Organisatie | Stichtse Vecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel hogere waarden Wet geluidhinder |
Citeertitel | Beleidsregel Hogere waarden |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder zoals vastgesteld in de gemeenten Maarssen (30 september 2008), Breukelen (april 2009) en Loenen (november 2008). De vastgestelde Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder komen in verband met de herindeling te vervallen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-07-2012 | Nieuwe regeling | 15-05-2012 Nieuwsblad voor Vecht-, Amstel- en Rijnstreek, 05-07-2012 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht ;
gelet op artikel 110 van de Wet geluidhinder;
gelet op het bepaalde in de Gemeentewet en het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Per 1 januari 2011 de gemeenten Loenen, Breukelen en Maarssen zijn samengevoegd tot de gemeente Stichtse Vecht en dat in dat kader het beleid hogere waarden Wet geluidhinder moet worden geharmoniseerd.
Het beleid ten aanzien van hogere waarden Wet geluidhinder een bijdrage moet leveren aan een goed akoestisch klimaat in de regio en geluidhinder moet zoveel mogelijk worden voorkomen.
De Wet geluidhinder en het bijbehorende Besluit geluidhinder geen concrete criteria geven voor het vaststellen van grenswaarden. Dit betekent enerzijds een grotere beleidsvrijheid, maar anderzijds ook dat extra eisen worden gesteld aan de onderbouwing van besluiten voor hogere waarden. De gemeente moet zelf gemotiveerd aangeven wanneer zij hogere waarden aanvaardbaar vindt en wanneer niet.
Om dit beleid optimaal tot zijn recht te laten komen het belangrijk is om in projecten de akoestische omstandigheden al in een vroeg stadium van de planvorming te onderkennen. Juist dan zijn de mogelijkheden om een zo goed mogelijk akoestische situatie tot stand te brengen, bijvoorbeeld met stedenbouwkundige maatregelen, vaak nog aanwezig.
In de Wgh een onderzoeksplicht is opgenomen naar maatregelen die kunnen leiden tot een geluidsniveau dat onder de ten hoogst toelaatbare waarde blijft. Bij het treffen van maatregelen wordt daarnaast een voorkeursvolgorde genoemd voor het beheersen van geluidhinder: eerst bronmaatregelen, dan maatregelen in het overdrachtsgebied tussen bron en
ontvanger en dan pas maatregelen bij het object dat de geluidsbelasting ondervindt. Naarmate de overschrijding van de ten hoogst toelaatbare waarde groter is of dat er meerdere mogelijkheden voor de ruimtelijke inrichting van de betreffende locatie mogelijk zijn, is er een beter onderbouwde afweging vereist van:
De gemeente inzet op het verbeteren van het akoestisch woon- en leefklimaat door het voorkomen van nieuwe geluidhinder, het verbeteren van de kwaliteit van de buitenruimte en het oplossen van bestaande (sanerings)situaties.
Het gemeentelijk beleid voor het vaststellen van hogere waarden steunt op twee pijlers:
Geluidsgevoelige gebouwen: gebouwen waar mensen (min of meer) permanent in verblijven en waar op grond van de Wet geluidhinder en de aanverwante Besluiten bescherming van de bewoners/verblijvenden ten gevolge van geluid noodzakelijk is. Dit zijn bijvoorbeeld woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen.
Geluidsgevoelige terreinen: terreinen waar op grond van de Wet geluidhinder bescherming ten gevolge van geluid noodzakelijk is. Volgens de Wet geluidhinder zijn dit woonwagenstandplaatsen en terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg.
Vervangende nieuwbouw: nieuwbouw van woningen en/of andere geluidsgevoelige bestemmingen op open plaatsen, die ontstaan zijn ten gevolge van recente sloop, waarbij het bebouwingsvolume en de situering in hoofdzaak onveranderd blijven (het aantal geluidgehinderden mag in principe niet toenemen). Hiervoor is de normstelling van bestaande situaties van toepassing.
Hogere waarde: Wanneer de geluidsbelasting hoger is dan de ten hoogst toelaatbare waarde en geluidsbeperkende maatregelen redelijkerwijs niet doelmatig of (niet voldoende) mogelijk zijn, dan kan een hogere waarde worden vastgesteld, ook wel ontheffing genoemd. Ontheffing is mogelijk tot de wettelijk vastgelegde maximaal toelaatbare waarde (uiterste hogere waarde). Deze waarden verschillen per geluidbron.
Geluidsluwe zijde: Zijde van de woning waar de geluidbelasting minder dan de ten hoogst toelaatbare waarden bedraagt: 48 dB voor wegverkeer, 55 dB voor spoorwegen, 50 dB(A) voor industrie; en waarbij rekening wordt gehouden met cumulatie; de geluidluwe zijde dient voor alle geluidbronnen geluidsluw te zijn. Geluidsluwe buitenruimte: buitenruimte van de woning waar de geluidbelasting (indien gelegen aan de bronzijde) niet meer dan 5 dB hoger zijn dan de ten hoogste toelaatbare waarde of de als geluidsluw aangemerkte gevel (indien de geluidsbelasting van deze hoger is dan de ten hoogste toelaatbare waarde).
Een hogere waarde mag alleen worden verleend indien maatregelen om wel aan de ten hoogst toelaatbare waarde te voldoen onvoldoende doeltreffend zijn of overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Het wettelijk kader schrijft daarbij voor dat ten behoeve van het terugdringen van de geluidsbelasting achtereenvolgens de volgende soorten maatregelen dienen te worden bezien:
Bij het vaststellen van hogere waarden moet worden afgewogen of de eventuele cumulatie van geluid mogelijk leidt tot een onaanvaardbaar akoestisch klimaat. Het gaat hierbij zowel om bronnen van dezelfde soort (bijvoorbeeld verschillende wegen) als om bronnen van verschillende soorten (bijv. weg- en spoorweglawaai). Hierbij moet indien relevant ook rekening worden gehouden met vliegtuiglawaai.
Een hogere waarden kan slechts worden verleend wanneer het geluidgevoelige object waarvoor de hogere waarde wordt aangevraagd:
een geluidluwe zijde heeft, waarbij
als op sterk geluidsbelaste locaties waarbij sprake is van een ‘lawaaiige’ geluidsbelasting (zie tabel bij begripsomschrijving) ten gevolge van meer dan één geluidsbron op meer dan een gevel de bovenstaande doelstelling moeilijk te realiseren is; de geluidsbelasting aan de geluidsluwe zijde ten minste 10 dB/dB(A) lager dan de geluidsbelasting van de hoogst geluidsbelaste zijde; de geluidsluwe zijde valt dan in de geluidsklasse ‘onrustig’ of lager (zie tabel bij begripsomschrijving);
de gecumuleerde geluidsbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare geluidsbelasting (overschrijding van de maximale hogere waarde). Om te bepalen of hiervan sprake is wordt de gecumuleerde waarde weer teruggereken naar de bronsoort, conform hoofdstuk 2 van bijlage 1 van het Reken- en meetvoorschrift 2006. Indien relevant moet er bij de cumulatie ook rekening worden gehouden met vliegtuiglawaai.
In geval van de hoogste of op-één-na-hoogste geluidsklasse (‘Lawaaiig’ of ‘Zeer Onrustig’ uit tabel 2 in hoofdstuk 3), de eerstelijns bebouwing ten opzichte van de bron zodanig wordt gesitueerd dat zij bijdraagt aan de afscherming van het erachter gelegen gebied.
in geval van vervangende nieuwbouw van solitaire woningen of vervangende nieuwbouw/verbouw van bestaande eerstelijns bebouwing zijn er situaties denkbaar waar het afschermende effect gering is, maar gezien de bestaande situatie en stedenbouwkundige structuur het wenselijk is om de woningen toch dusdanig te situeren dat er sprake is van een hoge geluidsbelasting. In dergelijke gevallen kan afgeweken worden mits het om vervangende nieuwbouw gaat en het aantal woningen niet toeneemt. De geluidsbelasting van de woningen mag daarbij met maximaal 1,5 dB toenemen.
-In geval van overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, kan worden afgeweken van dit beleidskader. Dit is een afweging van het College van Burgemeester en Wethouders.
1.Deze regeling kan worden aangehaald als: beleidsregel Hogere waarden 2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.
3. Op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregel Hogere waarden vervallen de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder zoals vastgesteld in de gemeenten Maarssen, Breukelen en Loenen.