Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Sittard-Geleen

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Sittard-Geleen
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpwerk en inkomen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

incl toelichting

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 8 en art. 36 van de Wet werk en bijstand
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2012nieuwe regeling

14-12-2011

Trompetter, 28 dec. 2011

disnummer 2011/101547
01-10-200901-01-2012nieuwe regeling

16-12-2009

Trompetter, 30 dec. 2009

gemeenteblad 2009, nr. 115
01-10-200901-01-2012nieuwe regeling

16-12-2009

Trompetter, 30 dec. 2009

gemeenteblad 2009, nr. 115

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.de wet: de Wet werk en bijstand
b.referteperiode: een periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum.
c.peildatum: de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd.
d.gehuwdennorm: de norm van artikel 21 onderdeel c van de wet.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1. Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende de referteperiode onafgebroken een inkomen heeft ontvangen dat niet hoger is dan de voor hem geldende bijstandsnorm of de norm, bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet investeren in jongeren .

  • 2. De belanghebbende die in een tijdvak binnen de referteperiode jonger was dan 18 jaar wordt geacht in dit tijdvak een inkomen te hebben ontvangen dat niet hoger is dan de voor hem geldende inkomensgrens, bedoeld in het eerste lid en geen in aanmerking te nemen vermogen te hebben gehad.

Artikel 3 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden: 38,56% van de gehuwdennorm

    • b.

      voor een alleenstaande ouder 34,59% van de gehuwdennorm

    • c.

      voor een alleenstaande 27,05% van de gehuwdennorm.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie van de rechthebbende op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien één of meer van de gezinsleden op de peildatum is of zijn uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid van de wet, waardoor slechts één van de gezinsleden recht op langdurigheidstoeslag heeft, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden

  • 3a.Wijziging betekenis begrippen

    1. Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’ en ‘alleenstaande ouder’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

    2. Waar in deze verordening wordt gesproken over ‘gehuwden’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

  • 4. De hoogte van de gehuwdennorm onder lid 1 is het bedrag dat van toepassing is op 1 januari van het kalenderjaar waarin de peildatum valt, de procentuele berekening wordt naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 4 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand.

Algemene informatie:

In de bovenstaande tekst zijn de volgende raadsbesluiten verwerkt;

Besluit d.d. 18-12-2008, in werking getreden per 1-1-2009, gepubliceerd op 14-1-2009

Besluit d.d. 16-12-2009, in werking getreden op 1-10-2009, gepubliceerd op 30-12-2009

Besluit d.d. 14 december 2011, inwerking getreden op 1-1-2012, gepubliceerd op 28-12-2011

Toelichting op raadsbesluit d.d. 18 december 2008

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag.

Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen, zoals dat in artikel 36 lid 1 WWB wordt gebruikt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB en zijn dan ook niet nader omschreven. Aan de overige begrippen is in dit artikel wel een definitie gegeven.

Artikel 2

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat tijdens de gehele referteperiode niet hoger was dan de bijstandsnorm. De vaststelling van de hoogte van het inkomen vindt plaats aan de hand van artikel 32, waarbij op grond van het tweede lid van artikel 36 een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag niet meetelt bij de vaststelling van dat inkomen.

Voor de periode en de maximale hoogte is aangesloten bij artikel 36 WWB zoals dit thans nog geldt. Er is bewust niet voor gekozen om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau en/of bij een kortere referteperiode. Dit zou ongewenste armoede-effecten in zich hebben. Bovendien zou dit de financiële ruimte beperken om meer specifieke maatregelen voor personen met een inkomen rond het sociaal minimum, zoals andere vormen van bijzondere bijstand, te blijven inzetten.

De wetgever heeft de minimumleeftijd voor aanspraak op een langdurigheidstoeslag verlaagd van 23 naar 21 jaar. Omdat voor jongeren tot 18 jaar geen wettelijke bijstandsnorm en geen vermogensgrens van toepassing is, maar de jongere voor zijn levensonderhoud is aangewezen op zijn ouder(s), houdt dit in dat regels moeten worden vastgesteld over de maximale middelengrenzen in een tijdens de referteperiode gelegen tijdvak waarin een persoon de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt. In deze verordening wordt geregeld dat de minderjarige wordt geacht de inkomens- en de vermogensgrens niet te hebben overschreden.

Artikel 3

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gehandhaafd op het huidig niveau. Om niet jaarlijks de verordening wegens een indexering aan te hoeven passen is gekozen om het bedrag vast te stellen op basis van een percentage van de gehuwdennorm. De hoogte van de toeslag volgt jaarlijks de wijziging van de gehuwdennorm per 1 januari van het betreffend kalenderjaar. Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag. Indien deze periode de jaarwisseling overschrijdt vindt tussentijds geen aanpassing plaats, maar geldt bij eventuele aanspraak voor een volgende periode van 12 maanden het nieuwe bedrag.

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.

Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 4

De citeertitel van de verordening sluit aan bij de citeertitels van de overige op grond van artikel 8 WWB vastgestelde verordeningen.

Wijzigingsbesluit d.d. 16 december 2009

Per 1-10-2009 zijn ten opzichte van de eerder geldende tekst de volgende wijzigingen aangebracht.

In artikel 2, eerste lid, wordt na “de voor hem geldende bijstandsnorm” toegevoegd “of de norm, bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet investeren in jongeren”

In artikel 2, tweede lid, wordt “bijstandsnorm” vervangen door “inkomensgrens, bedoeld in het eerste lid”

Het wijzigingsbesluit wordt als volgt toegelicht:

Voor de vaststelling van de aanspraak op langdurigheidstoeslag is thans de hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm in de Wet werk en bijstand van belang. Door de invoering van de Wet investeren in jongeren kunnen personen jonger dan 27 jaar per 1 oktober 2009 niet meer instromen in de algemene bijstand en zullen na het verstrijken van het overgangsrecht voor het zittend bestand de bijstandsnormen voor jongeren van 18-27 jaar komen te vervallen. Op hen zijn tijdens ( een gedeelte van) de referteperiode de normen , inclusief verlagingen/toeslagen, van de inkomensvoorziening van de WIJ van toepassing. De formulering van de inkomensgrens in de verordening is om die reden aangepast.

De wijziging ingevolge het Raadsbesluit tijdelijke regels aanscherping Wet Werk en Bijstand houdt verband met de intrekking van de Wet investeren in jongeren en de wijzigingen van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2012.