Organisatie | Oss |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Oss 2012 |
Citeertitel | Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Oss 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikel 5, 6, 15 en 26 van de Wet maatschappelijke ondersteuning
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-04-2012 | Onbekend | 10-04-2012 Oss Actueel 17-04-2012 | smo |
Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (PGB)
Regels rond verstrekking en verantwoording
Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.
Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:
door een aangepaste voorziening vervangen dient te worden dat deze verstrekking zich
daardoor niet leent voor een persoonsgebonden budget.
Bij een eenvoudige (standaard) voorziening met een kostprijs van minder dan € 1000,- wordt het budget bepaald aan de hand van het bruto bedrag van de betreffende voorziening zoals opgenomen in het assortiment van de gemeentelijke leverancier van hulpmiddelen. Op dit bedrag wordt een korting van 10% in mindering gebracht . Het restantbedrag wordt verhoogd met de wettelijk verschuldigde BTW en het bedrag als genoemd onder artikel 3 onder d. voor de kosten van verzekering, reparatie en onderhoud.
Bij een standaard voorziening boven € 1000,- wordt het budget bepaald zoals opgenomen onder artikel 3 a. maar wordt tevens een offerte aan de aanvrager van de voorziening gevraagd van de kostprijs van de aan te schaffen voorziening. Na toetsing van de offerte wordt het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening toegekend; 90% van de bruto kostprijs van de voorziening uit het kernassortiment zoals genoemd onder a. dan wel de werkelijke kostprijs indien dezelager is.
Bij een complexe voorziening wordt het budget bepaald door het opvragen van een modelofferte bij de vaste leverancier van de gemeente waarbij wordt uitgegaan van de brutoprijs van de geselecteerde voorziening, inclusief de gespecificeerde prijs voor individuele aanpassingen. Dit bedrag wordt verminderd met 10% korting en verhoogd met BTW en een bedrag voor kosten van onderhoud, reparatie en verzekering zoals genoemd in artikel 3 onder d. Het uiteindelijke bedrag (het referentie persoonsgebonden budget) levert het maximaal te verstrekken PGB op. Het referentie PGB wordt afgezet tegen een door de aanvrager te verstrekken offerte van de gewenste voorziening waarna het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening als PGB wordt verstrekt.
e. De afschrijvingspercentages van de diverse voorzieningen om de restwaarde te berekenen zijn als volgt:
f.De berekening van de restwaarde bij inname van een voorziening of bij terugvordering vindt plaats door het vaststellen van de prijs van de bruto voorziening inclusief modulaire aanpassingen maar exclusief de specifiek voor de aanvrager aangebrachte aanpassingen. Het dan gevonden bedrag wordt verminderd met 10% korting en verhoogd met de wettelijk verschuldigde BTW. Het uiteindelijke bedrag wordt vervolgens verminderd met het van toepassing zijnde afschrijvingspercentage om de restwaarde vast te stellen.
4. Woonvoorzieningen in natura
Woonvoorzieningen als mobiele tilliften, badliften, douchebrancards en transferhulpmiddelen (glijzeil en draaischijf) worden bij voorkeur in natura verstrekt.
5. Persoonsgebonden budget sportrolstoel en sportvoorziening
Een sportrolstoel of sportvoorziening voor gehandicapten wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget in de vorm van een forfaitair bedrag.
6.Verantwoording persoonsgebonden budget
De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs plaats waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 10% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar
Hoofdstuk 3. Eigen bijdragen en eigen aandeel
Het maximum van de verschuldigde eigen bijdrage en het voor eigen rekening komende eigen aandeel samen bedraagt:
Voor gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 28.306 het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 28.306.
Maximale periode eigen bijdrage
Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van maximaal 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 3 vastgesteld bedrag in mindering gebracht
Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden
Vaststelling bedragen persoonsgebonden budgetten hulp bij het huishouden
De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp bij het huishouden als volgt plaats:
1.De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt gebaseerd op het aantal te ontvangen uren hulp bij het huishouden- afgerond op halve of hele uren - .Voor hulp bij het huishouden categorie 1 (HH1) gelden andere tarieven dan voor hulp bij het huishouden categorie 2 (HH2).
De bedragen worden voldoende geacht om huishoudelijke ondersteuning in te kopen bij de professionele organisaties.
In afwijking van het uurtarief als genoemd onder artikel 6, 1e lid wordt het uurtarief verhoogd tot de werkelijke gemaakte kosten met een maximum van € 25,36, zijnde het tarief van de huishoudelijke hulp type 2 en € 20,71 zijnde het tarief van de huishoudelijke hulp type 1, indien een aanvrager de hulp inkoopt bij een zorgaanbieder en het reguliere uurtarief ontoereikend is.
Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen
Een woonvoorziening in natura als bedoeld in artikel 13 a. van de verordening kan zowel in bruikleen als in eigendom worden verstrekt.
De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget (volgens artikel 13 onder b van de verordening) voor woonvoorzieningen als genoemd in artikel 15 eerste lid onder b van de verordening wordt vastgesteld op basis van de kostprijs van de goedkoopst compenserende voorziening, exclusief inkoopvoordeel, maar met aftrek van 10% standaardkorting/marge, inclusief onderhoud en reparatie. Zie ook artikel 2 lid 3.
Het bedrag voor de kosten van tijdelijke huisvesting als genoemd in artikel 15, 1e lid onder f. van de Verordening bedraagt:
Het bedrag voor de kosten huurderving als genoemd in artikel 15, 1e lid onder g van de verordening is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 onder a. van de Wet op de Huurtoeslag.
7.Verwijderen van voorzieningen
Het bedrag voor de kosten van het verwijderen van voorzieningen als genoemd in artikel 15, 1e lid onder h. van de verordening is gelijk aan de kostprijs van het verwijderen van de betreffende voorziening, indien:
Het bedrag voor de kosten van het vervangen van stoffering in slaap en/of woonkamer in verband met ernstige, medisch objectiveerbare, astmatische klachten en huisstofmijtallergie als genoemd in artikel 15, 2e lid van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt berekend aan de hand van de Nibud Prijzengids 2011-2012.
Het bedrag voor vloerbedekking (vinyl) is € 40,- per meter uitgaande van 4 meter breed. Het bedrag voor raambekleding (jaloezieën) is € 23,- per 1.05 meter breed en een lengte van 1.75 meter (omgerekend € 12,52 per vierkante meter).
Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Persoonsgebonden budgetten vervoersvoorzieningen
1.Forfaitair bedrag aanschaf (rolstoeltoegankelijke) auto of rolstoelbus
Het persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een gesloten buitenwagen dan wel een al dan niet aangepaste (rolstoeltoegankelijke) auto of rolstoelbus wordt in de vorm van een forfaitair bedrag vastgesteld indien:
9.1.rolstoeltaxi wordt 20% in mindering gebracht indien de gehandicapte zowel een vervoersvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming als een vervoersvoorziening in natura ontvangt.
b.Op de forfaitaire vergoeding voor het gebruik van een (eigen) auto, bruikleenauto, taxi of
b. rolstoeltaxi wordt in de regel 50% in mindering gebracht indien de gehandicapte verblijft in een inrichting op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten, tenzij uit een daartoe
b. ingesteld onderzoek een afwijkende vervoersbehoefte blijkt.
Hoogte financiële tegemoetkomingen
€ 1.902,84 per jaar (€ 158,57 per maand).
Bij de verstrekking van financiële tegemoetkomingen in de vorm van autoaanpassingen wordt de maximaal te verstrekken tegemoetkoming gesteld op de jaarlijks vast te stellen maximale bedragen bij aanpassingen van de referentieauto dan wel de referentie rolstoeltoegankelijke auto van de gemeente Oss.
De genoemde kosten in de lijst Bedragen voor standaardaanpassingen bij referentieauto’s (2012) zijn de maximale vergoedingen die in het kader van de Wmo verstrekt kunnen worden. Een eventuele meerprijs dient door de belanghebbende voor eigen rekening genomen te worden. Speciale aanpassingen (op maat, individueel) worden naar kostprijs vergoed.
Bedragen voor standaardaanpassingen bij referentieauto’s
Handbedrijfsrem met segmentgas (exclusief opklapbare pedalen) | |||
Verlengde stoelslede links onder originele autostoel met hoogteverstelling | |||
Toelichting op het Besluit maatschappelijke ondersteuning Oss
Naast een verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is er ook een besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn alle bedragen, die op basis van de modelverordening moeten worden vastgesteld, bij elkaar gebracht. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.
Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden en dus in de Raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden.
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
In hoofdstuk 1 zijn de voor het besluit relevante begripsbepalingen opgenomen. De overige begripsbepalingen worden opgesomd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Oss.
Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Voor alle voorzieningen (m.u.v. de algemene vervoersvoorziening) geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden.
Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. Een persoonsgebonden budget is niet aan de orde bij algemene vervoersvoorzieningen. In een Algemeen Overleg over een aan de Wmo verwante zaak, het bovenregionale vervoer Valys, heeft de Tweede Kamer op 29 maart 2006 uitgesproken dat de mogelijkheid om een cliënt te laten kiezen voor een persoonsgebonden budget niet bedoeld is om goed draaiende systemen, zoals bijvoorbeeld collectief vervoerssystemen, in gevaar te brengen. Als bijvoorbeeld in plaats van collectief vervoer (een voorziening in natura) een persoonsgebonden budget zou moeten worden verstrekt, zou de mogelijkheid bestaan dat door een leegloop van het collectief vervoer de basis onder dit vervoer uit zou vallen. Voor diegenen die afhankelijk zijn van collectief vervoer zou zo een naturavoorziening wegvallen.
Daarnaast zal ook in situaties waarbij tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, dit als contra-indicatie worden opgevat.
In situaties waarbij het ziektebeeld dat de aanvrager heeft zo progressief is dat bij verstrekking van de voorziening al duidelijk is dat binnen korte tijd deze voorziening weer vervangen zal moeten worden door een (meer) aangepaste voorziening kan ook besloten worden geen persoonsgebonden budget toe te passen, omdat snelle opvolging van voorzieningen een persoonsgebonden budget onwerkbaar maakt.
3.De standaardvergoeding voor voorzieningen die in het Osse kernassortiment zitten is op grond van een onderzoek op 90% gesteld, omdat uit onderzoek blijkt dat het voor iedereen mogelijk is om minimaal deze korting te krijgen bij leveranciers. De gemeente Oss krijgt bijvoorbeeld een korting van 30% van leverancier Doove. Een persoonsgebonden budget van 90% van de bruto kostprijs van een voorziening in Osse verstrekkingenpakket is dus altijd toereikend om zelf de betreffende voorziening bij een leverancier naar keuze aan te schaffen.
Indien een belanghebbende gaat verhuizen naar een andere gemeente of de medische situatie verandert (wat leidt tot een aanvraag voor een andere voorziening) wordt de restwaarde van de voorziening bepaald en in de regel teruggevorderd. Het bepalen van de restwaarde wordt gedaan aan de hand van afschrijvingspercentages die zijn afgeleid van de afschrijvingspercentages die de gecontracteerde leverancier hanteert voor haar voorzieningen.
Een woonvoorziening kan verstrekt worden als voorziening in natura. Dit zal vooral gelden voor kleinere, losse en daarom vaak herbruikbare voorzieningen, zoals tilliften, douchestoelen en dergelijke voorzieningen. Dit artikellid bepaalt dat bepaalde roerende woonvoorzieningen bij voorkeur in natura worden aangeboden, om te voorkomen dat er sprake zal zijn van kapitaalvernietiging. Deze voorkeur hangt samen met het vormen van een depot en de daarmee samenhangende herverstrekking.
De sportrolstoel is een voorziening die is meegenomen vanuit de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening. De sportrolstoel werd destijds in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de bestaande verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg, voortgezet wat betekent dat de sportrolstoel wordt verstrekt als een persoonsgebonden budget in de vorm van een forfaitaire financiële tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar.
De gemeente Oss kende in de Wvg ook een vergoeding voor andere sportvoorzieningen voor gehandicapten. Ook deze vergoeding wordt onder de Wmo voortgezet.
Na drie jaar kan opnieuw een forfaitaire financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel of andere sportvoorziening worden toegekend.
6.De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget is hier vastgelegd. Deze keuze wordt verder aangevuld in de Beleidsregels Wmo Oss.
Hoofdstuk 3. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage
Hoofdstuk 3 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Oss (Stb 2006/450) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 3.1 van dit besluit wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. De gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate ten gunste van de aanvrager gewijzigd worden. Ook het percentage van 15% (artikel 3.1 onder d) kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden.
In artikel 3.2. is bepaald dat voor rolstoelen geen eigen bijdrage gevraagd mag worden.
In het nieuw opgenomen 3e lid van artikel 3 staat dat er van personen jonger dan 18 jaar vooralsnog geen eigen bijdrage wordt gevraagd. Er wordt evenmin een eigen bijdrage gevraagd als de ouders of verzorgers van de jongere de aanvraag voor hem of haar indienen.
Personen jonger dan 18 jaar zijn niet zelf bijdrageplichtig. In tegenstelling tot de eigen bijdrage is in de Wmo niet geregeld dat het eigen aandeel alleen gevraagd kan worden van personen van 18 jaar en ouder. Wellicht kan op grond van het gelijkheidsbeginsel worden betoogd dat ook voor eigen aandeel geldt dat die niet is verschuldigd is door personen jonger dan 18 jaar. Of dat betoog terecht is, moet blijken uit rechterlijke uitspraken.
In artikel 4 is de periode opgenomen waarbij een eigen bijdrage gevraagd kan worden wanneer sprake is van het verstrekken van roerende voorzieningen in eigendom of bij bouw- en woontechnische aanpassingen aan woningen die het eigendom zijn van de aanvrager.
In artikel 5 is opgenomen voor welke voorzieningen de gemeente wel en geen eigen bijdrage of eigen aandeel vraagt.
Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden
Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden
In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt vastgesteld. Het bedrag van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt berekend op basis van uren en halve uren.
Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen
In artikel 7 lid 2 onder b is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een bouwkundige woonvoorziening (een woningaanpassing) wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte met hierin genoemd de kosten voor de bouw, maar ook aan eventuele kosten voor de architect, vergunningen en voor toezicht. Door uit te gaan van de kosten in de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. In de Beleidsregels Wmo Oss is verder uitgewerkt om welke kosten het kan gaan.
In artikel 7 lid 2 onder a wordt de vaststelling van het persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorzieningen behandeld.
In artikel 7 lid 3 is de hoogte van de verhuiskostenvergoeding vastgelegd. De financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en herinrichting kan in de vorm van een vast of een variabel bedrag verstrekt worden. In de meeste gevallen zal het forfaitaire bedrag als genoemd onder a toereikend zijn. Indien het forfaitaire bedrag aantoonbaar niet toereikend is kan een hoger bedrag worden verstrekt met een maximum van de daadwerkelijk gemaakte kosten. De kosten worden vastgesteld aan de hand van de richtprijzen van de Prijzengids van het Nibud.
In artikel 7 lid 6 is de hoogte van de tegemoetkoming bij huurderving vastgelegd. Het betreft hier een vergoeding aan eigenaren van woningen indien men besluit een reeds aangepaste woning langer leeg te laten staan totdat een geschikte huurder is gevonden voor wie de aanpassingen adequaat zijn. De duur van de tegemoetkoming is maximaal 6 maanden. Bij de exploitatie van een woning wordt rekening gehouden met een bepaald percentage huurderving. Om deze reden is het te verantwoorden dat de verhuurder het normale risico van leegstand loopt. De eerste maand dat de woning leegstaat mag dit als normaal beschouwd worden.
In artikel 7 lid 8 is de hoogte van de vergoeding van vervanging van stoffering in verband met astmatische klachten en huisstofmijtallergie (woningsanering) en de aanschaf van rolstoeltapijt vastgelegd. Bij een woningsanering in verband met astmatische klachten en huisstofmijtallergie wordt het “slijtagecriterium” (waarbij de vergoeding afhankelijk is van de afschrijving van het te vervangen tapijt) door de gemeente Oss niet toegepast.
Er geldt geen leeftijdscriterium voor het in aanmerking kunnen komen voor een woningsanering in verband met astmatische klachten en huisstofmijtallergie. Ook de negatieve effecten van het rookgedrag van de aanvrager en/of eventuele huisgenoten wordt niet als uitsluitingscriterium in de beoordeling meegenomen.
Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Onder lid 1 van artikel 8 zijn de persoonsgebonden budgetten die de gemeente Oss in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten hanteerde opgenomen. Het betreft in feite forfaitaire financiële tegemoetkomingen omdat deze vergoedingen niet de tegenwaarde van de kostprijs van de voorziening vormen. In artikel 8 lid 1 van dit besluit worden de situaties beschreven waarin een dergelijke vergoeding kan worden toegekend.
Het gestelde onder a is vervallen. Bij de situaties onder b en c kan een aanvrager een tegemoetkoming krijgen waarmee een (tweedehands) auto, rolstoeltoegankelijk auto of rolstoelbus worden aangeschaft.
Vervallen (artikel 9 lid 1 tot en met 4 betrof de inkomensgrenzen welke op grond van een uitspraak van de Centrale raad van beroep niet meer zijn toegestaan in de Wmo)
In lid 5 onder a is de vermindering bepaald wanneer de gehandicapte zowel een vervoerskostenvergoeding als een vervoersvoorziening in natura ontvangt. Onder b is de vermindering bepaald wanneer de gehandicapte verblijft in een inrichting op grond van de Awbz (verpleeg- dan wel verzorgingshuis). De reden voor deze korting is gelegen in het feit dat een vervoerskostenvergoeding feitelijk uit twee componenten is opgebouwd, te weten uit de "noodzakelijke" component (het vervoer voor noodzakelijke levensbehoeften zoals het doen van boodschappen i.v.m. maaltijden en verzorging en de "overige" component (het vervoer voor overige levensbehoeften zoals bezoek aan familie, vrienden, kennissen, verenigingen). Bij de bewoners van een verpleeg- dan wel verzorgingshuis bestaat aanzienlijk minder noodzaak voor vervoer ten behoeve van de "noodzakelijke component". Vandaar dat bij het bepalen van de hoogte van de aan deze categorie gehandicapten toe te kennen forfaitaire vergoeding, deze component eruit is gehaald.
Artikel 10 stelt de hoogte van financiële tegemoetkomingen en persoonsgebonden budgetten vast.
Lid 1 legt een aantal normbedragen vast in de vorm van forfaitaire vergoedingen voor autokosten, taxikosten en rolstoeltaxikosten. Deze bedragen worden verstrekt indien men op grond van medische of sociale factoren geen gebruik kan maken van het collectieve vervoerssysteem.
In lid 3 is het maximum van de financiële tegemoetkoming voor autoaanpassingen vastgesteld.
In lid 4, 5 en 6 zijn de forfaitaire bedragen vastgesteld bij de twee vormen van persoonsgebonden budgetten die de gemeente Oss kent voor de aanschaf van een auto, rolstoeltoegankelijke auto en rolstoelbus. Met betrekking tot autoaanpassingen welke naast het forfaitaire bedrag voor de aanschaf van een auto of rolstoelbus kunnen worden toegekend wordt gesteld dat de te vergoeden kosten worden vastgesteld aan de hand van het bepaalde in artikel 10 lid 3 onder van onderhavig besluit.
Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en rond de woning
Bij het vaststellen van het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt uitgegaan van de goedkoopst compenserende voorziening (zoals in de verordening bepaald) welk bedrag verhoogd wordt met de gemiddelde kosten van onderhoud en reparatie aan vergelijkbare rolstoelen. Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen vaak per rolstoel plaats.
In artikel 12 is de citeerbepaling van het besluit opgenomen.