Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Roermond

Verordening voorzieningen Wmo Roermond 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRoermond
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen Wmo Roermond 2012
CiteertitelVerordening voorzieningen Wmo Roermond 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond 2010.

Artikel 39 bevat een hardheidsclausule.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-07-201201-01-2015nieuwe regeling

28-06-2012

Trompetter, 10-07-2012

2012/056/2

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen Wmo Roermond 2012

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvraag: het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

  • b.

    Aanmelding: de mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

  • c.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden van belanghebbende, aannemelijk is te achten dat deze daarover ook als hij of zij geen beperkingen zou hebben zou (hebben kunnen) beschikken.

  • d.

    Algemene voorziening: een voorziening, dienst of product die/dat weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder ingewikkelde aanvraagprocedure.

  • e.

    Belanghebbende: een persoon met een beperking als gevolg van ziekte en/of gebrek, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijke verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen.

  • f.

    Budgethouder: de belanghebbende aan wie op grond van deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend om zelf een voorziening te verwerven of in te kopen ter compensatie van de vastgestelde beperking en waarover deze belanghebbende aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • g.

    Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, in casu het collectief vraagafhankelijk vervoer.

  • h.

    College: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond.

  • i.

    Compensatieplicht: de plicht van het college om aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun aantoonbare beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • j.

    Financiële tegemoetkoming: een gehele of gedeeltelijke vergoeding die het college aan de belanghebbende verstrekt dan wel rechtstreeks namens de belanghebbende betaalt, voor de in het kader van de Wmo gemaakte kosten van een toegekende voorziening.

  • k.

    Gebruikelijke zorg: de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.

  • l.

    Gesprek: het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve (wettelijke) voorliggende en individuele voorzieningen.

  • m.

    Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven, zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres waar een belanghebbende de meeste nachten per jaar doorbrengt.

  • n.

    ICF classificatie: een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen, voluit International Classification of Functioning, Disability and Health, opgesteld door de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO).

  • o.

    Individuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 van de Wmo wordt verstrekt.

  • p.

    Leefeenheid: een eenheid bestaande uit gehuwden die al dan niet tezamen met één of meer minderjarige ongehuwden duurzaam een huishouden voeren, dan wel een ongehuwde meerderjarige die met één of meer minderjarige ongehuwden duurzaam een huishouden voert, waarbij onder gehuwden ook wordt verstaan ongehuwd samenwonenden en andere volwassenen die met elkaar en/of met kinderen samenwonen, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangersrelatie.

  • q.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijk verkeer, op die terreinen waarvoor het college een compensatieplicht heeft.

  • r.

    Mantelzorger: een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de Wmo biedt.

  • s.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag dat de belanghebbende onder door het college bepaalde voorwaarden, zelf kan besteden aan een voorziening die het vooraf bepaalde resultaat bereikt, als alternatief voor een voorziening in natura.

  • t.

    Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand heeft in zijn relatie met anderen of met zijn sociale omgeving.

  • u.

    Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de Wmo, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

  • v.

    Voorziening in natura: een voorziening die bestaat uit door het college rechtstreeks beschikbaar gestelde goederen of diensten, al dan niet in bruikleen, om het vooraf bepaalde resultaat te bereiken.

  • w.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • x.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk, zintuiglijk en financiële vermogen van belanghebbende om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie.

Artikel 2. De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    wonen in een geschikt huis;

  • c.

    beschikken over dagelijks benodigde middelen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e.

    het kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Hoofdstuk 3. Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3. Scheiding aanmelding en aanvraag

Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex. artikel 1 lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een aanmelding vooraf.

Artikel 4. Aanmelding voor een gesprek

Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij het Wmo-loket door of namens een belanghebbende die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Artikel 5. Het gesprek

  • 1.

    Naar aanleiding van een aanmelding zal een gesprek worden gevoerd indien:

    • a.

      de aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

    • b.

      de aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

    • c.

      belanghebbende of het college daarom verzoekt.

  • 2.

    Tijdens dit gesprek zal het functioneren van belanghebbende worden geïnventariseerd op basis van het ICF en wordt de hulpvraag geformuleerd.

Artikel 6. Het verslag

  • 1.

    Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. Uitsluitend een door belanghebbende ondertekend verslag kan als aanvraagformulier als bedoeld in artikel 7, lid 2 van deze verordening dienen.

  • 2.

    Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende, gebruik makend van het ondertekende verslag van het gesprek, dat in die situatie als aanvraagformulier dient, een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex. artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

  • 3.

    Indien de vraag niet onder de werking van de wet valt wordt deze doorgeleid naar de bevoegde instantie, voor zover een instantie hiervoor kan worden aangewezen.

Artikel 7. De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag van een individuele voorziening moet schriftelijk plaatsvinden.

  • 2.

    Bij de aanvraag wordt, als er een ondertekend verslag van het gesprek aanwezig is, dit ondertekende verslag als aanvraagformulier beschouwd.

Hoofdstuk 4. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 8. Het maken van een afweging

Bij het beoordelen welke voorzieningen noodzakelijk zijn, neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar alle voorliggende, algemene, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn en naar de noodzaak en mogelijkheid tot het leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten

Artikel 9. Een schoon en leefbaar huis

  • 1.

    Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon en leefbaar is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, de in gebruik zijnde slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten.

  • 2.

    Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

  • 3.

    Indien de belanghebbende deel uitmaakt van een leefeenheid en er één of meerdere leden beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden van toepassing zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 10. Wonen in een geschikt huis

  • 1.

    Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon.

  • 2.

    Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker en/of goedkoper geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Deze beoordeling vindt alleen plaats indien de aanpassing van de woning een bedrag van € 6.806,- te boven gaat.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden van toepassing zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt met uitzondering van een verhuiskostenvergoeding.

Artikel 11. Beschikken over dagelijks benodigde middelen voor primaire levensbehoeften

  • 1.

    Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijkse benodigde hoeveelheid levensmiddelen, alsmede toiletartikelen en schoonmaakmiddelen.

  • 2.

    Met het oog op de middelen genoemd in lid 1 kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, toiletartikelen en schoonmaakmiddelen, alsmede het bereiden van de broodmaaltijden en het opwarmen van de warme maaltijd.

  • 3.

    Indien de belanghebbende deel uitmaakt van een leefeenheid en er één of meerdere leden beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden van toepassing zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 12. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

  • 1.

    Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit in bezit zijnde kleding in gewassen en zonodig gestreken, opgevouwen of opgehangen staat.

  • 2.

    Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de was.

  • 3.

    Indien de belanghebbende deel uitmaakt van een leefeenheid en er één of meerdere leden beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden van toepassing zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 13. Het kunnen zorgen voor kinderen die tot een gezin behoren

  • 1.

    Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

  • 2.

    Met het oog op het kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – ondersteuning of vervanging van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden van toepassing zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, sanitaire ruimten, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en hiervan gebruik te kunnen maken.

  • 2.

    Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden van toepassing zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van activiteiten, binnen de directe woon- en leefomgeving.

  • 2.

    Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en leefomgeving, welke vervoersvoorziening verplaatsingen naar een omvang van 1500 tot 2000 kilometer per jaar mogelijk moet maken.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een eventueel aanwezige en bruikbare scootmobielpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden van toepassing zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van bezoeken en het deelnemen aan activiteiten.

  • 2.

    Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar bestemmingen.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden van toepassing zijn, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Paragraaf 3. Nadere bepalingen ten aanzien van het te bereiken resultaat wonen in een geschikt huis.

Artikel 17. Overige woonvoorzieningen

  • 1.

    Indien het college besluit tot verstrekking van een voorziening in de vorm van:

    a. een vergoeding voor de kosten van onderhoud/keuring/reparatie van elektrische beweegbare woonvoorzieningen;

    b. tijdelijke huisvesting;

    c. het bezoekbaar maken van een woning;

    d. een vergoeding voor huurderving;

    dan gelden de nadere bepalingen zoals vastgelegd in de beleidsregels.

  • 2.

    Indien het college krachtens deze of daaraan voorafgaande verordening een voorziening heeft verstrekt die leidt tot waarde stijging van de woning, dan gelden bij verkoop van deze woning de nadere bepalingen zoals vastgelegd in de beleidsregels.

Hoofdstuk 5. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming.

Paragraaf 1. Verstrekking van voorzieningen

Artikel 18. Mogelijke verstrekkingwijzen

  • 1.

    De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget worden verstrekt.

  • 2.

    Bij een individuele voorziening in natura of in de vorm van een persoongebonden budget kan een eigen bijdrage worden gevraagd van de belanghebbende, te betalen aan de daartoe door de minister aangewezen instelling, en bij een financiële tegemoetkoming kan sprake zijn van een door de belanghebbende zelf te betalen eigen aandeel.

Paragraaf 2. Verstrekking in natura

Artikel 19. Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt onder meer in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk te bereiken resultaat de voorziening is bedoeld;

    • b.

      wat de duur is van de verstrekking;

    • c.

      hoe de voorziening verstrekt wordt en;

    • d.

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen, evenals de instelling die door de minister is aangewezen voor de vaststelling en inning van deze eigen bijdrage.

Paragraaf 3. Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 20. Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt onder meer in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

    • b.

      wat de duur van de verstrekking is;

    • c.

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld en;

    • d.

      wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is.

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen, evenals de instelling die voor de vaststelling en inning van dit eigen aandeel zal zorgdragen.

Paragraaf 4. Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 21. Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt onder meer in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

    • b.

      wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en;

    • d.

      welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen, evenals de instelling die door de minister is aangewezen voor de vaststelling en inning van deze eigen bijdrage.

Paragraaf 5. Voorwaarden, weigeringsgronden en verplichtingen bij een persoonsgebonden budget en/of financiële tegemoetkoming

Artikel 22. Algemene voorwaarden persoonsgebonden budget en/of financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 lid 1 en 6a. van de wet, zijn de volgende algemene voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, gebaseerd op de waarde van de voorziening die het college doelmatig acht, waarmee een persoon de mogelijkheid wordt geboden zelf een voorziening in te kopen;

    • c.

      het persoonsgebonden budget wordt verleend voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op een persoonsgebonden budget is vastgesteld, in ieder geval niet vóór de datum van aanvraag en wordt geacht toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn van de referentievoorziening die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening.

  • 2.

    Als het persoonsgebonden budget is toegekend, wordt dit overgemaakt op een door de aanvrager opgegeven rekeningnummer, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

  • 3.

    Bij een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming zijn de verplichtingen zoals genoemd in de beleidsregels individuele voorzieningen gemeente Roermond 2012 van toepassing.

Artikel 23. Afwijzingsgronden persoonsgebonden budget en/of financiële tegemoetkoming

Verstrekking als persoonsgebonden budget en/of financiële tegemoetkoming vindt niet plaats indien:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek zijn verkregen, het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben met het omgaan van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming;

  • b.

    de aanvrager eerder een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming is verleend op grond van de Verordening of een van de daaraan voorafgaande verordeningen en de aanvrager zich niet gehouden heeft aan de daarbij opgelegde verplichtingen;

  • c.

    de voorzienbare duur van de noodzakelijkheid van de voorziening korter is dan de normale afschrijvingstermijn van de geïndiceerde voorziening;

  • d.

    er sprake is van bezwaren van overwegende aard.

Hoofdstuk 6. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 24. Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1.

    Bij het verstrekken van een voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      wonen in een geschikt huis;

    • c.

      beschikken over dagelijks benodigde middelen voor primaire levensbehoeften;

    • d.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • e.

      het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    • f.

      zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

    • g.

      zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

    • h.

      de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

  • 2.

    De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in artikel 4.1, lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 3.

    Het college kan besluiten geen eigen bijdrage of eigen aandeel op te leggen indien zij daarvoor een belangrijke reden aanwezig acht of indien het gaat om een van de uitzonderingen zoals vermeld in de beleidsregels individuele voorzieningen gemeente Roermond 2012.

Artikel 25. Overgangsrecht

Personen die tot en met 14 juli 2012 een voorziening in de vorm van een hulpmiddel in bruikleen hebben aangevraagd en welke voorziening is toegekend, zijn in afwijking van artikel 24 van de verordening, geen eigen bijdrage verschuldigd tot en met 14 januari 2013.

Artikel 26. Duur van het overgangsrecht

  • 1.

    Uiterlijk met ingang van 15 januari 2013 vervalt het in artikel 25 bedoelde overgangsrecht en zijn de bepalingen van de verordening onverkort en in alle gevallen van toepassing, met uitzondering van de voor 15 juli 2012 aangevraagde en in bruikleen verstrekte traplift.

  • 2.

    Indien in de periode voorafgaand aan de einddatum, genoemd in het eerste lid, het recht op de voorziening tussentijds wordt beëindigd of ingetrokken, vervalt het overgangsrecht zoals bedoeld in artikel 25.

Hoofdstuk 7. Beperkingen of weigeringsgronden

Artikel 27. Beperkingen

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      de noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat;

    • b.

      de te verstrekken voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is;

    • c.

      deze op de belanghebbende zelf is gericht.

  • 2.

    Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien er voorliggende, algemene en/of algemeen gebruikelijke voorzieningen beschikbaar en bruikbaar zijn voor de belanghebbende;

    • b.

      indien de belanghebbende niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Roermond.

    • c.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer na is te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst-compenserend aan te merken valt;

    • d.

      voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

    • e.

      voor zover aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

Artikel 28. Aanvullende weigeringsgronden ten aanzien van het te bereiken resultaat: wonen in een geschikt huis.

Een woonvoorziening wordt afgewezen indien:

  • 1.

    er sprake is van het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur;

  • 2.

    deze betrekking heeft op een woongebouw, dat specifiek gericht is op mensen met beperkingen of dat in de praktijk bewoond wordt door een specifieke groep en waarvan vast staat dat de voorziening niet voldoet aan de voor een dergelijke woning op grond van wettelijke voorschriften, algemeen aanvaarde regels of contractuele bepalingen geldende vereisten en waarvan is aangetoond dat de aangevraagde voorziening bij wel voldoen aan die vereisten niet nodig is;

  • 3.

    de voorziening bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kan worden meegenomen;

  • 4.

    de noodzaak tot het treffen van een woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waar op grond van beperkingen bij het normale gebruik van de woning, een chronisch psychisch en/of psychosociaal probleem geen aanleiding voor bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig is;

  • 5.

    de belanghebbende niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • 6.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan verbrede toegangsdeuren, automatische deuropeners, hellingbanen, extra trapleuningen, drempelhulpen en een opstelplaats voor een rolstoel of vervoersvoorziening;

  • 7.

    de belanghebbende voor het eerst zelfstandig gaat wonen, voor zover de aanvraag een verhuiskostenvergoeding betreft;

  • 8.

    de belanghebbende verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

  • 9.

    de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • 10.

    de noodzaak tot het treffen van een voorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud aan de woning;

  • 11.

    de voorziening slechts strekt ter renovatie of ter aanpassing aan de eisen van de tijd;

  • 12.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • 13.

    de aangevraagde voorzieningen het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw, zoals omschreven in het Bouwbesluit, te boven gaan of betrekking hebben op een grotere oppervlakte dan krachtens de beleidsregels als adequaat geldt.

Hoofdstuk 8. Advies, onderzoek, intrekking, herziening en terugvordering

Artikel 29. Advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

    • a.

      op te roepen of op te laten roepen om persoonlijk te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en deze te bevragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college kan een daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad of met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 5 is gevoerd;

    • b.

      het handelt om een aanvraag van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 5 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden;

    • c.

      sprake is van een herbeoordeling van bestaande aanspraken;

    • d.

      het college dat om andere redenen noodzakelijk of gewenst vindt.

Artikel 30. Wijziging situatie

Degene aan wie op grond van deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening of de voortzetting daarvan.

Artikel 31. Heronderzoek

Het College kan een heronderzoek instellen naar het voortduren van het recht op de volgens deze Verordening of daaraan voorafgaande verordeningen toegekende voorzieningen.

Artikel 32. Intrekking

  • 1.

    Het college kan een toekenningsbeschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      die beschikking berust op gegevens waarvan nadien gebleken is dat die gegevens onjuist waren dat, waren de juiste gegevens wel bekend geweest, tot een andere beschikking zou zijn besloten.

    • c.

      indien naar aanleiding van een heronderzoek blijkt dat de belanghebbende niet langer recht heeft op een voorziening volgens deze verordening, besluit het college de toekenningsbeschikking in te trekken en eindigt het recht op deze voorziening met ingang van de dag van de bekendmaking van dit besluit.

  • 2.

    Een beschikking tot verlening van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de voorziening, tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na beschikbaar stellen of uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening die tot het vooraf bepaalde resultaat moet leiden.

Artikel 33. Intrekking, beëindiging of herziening van een persoonsgebonden budget, financiële tegemoetkoming en/of voorziening

  • Onverminderd de intrekkingsgronden genoemd in artikel 32 van de verordening, wordt de toekenningsbeschikking hulp bij het huishouden, persoonsgebonden budget of andere voorziening geheel of gedeeltelijk ingetrokken, beëindigd of herzien waardoor de voorziening wordt beëindigd dan wel gewijzigd:

    • 1.

      met ingang van de dag waarop de ontvanger van de hulp bij het huishouden, het persoonsgebonden budget of een voorziening, schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget, de financiële tegemoetkoming of de voorziening;

    • 2.

      met ingang van de dag waarop de ontvanger van de hulp bij het huishouden, het persoonsgebonden budget of een voorziening verhuist naar een andere gemeente, dan wel verhuist naar een ander type woning;

    • 3.

      met ingang van de dag waarop de ontvanger van de hulp bij het huishouden, het persoonsgebonden budget of een voorziening, langer dan twee maanden aaneengesloten verblijft in een instelling als bedoeld in artikel 5 van de Wet toelating zorginstelling erkende instelling of de Zorgverzekeringswet;

    • 4.

      uiterlijk met ingang van de 14e dag gelegen ná de dag waarop de ontvanger van de hulp bij het huishouden of het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden overlijdt;

    • 5.

      per de eerste van de maand volgend op de maand van verhuizing buiten de gemeente, dan wel overlijden van de ontvanger van de vergoeding voor de eigen auto of bruikleenauto;

    • 6.

      met ingang van de dag waarop de ontvanger van een vergoeding voor de kosten van een taxi of rolstoeltaxi verhuist of overlijdt. Declaraties betrekking hebbend op de periode voor datum van verhuizing of overlijden, kunnen worden ingediend tot maximaal 3 maanden na datum van verhuizing of overlijden.

Artikel 34. Terugvordering

  • 1.

    Indien de beschikking tot toekenning van een voorziening is ingetrokken op grond van artikel 32 of 33 van deze verordening, kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    Ingeval de beschikking tot toekenning van een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken op grond van artikel 32 of 33 van deze verordening, kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van onjuiste gegevens.

  • 3.

    Ingeval de beschikking tot toekenning van een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken op grond van artikel 32 of 33 van deze verordening, kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van onjuiste gegevens.

  • 4.

    Ingeval niet wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vastgelegd in de beschikking kan de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 35. Hoogte vergoeding en mandaat

Het college stelt de hoogte van de vergoeding voor de te verstrekken individuele voorzieningen vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond;

Artikel 36. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 37. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 38. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt periodiek geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid vervolgens aangepast. Het college zendt hiertoe aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 39. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 15 juli 2012.

  • 2.

    De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond 2010 wordt met ingang van 15 juli 2012 ingetrokken.

Artikel 40. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening voorzieningen Wmo Roermond 2012”.