Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Capelle aan den IJssel

Verordening wet inburgering gemeente Capelle aan den IJssel 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Capelle aan den IJssel
Officiële naam regelingVerordening wet inburgering gemeente Capelle aan den IJssel 2009
CiteertitelVerordening wet inburgering gemeente Capelle aan den IJssel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

1.Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inburgering, art. 8, 19 vijfde lid, 23 derde lid, 35
  2. Gemeentewet, art. 147 en 108 tweede lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-12-200911-11-2013nieuwe regeling

14-12-2009

IJsselpost, 16 december 2009

Verzameling 2009, nummer 62 / a
17-12-200911-11-2013nieuwe regeling

14-12-2009

IJsselpost, 16 december 2009

Verzameling 2009, nummer 62 / a

Tekst van de regeling

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN INFORMATIEVERSTREKKING

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering, Stb 2006, 625 en

Stb 2008, 604 en gelet op artikelen 108, tweede lid, 147 van de Gemeentewet, Stb 1993, 610;

overwegende dat de raad ingevolge de Wet inburgering regels dient te stellen over

  • -

    de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen;

  • -

    het aanbieden van een inburgeringsvoorziening en/of taalkennisvoorziening;

  • -

    de rechten en plichten van inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen,

alsmede dat de raad ingevolge de Wet inburgering bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

gelezen het voorstel van het college van burgermeester en wethouders;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening, vergezeld van de daarbij behorende toelichting.

Verordening Wet Inburgering gemeente Capelle aan den IJssel 2010

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      de aflossingscapaciteit: het door het college vastgestelde percentage van de bijstandsuitkering dat voor verrekening met schulden kan worden aangewend;

    • d.

      het besluit: Besluit inburgering;

    • e.

      Wwb: de Wet werk en bijstand;

    • f.

      WEB: Wet educatie en beroepsonderwijs;

    • g.

      inburgeringsplichtige: de persoon die op grond van de artikelen 3, 5 en 6 van de wet inburgeringsplichtig is;

    • h.

      inburgeringsbehoeftige: de vrijwillige inburgeraar zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel h van de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007 en waarop de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 van toepassing is;

    • i.

      inburgeringsvoorziening: inburgeringsvoorziening als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet inburgering, artikel 4 van de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007 en artikel 13b van de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid;

    • j.

      taalkennisvoorziening: taalkennisvoorziening als bedoeld in artikel 19, tweede lid van de Wet inburgering en artikel 1 onderdeel v van de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen of inburgeringsbehoeftigen
  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen of inburgeringsbehoeftige op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen.

  • 2. Het college richt ten behoeve van de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen of inburgeringsbehoeftigen in ieder geval een gemeentelijk informatiepunt in.

  • 3. Het college zal de (potentieel) inburgeringsplichtigen of inburgeringsbehoeftigen actief benaderen met informatie over de inburgeringsplichtigheid.

  • 4. Het college beoordeelt ten minste eens in de twee jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen of inburgeringsbehoeftigen en rapporteert daarover aan de raad.

HOOFDSTUK 2 DOELGROEPEN EN VOORWAARDEN INBURGERINGSVOORZIENING OF TAALKENNISVOORZIENING

Artikel 3 Het aanbod en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, of de taalkennisvoorziening zo veel mogelijk af op het startniveau, alsmede de talenten, capaciteiten, persoonlijke omstandigheden en ambities van de inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Het college kan per kalenderjaar een budgetplafond instellen ten aanzien van het aanbod dat het college kan doen aan inburgeringsbehoeftigen.

Artikel 4 De inning van de eigen bijdrage
  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet wordt in twee gelijke termijnen betaald.

  • 2. Indien de in het eerste lid aangegeven vorm van inning voor de inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige aantoonbaar problemen oplevert, kan het college in afwijking daarvan de inning over meerdere termijnen spreiden.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt bij een inburgeringsplichtige of inburgeringsbehoeftige die een uitkering op grond van de Wwb ontvangt het aantal termijnen afgestemd op de binnen zijn uitkering beschikbare aflossingcapaciteit.

  • 4. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de uitkering van de uitkeringgerechtigde, wordt dat in de beschikking of overeenkomst vastgelegd.

Artikel 5 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige of een inburgeringsbehoeftige, voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, bij beschikking of overeenkomst een of meer van de

volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden en geaccepteerde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan door het college geïnitieerde (voortgangs)gesprekken;

  • c.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • d.

    het melden van alle omstandigheden die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de deelname aan de inburgeringsvoorziening, alsmede

  • e.

    het tijdig toestemming vragen om op vakantie te gaan.

HOOFDSTUK 3 DE PROCEDURE VAN HET AANBOD VAN EEN INBURGERINGSVOORZIENING OF TAALKENNISVOORZIENING

Artikel 6 De procedure van het doen van een aanbod
  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige of de inburgeringsbehoeftige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige of de inburgeringsbehoeftige - aan wie een aanbod wordt gedaan - wordt gelijktijdig met het aanbod uitgenodigd voor een gesprek. In dit gesprek dient de inburgeringsplichtige of de inburgeringsbehoeftige aan te geven of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Verschijnt de inburgeringsplichtige of de inburgeringsbehoeftige tot tweemaal toe zonder verdere opgaaf van redenen niet op het in het derde lid bedoelde gesprek, dan wordt er vanuit gegaan dat hij het aanbod niet aanvaardt.

  • 5. Indien de inburgeringsplichtige of de inburgeringsbehoeftige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen vier weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 7 De inhoud van de beschikking of overeenkomst

De beschikking of overeenkomst inzake de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige of de inburgeringsbehoeftige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de mogelijke consequenties indien het inburgeringsexamen niet voor de in sub c bedoelde datum is behaald;

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet en

  • f.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

HOOFDSTUK 4 DE BESTUURLIJKE BOETE EN BELONING

Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 250,-- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 500,-- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 500,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

z.o.z.

Artikel 9 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

De bestuurlijke boete bedraagt € 1.000,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen

heeft behaald.

Artikel 10 Bestuurlijke beloning

Indien de inburgeringsbehoeftige het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II dat onderdeel uitmaakt van het door het college vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening heeft behaald wordt een beloning ter hoogte van de eigen bijdrage toegekend.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 Inwerkingtreding en intrekking

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na datum van bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Wet inburgering Capelle aan den IJssel 2007.

Artikel 12 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet Inburgering Capelle aan den IJssel 2010.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2009,

de griffier, de voorzitter,

Toelichting Verordening Wet Inburgering Capelle aan den IJssel

Algemene toelichting

De Wet inburgering (de wet) is op 1 januari 2007 in werking getreden en per 1 januari 2009 gewijzigd. De wet regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden

(niet-Nederlandse, noch EU/EER-onderdanen en onderdanen van Zwitserland en verdragslanden)

van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

De wijziging van 1 januari 2009 (Stb 2008, 604) betreft het volgende:

  • a.

    het college krijgt de bevoegdheid om aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 november 2007;

  • b.

    het college krijgt de mogelijkheid om een inburgeringsprogramma aan te bieden dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008;

  • c.

    het college krijgt de bevoegdheid om in plaats van een inburgeringsvoorziening een taalkennisvoorziening aan te bieden aan een inburgeringsplichtige die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen. Deze wijziging werkt terug tot en met 1 september 2008;

  • d.

    de gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van aanbieden van een inburgeringsvoorziening door het college en aanvaarding daarvan door de inburgeringsplichtige aan vooraf hoeft te gaan. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (vaststellingsstelsel).

Onder het huidige zogenaamde aanbodstelsel, heeft de gemeente Capelle aan de IJssel nauwelijks

te maken met inburgeringsplichtigen die een aanbod weigeren. De casemanagers treden de inburgeringsplichtige tegemoet vanuit overtuiging dat deelname aan een inburgeringstraject de participatiein de Capelse samenleving bevordert. Hierbij is het leren van de Nederlandse taal onontbeerlijk. De kans van slagen wordt groter naarmate betrokkene zelf ook overtuigd is van de noodzaak tot het leren van de taal. De afdeling Sociale Zaken werkt sinds 2007 naar tevredenheid met het aanbodstelsel. Het aanbodstelsel past ook beter bij het de wens om ook vrijwillige inburgeraars, de inburgeringsbehoeftige, de mogelijkheid te bieden om in te burgeren.

De wijzigingen van de wet in 2009 beogen een verbetering van de inburgering en meer beleidsruimte aan de gemeente. De verbeteringen brengen met zich mee dat de gemeente een ruimere doelgroep een aanbod kan doen, zodat er meer mensen kunnen participeren in de Capelse samenleving. Bovendien bestaat de mogelijkheid tot belonen, het opnemen van het participatietraject en het persoonsgebonden inburgeringstraject (maatwerk).

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Het willen bieden van maatwerk aan zowel inburgeringsplichtigen als inburgeringsbehoeftigen enerzijds en de eigen verantwoordelijkheid anderzijds zijn ook argumenten om het aanbodstelsel te handhaven.

Taken op grond van de WI

De WI geeft de gemeente de wettelijk opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden.

Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeente aan inburgeringsplichtingen die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

De verordening

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen.

  • -

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 Wet inburgering).

  • -

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorziening en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid en artikel 23, derde lid Wet inburgering).

  • -

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 Wet inburgering).

  • -

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a Wet inburgering);

  • -

    de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid Wet inburgering).

Aanvankelijk konden gemeente uitsluitend een inburgeringsaanbod doen aan bepaalde categorieën inburgeringsplichtingen. Gemeenten kunnen met ingang van 1 november 2007 ook aan nieuwkomers (houders van een verblijfsvergunning regulier meteen niet-tijdelijk doel, zoals gezinsvormers en

–herenigers) zonder werk en zonder uitkering en aan nieuwkomers en oudkomers met werk een inburgeringsaanbod doen.

Binnen de budgettaire kaders kunnen de gemeenten ook nieuwkomers en oudkomers oproepen die sedert 1 januari 2007 inburgeringsplichtig zijn en tot 1 november 2007 niet in aanmerking kwamen voor een aanbod.

Op grond van de Regeling Vrijwillige inburgering niet-G31 kunnen gemeenten al aan elke inburgeringsbehoeftige die tot de doelgroep van deze regeling behoort een inburgeringsaanbod doen. Inburgeringsbehoeftigen zijn personen die niet tot inburgering kunnen worden verplicht.

Belangrijkste groepen die onder deze regeling vallen zijn met name (genaturaliseerde) Nederlanders en EU/EER-onderdanen en Zwitsers. En onderdanen uit de landen van Midden- en Oost-Europa.

De Regeling vrijwillige inburgering niet- G31 maakt het mogelijk dat het college aan vrijwillige inburgeraars een inburgeringsaanbod doet. Er is geen verplichting de onderdelen betreffende vrijwillige inburgering te regelen in een verordening. Door vrijwillige inburgering op te nemen in de verordening wordt het recht om vrijwillig in te burgeren geborgd. Bovendien gelden voor de inburgeringsbehoeftigen dezelfde voorwaarden, waaronder het betalen van de eigen bijdrage.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om naast de rechten en plichten van de inburgeringsplichtigen vast te leggen in de verordening, ook de rechten en plichten van vrijwillige inburgeraars vast te leggen.

Artikelsgewijze toelichting

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN INFORMATIEVERSTREKKING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In sub c wordt het begrip aflossingscapaciteit nader gedefinieerd. Dit begrip is van belang voor de vaststelling van het aantal termijnen waarbinnen de eigen bijdrage in het kader van een door de gemeente aangeboden inburgeringsvoorziening kan worden geïnd (zie verder artikel 4 van de verordening). Met deze begripsomschrijving wordt aansluiting gezocht bij het tijdens de uitvoering

van de Wet Werk en Bijstand gehanteerde aflossingspercentage.

De inburgeringsplichtige (onderdeel g) is degene die verplicht is in te burgeren volgens de wet. Dit in tegenstelling tot de inburgeringsbehoeftige (onderdeel h.) die deze verplichting niet heeft, maar zijn deelname aan de Nederlandse samenleving beperkt ziet wegens het ontbreken van kennis over de Nederlandse taal en cultuur.

In artikel 1 onderdeel h. van de Regeling vrijwillige inburgering niet G-31 2007 wordt de volgende begripsomschrijving gegeven van de (vrijwillige) inburgeraar:

De Nederlander, of de rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling, bedoeld in artikel 5,

tweede lid, onderdeel a, van de wet, of het rechtmatig in Nederland verblijvende familielid van voornoemde vreemdeling, of de rechtmatige in Nederland verblijvende vreemdeling van een staat wiens onderdanen op grond van bepalingen van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties geen inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 7 van de wet kan worden opgelegd,

en die

  • 1.

    ouder is dan 15 jaar;

  • 2.

    minder dan acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven, en;

  • 3.

    niet beschikt over een diploma, certificaat of document, bedoeld in artikel 2.3 van het besluit;

  • 4.

    niet leerplichtig of kwalificatieplichtig is, dan wel een opleiding volgt waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een diploma, certificaat of document, bedoeld in artikel 2.3 van het besluit;

  • 5.

    geen overeenkomst heeft afgesloten op grond van de Regeling inburgering allochtone vrouwen niet-G31, de Regeling inburgering allochtone vrouwen G31, dan wel het extensieve deel van de Pilot inburgering allochtone vrouwen Taal Totaal;

  • 6.

    niet eerder een overeenkomst heeft afgesloten op grond van de onderhavige regeling.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

De inburgeringsvoorziening (onderdeel i.) en de taalkennisvoorziening (onderdeel j) zijn de voorzieningen die op grond van de Wet inburgering kunnen worden aangeboden.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8

Wet inburgering dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen. Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

In het eerste lid wordt de opdracht tot informatievoorziening bij het college neergelegd. Het college is belast met de organisatie van deze informatieverstrekking.

In het tweede en derde lid worden kaders gesteld met betrekking tot de vorm van de informatievoorziening. Zoals aangegeven in de kadernota “Inburgeren in Capelle aan den IJssel” is een herkenbaar informatiepunt essentieel om op een verantwoorde wijze een beroep te doen op de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige en inburgeringsbehoeftige. Bij dit informatiepunt kan de inburgeringsplichtige en de inburgeringsbehoeftige het gereedschap vinden om aan zijn eigen inburgeringsproces vorm te geven, indien een gemeentelijk aanbod niet mogelijk is, dan wel door de gemeente of de inburgeringsplichtige niet wordt gewenst. Daarnaast is ook reeds in de kadernota aangegeven dat de verwachting niet bestaat dat sec met het op aanvraag verstrekken van informatie de (potentiële) doelgroep in voldoende mate wordt bereikt. De gemeente zal er daarom naar streven ook via organisaties en derden die in contact staan met de (potentieel) inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftige informatie over de uit de wet voortvloeiende verplichtingen te verspreiden.

In het vierde lid is tenslotte gekozen voor een tweejaarlijkse verantwoordingscyclus. Hierbij is rekeninggehouden met het feit dat de effecten van een informatiebeleid in hoge mate eerst meetbaar zullen zijn na de eerste met dit informatiebeleid doorlopen inburgeringsprocessen. Gezien het gemiddelde te verwachten looptijd van een inburgeringsproces is daarom gekozen voor een cyclus van twee jaar.

HOOFDSTUK 2 DOELGROEPEN EN VOORWAARDEN VAN DE INBURGERINGSVOORZIENING OF TAALKENNISVOORZIENING

Artikel 3 Het aanbod en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Het doen van een aanbod is een taak van het college, de raad is echter wettelijk verplicht om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan de doelgroep (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a Wet inburgering).

Daarbij gaat het specifiek om kaderstelling richting college. Aan dit artikel kan de inburgeringsplichtige dus geen recht op een aanbod ontlenen.

Gestreefd wordt naar een volwaardige participatie. De integratie in Capelle aan den IJssel is eerst écht geslaagd als de allochtone burger participeert aan de samenleving op een niveau dat in overeenstemming is met zijn/haar talenten, capaciteiten en ambities.

Dit laatste wil niet zeggen dat de gemeente een beleid voert dat zich richt op het volledig realiseren van deze situatie. De volle ontplooiing van mensen is immers vooral afhankelijk van hun eigen inspanningen (lees ook: eigen verantwoordelijkheid). Wel voert de gemeente een beleid dat zich richt op het toerusten van mensen om zelf “het stokje over te kunnen nemen” (empowerment). Daarbij zijn binnen de kadernota een viertal “toerust”-elementen geformuleerd, waarover de allochtoon dient te beschikken om tot volwaardige participatie te kunnen komen. Meer specifiek gaat het dan erom dat de allochtoon:

  • a.

    - in overeenstemming met zijn talenten, capaciteiten en ambities - tenminste een startkwalificatie heeft om te gaan werken, een opleiding te gaan volgen, sociaal redzaam te zijn of de opvoeding van zijn of haar kinderen volledig ter hand te kunnen nemen;

  • b.

    (zinvolle) sociale contacten heeft, binnen en buiten de eigen etnische groep;

  • c.

    (de normen en waarden van) het functioneren van de Nederlandse samenleving respecteert en

  • d.

    tenminste de taal beheerst op het (in de Wet inburgering) vastgestelde niveau.

Inburgering moet binnen integratie worden beschouwd als een eerste stap binnen het integratieproces. Het gaat om het verwerven van basisvaardigheden die nodig zijn voor de participatie in de Nederlandse samenleving. Dit houdt in relatie tot het bovenstaande in dat de genoemde vier “toerust”-elementen idealiter het einddoel vormen van het inburgeringstraject. Een succesvol doorlopen inburgeringstraject heeft aldus tot gevolg dat de inburgeringsplichtige over al het gereedschap beschikt om tijdens het verdere verblijf in Nederland zijn integratie vorm te geven. Dit houdt wederom in dat daar waar een aanbod van gemeentezijde wordt gedaan, de aangeboden voorziening erop is gericht voor de inburgeringsplichtige – voor zover zijn capaciteiten dit toestaan - het bovenstaande toerustingniveau te bereiken.

Naast bovenstaande streefdoelen zijn in de wet zelf enkele extra criteria opgenomen waaraan de

inburgeringsvoorziening dient te voldoen. Ten eerste dient een inburgeringsvoorziening in ieder geval te bestaan uit een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid Wet inburgering). Daarnaast is wettelijk bepaald dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op basis van een andere bij AMvB aangewezen wet of regeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid Wet inburgering). Indien in deze specifieke situatie geen re-integratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden.

Op gelijke wijze is bepaald dat in het verplichte aanbod aan asielzoekers zonder meer een component maatschappelijke begeleiding dient te zijn opgenomen (artikel 19, zesde lid Wet inburgering). Daar al deze eisen met betrekking tot de samenstelling van de voorziening reeds in de wet zijn opgenomen, zijn zij niet in de verordening herhaald.

Opgemerkt zij tenslotte nog dat de samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke

bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

Kaderstelling

Zoals reeds in de kadernota “Inburgeren in Capelle aan den IJssel” aangegeven, is ervoor gekozen om - gelijk de Wet inburgering - de eigen verantwoordelijk van de inburgeringsplichtige centraal te stellen. Dit houdt in dat de gemeente in beginsel haar wijze van ondersteuning zal afstemmen op de mogelijkheden van de betrokken inburgeringsplichtige om zijn inburgeringsplicht verantwoord zelf ter hand te nemen.

Dit laatste heeft tot gevolg dat het college enerzijds daar waar de inburgeringsplichtige in voldoende mate mogelijkheden heeft om zijn inburgeringsplicht zelf succesvol vorm te kunnen geven, zich zal beperken tot het verlenen van informatie; terwijl anderzijds daar waar omstandigheden het eigen handig oppakken van die inburgeringsplicht bemoeilijken, het college zo mogelijk een aanbod kan doen.

De inburgeringsplicht houdt voor degene die geen aanbod van de zijde van de gemeente krijgt of die het aanbod van gemeentezijde afslaat in dat hijzelf zijn inburgeringsplicht vorm moet geven. Hij kan daartoe zijn eigen inburgeringscursus inkopen en krijgt daarvoor ook de mogelijkheid om een lening aan te gaan bij de IBG. Wordt het examen binnen drie jaar na de start van het inburgeringsproces succesvol afgerond, dan krijgt de inburgeringsplichtige een deel van zijn kosten vergoed. Dit laatste voorkomt echter niet dat de inburgeringsplicht voor de inburgeringsplichtige zonder aanbod van gemeentezijde, een aanzienlijke kostenpost vormt, zeker als sprake is van bijstandbehoeftigheid of een inkomensniveau dat hiermee vergelijkbaar is.

Op grond van het eerste lid kan de gemeente het doen van een aanbod uitstellen, indien zij van mening is dat in de nabije toekomst de omstandigheden voor de desbetreffende inburgeringsplichtige gunstiger zijn om de inburgeringsplicht te vervullen. Daarbij kan worden gedacht aan de inburgeringsplichtige met nog niet schoolgaande kinderen, die bij directe inzet van de inburgeringsvoorziening kinderopvang voor de lesuren zal moeten organiseren. Inzet van de voorziening op een later moment - wanneer alle kinderen leerplichtig zijn - heeft dan, indien verder arbeid als doelperspectief niet speelt, tot voordeel dat het volgen van de inburgeringsvoorziening

geen (of slechts in beperkte mate) kosten in verband met kinderopvang met zich meebrengt.

Lid 2 houdt niet in dat inburgering voor arbeidstoeleiding gaat. De uitstroom uit de uitkering heeft prioriteit nummer een en vormt in die zin ook het eerste deel van het aanbod. De scholing inzake taal en kennis van de Nederlandse samenleving kan immers ook na de uitstroom worden ingezet, als het gecombineerde aanbod van uitstroom en inburgering maar is gedaan op het moment dat betrokkene nog uitkeringsgerechtigd was.

Het Rijk heeft duidelijk een onderscheid aangebracht tussen de inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen. Om te voorkomen dat de inburgering van de doelgroep die verplicht is in te burgeren in het gedrang komt krijgt het college door het bepaalde in het derde lid de bevoegdheid om voorafgaand aan het begrotingsjaar een plafond in te stellen aan de inburgering van degene die vrijwillig inburgeren. Indien het plafond bereikt is heeft het college de mogelijkheid het verzoek om een inburgeringsvoorziening af te wijzen. Het plafond wordt gesteld aan de uitgaven van de inburgering voor inburgeringsbehoeftigen en geldt telkens voor één jaar. Deze beperking geldt uiteraard niet voor de inburgeringsplichtigen.

Artikel 4 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid Wet inburgering). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid Wet inburgering).

De Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007 kent een uitzondering op de eigen bijdrage in artikel 4 lid 5 is bepaald dat de inburgeraar de eigen bijdrage is verschuldigd, tenzij hij op last van het college of bestuur, dan wel een andere instantie een gecombineerde inburgeringsvoorziening dient te volgen.

Alleen de inburgeraars die een aanbod van de gemeente hebben geaccepteerd zijn voor deze inburgeringsvoorziening een eigen bijdrage schuldig. De overige inburgeringsplichtigen dienen hun inburgering volledig zelf te financieren. Zij kunnen hiertoe een lening sluiten bij de Informatie Beheer Groep (IBG). Wordt het inburgeringsexamen binnen drie jaren met succes afgerond, dan volgt een gedeeltelijke vergoeding van de kosten.

Bij de inning van de eigen bijdrage wordt gewerkt met twee termijnen. Het is aan het college om de

momenten waarop de beide termijnen worden gesteld te bepalen. Gedacht kan worden aan een inning bij start en bij afronding van het inburgeringstraject. Het gaat dan om momenten dat het college zonder meer contact met de inburgeringsplichtige heeft. Deze contactmomenten geven de inburgeringsplichtige de gelegenheid aan te tonen dat een eenmalige invordering van € 135,-- (de helft van de totale eigen bijdrage) hem voor financiële problemen plaatst, waarna op basis van het tweede lid alsnog afspraken kunnen worden gemaakt om in afwijking van het eerste lid betaling in meerdere termijnen mogelijk te maken. Daarbij zal veelal aansluiting worden gezocht bij de voor een bijstandsgerechtigde vastgestelde aflossingcapaciteit. Het college zal in de reeds aangehaalde nadere richtlijnen voor de uitvoering de momenten waarop de beide termijnen worden gesteld nader bepalen.

Artikel 24, eerste lid Wet inburgering maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. In het derde lid is daarom in afwijking van bovenstaande richtlijn bepaald dat wanneer verrekening met een WWB uitkering mogelijk is, het aantal termijnen afhankelijk wordt gesteld van de aflossingcapaciteit van de inburgeringsplichtige. Voor de bepaling van de aflossingcapaciteit wordt verwezen naar hetgeen hierover is opgenomen in artikel 1 van de verordening.

Opgemerkt zij nog dat indien de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, het college het UWV kan verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid Wet inburgering). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente,

en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

Artikel 5 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, Wet inburgering dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringvoorziening is vastgesteld. De raad delegeert in dit artikel de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Opgemerkt zij dat de genoemde verplichtingen alleen kunnen worden opgelegd aan de inburgeringsplichtige die een aanbod van gemeentezijde heeft gehad en dit ook heeft geaccepteerd. Aan inburgeringsplichtigen die zonder aanbod van de gemeente hun inburgeringsplicht vorm geven, kan het college geen verplichtingen opleggen. Daarnaast kan het college vanuit de Wet inburgering ook niet de verplichting opleggen om een gemeentelijk aanbod te accepteren. Het is in beginsel de vrije keuze van de inburgeringsplichtige. Daar waar sprake is van bijstandgerechtigheid kan het weigeren van het aanbod in het kader van het WWB verlagingen beleid wel gevolgen hebben voor

de hoogte van de uitkering.

HOOFDSTUK 3 DE PROCEDURE VAN HET AANBOD VAN EEN INBURGERINGSVOORZIENING OF TAALKENNISVOORZIENING

Artikel 6 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze geschiedt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA.

Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking

(het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd).

Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vijfde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt

of weigert, hij of zij dit duidelijk kenbaar maakt (het derde lid). In beginsel zal de inburgeringsplichtige conform de huidige praktijk worden verzocht het aanbod te ondertekenen zo hij er mee instemt.

Het niet ondertekenen houdt dan in principe in dat hij het aanbod weigert. Verschijnt de inburgeringsplichtige tot tweemaal toe, zonder opgaaf van redenen, niet op de uitnodiging van het college om het aanbod nader te bespreken dan gaat het college er vanuit dat de inburgeringsplichtige het aanbod weigert (vierde lid).

Het kan verder natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen. Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het

inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het college zal in een dergelijke situatie een handhavingbesluit nemen: een besluit op grond van artikel 26 Wet inburgering waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn). Het college zal deze handelwijze vastleggen in de eerder reeds aangehaalde richtlijnen voor de uitvoering en dit evenzo opnemen in de brief waarin het aanbod wordt gedaan, zodat tevoren voor de betrokkenen duidelijk is (of zou kunnen zijn) wat de gevolgen zijn van het weigeren van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening.

Artikel 7 De inhoud van de beschikking of overeenkomst

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking (voor de inburgeringsplichtige) of het ondertekenen van de inburgeringsovereenkomst (voor de inburgeringsbehoeftige). In de beschikking of overeenkosmt zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de belanghebbende nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b).

De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de

inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid Wet inburgering). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt. Deze verplichting geldt niet voor de inburgeringsbehoeftige, maar doordat de inburgeringsbehoeftige de overeenkomst ondertekend verbindt hij zich wel aan de afspraken die in het contract opgenomen zijn.

Deze afspraken, die vergelijkbaar met de verplichtingen van de inburgeringsplichtige, zijn dan niet meer vrijblijvend.

De termijn waarbinnen een belanghebbende het inburgeringsexamen moet hebben behaald, is genoemd in de wet (artikel 7, eerste lid,Wet inburgering) respectievelijk regeling (artikel 5, lid 3 van de Regeling). In de beschikking of overeenkomst hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding te worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel e bepaalt dat in de beschikking of overeenkomst moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 4 van de verordening.

Onderdeel f heeft uitsluitend betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid juncto artikel 26 Wet inburgering).

Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringsexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het college zal daarbij

-voor zover mogelijk – aansluiting zoeken bij de aanvangsdatum van de inburgeringsvoorziening.

HOOFDSTUK 4 DE BESTUURLIJKE BOETE EN BELONING

Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Dit artikel is uitsluitend van toepassing op inbugeringsplichtigen. Artikel 35 Wet inburgering draagt

de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wet inburgering zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De binnen de wet boetewaardig gestelde gedragingen zijn in hoge mate vergelijkbaar met de verlagingwaardige gedragingen binnen de WWB. Er is voor gekozen om het boete beleid in het kader van de Wet inburgering zo veel mogelijk in de pas te laten lopen met het WWB-verlagingenbeleid. Dit laatste houdt in dat de wettelijk vastgestelde maxima van toepassing worden verklaard, nu deze de hoogte van de maatregel het best benaderen (zie bijgevoegde tabel).

Boetewaardige gedragingWet inburgeringMaximaalVerlagingwaardige gedraging WWBMaximaal
Het niet dan wel in te beperkte mate verlenen van medewerking bij het onderzoek naar de inburgeringsplichtigheid€    250,--Het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding.100% één maand
Het niet dan wel in te beperkte mate meewerken aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening€    500,--Het niet of in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, gericht op arbeidsinschakeling, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering.100% één maand
Het niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de gestelde termijn€    500,--Het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden.100% één maand
Het bij herhaling niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de gestelde termijn€ 1.000,--Het bij herhaling niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden.100% twee maanden

De boetebedragen die in de verordening zijn opgenomen, zijn - net zoals in de Afstemmingsverordening - géén gefixeerde sancties. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid Wet inburgering). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Een boete hoger dan het in de verordening aangegeven bedrag is echter niet mogelijk.

Opgemerkt zij nog dat in het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening het kan voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen

aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 Wet inburgering bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete op grond van de wet kan opleggen.

Artikel 9 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen

heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan

worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 Wet inburgering moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen verwijtbaar niet heeft behaald, is in artikel 10 geregeld dat het college een boete van maximaal € 1.000,-- (artikel 34, onderdeel d Wet inburgering) vaststelt. Daarmee loopt het boetebeleid van de Wet inburgering wederom in de pas met het WWB-verlagingenbeleid, waarin ook voor een verdubbeling van de sanctie wordt gekozen zo sprake

is van recidive.

In de boetebeschikking zal weer een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de

inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, kan een boete van wederom maximaal € 1.000,-- worden opgelegd. Een hogere boete is in deze wettelijk niet toegestaan.

Artikel 10 Bestuurlijk beloning

Er is een financiële prikkel om inburgeringbehoeftigen die hun inburgering met succes afsluiten door het behalen van het examen een bonus te geven ter hoogte van de eigen bijdrage. Deze bonus kan ambtshalve worden toegekend zodra het college heeft vastgesteld dat het examen behaald is.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 Inwerkingtreding en intrekking

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 12 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.