Organisatie | Stichtse Vecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Stichtse Vecht 2012 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Stichtse Vecht 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de volgende bestaande regelingen:
De Algemene subsidieverordening Welzijn gemeente Loenen 2006, vastgesteld bij raadsbesluit van 4 juli 2006,
De Algemene subsidieverordening Welzijn gemeente Breukelen 2008, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2007,
De Algemene subsidieverordening Maarssen, vastgesteld bij raadsbesluit van 30 juni 2008
De Subsidieverordening onderhoud en restauratie gemeentelijke monumenten Breukelen 2004, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 oktober 2003.
Uitvoeringsvoorschriften Subsidies Gemeente Stichtse Vecht 2012.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-09-2012 | 01-09-2015 | Nieuwe regeling | 03-07-2012 Nieuwsblad voor Vecht-, Amstel- en Rijnstreek, 12-07-2012 | SV68 |
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen
Artikel 2 Rechtspersoonlijkheid
Subsidies worden verstrekt aan instellingen. Het verstrekken van subsidie aan natuurlijke personen kan alleen geschieden door het college, indien de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verstrekking zich hiertegen niet verzetten.
Artikel 3 Reikwijdte van de verordening
Deze verordening is van toepassing op alle door de gemeente toe te kennen subsidies tenzij een andere wettelijke regeling of gemeentelijke verordening daarin voorziet.
Voor zover in deze verordening niet anders is bepaald, is het college het bevoegde bestuursorgaan voor de toepassing van deze verordening en van titel 4.2. van de wet.
In de gevallen waarin een aanvraag om subsidie betrekking heeft op het kalenderjaar of kalenderjaren volgend op dat waarin de aanvraag is ingediend, wordt op de aanvraag beslist binnen uiterlijk acht weken na de dag waarop de gemeentebegroting voor het eerstvolgende kalenderjaar door de gemeenteraad is vastgesteld.
HOOFDSTUK II Aanvullende bepalingen op titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht
Het college stelt - in het geval dat hij gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid - zo spoedig mogelijk na vaststelling van de gemeentebegroting door de raad het subsidieplafond voor het desbetreffende beleidsterrein vast, dat in het daarop volgende kalenderjaar ten hoogste beschikbaar is voor het verstrekken van subsidie ten behoeve van (clusters van) activiteiten.
Artikel 9 Begrotingsvoorbehoud
Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt zij verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
Artikel 10 Regels aanvraag subsidieverlening
Het college kan regels stellen over de termijn waarbinnen een aanvraag tot subsidieverlening moet worden ingediend en over de stukken die de aanvrager daarbij moet overleggen.
Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.
Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger, waarop artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens van toepassing is, is verplicht om de inkomensgrens zoals bedoeld in het eerste lid van dat artikel als bezoldigingsmaximum in acht te nemen. Indien voor een sector een hoger bezoldigingsmaximum is afgesproken tussen de sector en de minister, dan geldt dit maximum.
Indien de subsidieontvanger de in het vorige lid bedoelde verplichting niet nakomt, kan het in de verleningsbeschikking genoemde subsidiebedrag bij de subsidievaststelling worden verminderd. De vermindering is gelijk aan het bedrag van de overschrijding van de geldende inkomensgrens in het kalenderjaar waarop de verleningsbeschikking betrekking heeft.
Het college verleent, zo nodig, voorschotten op de subsidie en beslist met betrekking tot de hoogte en wijze van bevoorschotting.
De subsidie wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald onder verrekening van de betaalde voorschotten. Indien feiten of omstandigheden aanleiding geven tot een lagere vaststelling van de subsidie over het betreffende jaar, kan verrekening plaatsvinden door inhouding op de nog uit te betalen subsidie in hetzelfde jaar of bij vaststelling van de subsidie over het volgend subsidiejaar.
De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
Artikel 17 Regels subsidievaststelling
Indien uit de aard van de subsidie danwel de verantwoording ervan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het derde lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.
In geval van een heronderzoek wijst het college de accountant aan die bevoegd is tot heronderzoek van de verrichte werkzaamheden van de controlerend accountant van de subsidieontvanger. De subsidieontvanger en de door de subsidieontvanger ingeschakelde accountant dienen aan het heronderzoek medewerking te verlenen.
HOOFDSTUK III Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen
Artikel 20 Inleidende bepaling
Dit hoofdstuk is van toepassing op subsidies waarop bij besluit van het college is bepaald dat afdeling 4.2.8. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.
Artikel 21 Termijn voor aanvraag subsidieverlening
Het college bepaalt voor welke uiterste datum de aanvraag om subsidie voor het komend boekjaar moet zijn ingediend.
Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan subsidie die op basis van deze verordening is verstrekt, is artikel 4:76 van de wet van overeenkomstige toepassing op het financiële verslag.
HOOFDSTUK IV Overgangs- en slotbepalingen
Het college kan in bijzondere, individuele gevallen een of meer bepalingen uit deze verordening dan wel uit een bijzondere subsidieverordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing van deze bepalingen leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.
De Algemene subsidieverordening Welzijn gemeente Loenen 2006, vastgesteld bij raadsbesluit van 4 juli 2006, de Algemene subsidieverordening Welzijn gemeente Breukelen 2008, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2007, de Algemene subsidieverordening Maarssen, vastgesteld bij raadsbesluit van 30 juni 2008 en de Subsidieverordening onderhoud en restauratie gemeentelijke monumenten Breukelen worden ingetrokken, met dien verstande dat die verordeningen van kracht blijven voor subsidieaanvragen voor het jaar 2012.
ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE STICHTSE VECHT
Subsidies zijn geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb bepaalt dat subsidies alleen kunnen worden verstrekt als daarvoor een wettelijke basis is. Die wettelijke basis wordt binnen de gemeente gevonden in de subsidieverordening. Omdat de subsidieverordening vorm moet geven aan het juridisch kader van de subsidieverstrekking kan deze het karakter hebben van een procedureverordening. De gemeenteraad geeft in de verordening het kader voor de subsidieverstrekking, draagt bevoegdheden over aan het college van burgemeester en wethouders en verklaart daar waar nodig de niet dwingende artikelen van de Awb van toepassing. Binnen de aldus gestelde kaders is het college bevoegd nadere procedurele en beleidsmatige regels te ontwikkelen op basis waarvan overgegaan wordt tot de subsidieverstrekking. De beleidsmatige inbreng van de gemeenteraad is door de vaststelling van de begroting en het, eenmalig voor 2013 door de raad laten vaststellen van het subsidieprogramma, gewaarborgd. Daarin geeft de raad aan voor welke beleidsdoelen en criteria het de subsidiegelden beschikbaar stelt.
Het subsidiehoofdstuk van de Awb is voor een belangrijk deel gebaseerd op een onderscheid tussen twee beschikkingen: de subsidieverlening en de subsidievaststelling. De eerste beschikking is de basis voor de toekenning van subsidies op basis van onder andere een omschrijving van de te subsidiëren activiteiten, de hoogte van de subsidie, het tijdvak van de subsidie en de voorwaarden waaronder de subsidie gegeven kan worden. Deze beschikking gaat vooraf aan de te subsidiëren activiteiten en geeft de subsidieontvanger een voorwaardelijke aanspraak op de financiële middelen. Op dat moment hoeft de precieze omvang nog niet vast te staan.
De vaststellingsbeschikking stelt na beëindiging van de activiteit of het subsidietijdvak vast in hoeverre aan de voorwaarden werd voldaan die in de aanvankelijke beschikking tot subsidieverlening waren gesteld. In de vaststellingsbeschikking wordt het definitieve subsidiebedrag vastgesteld waarna de uitbetaling, de nabetaling of, indien met voorschotten is gewerkt, een mogelijke terugbetaling geschiedt.
Het totale proces wordt aangeduid met de term subsidieverstrekking.
De gebruikelijke rechtsbescherming tegen besluiten van de overheid die in de Awb is opgenomen geldt ook voor de subsidieaanvrager of -ontvanger. In de subsidieverordening mogen hiervoor dan ook geen aparte regels opgenomen worden. Een subsidieontvanger kan tegen alle besluiten van het college bezwaar maken. Vervolgens is er de mogelijkheid van beroep tegen de uitspraak op het bezwaarschrift bij de rechtbank.
De in subsidieverordening neergelegde rolverdeling sluit aan bij de dualisering. De gemeenteraad geeft de procedurele kaders terwijl het college de regeling uitvoert.
De raad zet de eerste keer de beleidslijnen en prioriteiten uit in het subsidieprogramma en stelt elk jaar bij de begroting de financiële middelen beschikbaar. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de verordening (en de uitvoeringsvoorschriften), het subsidieprogramma en voor de subsidieverlening, bevoorschotting, subsidievaststelling, subsidiebetaling en controle op de naleving van de bij de subsidieverstrekking gemaakte afspraken. De rechtmatigheid van het subsidieproces heeft hierdoor tegelijkertijd de uitdrukkelijke zorg van het college.
Bij de subsidieverstrekker leeft de wens om te komen tot een systeem dat de subsidieverstrekking vereenvoudigt. In de nieuwe regeling wordt rekening gehouden met het verschil in aanpak tussen relatief kleine subsidiebedragen en grote bedragen. De verordening biedt het college de mogelijkheid om te differentiëren en onderscheid te maken bij de op te leggen voorwaarden bij de subsidieverstrekking. Bovendien is het mogelijk dat bij subsidieaanvragen waar geen prestaties tegenover staan het college er toe overgaat om in één beschikking zowel de subsidieverlening als de subsidievaststelling te regelen.
De verordening regelt niet meer dan noodzakelijk is. Voor deze subsidieontvangers is niet vereist dat zij verantwoording indienen door het indienen van een vaststellingsverzoek.
Omdat de uitvoering van de subsidieverstrekking in handen is gelegd van het college, is het mogelijk maatwerk te leveren. Dat neemt niet weg dat in de uitvoeringsregeling op verschillende plaatsen eisen worden gesteld aan de subsidieontvangers. Maar, in de regel kan het college daarvan afwijken mits de rechtmatigheid niet in geding komt. De subsidiebeschikkingen worden zodoende toegesneden op de specifieke situatie van de subsidieaanvrager.
De rechtmatigheid van het handelen van de overheid is een belangrijk aandachtspunt in de hedendaagse overheidspraktijk. Accountants hebben niet meer de opdracht om alleen de financiële getrouwheid van de boekhouding te controleren, maar moeten ook de rechtmatigheid daarvan aan onderzoek onderwerpen. Dit onderzoek moet resulteren in een verklaring. In de gemeentelijke subsidiesfeer betekent dit dat de gemeente de regels die zijn opgelegd in de Awb en de regelgeving die men zelf in of op basis van de subsidieverordening heeft opgesteld, moet volgen. In de praktijk is dat niet altijd eenvoudig vanwege de veelheid aan voorschriften en eisen. Toch is het in het kader van het rechtmatigheidonderzoek onontkoombaar dat de gemeente zowel de subsidieontvangers als zichzelf houdt aan de eigen bepalingen en verplichtingen.
Verhouding Awb en subsidieverordening
De Awb regelt die elementen van de subsidieverhouding die gemeenschappelijk zijn voor elke subsidie. Daar waar het gaat om het proces van de subsidieverstrekking geeft de Awb een gedetailleerde regeling. Het proces start met een aanvraag om subsidie, waarop in principe een beslissing volgt in de vorm van de beschikking tot subsidieverlening, en eindigt het met het vaststellen van de subsidie in de vorm van de beschikking tot vaststelling en de betaling. In enkele gevallen opent de Awb bovendien de mogelijkheid om (facultatieve) bepalingen over te nemen. In de verordening is dat gebeurd door het instellen van subsidieplafonds (4:22 Awb) en de verplichtingen met betrekking tot de subsidie (4:37 Awb).
De Awb bevat echter ook enkele dwingende bepalingen die onverkort gelden. Deze zijn niet nogmaals in de verordening opgenomen (de gemeenteraad mag immers niet op de stoel van de centrale wetgever gaan zitten). Voorbeelden van dergelijke bepalingen zijn:
b.Bekendmaking subsidieplafond: een subsidieplafond, alsmede een verlaging daarvan, moet voorafgaande aan de periode waarop het plafond betrekking heeft, bekend gemaakt worden. Vaststelling van dit plafond vindt plaats bij de begrotingsbehandeling en dient onmiddellijk gepubliceerd te worden (4:27 Awb).
e.Weigeren voortzetting langdurige subsidie:
Bij subsidieverstrekking van drie of meer achtereenvolgende jaren kan voortzetting geweigerd of gewijzigd worden indien veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten dit noodzakelijk maken; in dat geval moet een redelijke termijn van afbouw in acht genomen worden (art 4:51 Awb).
De Awb geeft aan wat onder een subsidie moet worden verstaan:
“Een subsidie is de aanspraak op financiële middelen die door een bestuursorgaan wordt verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde zaken of diensten. “
Bij een subsidie gaat het altijd om financiële middelen. Dit betekent dat verstrekkingen in natura niet vallen onder het begrip subsidie.
Een aanspraak betekent dat de financiële middelen niet daadwerkelijk hoeven te worden verstrekt. Het garant staan voor de rente en aflossing van een lening is ook subsidie, omdat dit kan leiden tot een verplichting tot betaling. Het cruciale moment voor de Awb is niet de feitelijke verstrekking maar de beslissing tot subsidiëring van de voorgenomen activiteit.
Een betaling voor een geleverde zaak of dienst is nooit een subsidie. Commerciële transacties waarbij de gemeente partij is, vallen niet onder het subsidiebegrip.
Subsidie wordt verstrekt door een bestuursorgaan. In de gemeente is dit de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders.
ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE STICHTSE VECHT 2012
Ter verduidelijking en om de aansluiting met de Awb te laten zien is hieronder een toelichting op de subsidieverordening opgenomen. Daarnaast zijn relevante artikelen uit de Awb opgenomen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Vier elementen zijn van belang:
Artikel 2 Rechtspersoonlijkheid
Uitgangspunt is dat subsidies alleen worden verstrekt aan instellingen die beschikken over een vorm van rechtspersoonlijkheid. Er kunnen omstandigheden zijn waarbij het gewenst of redelijk is hiervan af te wijken (bijvoorbeeld initiatiefgroepen).
Artikel 3 Reikwijdte van de verordening
Het doel van de term “gemeentelijk belang” is de belangen waarbij inwoners c.q. bezoekers van Stichtse Vecht niet betrokken zijn, uit te sluiten.
Dit artikel wijst het college aan als het voor subsidiëring relevante bestuursorgaan. De raad stuurt op hoofdlijnen, het college zorgt voor de uitvoering. In het dualistische stelsel stelt de raad de beleidskaders vast en voert het college de verordening uit door middel van onder andere het verlenen en vaststellen van subsidies. Het college is bevoegd om voor de uitvoering van de subsidiebeschikking een uitvoeringsovereenkomst te sluiten met daarin de door het college verlangde prestaties.
Het subsidieprogramma kan voor een jaar worden vastgesteld of voor meerdere jaren.
Het college is bij de subsidiëring gehouden aan de beleidsmatige en financiële grenzen die de raad vaststelt in de gemeentebegroting, en de vastgestelde te subsidiëren beleidsterreinen. Omdat in de verordening de voorwaarden zijn genoemd waaraan het subsidieprogramma ten minste moet voldoen geeft het subsidieprogramma de wettelijke basis voor de subsidieverstrekking.
Omdat het subsidieprogramma meerjarig kan zijn, is uitdrukkelijk opgenomen dat het college het programma kan bijstellen. In het subsidieprogramma worden de criteria opgenomen, toe te passen op de beleidsterreinen.
Het subsidietijdvak is de periode waarvoor subsidie wordt verleend. Subsidies kunnen voor meerdere jaren worden verleend. De gemeente heeft wat dat betreft beleidsvrijheid, maar artikel 4:32 Awb voorkomt dat subsidies voor een onbepaalde tijd verleend worden. De beschikking tot subsidieverlening bepaalt het tijdvak voor de subsidie, dat op basis van dit artikel in de verordening niet langer kan zijn dan vier jaar. Uitzondering hierop kan bij raadsbesluit worden vastgesteld.
De subsidievaststelling bij subsidies hoger dan € 10.000 geschiedt (op basis van artikel 4:44 lid 1b) wel periodiek waardoor het college in de gelegenheid wordt gesteld om jaarlijks te beoordelen of de subsidieontvanger zich aan de afgesproken prestaties of voorgeschreven voorwaarden houdt en waardoor een doorlopende subsidieroutine ontstaat. Zie hiertoe artikel 17 van de verordening.
Het is mogelijk dat het college bepaalt dat een verleende subsidie jaarlijks wordt aangepast aan gestegen of gedaalde kosten.
Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.
De standaard voor de afhandelingtermijn voor subsidieaanvragen is gesteld op acht weken.
Deze termijn gaat lopen zodra de aanvraag volledig is.
De Awb geeft de mogelijkheid tot het hanteren van een subsidieplafond. Deze bevoegdheid moet dan wel in de verordening zijn opgenomen. Dit gebeurt door dit artikel. De gemeente Stichtse Vecht kiest ervoor om de subsidiebudgetten te laten vaststellen door de gemeenteraad en op basis daarvan het college de bevoegdheid te geven subsidieplafonds vast te stellen.
Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:
Artikel 9 Begrotingsvoorbehoud
Een algemene voorwaarde bij de subsidiëring is dat er uiteindelijk financiële middelen beschikbaar moeten zijn in de gemeentebegroting om de subsidie te betalen. Omdat vaak nog niet duidelijk zal zijn of de raad inderdaad een budget beschikbaar stelt, zal het college een voorbehoud moeten maken. Dit voorbehoud moet worden gesteld bij de beschikking tot subsidieverlening. Artikel 4:34 maakt het mogelijk dit voorbehoud op te nemen in de beschikking. Wel moet het college binnen vier weken na de goedkeuring van de begroting een beroep doen op het voorbehoud.
Artikel 10 Regels aanvraag subsidieverlening
In het uitvoeringsvoorschrift is bepaald welke gegevens de instelling moet overleggen. Dit kan verschillen per instelling. Wanneer een instelling voor het eerst gemeentelijke subsidie verzoekt, zullen aanvullende bescheiden worden opgevraagd, zoals statuten, huishoudelijk reglement, inschrijvingsbewijs Kamer van Koophandel, e.d..
Het tijdstip waarop de aanvraag ingeleverd moet zijn, houdt verband met de begrotingscyclus van de gemeente. In artikel 4:37 Awb staat een niet-limitatieve opsomming van gegevens die zoal gevraagd kunnen worden in het kader van de subsidieverstrekking (d.w.z. niet alleen bij de aanvraag).
Door het college te laten bepalen welke gegevens worden overgelegd is sprake van maximale flexibiliteit. Het college kan dus besluiten op aanvragen te beslissen op basis van minder vergaande gegevens.
Artikel 11 Weigerings- en intrekkingsgronden
In de artikelen 4:25 en 4:35 Awb zijn de weigeringen op juridische gronden opgenomen. Die opsomming is niet limitatief en de weigeringgronden mogen aangevuld worden. Hiervan wordt in deze verordening gebruik gemaakt.
Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.
Via het tweede lid wordt bereikt dat ook artikel 4:50 Awb wordt aangevuld met de weigeringgronden in lid 1. Deze zijn zo ook een wettelijke grond voor de intrekking van reeds verleende subsidies. Omdat het hier een zware inbreuk betekent op het vertrouwensbeginsel zijn de gestelde eisen zwaar. Maar een ten onrechte verleende subsidie behoeft niet te worden voortgezet. De intrekking ex nunc is bedoeld voor het geval de subsidieontvanger de onjuistheid niet kende of behoorde te kennen. Indien de subsidieontvanger wel op de hoogte was of behoorde te zijn kan de subsidie met terugwerkende kracht ingetrokken worden (artikel 4:48 Awb).
Een bijzondere weigeringgrond is opgenomen in artikel 12. Het betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet Bibob niet kan doorstaan. Indien deze weigeringgrond niet zou zijn opgenomen, dan zou het kunnen betekenen dat het college gehouden is subsidie te verlenen aan aanvragers aan wie het college geen vergunning voor niet-subsidiabele activiteiten zou verlenen. Daarbij is niet van belang of de activiteiten, waarvoor subsidie wordt gevraagd, op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat bij deze weigeringgrond louter om de persoon, dan wel rechtspersoon van de aanvrager.
De Wet Bibob is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten, die het college reeds ter beschikking heeft. Het college zal bij ieder beleidsdoel, dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. Het is niet mogelijk te bepalen dat de Wet Bibob generiek op alle subsidies wordt toegepast. Het college dient zelf een afweging te maken in welke situatie toepassing zinvol is. Voordat tot toepassing op een gemeentelijke subsidieregeling kan worden overgegaan, dient daarvoor toestemming te zijn verkregen van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Het college heeft hier de bevoegdheid gekregen die goedkeuring te vragen. De bepaling strekt ertoe inzichtelijk te maken voor zowel bestuur als aanvrager van een subsidie in welke gevallen en voor welke (onderdelen van) beleidsdoelen een toetsing aan de Wet Bibob kan plaatsvinden.
Artikel 13 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 4:37 Awb bevat een overzicht van standaardverplichtingen die het bestuursorgaan kan opleggen.
Op grond van artikel 4:38 Awb kan het bestuursorgaan ook nog andere verplichtingen aan de subsidieverlening verbinden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze verplichtingen dienen dan bij of krachtens de verordening te worden opgelegd bij de subsidieverlening. Om dit te kunnen doen is het tweede lid opgenomen (doelgebonden verplichtingen). Hetzelfde wordt bereikt in het derde lid ten aanzien van de wijze waarop en de middelen waarmee de activiteit wordt verricht (niet-doelgebonden verplichtingen). Hierbij is bijvoorbeeld te denken aan regels omtrent het democratisch functioneren van instellingen.
In de subsidiepraktijk wordt veel gewerkt met voorschotten. Op basis van de Awb is een voorschot alleen mogelijk als dit in de verordening of bij de subsidieverlening is opgenomen. Hier wordt deze bevoegdheid neergelegd bij het college. Voorschotverlening is naast de subsidieverlening en subsidievaststelling één van de drie beschikkingen die de Awb noemt. Op het betalen van de voorschotten zijn de regels neergelegd in de Awb van toepassing. Omdat tegen deze beschikking beroep en bezwaar mogelijk is, is het verstandig de bevoorschotting te combineren met de subsidieverlening. De feitelijke vaststelling kan na afloop van een jaar plaatsvinden. Een voorschot geeft dus geen recht op subsidie. Bevoorschotting aan een instelling waarvan het voortbestaan onzeker wordt, kan worden gestopt. Voorkomen moet worden dat naderhand voorschotten moeten worden teruggevorderd van een instelling die niet voldoet aan haar verplichtingen.
Is er een voorschot verleend dan ontstaat de verplichting tot betaling.
In dit artikel wordt geregeld dat er verrekening kan plaatsvinden met voorschotten en toekomstige subsidies.
Dit artikel geeft aan dat de subsidieontvanger gewijzigde omstandigheden dient te melden aan het college. Deze omstandigheden kunnen zowel te maken hebben met de activiteit/prestatie als met de hoedanigheid van de aanvrager.
Artikel 17 Regels subsidievaststelling
De subsidievaststelling is het vervolg op de subsidieverlening. Subsidie kan voor een tijdvak van één of meerdere jaren worden verleend, maar de vaststelling geschiedt per boekjaar. Bij een subsidie hoger dan € 10.000 wordt na afloop van ieder afzonderlijk jaar van het subsidietijdvak de subsidie voor het betreffende jaar vastgesteld. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft in te dienen. Deze mogelijkheid is opgenomen in het kader van het uitgangspunt de verantwoordingslasten terug te dringen.
Het college stelt vast aan welke eisen een verzoek om subsidievaststelling moet voldoen. Binnen twaalf weken wordt op een verzoek om vaststelling beslist, waarbij weer is bepaald dat die termijn pas gaat lopen op het moment dat een vaststellingsaanvraag compleet is.
Het college kan eisen dat bij de aanvraag voor de vaststelling van de subsidie een accountantsrapport is gevoegd. Als dit het geval is, geeft dit artikel aan waaraan de rapportage moet voldoen. Bijzonder is dat de subsidieontvanger er voor zorg moet dragen dat de gemeenteaccountant desgewenst nader onderzoek kan doen.
Voor het accountantsonderzoek van “per boekjaar verstrekte subsidies” is een afzonderlijke regeling opgenomen in afdeling 4.2.8. van de Awb.
Artikel 19 Periodieke evaluatie
Dit artikel is een uitwerking van artikel 4:24 Awb. Aan de inhoud van de evaluatie zijn geen eisen gesteld. Deze kunnen immers per subsidie anders zijn. Ook is geen termijn voorgeschreven. Dit omdat een termijn afhankelijk is van het effect dat in beeld moeten komen (soms op korte termijn, soms op langere termijn, soms periodiek).
Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Artikel 20 Inleidende bepaling
In dit hoofdstuk gaat het om de per boekjaar verstrekte subsidies. In de Awb is voor deze categorie een afzonderlijke regeling opgenomen waarvan het college kan bepalen dat deze van toepassing zullen zijn op de subsidieverlening in de gemeente. Het gaat hier met name om prestatiesubsidies aan instellingen. Van belang is dat aan de voorschriften in het hoofdstuk voldaan moet worden indien dit hoofdstuk van toepassing wordt verklaard. Dit vraagt zowel van de gemeente als van de subsidieontvanger de nodige inspanning en discipline, omdat naast de termijnen waarbinnen gewerkt moet worden, sommige voorschriften ook gedetailleerd zijn.
Artikel 21 Termijn voor aanvraag subsidieverlening
De Awb kent in artikel 4:60 een termijn van ten minste dertien weken voor de aanvang van het boekjaar. In de gemeentelijke begrotingscyclus is die termijn (soms) te kort. Via deze bepaling in de verordening kan het college in de uitvoeringsregeling de geschikte en haalbare termijn bepalen.
Instellingen die wat betreft de inkomsten geheel afhankelijk zijn van de gemeentelijke subsidie zijn op grond van artikel 4:76 verplicht een financieel verslag te maken dat aan de Awb opgesomde eisen voldoet. Dezelfde eisen worden via de verordening nu ook opgelegd aan instellingen die in overwegende mate voor hun inkomsten afhankelijk zijn van de gemeente. Dit legt weliswaar een aanzienlijke last op aan de subsidieontvangers, maar vanwege het karakter van de hier bedoelde subsidies is het opleggen van die administratieve last te rechtvaardigen.
Artikel 23 Vrijstelling accountantsonderzoek
Artikel 4:28 verplicht tot een accountantsonderzoek van het financiële verslag. Dit is een vergaande controle met daaraan gerelateerde hoge accountantskosten. Het college krijgt de mogelijkheid om vrijstelling van de accountantscontrole te geven om onnodige kosten of kosten die niet in vergelijk staan met de hoogte van het subsidiebedrag te voorkomen.
De Awb regelt het nodige over toezichthouders en hun bevoegdheden. In de verordening wordt de mogelijkheid gegeven om de toezichthouders ook bij de subsidieverlening een rol te geven. Een verwijzing naar de Awb is daartoe voldoende. Enkele bevoegdheden die toezichthouders in het algemeen hebben, zijn echter uitdrukkelijk uitgezonderd (nemen van monsters, onderzoek vervoermiddelen).
In dit artikel is een hardheidsclausule opgenomen, die echter alleen met grote terughoudendheid toegepast mag worden.
Om geen juridische leemte te laten ontstaan, geldt de bestaande, oude regelgeving voor de subsidieaanvragen, waarop nog niet is beslist. De nieuwe regelgeving is van toepassing op alle subsidies die in behandeling worden genomen na inwerkingtreding van deze verordening.