werking zal uitgaan.

Artikel 4.2 Intrekking vergunning en schorsing vaste plaats

In artikel 4.2 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste plaats kan worden ingetrokken of geschorst. Het artikel heeft een facultatief karakter.

Bij sub a kan gedacht worden aan het feit dat een standplaatshouder niet meer voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie (artikel 2.3).

Bij sub b kan gedacht worden aan het op de vuist gaan van een standplaatshouder.

In onderdeel c wordt ervan uitgegaan dat het niet betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt. Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 1999 (JG 99.0184) inzake het hoger beroep van S. Gonesh tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 6 november 1998.

Het moge duidelijk zijn dat deze intrekkings- of schorsingsgrond niet lichtvaardig mag worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) ‘wanbetalers’. Voor alle duidelijkheid wordt erop gewezen dat deze uitspraak zich, naar het zich laat aanzien, alleen uitstrekt tot betalingsverplichtingen op basis van publiekrechtelijke regelingen.

Artikel 4.3 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

In artikel 4.2 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste plaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 4.4) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een dagplaatshouder of standwerker op de vuist gaat met een vergunninghouder voor een vaste plaats.

In dit artikel 4.3 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats.

Zie voor onderdeel d, de toelichting onder artikel 4.2. onderdeel c.

Artikel 4.4 Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 4.4 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 4.4 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken.

Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Duidelijk kwam in het Centraal Overleg Marktaangelegenheden de wens naar voren om dergelijke ‘verkapte stille kramers’ aan te kunnen pakken.

Artikel 4.5 Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden.

Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. Door toevoeging van de medewerker gebruik buitenruimte is verzekerd dat deze als opsporingsambtenaar kan fungeren.

Artikel 4.6 Overgangsbepalingen

Een uitgebreide overgangsregeling als hier opgenomen, wordt noodzakelijk geacht voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen.

Artikel 4.7 Inwerkingtreding, intrekking oude verordening en citeertitel

Tot 1 januari 2002 traden alle verordeningen in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor was aangewezen (artikel 142 Gemeentewet). Hierin is verandering gekomen door de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet (Trw) op 1 januari 2002.

Deze wet maakt referenda mogelijk over onder andere de vaststelling, wijziging en intrekking van verordeningen. Wel zijn enkele verordeningen uitgezonderd, die hier niet van belang zijn.

De vaststelling, wijziging of intrekking van een marktverordening is een van de besluiten waarover een referendum kan worden gehouden.

Verordeningen waarover op grond van de Trw een referendum kan worden gehouden treden in afwijking van artikel 142 Gemeentewet, niet eerder in werking dan zes weken na de bekendmaking van de verordening (artikel 22 Trw). De termijn van zes weken hangt ermee samen dat na bekendmaking van de verordening en de mededeling dat over deze verordening een referendum gehouden kan worden, een verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend. Wel kan gekozen worden voor een later tijdstip van inwerkingtreding.

De datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt, is de datum waarop de oude regeling vervalt.

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.