Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwolle

Verordening participatie schoolgaande kinderen WWB gemeente Zwolle 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwolle
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening participatie schoolgaande kinderen WWB gemeente Zwolle 2012
CiteertitelVerordening participatie schoolgaande kinderen WWB gemeente Zwolle 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening beschrijft hoe de gemeente Zwolle omgaat met het bevorderen van de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen, waarvan de ouders een laag inkomen hebben.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-07-201201-01-201201-01-2015Nieuwe regeling

25-06-2012

Peperbus 4 juli 2012

gb 2012-06.25

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening participatie schoolgaande kinderen WWB gemeente Zwolle 2012

 

 

Verordening participatie schoolgaande kinderen WWB gemeente Zwolle 2012

Artikel 1 Algemene bepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle.

    • b.

      wet: de Wet werk en bijstand.

    • c.

      maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal, medisch dan wel cultureel karakter door schoolgaande kinderen van ouders met een laag inkomen.

    • d.

      voorziening: een vorm van ondersteuning in natura, gericht op de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen van ouders met een laag inkomen, ter bevordering van maatschappelijke participatie.

    • e.

      doelgroep schoolgaand kinderen: ten laste komende kind van een ouder met een laag inkomen, voor wie de leer- of kwalificatieplicht, bedoeld in artikel 4 van de Leerplichtwet, geldt.

    • f.

      laag inkomen: een inkomen tot 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 2 Toepassingbereik

De gemeenteraad beschouwt het als zijn taak om de maatschappelijke participatie te bevorderen en het aantal schoolgaande kinderen dat belemmeringen ondervindt in die participatie door het lage inkomen van hun ouders, terug te dringen.

Artikel 3 Verantwoordelijkheid college

  • 1.

    Het college zet zich in voor het tot stand komen en ondersteunen van diensten door rechtspersonen die naar zijn oordeel bijdragen aan maatschappelijke participatie van kinderen. Een belanghebbende en diens partner worden voor de toepassing van deze verordening geacht gezamenlijk één aanspraak op een tegemoetkoming of voorziening te hebben.

  • 2.

    Het college kan ook zelf voorzieningen aanbieden die gericht zijn op maatschappelijke participatie.

Artikel 4 Beleid en voorzieningen

  • 1.

    Het college geeft uitvoering aan het beleid ter bevordering van de maatschappelijke participatie van kinderen door:

    • a.

      Breed jeugdbeleid gericht op het creëren van randvoorwaarden zodat alle kinderen gestimuleerd worden in hun sociaal-emotionele, fysiek en cognitieve ontwikkeling.

    • b.

      Stimuleren van kinderen uit huishoudens met een laag inkomen tot het bezoeken van peuterspeelzaal ter voorkoming van taalachterstand.

    • c.

      Het bevorderen van sport, recreatie en culturele activiteiten door de deelname aan Jeugdsportfonds, Stichting Meedoen en de Stichting Ruime Wind.

    • d.

      Continueren van de samenwerking met de jeugdgezondheidszorg ter signalering van bedreigingen op dit gebied.

    • e.

      Het aanbieden van een voorziening zodat een kind zonder zwemvaardigheid kan leren zwemmen.

    • f.

      Inzet op preventieve voorlichting op scholen over omgaan met geld.

  • 2.

    Indien de voorzieningen genoemd onder artikel 4 lid 1 naar oordeel van het college niet passend en toereikend zijn, kan het college individuele bijzondere bijstand verlenen voor de kosten van participatie van schoolgaande kinderen in Zwolle (artikel 35, lid 1, WWB).

Artikel 5 Uitvoering

Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van deze regeling.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand gemeente Zwolle 2012”.

TOELICHTING

Algemeen deel

In de motie Blanksma-Spekman c.s. heeft de Tweede Kamer de regering gevraagd om gemeenten te korten op de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Deze korting zou moeten worden opgelegd wegens onvoldoende terugdringen van het aantal kinderen uit arme gezinnen dat vanwege financiële redenen maatschappelijk niet meedoet. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk in de Wet werk en bijstand gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Voorts dient invulling te worden gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn kansen op een zelfredzame toekomst. Alhoewel de regering er vanuit gaat dat de meeste ouders zich inzetten voor een goede toekomst voor hun kind, wil de regering voorkomen dat deze specifieke ondersteuning voor andere zaken kan worden aangewend.

Om die reden acht de regering het wenselijk om aan deze groep in natura en niet als geldbedrag uit te keren. Als verstrekking in natura naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering hiervan, kan gekozen worden voor een andere vorm. De regering realiseert zich dat gezien de aard van hetgeen geregeld wordt een verstrekking in natura in een aantal gevallen ondoelmatig of ondoeltreffend kan zijn, nog afgezien van het feit dat er discussie kan ontstaan over wat nu wel of niet als in natura is te duiden. Daarom is in de wet de mogelijkheid opgenomen,dat wanneer verstrekking in natura ondoelmatig is, het college mag afwijken van deze verplichting.

Door deze mogelijkheid te bieden om op andere wijze te bewerkstelligen dat een kind deel kan nemen aan noodzakelijke activiteiten, wil de regering tot uitdrukking brengen dat doeltreffendheid de doorslag geeft. De regering wil dat gemeenten geen belemmeringen ervaren om voorzieningen te treffen gericht op maatschappelijke participatie en ontwikkeling van kinderen.

De verordening krijgt op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningplicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar door het rijk geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.

 

Betekenis verordeningplicht en inhoud verordening

Strekking van de verordeningplicht is dat gemeenten werk maken van maatschappelijke participatie van kinderen. Daartoe zijn in de vorige kabinetsperiode extra middelen aan het gemeentefonds toegevoegd. Voor gemeenten die al maatregelen hebben genomen om de participatie van kinderen te bevorderen betekent dit dat zij hun beleid rechtstreeks in de verordening kunnen opnemen en daarmee voldaan hebben aan de verordeningplicht. Zwolle heeft haar beleid vastgelegd in “Samen sterk”. Deze verordening is een wettelijke vertaling van het aldaar geformuleerde beleid.

Op welke wijze dat beleid vorm wordt gegeven, wordt aan de gemeenten zelf overgelaten. De verordeningplicht verandert niets aan de gemeentelijke beleidsvrijheid op dit punt. Dit wetsvoorstel dwingt daarom niet tot het creëren van categoriale bijzondere bijstand voor schoolgaande kinderen. Een doeltreffender vorm van bijstandverlening is individuele bijzondere bijstand, waardoor de bijstandverlening daadwerkelijk gemaakte kosten compenseert. Uiteraard dienen daarbij de kaders van de WWB niet te buiten gegaan worden. Dat betekent ondermeer dat als het categoriale regelingen betreft, de inkomensnormering van 110% gerespecteerd wordt en dat geen inkomensondersteuning plaatsvindt aan personen die uitgesloten zijn van het recht op bijstand.

Gelet op het bovenstaande wordt aan de opgelegde verordeningsplicht voldaan als maatregelen ter bevordering van kinderparticipatie opgenomen worden in een WWB-verordening. Dergelijke maatregelen kunnen ook gevonden worden in andere regelingen, bijv. een reductieregeling specifiek voor schoolgaande kinderen ten behoeve van het lidmaatschap van een sportvereniging of van activiteiten van een culturele instelling.

Met de verplichting om regels te stellen in een verordening, wordt dus beoogd het vastleggen van voorschriften gericht aan het college, met het oogmerk dat het college verder vorm geeft aan de door de gemeenteraad voorgeschreven opdracht om voorzieningen te treffen die kinderparticipatie bevorderen. Deze voorschriften kunnen ook individuele maatregelen betreffen, zolang deze maar bijdragen aan participatiebevordering en uit de verordening duidelijk wordt wat de maatregel inhoudt.

 

Formele of materiële invulling

Er is gekozen voor een concreet formele invulling van de opdracht om regels te stellen. Met een formele invulling wordt bedoeld dat verwezen wordt naar een beleidsplan of maatregelen m.b.t. kinderparticipatie in casu “Samen sterk”. De bereikte resultaten kunnen middels een beleidsverslag ter kennis van de raad worden gebracht. Met een materiële invulling wordt bedoeld dat in de verordening zelf de hoofdlijnen van het beleid zijn opgenomen. Aangegeven wordt om welke maatregelen het gaat en voor welke doelgroep de maatregelen gelden.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Gebruikte begrippen waarvan de betekenis niet zondermeer duidelijk is worden hier omschreven.

Het begrip ‘maatschappelijke participatie’ is hier omschreven, ter uitvoering van de opdracht van de wetgever, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g WWB. Er is gekozen voor een ruime betekenis. Maatschappelijke participatie kan op vele wijzen plaatsvinden en niet ieder kind is hetzelfde. Om die reden wordt het begrip op deze plaats in zo algemeen mogelijke bewoordingen gedefinieerd, en wordt het toegespitst op ouders van schoolgaande kinderen, met een laag inkomen. Een dergelijke begripsomschrijving heeft als voordeel dat op andere plaatsen in de verordening volstaan kan worden met het begrip ‘maatschappelijke participatie’, waarmee dan gedoeld wordt op de participatie van de hier beschreven doelgroep. In het vervolg van de verordening wordt verduidelijkt op welke wijze gemeenteraad en college invulling geven aan de ondersteuning van maatschappelijke participatie.

Het begrip ‘voorziening’ is in de verordening gebruikt en heeft een ruime betekenis gekregen. In wezen wordt met iedere vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura door het college die specifiek is bestemd voor de maatschappelijke participatie van kinderen, uitvoering gegeven aan de wens van de wetgever in de WWB. Een dergelijke voorziening kan bijzondere bijstand zijn, maar ook een tegemoetkoming of kostenvergoeding dan wel een subsidie of verstrekking ‘in natura’, zolang dit maar bijdraagt aan de participatie.

Het begrip ‘laag inkomen’ is omschreven, omdat daarmee in deze verordening de doelgroep van het gemeentelijk armoedebeleid wordt aangeduid.

 

Artikel 2 Toepassingsbereik

In artikel 2 is verduidelijkt wat de gemeenteraad als zijn taak aanmerkt. Die taak is enerzijds gelegen in het in algemene zin vergroten van de maatschappelijke participatie van de doelgroep (kwalitatief) en anderzijds het terugdringen van het aantal kinderen dat onvoldoende participeert (kwantitatief).

 

Artikel 3 Verantwoordelijkheid college

Met betrekking tot het beleid, gericht op maatschappelijke kinderparticipatie, krijgt het college in dit artikel nog enkele opdrachten. Allereerst is in lid 1 bepaald dat het college zich inzet voor dienstverlening door derden aan kinderen die bijdraagt aan maatschappelijke participatie.

Maatschappelijke participatie is niet een exclusieve taak van de overheid. Ook allerlei maatschappelijke instellingen dragen daaraan bij. Het college krijgt de opdracht om te zoeken naar wegen om de dienstverlening van dergelijke instellingen te ondersteunen zodat de participatie wordt bevorderd.

In het tweede lid is vastgelegd dat het college de mogelijkheid heeft om zelfstandig vormen van ondersteuning te creëren die de participatie ondersteunen.

 

Artikel 4 Beleid en voorzieningen

Deze verordening is concreet formeel ingevuld. De regelstelling blijft beperkt door concreet het vastgestelde beleid in de verordening weer te geven. Het college mag nadere regels stellen.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding

De datum van inwerkingtreding is uiteraard 1 januari 2012. Hoewel in artikel 78v WWB is opgenomen dat de verordeningsplicht geen structureel karakter heeft, is geen concrete datum genoemd waarop die plicht komt te vervallen. Om die reden is er geen horizonbepaling opgenomen in de verordening.