Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heerde

Verordening verhoging of verlaging van de bijstandsnorm 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeerde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening verhoging of verlaging van de bijstandsnorm 2004
CiteertitelVerordening verhoging of verlaging van de bijstandsnorm 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlagenVerhoging of verlaging van de bijstandsnorm gemeente Heerde.12-09-2004.pdf Toelichting Verordening verhoging of verlaging van de bijstandsnorm 2004.pdf

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening wordt vervangen door "Toeslagenverordening WWB 2012 gemeente Heerde"

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1, onderdeel c
  2. Wet werk en bijstand, art. 30

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200430-06-2012nieuwe regeling

13-09-2004

Schaapskooi, 13-04-2004

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening verhoging of verlaging van de bijstandsnorm 2004

De raad van de gemeente H e e r d e;

 

gelezen het voorstel van het college

d.d. 1 maart 2004;

 

gelet op artikel 8 eerste lid onderdeel c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand; overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen

 

Besluit vast te stellen het volgende:

 

Verordening verhoging of verlaging van de bijstandsnorm 2004

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    alleenstaande: de ongehuwde van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar, die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij een van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

  • c.

    alleenstaande ouder: ongehuwde van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar, die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en die geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft en bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij een van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

  • d.

    gehuwd: een persoon die gehuwd is en 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar is;

  • e.

    kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind;

  • f.

    ten laste komend kind: het kind, jonger dan 18 jaar, voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken;

  • g.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

  • h.

    woning: een woning, een woonwagen, een woonschip;

  • i.

    woonkosten: indien een huurwoning wordt bewoond: de op de aanvangsdatum van het lopende huursubsidietijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Huursubsidiewet. Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de voor de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen bedrag voor onderhoud en de zakelijke lasten waaronder wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de onroerendzaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering, het eigenaarsdeel van de waterschapslasten;

  • j.

    netto minimumloon: het minimumloon per maand, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, verhoogd met aanspraak op vakantiebijslag waarop een werknemer op grond van artikel 15 van die wet over dat minimumloon ten minste aanspraak kan maken, na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting, premies werknemersverzekeringen en het werknemersdeel in de ziekenfondspremie. De loonbelasting en premies volksverzekering worden berekend overeenkomstig de bepalingen in artikel 37 van de Wet werk en bijstand;

  • k.

    onderhuurder: de persoon die tegen een commerciële prijs een deel van een woning huurt van de hoofdbewoner. Onder een commerciële prijs wordt verstaan een bedrag ter hoogte van tenminste 15 % van het toepasselijke netto minimumloon.

  • l.

    kostganger: de persoon die tegen een commerciële prijs kost en inwoning geniet. Onder een commerciële prijs wordt verstaan een bedrag ter hoogte van tenminste 40 % van het toepasselijke netto minimumloon;

  • m.

    zorgbehoevende: degene die, indien hij niet tezamen met een andere persoon de woning zou bewonen, zou zijn aangewezen op beroepsmatige hulp zoals verzorging in een verzorgingshuis of een andere inrichting ter verpleging of verzorging.

     

    Hoofdstuk 2 Categorieën

Artikel 2  

  • 1

    Voor belanghebbenden, van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, voor wie de bijstand op grond van deze verordening kan worden verhoogd of verlaagd, geldt een categorieaanduiding.

  • 2

    De categorieën worden aangeduid als:

    • a

      alleenstaande;

    • b

      alleenstaande ouder;

    • c

      gehuwde.

       

      Hoofdstuk 3 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3  

  • 1.

    De toeslag als bedoeld in artikel 25 WWB wordt verleend in de situatie van alleenstaande of de alleenstaande ouder indien deze hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2.

    de toeslag als bedoeld in artikel 25 WWB wordt bepaald op 20 % van het wettelijk netto minimumloon voor:

    • a

      de alleenstaande in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

    • b

      de alleenstaande ouder met de tot zijn last komende kind(eren) in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

    • c

      de alleenstaande ouder met zijn inwonende kind(eren) die minder verdienen dan 40 % van het toepasselijke minimumloon en in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

    • d

      de onderhuurder of kostganger;

    • e

      de alleenstaande of alleenstaande ouder die zorgbehoevend is;

    • f

      de alleenstaande of alleenstaande ouder die uitsluitend tezamen met een of meer zorgbehoevenden de woning bewoont;

  • 3.

    De toeslag als bedoeld in het eerste lid is bepaald op 10 % van het wettelijk netto minimumloon voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder op wie het tweede lid niet van toepassing is;

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in het tweede lid bedraagt de toeslag als bedoeld in het eerste lid voor:

    • -

      de 21-jarige alleenstaande 10 % van het wettelijk minimumloon;

    • -

      de 22-jarige alleenstaande 15 % van het wettelijk minimumloon.

  • 5.

    Indien het tweede en vierde lid niet van toepassing is, bedraagt de toeslag als bedoeld in het eerste lid voor:

    • -

      de 21-jarige alleenstaande 5 % van het wettelijk minimumloon;

    • -

      de 22-jarige alleenstaande 10 % van het wettelijk minimumloon.

  • 6.

    Geen toeslag als bedoeld in artikel 25 WWB wordt verleend indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning waaraan voor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.

     

    Hoofdstuk 4 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm

Artikel 4  

  • 1.

    De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld indien de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander tenzij:

    • -

      -die ander zorgbehoevend is;

    • -

      -die ander een inwonend verdienend kind is wiens inkomsten minder bedragen dan 40 % van het toepasselijke netto minimumloon.

  • 2.

    De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10 % van het toepasselijke netto minimumloon.

  • 3.

    De bijstandsnorm voor gehuwden wordt lager vastgesteld indien de gehuwden lagere algemene kosten van het bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning waaraan voor de belanghebbenden geen woonkosten zijn verbonden, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.

  • 4.

    De verlaging als bedoeld in het derde lid bedraagt 20 % van het toepasselijke netto minimumloon.

     

    Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5 Individualisering

Verhoging of verlaging van de bijstandsnorm vindt plaats onverminderd het bepaalde in artikel 18, eerste lid, van de WWB.

Artikel 6 Hardheidsclausule

  • 1

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening indien de toepassing tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2

    Burgemeester en wethouders beslissen in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 7 Verantwoordelijkheden college

Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6.

Artikel 8 Naam verordening

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening verhoging of verlaging van de bijstandsnorm 2004”.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 oktober 2004 en vervangt de “Verordening gemeentelijke toeslagen en verlagingen Algemene bijstandswet 1998-2” vastgesteld op 29 juni 1998.

Artikel 10 Overgangsbepaling

  • 1

    Uiterlijk op 31 augustus 2005 vindt ten aanzien van de belanghebbende die een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet ontvangt een herbeoordeling plaats aan de hand van de bepalingen van deze verordening.

  • 2

    Tot het moment van de in lid 1 genoemde herbeoordeling blijven ten aanzien van de belanghebbende die op 31 december 2003 een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet ontving, de bepalingen van de Verordening gemeentelijke toeslagen en verlagingen Algemene bijstandswet 1998.

  • 3

    Het gestelde in lid 2 is niet van toepassing voor de belanghebbende waarbij zich een wijziging in omstandigheden voordoet die leidt tot een aanpassing van de bijstandsnorm of de toeslag. In een dergelijke situatie vindt de vaststelling van de toeslag of de verlaging van de bijstandsnorm plaats aan de hand van de bepalingen van deze verordening.

  • 4

    Indien de in het eerste lid genoemde herbeoordeling leidt tot een verlaging van de uitkering, wordt, gerekend vanaf het moment van herbeoordeling, de hoogte van de utkering gedurende 3 maanden gehandhaafd op het niveau zoals gold voor de herbeoordeling tenzij zich een wijziging voordoet die leidt tot aanpassing van de bijstandsnorm.

     

    Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 13 september 2004.

     

    voorzitter, griffier,