Organisatie | Zeeland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Reglement van orde provinciale statencommissies Zeeland 2012 |
Citeertitel | Reglement van orde provinciale statencommissies Zeeland 2012 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Bestuur |
Geen.
Provinciewet, art. 80
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2012 | Nieuwe regeling | 08-06-2012 Provinciaal Blad, 2012, 15 | 12012868 |
Indien een onderwerp meerdere statencommissies aangaat, wordt het onderwerp in de afzonderlijke statencommissies besproken, tenzij de voorzitters van de betrokken statencommissies in overleg beslissen dat een gezamenlijke vergadering van de statencommissies wordt belegd of de statencommissie die het onderwerp het meest aangaat, het onderwerp behandelt.
Een statencommissie heeft de volgende taken:
voeren van overleg met gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning over in ieder geval door gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de in het besluit bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan haar toebedeelde onderwerpen.
Tenzij provinciale staten de benoeming aan zich houden, benoemt de voorzitter van provinciale staten na voorafgaand overleg met de desbetreffende fractievoorzitter, de leden van elke commissie en voor elke commissie per fractie tenminste een plaatsvervangend lid, dat zitting in een statencommissie heeft bij verhindering, ontstentenis of ter tijdelijke vervanging, als bedoeld in het vijfde lid, van een lid van de commissie als bedoeld in het eerste lid.
Een lid kan zowel statenlid als niet-statenlid zijn. De artikelen 10 tot en met 15 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een statencommissie. De in het eerste lid genoemde leden dienen daarnaast tijdens de laatste verkiezingen van de provinciale staten geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van een fractie.
De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 91, eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden. Deze voorlopige agenda is minstens tien dagen voor een vergadering beschikbaar.
Wanneer de statencommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning nadere inlichtingen of advies vragen. De statencommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het provinciehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 14. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis bladen, in het Provinciaal Blad of op de voor afkondigingen in de provincie gebruikelijke wijze en door plaatsing op de internetsite van de provincie ter openbare kennis gebracht.
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.
De leden, de voorzitter, de commissaris van de Koning en de gedeputeerden hebben het recht een voorstel tot wijziging van de verslaglegging aan de statencommissie te doen, indien de verslaglegging onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de vaststelling van de verslaglegging bij de commissiegriffier te worden ingediend.
De verslaglegging moet inhouden:
de namen van de voorzitter, de griffier, de commissiegriffier, de commissaris van de Koning en de gedeputeerden, de secretaris en de ter vergadering aanwezige leden, allen voorzover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord hebben gevoerd. Afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig waren.
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
De voorzitter kan een statencommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de statencommissie overeenkomstig artikel 91, eerste lid, van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De statencommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Indien provinciale staten op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Provinciewet voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de statencommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de statencommissie overleg gevoerd.
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.