Organisatie | Brunssum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2010 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010
Gemeentewet, art. 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-12-2009 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling | 15-12-2009 Parelnieuws, 16 december 2009 | 2009/16808 |
De Raad der Gemeente Brunssum;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 november 2009, Dienst Backoffice/Afdeling Administratie, nr. 2009/16808;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet;
"VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2010"
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot de belasting als bedoeld in het eerste lid, wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17 , 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken .
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt dat, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen “rioolheffing” of andere heffingen minder is dan € 3.500,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in elf gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Aanpassingen t.o.v. verordening rioolrecht 2009
De termijnen van betaling (art. 9) zijn gewijzigd. Standaard geldt één termijn die vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. Voor aanslagen minder dan € 3500 (totale biljetbedrag) kan worden deelgenomen aan automatische incasso. Er gelden dan elf betaaltermijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. De volgende termijnen vervallen steeds een maand later. Aanslagen van € 50 of minder dienen steeds in één termijn te worden voldaan (ook als wordt deelgenomen aan automatische incasso).