Organisatie | Hellendoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening cultuur, welzijn en zorg gemeente Hellendoorn |
Citeertitel | Subsidieverordening cultuur, welzijn en zorg gemeente Hellendoorn |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-10-2011 | nieuwe regeling | 16-12-2008 Twents Volksblad, 23-12-2008 | 08INT01400 |
Evenement: Evenementen zijn voor publiek toegankelijke, speciaal georganiseerde tijdelijke gebeurtenissen (binnen of buiten), die een positieve inhoud hebben, van recreatieve aard zijn, een lokale, regionale of provinciale betekenis hebben én die georganiseerd worden voor een relatief groot aantal bezoekers.
Het college is bevoegd in individuele gevallen ten gunste van de instelling af te wijken van het bepaalde in de artikelen 16 tot en met 61 van deze verordening.
Het college kan de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening verplichtingen, als bedoeld in artikel 4:38 en artikel 4:39 van de wet, opleggen.
Het college beschikt binnen 14 weken nadat de aanvraag is ontvangen. Het college kan zijn besluit onder opgave van redenen met 8 weken verdagen.
Indien de gemeentelijke subsidie afhankelijk is van of gebaseerd is op een specifieke bijdrage van derden, kan het college in de beschikking bepalen, dat, indien er sprake is van het niet of in mindere mate verkrijgen van de specifieke bijdrage, de subsidie overeenkomstig wordt aangepast.
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
De instelling dient de teveel ontvangen subsidie in de gemeentekas terug te storten op de wijze en binnen de termijn die door het college bepaald zal worden.
De instelling dient voldoende verzekerd te zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid. De roerende en onroerende zaken van de instelling dienen voldoende verzekerd te zijn tegen schade.
De administratie van de instelling moet zo zijn ingericht dat op eenvoudige wijze een overzicht kan worden verkregen van de bezittingen, vorderingen en schulden van de instelling en haar exploitatieresultaten.
Het bestuur van de instelling is zodanig samengesteld dat de inspraak en de medezeggenschap van vrijwilligers, deelnemers, personeel en overige betrokkenen zijn gewaarborgd.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder 'garantiesubsidie' verstaan:
een subsidie, waarbij de gemeente zich garant stelt voor tekorten, die bij het opstellen van de activiteitenbegroting niet voorzien waren en welke eerst daadwerkelijk (gedeeltelijk) wordt uitbetaald na overlegging van de werkelijke inkomsten en uitgaven van een activiteit.
Een activiteit kan voor maximaal 33 1/3% van de totaal begrote kosten gesubsidieerd worden, met een maximum van € 1.135,-- per activiteit of cyclus van activiteiten.
Aan instellingen die activiteiten organiseren en uitvoeren die de leefbaarheid in de gemeente Hellendoorn bevorderen, kan op grond van dit hoofdstuk een eenmalige subsidie worden verleend.
Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient aan de volgende criteria te worden voldaan:
Dit hoofdstuk is van toepassing op projecten van instellingen die zich richten op internationale hulpverlening.
De doelstelling van subsidie voor internationale hulpverlening is het stimuleren/waarderen van locale initiatieven die zich richten op internationale hulpverlening.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder 'jeugd- en jongerenwerk' verstaan:
het geheel van activiteiten waar hoofdzakelijk jeugd en jongeren aan deelnemen en dat gericht is op educatie en/of creatieve ontwikkeling en/of cultuurbeleving en/of ontplooiing en vorming.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder 'werk ten behoeve van mensen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking’ verstaan:
het geheel van activiteiten bestemd voor en/of uitgevoerd door mensen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking, dat gericht is op educatie en/of creatieve ontwikkeling en/of cultuurbeleving en/of ontplooiing en zelfredzaamheid.
Subsidie wordt verleend aan wijk-/buurtverenigingen of aan verenigingen voor plaatselijk belang, die zich ten doel stellen:
Subsidie wordt verleend in de vorm van een bedrag per huis in de wijk, buurt of dorp en een bijdrage per instelling. Het college kan de hoogte van de vaste bijdrage voor de instelling afhankelijk stellen van de omvang van de betreffende wijk, buurt of dorp. Het college kan de hoogte van het bedrag per huis relateren aan de gemiddelde woningbezetting in een bepaald(e) wijk/dorp.
Onder dit hoofdstuk vallen de instellingen welke werkzaam zijn op het terrein van cultuur, welzijn en zorg die beroepskrachten in dienst hebben, alsmede de instellingen die specifiek door het college zijn aangewezen.
Het college kan bepalen dat ten behoeve van de administratieve ondersteuning van de te subsidiëren activiteiten de instelling deelneemt aan een gemeenschappelijk administratieproject.
De hoogte van de subsidie wordt bepaald door het aanvaarde exploitatietekort.
Hieronder vallen de aanvaarde kosten van:
Het begrip "subsidie" is niet gedefinieerd. Dit begrip wordt in artikel 4:21 van de wet gedefinieerd als: "de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten".
In dit artikel is de zgn. hardheidsclausule neergelegd. Deze clausule dient te worden gehanteerd, indien toepassing van één of meerdere van de artikelen 16 tot en met 62 tot een kennelijk onredelijke uitkomst voor de aanvrager zou leiden. De hardheidsclausule kan bijvoorbeeld worden toegepast voor instellingen die buiten de gemeente Hellendoorn gevestigd zijn, maar die activiteiten ontplooien die niet door een Hellendoornse instelling worden opgepakt. Hierdoor kunnen instellingen van buiten de gemeente die deelnemers hebben uit de gemeente Hellendoorn toch voor subsidie in aanmerking komen. De hardheidsclausule kan niet worden toegepast om af te wijken van de bepalingen in hoofdstuk I.
Titel 4.2. van de wet maakt in de artikelen 4:37 tot en met 4:39 onderscheid tussen een drietal categorieën van verplichtingen.
Artikel 4:37 bevat verplichtingen, die aan iedere subsidieverstrekking kunnen worden verbonden zonder dat hiervoor een grondslag in een wettelijk voorschrift nodig is. Het gaat hierbij volgens de Memorie van Toelichting om verplichtingen die vaak voorkomen en die voor een doelmatig hanteren van het instrument van de subsidie van groot belang kunnen zijn.
In artikel 4:38 gaat het om verplichtingen die niet onder artikel 4:37 vallen, maar eveneens strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Voor het opleggen van dergelijke verplichtingen is een grondslag in een wettelijk voorschrift vereist. Zij kunnen vervolgens worden uitgewerkt in een subsidievoorschrift.
Volgens de Memorie van Toelichting kunnen deze verplichtingen sterk variëren. Zij kunnen rechtstreeks betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten, zoals de aan een instelling opgelegde verplichting om bepaalde activiteiten ten behoeve van derden (cursussen o.i.d.) uitsluitend te laten verzorgen door personen die aan bepaalde opleidingseisen voldoen, maar zij kunnen ook een meer afgeleid en ondersteunend karakter hebben. Dat is bijvoorbeeld het geval bij verplichtingen met betrekking tot de wijze waarop de gesubsidieerde instelling haar administratie moet voeren of de wijze waarop aan de subsidieverlener moet worden gerapporteerd over de verrichte activiteiten.
In artikel 4:39 tenslotte gaat het om verplichtingen waarvan niet gezegd kan worden dat zij strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. De Memorie van Toelichting noemt hier als voorbeelden de aan een gesubsidieerde instelling opgelegde verplichtingen om in het kader van een werkervaringsproject een stageplaats ter beschikking te stellen of om in een gebouw voorzieningen aan te brengen met het oog op de toegankelijkheid voor gehandicapten. Overigens geldt voor het kunnen opleggen van die verplichtingen wel dat zij slechts betrekking kunnen hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. Volgens de Memorie van Toelichting moet met het opleggen van dergelijke verplichtingen terughoudendheid worden betracht.
Tweede lid. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding moet het in artikel 3:4 van de wet neergelegde evenredigheidsbeginsel in acht worden genomen. Dit betekent dat de vergoeding in verhouding moet staan tot de activiteiten die als gevolg van één van de in artikel 4:41, tweede lid van de wet genoemde omstandigheden niet meer kunnen worden uitgevoerd. Zie ook artikel 4:72, lid 5 van de wet voor wat betreft de egalisatiereserve.
Verzekerd moet worden zoals een goed huisvader betaamt, bijv. niet onderverzekeren. De verleende subsidie wordt mede geacht een bijdrage te zijn in de te betalen premie.
In artikel 4:25, tweede lid en in artikel 4:35 van de wet is reeds een zestal weigeringsgronden neergelegd. De redactie van artikel 4:35 ("in ieder geval") laat ruimte voor aanvulling van de weigeringsgronden in een wettelijk voorschrift. In artikel 10 is daarvan gebruikgemaakt.
Hoofdstuk II Incidentele subsidies
Indien de raad een post voor 'incidentele subsidies' op de gemeentebegroting opgenomen heeft, kan het college op een subsidie-aanvraag beschikken.
Wat men precies onder leefbaarheid verstaat, hangt in sterke mate af van de eigen behoeften en waarden. In kernen met gelijke karakteristieken kan de leefbaarheid anders worden gewaardeerd. Dit hangt mede samen met de leeftijdsopbouw, de gerichtheid op de eigen kern, de beschikbaarheid van individueel vervoer en dergelijke. Bij de benadering van leefbaarheid moet dus onderscheid gemaakt worden naar groepen bewoners zoals autochtoon, import, jongeren en ouderen.
De activiteit in het kader van leefbaarheid kan gericht te zijn op het sociale en op het fysieke aspect. Het sociale aspect houdt in dat de sociale cohesie in de leefomgeving van de burgers van de gemeente Hellendoorn door de activiteit dient te worden bevorderd.
Het fysieke aspect houdt in dat de fysieke leefomgeving dient te worden verbeterd. Hierbij kan worden gedacht aan activiteiten die gericht zijn op wijk-/en straatverbetering, werken, onderwijs, voorzieningen en openbare ruimte, verkeers- en sociale veiligheid en volkshuisvesting.
Derde lid. Bij de beoordeling of er sprake is van een combinatie tussen activiteiten in de zin van dit lid, dient er onderscheid gemaakt te worden tussen het doel van de activiteit en het gevolg ervan.
Het doel van de aanleg van een parkje is bijvoorbeeld een verbetering van de fysieke leefomgeving. Het gevolg is dat de sociale cohesie bevordert kan worden, omdat mensen elkaar in het parkje kunnen ontmoeten. Hier is echter geen sprake van een combinatie van activiteiten, omdat het doel een verbetering van de fysieke leefomgeving is.
Hoofdstuk IV Internationale hulpverlening
Indien de raad een post voor 'Internationale hulpverlening" op de gemeentebegroting opgenomen heeft, kan het college op een subsidieaanvraag beschikken.
Tweede lid. Bij de beoordeling of een land minder-ontwikkeld is, moet worden gemeten naar Nederlandse maatstaven. Landen die ten opzichte van Nederland als minder-ontwikkeld kunnen worden beschouwd, vallen onder de toepassing van dit hoofdstuk.
Aangezien het hoofdstuk internationale hulpverlening betrekking heeft op het subsidiëren van projecten van locale organisaties die gericht zijn op hulpverlening aan minder-ontwikkelde landen, dienen de weigeringsgronden die genoemd zijn, in artikel 10, eerste lid onder a, en tweede lid onder g. en h. buiten toepassing te worden verklaard.
Hoofdstuk V Vrijwilligersorganisaties
Als maatstaf voor het criterium "gevestigd in de gemeente Hellendoorn" worden de gegevens van de Kamer van Koophandel gehanteerd.
Instellingen dienen middels een activiteitenverslag en financieel verslag verantwoording af te leggen.
De ontplooide activiteiten worden aan de hand van activiteitenverslagen jaarlijks inzichtelijk gemaakt middels een evaluatierapport.
De omvang van de instelling is bepalend voor de hoogte van het vaste bedrag. De instellingen variëren namelijk onderling in grootte. Tevens wordt gekeken naar de gemiddelde woningbezetting in de wijken en dorpen. In de kleinere kernen is de gemiddelde woningbezetting hoger dan in de overige gebieden.
Instellingen dienen middels een jaarverslag en jaarrekening achteraf verantwoording af te leggen.
Instellingen dienen middels een financieel verslag achteraf verantwoording af te leggen.
Bij het geven van een openbaar concert of openbare voorstelling door een aantal verenigingen gezamenlijk, wordt dit voor ieder van de verenigingen als één openbaar concert of openbare voorstelling aangemerkt.
Indien een aantal verenigingen gezamenlijk een openbaar concert of openbare voorstelling geeft, dient men gezamenlijk de begroting in.
Onder toneelkunst wordt o.a. verstaan toneel-, theater-, musical- en cabaretvoorstellingen.
Instellingen dienen achteraf middels een activiteitenverslag en financieel verslag verantwoording af te leggen.
Onder danskunst worden alle dansvormen verstaan die worden beoefend door amateur dansverenigingen.
Instellingen dienen achteraf middels een activiteitenverslag en financieel verslag verantwoording af te leggen.
Instellingen dienen achteraf middels een activiteitenverslag en financieel verslag verantwoording af te leggen.
Vrouwenverenigingen kunnen ten aanzien van de verantwoording volstaan met het jaarlijks indienen van een activiteitenverslag betreffende de activiteiten van het voorgaande seizoen.
De overige instellingen dienen jaarlijks een begroting, jaarverslag en jaarrekening in te dienen.
Het hoofdstuk XIII Evenementen richt zich niet op de subsidiëring van wijk-, buurt- of dorpsfeesten, noch op commerciële evenementen. De subsidie is met name bestemd voor evenementen die een rol spelen bij de profilering en/of het imago van de gemeente Hellendoorn.
Hoofdstuk VI Beroepsmatig werkende instellingen
De bevoegdheid tot subsidieverlening en -vaststelling is toegekend aan het college. Jaarlijks bepaalt de raad bij het vaststellen van de gemeentebegroting welke financiële ruimte er is voor een werksoort of instelling.
Door het vormen van reserves of het verwerven van eigen inkomsten zijn instellingen beter in staat om een eigen beleid te voeren en/of toekomstige incidentele tegenvallers op te vangen. Voor een aantal instellingen kan ook gelden dat men niet meer voor de inkomsten voor 100% van de gemeente afhankelijk is. De eigen inkomsten van een instelling zijn te splitsen in twee blokken. In het ene blok zitten de inkomsten die in principe direct uit de werkzaamheden van de instelling voortvloeien. Hierbij kan men denken aan de abonnementsgelden, de deelnemersbijdrage e.d.. In het andere blok zitten de inkomsten uit bijvoorbeeld sponsoring, schenkingen (van bijvoorbeeld een vriendenstichting), donaties e.d.. De kosten voortvloeiende uit deze schenkingen, sponsoringen en donaties, kunnen niet worden gedekt middels gemeentelijke subsidies. Deze kosten worden dus niet gesubsidieerd. Bij het opstellen van de begroting moet de instelling aangeven welke inkomsten (zowel de inkomsten die direct uit de werkzaamheden van de instelling vloeien als de schenkingen e.d.) zij in het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd verwacht, zodat in de subsidiebeschikking duidelijk kan worden aangegeven welke inkomsten wel en welke niet in mindering worden gebracht.
Het meerjarenperspectief, inclusief het kader voor de begroting, wordt in juni door de raad vastgesteld voor het daaropvolgende jaar. In november vind de begrotingsvaststelling voor daaropvolgende jaar plaats door de raad. Er kunnen bij deze vaststelling geen voorstellen voor nieuw beleid meer worden meegenomen.
Instellingen moeten hun subsidieaanvraag vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft indienen. Het college beschikt vervolgens vóór 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de subsidie betrekking op heeft. Gezien bovenstaande is dit een redelijke termijn in de zin van de wet. Het college kan redelijkerwijs niet eerder op de aanvraag beslissen.
Onder dit hoofdstuk vallen zowel beroepsmatig werkende instellingen als vrijwilligersorganisaties. Er is een aantal instellingen dat een divers aanbod van activiteiten aanbiedt of via verschillende werksoorten gesubsidieerd wordt. Hoofdstuk VI (budgetsubsidie) biedt de mogelijkheid om deze instellingen maatwerk te leveren, door het verlenen van een budgetsubsidie. Om zowel voor de invoering van budgetsubsidiëring als de uitvoering van deze systematiek uniformiteit te verkrijgen, stelt het college beleidsuitgangspunten vast.
De resultaten die zijn bereikt in de discussies met de betrokken instellingen over de invoering van budgetsubsidiëring, worden vóór de invoering van deze systematiek voorgelegd aan en besproken met de commissie.
De wetgever heeft in de wet speciale regels neergelegd over subsidies. Deze bevatten voornamelijk algemene regels. Vanwege de ontwikkelingen richting budgetsubsidiëring, heeft de wetgever hiervoor een speciale afdeling opgesteld. Deze afdeling 4.2.8 bevat op budgetsubsidie toegesneden artikelen. Deze afdeling is facultatief; dat wil zeggen dat een keuze gemaakt kan wordenvoor bepaalde artikelen. Deze keuze is alleen van toepassing als hierover in de subsidieverordening een bepaling is opgenomen.
Onderdeel 4.2.8.5 van de wet bevat de procedure rondom de subsidievaststelling, die in zijn geheel wordt gevolgd. Artikel 4:76 van de wet is van overeenkomstige toepassing en bevat eisen, die aan het financiële verslag worden gesteld. Deze zijn van toepassing in het geval de subsidie-ontvanger in overwegende mate zijn inkomsten aan de subsidie ontleent. Dit is van belang in gevallen waarin het bestuursorgaan ten behoeve van de subsidievaststelling toch inzicht wil hebben in de gehele financiële gang van zaken.
In artikel 4:78 van de wet zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de opdracht van de subsidieontvanger tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant. De vrijstellingsbepaling sluit aan bij de Memorie van Toelichting, waarin is aangegeven dat de hoogte van het subsidiebedrag bepalend is voor de afweging of vrijstelling moet worden verleend. De kosten van de accountantscontrole moeten in redelijke verhouding staan tot het subsidiebedrag, anders moet deze controle in beginsel achterwege blijven. Voor de bepaling van de hoogte van het subsidiebedrag is aansluiting gezocht bij landelijke gemiddelden.
In artikel 4:79 van de wet is de bepaling opgenomen dat de accountantscontrole zich tevens uitstrekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen. Bij deze opdracht moet tevens een aanwijzing worden gegeven over de reikwijdte en intensiteit van de controle, een zogenaamd controleprotocol. Deze aanwijzing wordt per subsidieverlening vastgesteld, om vooral maatwerk voor de verschillende organisaties te verkrijgen.
De verordening heeft exclusieve werking en is ook van toepassing op aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding.