Organisatie | Oss |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning en Wet Werk en Bijstand |
Citeertitel | Verordening cliëntenparticipatie WMO en WWB |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 147, eerste lid Gemeentewet, artikel 47 Wet werk en bijstand en artikel 11 van de Wet maatschappelijke ondersteuning
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2012 | Onbekend | 21-06-2012 Oss Actueel 27 juni 2012 | SMO |
Verordening cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning en Wet werk en bijstand Dienst/afdeling SMO
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 mei 2012;
gelet op het advies van de raadsadviescommissie van 7 juni 2012;
Verordening cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning en Wet werk en bijstand.
In dit besluit wordt verstaan onder:
WMO-raad: vertegenwoordigers van cliëntgroepen van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning -de zogenaamde ervaringsdeskundigen- of overige deskundigen die vanuit een professionele of vrijwilligersorganisatie voldoende affiniteit hebben met de doelgroep die zij vertegenwoordigen, evenals personen die bijstand ontvangen, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet- uitkeringsgerechtigdenof hun vertegenwoordigers en vertegenwoordigers van organisaties die de belangen behartigen van deze personen.
De WMO-raad bestaat uit de voorzitters of andere afgevaardigden van de verschillende werkgroepen met ervaringsdeskundigen en overige deskundigen voor de prestatievelden als bedoeld in lid 6, een onafhankelijke voorzitter die geen deel uitmaakt van de werkgroepen en een secretaris/penningmeester die geen deel uitmaakt van de werkgroepen.
De WMO-raad wordt gevoed door 5 werkgroepen met ervaringsdeskundigen. Als voor het realiseren van de doelstelling van de WMO-raad en voor een doelmatige werkwijze meer of minder werkgroepen noodzakelijk zijn, kunnen deze alleen opgericht of afgeschaft worden na instemming van het college van burgemeester en wethouders.
Werkgroepen worden gevormd rondom: a. de prestatievelden 6 en 3 (individuele voorzieningen en informatie, advies en cliëntondersteuning); b. prestatieveld 5, exclusief de doelgroep mensen met een chronisch psychisch probleem of en psychosociaal probleem (bevorderen van deelname aan het maatschappelijke verkeer en het bevorderen van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking); c. de prestatievelden 4 en 8 (ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers en het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg) en prestatieveld 5 voor wat betreft de doelgroep mensen met een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem; d. ouderenparticipatie; e. de WWB.
Benoeming en ontslag van de leden van de WMO-raad geschiedt door het college van burgemeester en wethouders. Hiertoe wordt een profiel opgesteld op basis waarvan belangstellenden kunnen solliciteren. De werkgroepen worden in de gelegenheid gesteld een voordracht te doen vanuit de betreffende werkgroep.
Ten dienste van zijn functioneren, stelt de WMO-raad in overeenstemming met deze verordening een huishoudelijk reglement op waarin in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop: - de taakverdeling tussen de WMO-raad en de werkgroepen, de besluitvorming over een advies en het jaarverslag, de begroting en jaarrekening tot stand komt en - de onkosten vergoed worden.
Burgemeester en wethouders voorzien de WMO-raad van de nodige toegankelijke informatie ten behoeve van het naar behoren functioneren van de WMO-raad. Het betreft hier alle informatie die noodzakelijk is om beleid en uitvoering van het beleid te begrijpen en om ontwikkelingen en wijzigingen te kunnen volgen.
Burgemeester en wethouders stellen aan de WMO-raad zodanige financiële middelen ter beschikking dat de WMO-raad redelijkerwijze in staat kan worden geacht om in het kader van de uitvoering van deze verordening de belangen te behartigen van de in de in deze verordening genoemde personen en groeperingen en het college en raad op dat gebied te adviseren.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 21 juni 2012.
De gemeenteraad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
drs. P.H.A. van den Akker drs. W.J.L. Buijs-Glaudemans
Toelichting bij ‘Verordening cliëntenparticipatie Wet maatschappelijke ondersteuning en Wet werk en bijstand’
Binnen de WMO-raad werken cliëntgroepen samen met als doel om het gemeenschappelijke belang van deze doelgroepen te behartigen. De WMO-raad adviseert het college en raad over het sociale beleid van de gemeente. Voorbeelden hiervan zijn thema’s waarmee ouderen te maken krijgen of het beleid dat het Zorgplein uitvoert. Bij het uitbrengen van adviezen gelden de ervaringen van de gezamenlijke cliëntgroepen als uitgangspunt. Ook wordt van de WMO-raad verwacht dat zij de problemen waar cliëntgroepen mee te maken hebben voor het voetlicht te brengen. Hierbij kan het gaan om gevraagd en ongevraagd advies. Daarnaast zal de WMO-raad in de gaten houden hoe het beleid in de praktijk uitpakt.
De adviezen zullen gegeven worden vanuit de ervaringen die mensen hebben en zullen gaan over de wijze waarop de zorg en ondersteuning door de gemeente Oss wordt vormgegeven. Het uitwisselen van ervaringen en mogelijkheden heeft als doel een positieve bijdrage te leveren aan het beleid van de gemeente Oss.
Met het beleid en uitvoering van de WMO en de WWB wordt bedoeld het WMO-beleid en het WWB-beleid in volle breedte. Met het WMO-beleid bedoelen we hier bijvoorbeeld ook de regiefunctie op het gebied van wonen, welzijn en zorg en het beleid gericht op ouderenparticipatie. De WMO gaat namelijk over de participatie van alle burgers, incl. de ouderen. Met het WWB-beleid bedoelen we hier ook de mogelijke opvolger de Wet werken naar vermogen (WWNV) en het armoedebeleid.
Van de overige deskundigen genoemd in lid 1 en lid 6 wordt verwacht dat zij hun inbreng baseren op nauwe betrokkenheid bij de doelgroep die men vertegenwoordigt.
In lid 5 wordt bedoeld dat het niet wenselijk is dat het aantal leden van een werkgroep lager is dan 6. In een dergelijk geval wordt verwacht dat de WMO-raad activiteiten onderneemt om dit aantal tot minimaal 6 aan te vullen.
Voor lid 9 geldt dat het college ook ontslag zal overwegen op voordracht van betreffende werkgroep.
Bij de start van een beleidstraject worden er afspraken gemaakt tussen de gemeente en de WMO-raad over de momenten waarop de WMO-raad bij de ontwikkeling van het beleid betrokken wordt.
Bij complexe onderwerpen waarvoor tevens een raadsbesluit nodig is, zullen er in de rede minimaal 3 momenten voor overleg en/of advies zijn: bij de start van het beleidstraject, gaandeweg voor informeel advies en uiteindelijk voor formeel advies.
Over het aantal weken dat de WMO-raad de tijd krijgt om formeel advies uit te brengen ten behoeve van een definitief collegebesluit wordt in deze verordening vastgelegd dat dit in de regel minimaal 4 weken is.
Met de omschrijving “in de regel minimaal 4 weken” wordt de mogelijkheid opengehouden om indien het college bijvoorbeeld door landelijke wetswijzigingen wordt gedwongen binnen korte termijn een collegebesluit te nemen of een raadsbesluit voor te bereiden af te wijken van deze termijn. Indien dit aan de orde is, zal dit zo spoedig mogelijk worden gecommuniceerd met het bestuur van de WMO-raad.
In die gevallen dat een beleidsvoornemen volgens de inspraakverordening van de gemeente Oss in een inspraakprocedure wordt gebracht, heeft de WMO-raad de gelegenheid om tijdens deze procedure advies uit te brengen. Gebruikelijk is een inspraaktermijn van 6 weken voor het naar voren brengen van een zienswijze.
Bij financiële middelen zoals bedoeld in lid 1 gaat het om zaken als inhoudelijke ondersteuning, deskundigheidsbevordering, secretariële ondersteuning, overleg met achterban, landelijke en regionale contacten, onkostenvergoedingen en public relations & voorlichting.
Nadere regels die het college van burgemeester en wethouders stelt, kunnen nooit in tegenspraak zijn met de verordening.