Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
Boekjaar: is het kalenderjaar, indien in de statuten van een instelling geen andere periode is aangewezen.
- b.
Wet: Algemene wet bestuursrecht.
- c.
Het college: burgemeester en wethouders van Zwijndrecht.
- d.
Instelling: een rechtspersoon, met volledige rechtsbevoegdheid, die krachtens zijn doelstelling zonder winstoogmerk werkzaam is in een aanwijsbaar belang van het maatschappelijk welzijn in de gemeente. Verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen bezitten rechtspersoonlijkheid.
- e.
Raad: gemeenteraad van Zwijndrecht.
- f.
Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
- g.
Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift
- h.
Subsidievaststelling: een beschikking waarbij het subsidiebedrag wordt vastgesteld
- i.
Subsidieverlening: een beschikking waarin opgenomen een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, het bedrag van de subsidie dan wel het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld en de wijze waarop het subsidiebedrag is bepaald.
- j.
Peuterspeelzaalwerk: het bieden van speelgelegenheid aan kinderen van twee tot vier jaar gedurende een of meerdere dagdelen per week met een minimum van 2,5 uur en een maximum van 3,5 uur per dagdeel.
- k.
Peuterspeelzaal: een voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt.
- l.
Peuterplaats: een rekeneenheid die overeenkomt met een peuterbezoek van minimaal 2,5 uur per dagdeel per week aan de peuterspeelzaal, gedurende 40 weken per jaar.
- m.
Gefiscaliseerde peuterplaats: anders dan bij een gesubsidieerde peuterplaats betalen ouders een bijdrage aan de aanbieder, die met de jaarlijkse aangifte bij de belastingdienst naar inkomen wordt vastgesteld.
- n.
Peutergroep: een groep in een peuterspeelzaal die voor een deel door lokale subsidie en voor een deel via de Wet Kinderopvang wordt gefinancierd.
- o.
Aanbieder: degene die een peuterspeelzaal exploiteert.
- p.
Ambitieniveau 2: De werkzaamheden worden uitgevoerd in een groep van maximaal 14 peuters door tenminste 2 gekwalificeerde beroepskrachten in termen van de voor de sector geldende CAO. De wet Kinderopvang is voor het ambitieniveau voor het werken met peutergroepen leidend.
- q.
Overdrachtsprotocol : In het kader van de doorgaande leerlijn wordt in Zwijndrecht gebruik gemaakt van een overdrachtsprotocol voor- en vroegschoolse educatie naar primair onderwijs.
- r.
Burgerservicenummer (BSN): het unieke persoonsnummer van iedere burger die ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA).
- s.
Ouderbijdrage: de bijdrage per maand per kind die de aanbieder vraagt aan ouders/verzorgers, gedurende de periode dat gebruik wordt gemaakt van het peuterspeelzaalwerk.
Artikel 2 Beslissend orgaan
- 1.
Besluiten ter uitvoering van deze verordening worden genomen door het college, tenzij in deze verordening anders is bepaald.
Hoofdstuk 3 Algemene eisen
Artikel 5 Verplichtingen
- 1.
De subsidieontvanger is verplicht het college zo spoedig mogelijk te informeren over:
- a)
ontwikkelingen die ertoe leiden dat de activiteit of activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt;
- b)
het geheel of gedeeltelijk beëindigen van activiteiten.
- 2.
Het college kan aan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:
- a)
de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;
- b)
de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;
- c)
het voor de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;
- d)
de te verzekeren risico’s;
- e)
het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;
- f)
het afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van subsidie van belang zijn;
- g)
het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.
- h)
het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door de gemeenteraad, het college of de burgemeester gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.
- 3.
Het college kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.
Artikel 6 Begrotingsvoorbehoud
Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat door de raad voldoende gelden beschikbaar worden gesteld.
Artikel 7 De subsidiebeschikking
- 1.
De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.
- 2.
De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.
- 3.
Bij de beschikking voegt de gemeente een overzicht van de te verstrekken gegevens waaronder in elk geval zijn begrepen de gegevens genoemd onder artikel 3.2. i.;
- 4.
Tevens vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:
- a)
het subsidiebedrag dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en wordt betaald;
- b)
het tijdvak waarvoor het subsidie wordt verleend;
- c)
welke verplichtingen aan de subsidieverlening zijn verbonden;
- d)
welke bepalingen van deze verordening niet van toepassing zijn;
- e)
welke (aanvullende) onderwerpen eventueel nader dienen te worden geregeld als onderdeel dan wel bijlage van de beschikking.
Artikel 8 Beslistermijn
- 1.
Op een aanvraag wordt, zodra deze volledig is, uiterlijk binnen acht weken beslist.
- 2.
In gevallen waarin de aanvraag betrekking heeft op het boekjaar volgende op dat waarin de aanvraag is ingediend, vangt de in het eerste lid genoemde termijn aan op de dag na die waarop de gemeentebegroting voor dat boekjaar door de raad is vastgesteld, en indien aan de orde, zo nodig door Gedeputeerde Staten respectievelijk de Kroon is goedgekeurd.
Artikel 9 Weigering subsidieverlening
De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:35 van de Wet genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:
- a)
niet voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in deze verordening en in nadere gestelde regels;
- b)
de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed aan het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;
- c)
de gelden niet of niet doelmatig zullen worden besteed;
- d)
de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met een wet, het algemeen belang of de openbare orde.
Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling
Artikel 11 Aanvraag subsidievaststelling
- 1.
De aanvrager verzoekt voor 1 juni van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft om vaststelling van de subsidiebijdrage.
- 2.
De aanvrager overlegt daarbij een jaarverslag en de jaarrekening over het betreffende jaar vergezeld gaande van een goedkeurende accountantsverklaring. Deze verklaring is slechts vereist indien het totaal van het aan de aanbieder toe te kennen subsidiebedrag het bedrag ad € 75.000,-- te boven gaat.
- 3.
Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang wordt vastgesteld.
- 4.
Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af over alle aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
- 5.
Het college kan de subsidieontvanger verplichten tot medewerking aan een aanvullend accountantsonderzoek.
- 6.
Bij de aanvraag tot vaststelling voegt de subsidieontvanger een inhoudelijk en financieel verslag, waarin in ieder geval zijn beschreven:
- a)
het aantal gerealiseerde peuterplaatsen;
- b)
de gegevens zoals genoemd onder artikel 3.2.i.;
- c)
de aard en omvang van de verrichte activiteiten;
- d)
een beschrijving in hoeverre de door de gemeente nagestreefde doelstellingen zijn gehaald en een toelichting op verschillen tussen de nagestreefde doelstellingen en behaalde resultaten.
- 7.
Het college kan regels stellen met betrekking tot de verplichtingen en stukken genoemd in de leden 1 tot en met 6 van dit artikel. Het college kan ontheffing verlenen van de verplichting in lid 2.
Artikel 12 De beschikking tot subsidievaststelling
- 1.
Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het college de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.
- 2.
De subsidie kan lager worden vastgesteld:
- a)
op grond van het bepaalde in artikel 4:46 van de Wet;
- b)
indien uit de aanvraag tot vaststelling blijkt dat het aantal gerealiseerde peuterplaatsen lager is, dan op basis van het deelbedrag dat aan de instelling in het subsidiejaar is verleend, is berekend.
Artikel 13 Intrekken of wijzigen
- 1.
Het college kan een verleende of vastgestelde subsidie conform de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de Wet intrekken of te nadele van de subsidieontvanger wijzigen.
- 2.
Een instelling geeft van elke omstandigheid die kan leiden tot het intrekken, terugvorderen of beëindigen van de subsidie, onmiddellijk schriftelijk kennis aan het college.
- 3.
Het college kan onverminderd afdeling 4.2.6 van de Wet, besluiten tot intrekking of wijziging van de subsidie als:
- a)
de instelling schriftelijk te kennen heeft gegeven geen beroep meer te willen doen op de gemeentelijke subsidie;
- b)
de instelling in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling is verleend of wordt opgeheven;
- c)
conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de instelling;
- d)
sprake is van ernstige tekortkomingen in de wijze waarop de instelling haar financiële middelen beheert;
- e)
de instelling haar activiteiten of werkzaamheden beëindigt;
- f)
naar het oordeel van het college andere redenen aanwezig zijn.
Het college hoort de instelling voordat wordt besloten tot intrekking of wijziging van de subsidie.
Hoofdstuk 6 Betaling, voorschotten en terugvordering
Artikel 14 Subsidiebetaling
- 1.
Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaalbaar gesteld, onder verrekening van betaalde voorschotten.
- 2.
Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaalbaar gesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
- 3.
Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust kan bij de subsidieverlening of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling een andere termijn worden bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.
- 4.
Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits in de subsidiebeschikking is aangegeven hoe de gedeelten worden berekend en op welke wijze zij worden betaald.
- 5.
De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstig vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan de bepalingen in de Wet ter zake wijziging, intrekking of beëindiging van de subsidie, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sinds de kennisgeving van het ernstig vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Artikel 15 Voorschotten
- 1.
Subsidies tot en met € 3.000,-- worden in de eerste week van januari voor 100% bevoorschot.
- 2.
Subsidies van € 3.001,-- tot en met € 15.000,-- worden in twee termijnen bevoorschot, zijnde 50% in de eerste week van januari en 50% per 1 juli.
- 3.
Subsidies vanaf € 15.000,-- worden in vier termijnen bevoorschot, zijnde 25% in de eerste week van januari, 25% per 1 april, 25% per 1 juli en 25% per 1 oktober.
- 4.
De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.
Artikel 16 Onverschuldigde betaling
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel wijziging of intrekking van de subsidievaststelling heeft plaatsgevonden, nog geen vijf kalenderjaren zijn verstreken.
Hoofdstuk 9 Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 19 Ontheffing
In voorkomende gevallen kan het college voor één of meer bepalingen van deze verordening en op grond van deze verordening gegeven voorschriften ontheffing verlenen, voor zover niet in strijd met de Wet of de doelstellingen van deze verordening.
Artikel 20 Onvoorzien
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is treft het college de nodige voorzieningen c.q. maatregelen, na overleg met belanghebbenden.
Artikel 21 Toezichthouders
Het college kan toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Wet aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de voorwaarden en verplichtingen die aan een subsidieontvanger zijn opgelegd.
Artikel 22 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een aanbieder afwijken van de bepalingen in deze regeling indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 23 Slotbepalingen
- 1.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Peuterspeelzaalwerk gemeente Zwijndrecht 2012”.
- 2.
Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie en werkt terug tot 1 juli 2012.