Organisatie | Hoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag 2009 |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | 610 bijstandsverlening |
441A
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2009 | 01-07-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 08-09-2009 Gemeenteblad 2009=29 | 2009 09.11954 |
De Raad van de gemeente Hoorn;
gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 7 juli en 8 september 2009;
gezien de notitie Hoorns armoedebeleid 2009;
gezien het advies van de Cliëntenplusraad;
gezien het advies van de Algemene Raadscommissie d.d. 1 september 2009;
gelet op het bepaalde in artikel 147 van de Gemeentewet, de artikelen 8 en 36 van de Wet werk en bijstand;
overwegende dat artikel 8 van de Wet werk en bijstand in verband met de decentralisering van de langdurigheidstoeslag per 1 januari 2009 is gewijzigd, waardoor de gemeenteraad bij verordening regels dient vast te stellen voor verlenen van langdurigheidstoeslag;
dat in dit kader ingaande 1 januari 2009 door de gemeenteraad voor de regeling van de langdurigheidstoeslag een overgangsvoorziening is getroffen;
dat op basis van de notitie Hoorns armoedebeleid 2009 is nagedacht en gesproken over de te maken beleidsmatige en financiële keuzes, waardoor de voor de langdurigheidstoeslag getroffen overgangsvoorziening kan worden ingetrokken;
dat in het kader van de vernieuwing van het Hoornse armoedebeleid is gekozen voor een verruiming van de langdurigheidstoeslag;
Voor langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die langdurig aangewezen is geweest op een laag inkomen.
Onder langdurig als bedoeld in artikel 2, lid 1 wordt verstaan: een onafgebroken periode van 36 aaneengesloten kalendermaanden.
Onder laag inkomen als bedoeld in artikel 2, lid 1 wordt verstaan: een bedrag gelijk of lager dan 120% van de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm per maand op de datum van aanvraag.
Per 1 januari 2009 is de Wet werk en bijstand (WWB) gewijzigd, waarbij onder meer de langdurigheidstoeslag is gedecentraliseerd naar de gemeenten. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen hebben op het sociaal minimum zonder dat er uitzicht bestaat op inkomensverbetering, geen financiële ruimte hebben om te sparen en reserveren voor onverwacht hoge en onvermijdelijke uitgaven, zoals de vervanging van duurzame gebruiksgoederen.
De gewijzigde WWB verplicht de gemeenten in een eigen verordening regels vast te stellen over op de lokale hoogte van de langdurigheidstoeslag, alsmede de plaatselijke invulling van de begrippen langdurig en laag inkomen.
Om de politieke discussie over het nieuwe armoedebeleid in Hoorn te kunnen voeren, is aanvankelijk per 1 januari 2009 door de gemeenteraad een overgangsvoorziening getroffen. Met de komst van de nieuwe verordening wordt deze overgangsvoorziening ingetrokken.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de definiëring van het begrip belanghebbende is gekozen voor een verbreding van de huidige doelgroep (WWB, ANW, IOAW, en IOAZ). Hiertoe is niet alleen aansluiting gezocht met de begripsomschrijving van uitkeringsgerechtigde zoals die is vastgelegd in de Wet SUWI. De langdurigheidstoeslag is bestemd voor langdurig sociale minima, ongeacht de reden en aard van hun uitkering, aangevuld met werkenden met een inkomen net boven bijstandsniveau in de leeftijd van 21 tot 65 jaar. Langs deze weg wordt door de gemeente gerichte categoriale inkomenssteun verleend, waarbij de financiële prikkel om te gaan of te blijven werken gehandhaafd blijft.
Gedetineerden kunnen tijdens hun detentie niet in aanmerking komen voor bijstand (artikel 13, lid 1 onder a WWB). Dit geldt ook voor de langdurigheidstoeslag nu deze een vorm van bijzondere bijstand is geworden. Is de gedetineerde gehuwd, dan kan aan de achterblijvende partner wel langdurigheidstoeslag worden verstrekt; deze wordt als alleenstaande (ouder) aangemerkt.
De huidige leeftijdsgrens van 23 jaar is door de wetgever verlaagd naar 21 jaar vanwege het feit dat ouders tot de 21-jarige leeftijd nog onderhoudsplichtig zijn voor hun kinderen. Omdat de algemene bijstand voor 65-plussers hoger is dan die voor 65-minners, heeft de wetgever de huidige bovengrens van 65 jaar voor het recht op langdurigheidstoeslag onveranderd gelaten.
De voorwaarden om in aanmerking te komen voor langdurigheidstoeslag luiden: langdurig aangewezen zijn op het sociaal minimum. De lokale invulling van deze begrippen is vastgelegd in de artikelen 3 en 4.
Onder “langdurig” wordt niet langer een periode van 60 maanden verstaan, maar een onafgebroken periode van 36 kalendermaanden, de zgn. referteperiode. Het verkorten van de referteperiode is vooral ingegeven door het karakter van de langdurigheidstoeslag. Deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven.
Gekozen is voor een kortere periode van drie jaar om mensen eerder te bereiken en omdat na dit tijdsbestek alle financiële reserves veelal zijn uitgeput. Ook het Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting hanteert bij budgetbeheer voor de reserveringen een termijn van drie jaar ten behoeve van extra (vervangings-)uitgaven. Tenslotte sluit deze periode aan bij de maximale aflossingstermijn die de gemeente Hoorn al kent bij de terugbetaling van verstrekte leenbijstand.
Door de wetswijziging hebben gemeenten de handen vrij gekregen om hun eigen maximale inkomensgrens voor het begrip”laag inkomen” te bepalen. Om meer mensen te bereiken is in Hoorn gekozen voor een verruiming van de inkomensgrens naar 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Een onderbreking in het inkomen bijv. door een te lang verblijf in het buitenland heeft in beginsel geen gevolgen voor het recht op langdurigheidstoeslag, mits aannemelijk is dat tijdens die periode ook aan de voorwaarden werd voldaan. Het ligt op de weg van de aanvrager om dit aan te tonen.
Het komt voor dat tijdens de referteperiode ten onrechte uitkering is verstrekt als gevolg van verzwegen inkomsten, waardoor sprake is van een hoger inkomen dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Dit is een reden om de toekenning van een langdurigheidstoeslag te weigeren, tenzij de teveel verstrekte uitkering de uitkeringsgerechtigde niet kan worden verweten vanwege een fout van de uitkerende instelling.
Artikel 5 Hoogte langdurigheidstoeslag
Dit artikel regelt de lokale hoogte van de langdurigheidstoeslag. Er is qua hoogte van de toeslag niet voor gekozen om de onderlinge samenhang tussen de verschillende normgroepen te wijzigen. De huidige samenhang (gehuwden 100%, alleenstaande ouders 90% en alleenstaande 70%) wordt als redelijk en evenwichtig ervaren; budgettaire overwegingen spelen bij deze keuze mede een rol.
Door de jaren heen is de hoogte van de langdurigheidstoeslag weinig veranderd. Uit praktische overwegingen is daarom gekozen voor een vast, rond bedrag voor een periode van drie jaar voor de verschillende doelgroepen, nl:
Hierdoor blijven de toeslagen nagenoeg gelijk en gaan mensen er niet op achteruit. Na het verstrijken van deze periode is het aan de raad om het bedrag opnieuw vast te stellen.
Van belang is dat de langdurigheidstoeslag fiscaal gezien een onbelaste verstrekking is en blijft.
Artikel 6 Ingangs- en peildatum
De langdurigheidstoeslag wordt alleen op aanvraag verstrekt; ambtshalve toekenning behoort niet tot de mogelijkheden. Ook is voorschotverlening uitgesloten door de wetgever (artikel 52 WWB is niet van toepassing).
Omdat de langdurigheidstoeslag door de wetswijziging een vorm van bijzonder bijstand is geworden, is de toeslag niet vatbaar voor beslag (artikel 46 WWB).
De langdurigheidstoeslag kan niet worden beschouwd als een voorliggende voorziening, aangezien de langdurigheidstoeslag haar oorsprong vindt binnen de WWB.
De gewijzigde WWB brengt geen verandering in de systematiek van de ingangs- en peildatum. In artikel 36, lid 4 WWB. Omdat de toeslag voor een periode van twaalf maanden wordt verstrekt, verschuift de peildatum bij iedere toekenning een jaar. Qua redactie van dit artikel is aansluiting gezocht bij de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep.
Het kan zijn dat sprake is van bijzondere omstandigheden, waarbij het strikt hanteren van het gestelde in de verordening niet leidt tot een redelijke uitkomst. In zo’n situatie kan het college afwijkend beslissen.
De nieuwe verordening werkt terug tot 1 juli 2009. Per 1 januari 2009 is door de gemeenteraad een overgangsvoorziening getroffen. Met de komst van de nieuwe verordening is deze overgangsvoorziening niet meer nodig.