Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hulst

Sterker Verder - Beleidsnota Peuterspeelzaalwerk en Voor- en Vroegschoolse Educatie Gemeente Hulst 2012-2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHulst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSterker Verder - Beleidsnota Peuterspeelzaalwerk en Voor- en Vroegschoolse Educatie Gemeente Hulst 2012-2014
CiteertitelSterker Verder
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerpOnderwijs

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-07-2012Nieuwe regeling

28-06-2012

Zeeuwsch Vlaams Advertentieblad, 04-07-2012

Rb2012/31

Tekst van de regeling

Intitulé

STERKER VERDER

Beleidsnota Peuterspeelzaalwerk en Voor- en Vroegschoolse Educatie Gemeente Hulst 2012-2014

 

De raad van de gemeente Hulst;

 

B E S L U I T :

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders de beleidsnota ‘Sterker Verder – beleidsnota Peuterspeelzaalwerk en Voor- en Vroegschoolse Educatie 2012-2014’ vast te stellen en ten gevolge hiervan de subsidiebeleidsregel 2 Voor- en Vroegschoolse Educatie te herzien.

 

STERKER VERDER

Beleidsnota Peuterspeelzaalwerk en

Voor- en Vroegschoolse Educatie

Gemeente Hulst 2012-2014

Inleiding

Beleidsnota peuterspeelzaalwerk en Voor- en Vroegschoolse Educatie in het peuterspeelzaalwerk, de kinderopvang en het primair onderwijs in de gemeente Hulst

 

Het peuterspeelzaalwerk, de kinderopvang en het primair onderwijs groeien steeds meer naar elkaar toe. Enerzijds heeft dit te maken met het gezamenlijk inzicht in een gemeenschappelijk belang en een wederzijdse versterking. Anderzijds heeft dit te maken met de ontwikkeling van landelijke wet- en regelgeving. Samen zorgen deze drie disciplines ervoor dat er een sluitend aanbod kan worden gedaan aan kinderen in de leeftijd van 0 jaar tot het eind van de basisschool. Daar waar nodig wordt via het instrumentarium van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) er werk van gemaakt om er voor te zorgen dat een eventuele achterstand bij kinderen tijdig wordt bemerkt en aansluitend ook passende aandacht krijgt.

 

Met deze beleidsnota wil de gemeente Hulst bevestigen dat de drie partijen ieder hun verantwoordelijkheid en deskundigheid hebben, maar dat zij ook samen met ons een gezamenlijke verantwoordelijkheid en streven hebben om er voor te zorgen dat kinderen met eventuele achterstand de nodige ondersteuning en begeleiding krijgen.

 

Op het terrein van VVE wil onze gemeente niet alleen de opgebouwde deskundigheid in het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang behouden, maar er tevens voor zorgen dat deze effectief wordt ingezet en er samenhang ontstaat tussen de inzet op dit vlak door alle de drie disciplines.

 

Eind 2007 is een aanvang gemaakt om te onderzoeken op welke wijze een harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang in onze gemeente het beste vorm zou kunnen worden gegeven. Dit is, mede vanwege tussentijdse veranderende wet- en regelgeving en de gevolgen daarvan, een langdurig traject geworden. Dit traject is ondertussen wel afgerond. Het bestaande peuterspeelzaalwerk zal zelfstandig blijven bestaan. Er zullen wel een aantal bijstellingen in het aanbod worden gedaan.

Algemeen

In onze gemeente woonden per 1 december 2011 27.629 mensen. Hiervan zijn 3.537 kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 12 jaar (12,8%). Van deze kinderen zijn er 401 in de leeftijd van 0 en 1 jaar, 476 kinderen zijn in de leeftijd van 2 en 3 jaar en 2660 kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar.

 

Eind 2011 maakten van de groep kinderen in de leeftijd van 2 en 3 jaar er 239 gebruik van het peuterspeelzaalwerk. Dit is ongeveer 50%. Voor de kinderen van 0 tot en met 12 jaar bestaan er verschillende werkvormen binnen de kinderopvang. Kinderdagopvang is er voor de kinderen van 0 tot 4 jaar. Buitenschoolse opvang voor de kinderen van 4 tot 12 jaar en gastouderopvang voor de leeftijd van 0 tot en met 12 jaar. In totaal zijn er 1.029 kindplaatsen voor alle kinderen aanwezig; dus 1 opvangplaats per 3 kinderen. Van het gebruik van de verschillende werkvormen van kinderopvang zijn geen bezettingscijfers bekend, omdat hierover geen verantwoordingsverplichting bestaat. Van de kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar bezoeken er 2.096 (78,8%) een basisschool in de gemeente Hulst. De overige kinderen gaan naar het speciaal basisonderwijs, een basisschool buiten de gemeente/België of een andere voorziening.

 

Een overzicht van de aanwezige voorzieningen aan kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en basisonderwijs per kern laat het onderstaande zien:

Uit het overzicht valt op te maken dat in bijna alle kernen een aanbod wordt gedaan door de drie verschillende werkgebieden. In de kern Terhole worden buiten de aanwezigheid van 1 gastouder geen andere vormen van kinderopvang aangeboden en in de kern Heikant wordt geen peuterspeelzaalwerk aangeboden.

Wet- en regelgeving

De werkvelden peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en basisonderwijs hebben te maken met verschillende wet- en regelgeving. Zo heeft het basisonderwijs o.a. te maken met de Wet op het Primair Onderwijs en hebben het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang te maken met de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk (voorheen Wet kinderopvang). Het peuterspeelzaalwerk heeft ten aanzien van de financiering en de inhoud ook te maken met de subsidieverstrekking van de gemeente. Alle drie de disciplines hebben echter ook te maken met de elkaar verbindende Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE). De Wet OKE is met ingang van augustus 2010 in werking getreden en zorgt voor een wijziging in drie wetten:

 

  • 1.

    Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk (Wkkp – voorheen Wet kinderopvang): a. de gemeentelijke taak en verantwoordelijkheid in het houden van toezicht op de kwaliteit gaat nu om de aangeboden kinderopvang én het aangeboden (gesubsidieerde) peuterspeelzaalwerk. b. de GGD doet inspecties op basis van de toetsingskaders kinderopvang en peuterspeelzalen, de gemeentelijke Verordening ruimte- en inrichtingseisen en het toetsingskader Voorschoolse Educatie (de aanwezigheid of het ‘wat’ hiervan).

  • 2.

    Wet op het onderwijstoezicht: hierin wordt geregeld dat het toezicht op de kwaliteit van de Voor- en Vroegschoolse Educatie bij de organisaties voor kinderopvang, het peuterspeelzaalwerk en in het primair onderwijs wordt uitgevoerd door de Inspectie van het Onderwijs (hier wordt het ‘hoe’ getoetst).

  • 3.

    Wet op het primair onderwijs: hierin wordt de regierol van de gemeente ten aanzien van onderwijsachterstandenbeleid verstevigd en wordt de verantwoordelijkheid voor het aanbod en de toegankelijkheid vastgelegd. Het gaat hierbij zowel om voor- als vroegschoolse educatie.

Gemeentelijk peuterspeelzaal- en VVE-beleid tot nu toe

De gemeente heeft in de loop der jaren een vijftal nota’s opgesteld, die richting gaven aan het peuterspeelzaal-/of het VVE-beleid, te weten:

 

  • a.

    Nota Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid 2002-2006. In deze eerste nota werd de introductie gedaan van de observatie- en registratiemethode KIJK-peuters. Ook werd een eerste aanzet gegeven tot een samenwerking tussen het basisonderwijs, het peuterspeelzaalwerk, de kinderopvang en het consultatiebureau van de GGD-Zeeland met het oog op tijdige signalering en het voorkomen van achterstanden in de ontwikkeling van kinderen. Bij de inschrijving van peuters bij het peuterspeelzaalwerk werd de systematiek van de gewichtenregeling ingevoerd. Ten slotte werd aandacht gegeven aan het in beeld brengen van het bereik van de VVE-doelgroep kinderen bij het peuterspeelzaalwerk en de ouderparticipatie in het VVE-beleid.

     

  • b.

    Het primair onderwijs op weg naar het jaar 2010. In deze nota werd uiteengezet dat de kern van een Brede School wordt gevormd door de samenwerking van de VVE-partners. Het voorzien van een accommodatie waarin de verschillende disciplines onder één dak zitten vormt een positieve stimulans hierin. Over de tussenliggende tijd kan worden geconcludeerd dat alle peuterspeelzaallocaties zijn ondergebracht in een basisschool. Bij nieuwbouw van een basisschool werd gelijktijdig een peuterspeelzaal opgenomen in het gebouw. Op andere locaties werd een accommodatie toegevoegd. In eerste instantie werd ingestoken op een verticale samenwerking ( basisonderwijs, peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en consultatiebureau). Als dit goed op elkaar zou aansluiten, dan zou in een later stadium een horizontale samenwerking worden gezocht (bijvoorbeeld naar bibliotheek, sportkennismaking etc.). Op een aantal locaties c.q. in kernen is hier al sprake van. Er is een voorziening van de bibliotheek gevestigd en er wordt na schooltijd ook sportbuurtwerk via Hulst in Beweging aangeboden.

     

  • c.

    Toekomstvisie Peuterspeelzaalwerk. Centraal in deze nota staan de ambitieniveaus in het peuterspeelzaalwerk. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het reguliere peuterspeelzaalwerk en het Voorschoolse Educatie-werk. In de praktijk valt er natuurlijk geen scherpe grens te trekken in het werken met kinderen tussen het reguliere peuterspeelzaalwerk en het Voorschoolse Educatie-werk, maar beide vormen worden wel afzonderlijk gefinancierd door middel van verschillende subsidieregels.

     

  • d.

    De Hulsterse educatieve agenda 2008-2010. In de Hulsterse educatieve agenda werd een visie geschetst op het toekomstige lokale onderwijsbeleid binnen de gemeente Hulst. Op het onderdeel onderwijsachterstanden werd gesteld dat “de doorlopende ontwikkelingslijn dient van voorschools naar schools en bij de overgang van primair naar voortgezet onderwijs te worden gewaarborgd”. Om dit te bereiken zou een structureel afstemmingsoverleg moeten plaatsvinden met de betrokken VVE-partners. Dit overleg is echter tot nu toe niet structureel tot stand gekomen. Daarnaast werden ook een aantal beleidsmaatregelen aangegeven. Deze werden verder geconcretiseerd in het werkplan Voor- en Vroegschoolse Educatie 2008-2010.

     

  • e.

    Voor- en Vroegschoolse Educatie – werkplan 2008-2010 In dit werkplan werden de beleidsmaatregelen uit de Hulsterse educatieve agenda omgezet in concrete activiteiten. Om een aantal van deze activiteiten ook feitelijk te kunnen uitvoeren werd binnen het stelsel van de Algemene Subsidieverordening en de Beleidsregels subsidieverstrekking de specifieke beleidsregel 2 VVE ingevoerd en werd een bijbehorend subsidieplafond vastgesteld door de gemeenteraad. Op grond van dit werkplan en de bijbehorende beleidsregel werd aan verschillende organisaties subsidies verleend om zich te scholen in de observatie- en registratie methodiek KIJK-peuters en de VVE-methoden Uk & Puk en Piramide.

De verschillende nota’s hebben ten aanzien van de kijk op het (regulier) peuterspeelzaalwerk en Voor- en Vroegschoolse Educatie hebben een aantal zaken opgeleverd, welke nu nog steeds actueel en van waarde zijn om mee te nemen in de komende beleidsperiode:

  • 1.

    Het peuterspeelzaalwerk werd in de nota Toekomstvisie Peuterspeelzaalwerk als volgt geformuleerd:

    ‘Het bieden van een speelgelegenheid aan kinderen vanaf 2 jaar en 3 maanden tot 4 jaar gedurende een dagdeel van maximaal drie en een half uur, tijdens (meestal) twee dagdelen per week gedurende ongeveer 40 weken per jaar met als doel om hun ontwikkeling te bevorderen en samen te spelen.’

    Het (reguliere) peuterspeelzaalwerk wordt gefinancierd enerzijds door een bijdrage van de ouders van de peuters en anderzijds door middel van een budgetsubsidie op basis van de Algemene Subsidieverordening gemeente Hulst, de Beleidsregels Subsidieverstrekking gemeente Hulst en hierbinnen de specifieke beleidsregel 9 Peuterspeelzalen. Aan het te verlenen budgetsubsidie worden nadere voorwaarden gesteld. Deze worden vastgelegd in een zogenoemde Uitvoeringsovereenkomst. De overeenkomst wordt door zowel de gemeente als door de uitvoeringsorganisatie ondertekend.

     

  • 2.

    De bepaling van een doelgroepkind in het VVE-beleid. Een kind is een doelgroepkind als het voldoet aan één van de volgende kenmerken: - het kind heeft een feitelijke weging (0,3 of 1,2 conform het wegingsinstrument dat gebruikt wordt in het primair onderwijs); - het kind wordt door een professionele instelling (lees Centrum voor Jeugd en Gezin) doorverwezen naar de peuterspeelzaal/kinderopvang op basis van een indicatie dat er extra aandacht nodig is vanwege risico’s in de ontwikkeling. Op peildatum 1 oktober 2011 zijn in het basisonderwijs 22 kinderen in de leeftijd van 4 en 5 jaar met een wegingsfactor 0,3 of 1,2.

     

  • 3.

    De introductie van de observatie- en registratiemethode KIJK-peuters. Deze sluit aan bij de observatie- en registratiemethode die bij nagenoeg alle basisscholen in onze gemeente wordt gehanteerd.

     

  • 4.

    Door middel van de bepaling van de ‘brede school’ werd duidelijk onderschreven dat de kern van een goede en sluitende aanpak bestaat uit de samenwerking van VVE-partners(peuterspeelzaalwerk, kinderopvang, basisonderwijs en consultatiebureau/GGD). Het ‘onder één dak zitten’ is daarbij geen must, maar wel een heel positieve stimulans om dit mogelijk te maken.

     

  • 5.

    De ambitieniveaus in het peuterspeelzaalwerk: - ambitieniveau 1: spelen en ontmoeten (regulier peuterspeelzaalwerk), - ambitieniveau 2: spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren (regulier peuterspeelzaalwerk) en - ambitieniveau 3: spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen (Voorschoolse Educatie d.m.v. programma’s als Uk&Puk en Piramide).

     

  • 6.

    De facilitering op basis van subsidie in de methoden: KIJK-peuters, Uk&Puk en Piramide.

     

  • 7.

    Een (gefaciliteerde) warme overdracht van kinderen van de peuterspeelzaal naar het primair onderwijs.

     

  • 8.

    Een facilitering door de gemeente aan het peuterspeelzaalwerk bij een deelname aan een 3e VVE-dagdeel, waardoor er geen verhoging van de ouderbijdrage zou zijn.

Nu ‘Sterker Verder’

Wij zien als gemeente een aantal VVE-samenwerkingspartners. Het peuterspeelzaalwerk, de kinderopvang en het primair onderwijs groeien steeds meer naar elkaar toe. Enerzijds heeft dit te maken met het gezamenlijk inzicht in een gemeenschappelijk belang en een wederzijdse versterking. Anderzijds heeft dit te maken met de ontwikkeling van landelijke wet- en regelgeving.

 

De basiskenmerken van de verschillende disciplines/actoren zijn te omschrijven als:

 

Peuterspeelzaalwerk

De basiskenmerken van het reguliere peuterspeelzaalwerk zijn opgesloten in de ambitieniveaus 1 en 2. Het gaat hier om spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren. Anders gezegd is het peuterspeelzaalwerk een laagdrempelige opvang van alle kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar voor een of twee dagdelen per week van maximaal vier uur per dag met als functie het creëren van optimale ontwikkelingskansen door het aanbieden van veelzijdige en passende speelmogelijkheden en de bijbehorende omgeving.

 

Kinderopvang

De kinderopvang is een bedrijfsmatige voorziening waar tegen betaling sprake is van verzorging, ontwikkelingsondersteuning en opvoeding van kinderen vanaf de geboorte totdat het kind naar het voortgezet onderwijs gaat. Via het stelsel van de kinderopvangtoeslag wordt er een stimulans geboden aan de ouders/verzorgers om de zorg voor kinderen te combineren met een deelname op de arbeidsmarkt.

 

Basisonderwijs

Het basisonderwijs is er primair op gericht om het leerplichtige kind een optimale stimulering en ondersteuning te bieden in de ontwikkeling van de intellectuele, sociale en psychische mogelijkheden en de daarbij behorende vaardigheden.

 

CJG/consultatiebureau

Binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin zijn verschillende kernpartijen (o.a. GGD, Maatschappelijk Werk, MEE-Zeeland en Indigo) in een samenwerking verenigd om met de inzet van informatie, advies en lichte hulpverlening antwoord of ondersteuning te bieden aan kinderen en hun ouders/verzorgers in opvoeden- en opgroeien. Een deel van de inzet door de GGD wordt gevormd door het consultatiebureau. Het consultatiebureau heeft een 100% bereik onder de bevolking. Hiermee komen alle jonge kinderen in beeld, waarbij wordt gekeken naar de gehele lijn van ontwikkeling van het kind.

 

Naast de basiskenmerken van de verschillende disciplines/actoren kan worden vastgesteld dat zij allen de Voor- en Vroegschoolse Educatie gemeenschappelijk hebben. Voor het CJG als VVE-partner geldt dat zij hierin een indicerende en doorverwijzende rol heeft. Hierbij wordt nadrukkelijk opgemerkt dat het hier niet alleen gaat om het ‘consultatiebureau’. Op basis van de bij verschillende kernpartners beschikbare deskundigheid wordt gesteld dat het CJG VVE-partner is. De kinderopvangorganisaties bieden een kwalitatief beter ‘product’ aan als zij ook werken met VVE-programma’s en samenwerken met het basisonderwijs. Zij kunnen zich daarmee onderscheiden van aanbieders die niet werken met dergelijke programma’s. Het peuterspeelzaalwerk kent het ontwikkelen en het signaleren als basiskenmerken. VVE-programma’s geven de mogelijkheid om (deels) zelf het antwoord te bieden bij signalen van (dreigende) achterstand. Daarnaast biedt het de mogelijkheid dat de aansluiting van deze kinderen naar het primair onderwijs veel gemakkelijker en daarmee beter zal verlopen. Voor het basisonderwijs geldt dat kinderen met een mogelijke achterstand al grotendeels in beeld zijn en er al een traject werd ingezet om hier aan te werken. Het basisonderwijs hoeft daarmee niet blanco te beginnen en kan meteen van start gaan op basis van kennis, ervaringen en behaalde resultaten. Een doorgaande leerlijn is ingezet.

 

Als gemeente stellen wij ons, maar daarmee gelijktijdig voor onze samenwerkingspartners, de volgende missie:

“Iedereen doet mee!”

Taakstelling

“Iedereen doet mee!” geeft aan dat alle partijen – het kind, de ouders, de peuterspeelzaal, de kinderopvang, het basisonderwijs, het CJG en de gemeente – er belang bij hebben en er een aandeel in hebben, om er voor te zorgen dat ieder kind optimale kansen krijgt om zijn of haar kwaliteiten te ontwikkelen en in te zetten. Dit vraagt inspanning van alle partijen op hun eigen deskundigheid en verantwoordelijkheid én een samenwerking en afstemming tussen de verschillende partijen.

 

De gemeente heeft in het kader van de Voor- en Vroegschoolse Educatie een aantal taken en verantwoordelijkheden. Het gaat hierbij om het vormgeven van beleid, het stellen van kaders en als sluitstuk het houden van toezicht en indien nodig handhaven op de kwaliteit van de aangeboden kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en Voorschoolse Educatie.

 

Ten aanzien van het te formuleren VVE-beleid zijn in de Wet OKE een aantal voorwaarden geformuleerd: 1. VVE gaat om tenminste 4 dagdelen of 10 uur per week; 2. er wordt gewerkt met VVE- of integrale programma’s op de onderdelen: taal, rekenen, motoriek en sociaal/emotionele ontwikkeling; 3. per 8 peuters 1 gekwalificeerde beroepskracht en maximaal 16 peuters per groep (en dus 2 gekwalificeerde leidsters bij 9 of meer kinderen); 4. de beroepskracht is minimaal PW’er niveau 3 + bewijs van VVE-scholing en 5. de houder stelt een plan op om de VVE-kwaliteit te borgen: onderhoud kennis en vaardigheden bij de beroepskrachten op VVE-vlak.

 

Als bijkomende voorwaarden worden door de gemeente daaraan toegevoegd:

6. Voor een VVE-/peutergroep in de kinderopvang gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

a. De leeftijd van de deelnemers is minimaal 2 jaar en 3 maanden en maximaal 4 jaar.

b. Er wordt gewerkt met de KIJK-peuters observatie- en registratiemethode en een VVE- programma (UK & PUK of Piramide) of ander integraal programma op de domeinen: taal, rekenen, motoriek en sociaal/emotionele ontwikkeling.

7. Ieder doelgroepkind wordt bij aanvang van de deelname aan Voorschoolse Educatie geobserveerd/geregistreerd door middel van de KIJK-peuters methode, vervolgens nogmaals na 1 jaar deelname en tenslotte een derde maal voor de overgang naar het basisonderwijs. Hiermee wordt een beeld verkregen van de ontwikkeling gedurende de deelname aan het VVE-aanbod en een goed dossier dat als basis dient voor de vroegschoolse educatie in het basisonderwijs.

8. Er is een structurele overdracht of indien nodig een ‘warme’ overdracht van het doelgroepkind van de Voorschoolse Educatie aan Vroegschoolse Educatie in het basisonderwijs.

 

Beleidsdoelen 2012-2014

Wij wensen de komende periode (2012-2014 – einde specifieke uitkering ten behoeve van gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid) te komen tot de realisatie van de volgende punten:

  • 1.

    Er is in de werkgebieden van de Voorschoolse Educatie (het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang) voldoende capaciteit aanwezig om het veronderstelde volume aan doelgroepkinderen te laten deelnemen aan Voorschoolse Educatie.

  • 2.

    Er is in de werkgebieden van Voorschoolse Educatie (het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang) de beschikking, kennis en kunde aanwezig om te werken met de observatie- en registratiemethode KIJK-peuters.

  • 3.

    Er is in de werkgebieden van Voorschoolse Educatie (het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang) de beschikking, kennis en kunde aanwezig van VVE- of integrale programma’s op de ontwikkelingsdomeinen: taal, rekenen, motoriek en sociaal/emotionele ontwikkeling.

  • 4.

    Er is een structurele samenwerking gerealiseerd tussen de werkgebieden van Voorschoolse Educatie (het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang) en het Centrum voor Jeugd en Gezin ten aanzien van de toeleiding van doelgroepkinderen naar de Voorschoolse Educatie en vice versa.

  • 5.

    Er is overeenstemming tussen de organisaties in het werkgebied van de Voorschoolse Educatie (het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang) en het basisonderwijs over de doorgaande lijn en speciaal over de wijze waarop doelgroepkinderen worden doorgeleid van het voorschoolse naar het (vroegschoolse) basisonderwijs. Hierbij is het noodzakelijk dat er sprake is van een zogenaamde ‘warme overdracht’.

  • 6.

    De ouders van doelgroepkinderen worden in de Voorschoolse en Vroegschoolse Educatie op een actieve wijze geïnformeerd over en waar mogelijk betrokken bij de ontwikkeling van hun kind. Daar waar mogelijk worden zij ook actief betrokken bij de uitvoering van het VVE-programma.

Maatregelen

Om de genoemde doelen te kunnen bereiken, waarbij tegelijkertijd de wettelijke en de toegevoegde gemeentelijke voorwaarden in acht worden genomen, zullen een aantal maatregelen worden gesteld en uitgevoerd.

 

Maatregel 1

Het reguliere peuterspeelzaalwerk (ambitieniveau 1 en 2) en het VVE-werk in het peuterspeelzaalwerk én de kinderopvang dat voldoet aan de eerdergenoemde 8 voorwaarden moeten daarnaast ook volledig voldoen aan kwaliteitseisen conform de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (en de aanvullende beleidsregels) en worden geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Dit is ondertussen opgenomen in de beleidsregels 2 Voor- en Vroegschoolse Educatie en 9 Peuterspeelzalen.

 

Maatregel 2

De toegang tot het reguliere peuterspeelzaalwerk en de inzet hierin van Voorschoolse Educatie worden geregeld ten aanzien van: - de instroomleeftijd: om toegang te kunnen verkrijgen tot het reguliere peuterspeelzaalwerk (of een VVE-/peutergroep in de kinderopvang) en het bijkomende 3e dagdeel Voorschoolse Educatie (in het peuterspeelzaalwerk) moet het kind minimaal 2 jaar en 3 maanden oud zijn; - kwaliteitsvoorwaarden: het VVE-werk voldoet aan de wettelijk vastgestelde en de gemeentelijk toegevoegde voorwaarden; - deelname: om deel te kunnen nemen aan het VVE-werk in het peuterspeelzaalwerk (3 dagdelen) moet er ten behoeve van het kind sprake zijn van een ‘gewicht’ (conform de gewichtenregeling in het basisonderwijs) of een indicatie daarvoor afgegeven door zijn het CJG; - toelatingsbeleid peuterspeelzaalwerk/VVE-werk: 1. geïndiceerd vanaf 2 jaar en 6 maanden; 2. niet geïndiceerd vanaf 2 jaar en 6 maanden; 3. geïndiceerd vanaf 2 jaar en 3 maanden en 4. niet geïndiceerd vanaf 2 jaar en 3 maanden.

 

Maatregel 3

In het reguliere peuterspeelzaalwerk (ambitieniveau 1 en 2) wordt gewerkt met een VVE-programma of een ander integraal programma op de ontwikkelingsdomeinen: taal, rekenen, motoriek en sociaal/emotionele ontwikkeling. Hierdoor wordt aan alle kinderen een kwalitatief goed en stimulerend aanbod gedaan. Het reguliere peuterspeelzaalwerk blijft gesubsidieerd op basis van de Algemene Subsidieverordening en de specifieke beleidsregel 9 Peuterspeelzalen. Met ingang van augustus 2012 zal een inkomensafhankelijke ouderbijdrage worden ingevoerd.

 

Maatregel 4

Gedurende de afgelopen jaren is er door de gemeente vooral geïnvesteerd in de scholing van personeel in de observatie- en registratiemethode KJK-peuters en specifieke VVE-programma’s. Momenteel zijn alle werkzame leidsters in het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang in onze gemeente geschoold (of althans in de gelegenheid gesteld dit te doen) in deze programma’s. Het is nu aan de werkgever om deze kennis en kunde op peil te houden door het opstellen van een borgingsplan op VVE-kwaliteit (voorwaarde 5 VVE-beleid in de Wet OKE). Op dit onderdeel moet de gemeente dan ook geen structurele investeringen meer doen. Er moet wel op toe worden gezien dat de borging goed is geregeld, maar dit zal bij inspectie door de GGD-Zeeland (onderzoek op ‘wat?’) en de Onderwijsinspectie (onderzoek op ‘hoe?’) worden beoordeeld.

 

Maatregel 5

Het aanbod van VVE moet onder andere voldoen aan het vereiste van minimaal 4 dagdelen of 10 uur per week. In het (reguliere) peuterspeelzaalwerk duurt een dagdeel 3,5 uur, dus een deelname aan VVE gedurende 3 dagdelen voldoet aan deze kwaliteitsvereiste. Ook in de kinderopvang is het gewoonlijk om een dagdeel (3,5 à 4 uur) af te nemen. Bij een aanbod van VVE-programma’s kan ook de kinderopvang volstaan bij 3 dagdelen per week. Voor de deelname van een doelgroepkind aan VVE wordt van rijkswege een beperking gesteld aan de hoogte van de ouderbijdrage. Deze mag niet meer bedragen dan de financiële ouderbijdrage bij maximale kinderopvangtoeslag (momenteel € 0,59 per uur).

Er wordt gekozen om hier geen onderscheid te maken tussen een deelname van het doelgroepkind aan VVE in het peuterspeelzaalwerk of de kinderopvang. Hierdoor is het mogelijk om een zo hoog mogelijk bereik te verkrijgen. De gemeente zal om dit te realiseren op basis van de Algemene Subsidieverordening en de specifieke beleidsregel 2 VVE een subsidie verstrekken[1].

 

Maatregel 6

In het reguliere peuterspeelzaalwerk (ambitieniveau 1 en/of 2) wordt per groep gewerkt met 1 gekwalificeerde beroepskracht en 1 volwassen vrijwilliger. Het peuterspeelzaalwerk ontvangt voor het reguliere peuterspeelzaalwerk een budgetsubsidie op grond van de Algemene Subsidieverordening en de specifieke beleidsregel 9 Peuterspeelzalen. Om te voldoen aan de kwaliteitseisen van Voorschoolse Educatie moet er onder andere per 8 peuters worden gewerkt met 1 gekwalificeerde beroepskracht. Op een VVE-groep van 16 kinderen moeten dus 2 beroepskrachten werken. Om dit te realiseren zal de gemeente ervoor zorgdragen dat door middel van het verstrekken van een subsidie op grond van beleidsregel 2 VVE een extra beroepskracht ingezet kan worden in een VVE-groep (gedurende maximaal 3 dagdelen per week). In overleg met de uitvoeringsorganisatie van het peuterspeelzaalwerk zal worden bepaald in welke groep(en) dit zal zijn.

 

Maatregel 7

Om de aansluiting van het voorschoolse peuterspeelzaalwerk of kinderopvang naar het vroegschoolse in het basisonderwijs goed te laten verlopen is het van belang dat er goede afspraken worden gemaakt tussen deze disciplines. De gemeente zal hierin de rol van regie op zich nemen (is daartoe op grond van de wet OKE ook toe verplicht) en zal dat voor zover nodig en aangewezen ook faciliteren.

 

Maatregel 8

Er wordt veel waarde gehecht aan de zogenaamde ‘warme-overdracht’ van het doelgroepkind van de Voorschoolse Educatie in het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang naar de Vroegschoolse Educatie in het basisonderwijs. Bij een dergelijke overdracht wordt het mogelijk om de ontwikkeling van het kind in de Voorschoolse Educatie op een goede en structurele wijze door te spreken tussen de disciplines en wordt de verworven kennis (en het feitelijke dossier) gebruikt als basis voor een plan over de wijze waarop de Vroegschoolse Educatie in het basisonderwijs wordt ingezet. Deze ‘warme overdracht’ vraagt extra inzet en tijd van de betrokken medewerkers. De gemeente zal ervoor zorgdragen dat door middel van het verstrekken van een subsidie op grond van beleidsregel 2 VVE dit wordt mogelijk gemaakt.

 

Verwijzing maatregel 5 laatste zin "verstrekken[1]" :

[1] Bij de kinderopvang wordt hierop een correctie toegepast van de ontvangen kinderopvangtoeslag.

Financiële mogelijkheden

Het reguliere peuterspeelzaalwerk verwerft de inkomsten om te kunnen werken uit de maandelijkse ouderbijdragen en een budgetsubsidie van de gemeente. Het budgetsubsidie wordt verstrekt op basis van de Algemene Subsidieverordening en de specifieke beleidsregel 9 Peuterspeelzalen. De bijbehorende voorwaarden worden vastgelegd in een zogenaamde Uitvoeringsovereenkomst.

 

De kinderopvang verwerft (in hoofdzaak) zijn inkomsten uit de facturatie voor de verleende diensten aan de ouder. De kosten worden of per uur of per dagdeel in rekening gebracht. Ouders kunnen, indien zij daarvoor in aanmerking komen, een kinderopvangtoeslag ontvangen via de belastingdienst of een gemeentelijke regeling.

 

Het basisonderwijs ontvangt zijn financiering van het Ministerie van Onderwijs en wordt voornamelijk gebaseerd op het aantal kinderen en een verhoging hiervan op basis van het aantal kinderen met een wegingsfactor.

 

De kernpartners in het CJG ontvangen hun financiering via verschillende kanalen. De GGD-Zeeland als aanbieder van het consultatiebureau ontvangt haar financiering daarvoor via de Gemeenschappelijke Regeling GGD. De gemeenten dragen bij aan deze gemeenschappelijke regeling. De St. Maatschappelijk Werk Z.-Vlaanderen ontvangt haar financiering (voornamelijk) via gemeentelijke subsidiëring. Andere kernpartners ontvangen hun financiering op andere wijze; als bijvoorbeeld via de ziektekostenverzekeringen.

 

Te verwachten kosten

Bij het omzetten van de maatregelen in concrete acties zullen nieuwe of extra uitgaven worden gedaan door de samenwerkingspartners.

Om uitvoering te kunnen geven aan het VVE-beleid ontvangt de gemeente een uitkering op basis van het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2011-2014.

De hoogte van deze doeluitkering is gebaseerd op het gemeentelijk aandeel wegingskinderen op de landelijke totale populatie. Voor onze gemeente is uitgegaan van 21 wegingskinderen. De uitkering bedraagt op jaarbasis € 66.816,95. Aangezien er sprake is van een doeluitkering moet door de gemeente jaarlijks verantwoording worden afgelegd aan het Ministerie van OC&W – DUO en wordt na 2014 een afrekening gedaan, waarbij niet ingezette middelen moeten worden terugbetaald. Omdat deze doeluitkering niet onuitputtelijk is, moeten er dus keuzes worden gemaakt in wat wel en wat niet gefinancierd kan worden in de uitvoering van de maatregelen. Allereerst is de gemeente gehouden aan de compensatie van de maximale ouderbijdrage bij het volgen van Voorschoolse Educatie voor doelgroepkinderen in een VVE-groep (Maatregel 5).

Verder wordt er voor gekozen om het de organisatie voor peuterspeelzaalwerk mogelijk te maken om in een VVE-groep een 2e gekwalificeerde beroepskracht in te zetten. Omdat er geen middelen zijn om dit op alle groepen te doen, zal er in overleg worden bepaald welke groep(en) dit wel betreft (Maatregel 6).

Als derde onderdeel wordt er gekozen om de afstemming tussen het voorschoolse en het vroegschoolse in het basisonderwijs goed te regelen en dit waar nodig te faciliteren (Maatregel 7).

Tenslotte wordt er gekozen om de ‘warme overdracht’ van een doelgroepkind van de Voorschoolse Educatie naar de Vroegschoolse Educatie te faciliteren (Maatregel 8).

Er zijn dus voldoende middelen binnen de looptijd van de OAB-uitkering om de gevolgen van de beleidsmaatregelen te kunnen dekken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de Raad van de gemeente Hulst van 28 juni 2012,

De raadsgriffier, De raadsvoorzitter,