Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwolle

Re-Integratieverordening WWB, IOAW, IOAZ 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwolle
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-Integratieverordening WWB, IOAW, IOAZ 2012
CiteertitelRe-Integratieverordening WWB, IOAW, IOAZ 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Welke regels gelden er met betrekking tot de Wet Werk en Bijstand?

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 8 Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-201201-01-2015nieuwe regeling

25-06-2012

Peperbus 4 juli 2012

gb 2012-06.25

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-Integratieverordening WWB, IOAW, IOAZ 2012

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

RE-INTEGRATIEVERORDENING WWB, IOAW en IOAZ 2012

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Uitkeringsgerechtigde: een persoon met een uitkering ingevolge de WWB, IOAW of IOAZ;

    • b.

      Anw-er: een persoon met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet, die als werkloos werkzoekende ingeschreven staat bij het CWI;

    • c.

      Niet-uitkeringsgerechtigde (Nugger): persoon conform artikel 6, lid a van de wet;

    • d.

      De belanghebbende: de in sub a, b en c genoemde persoon, zijnde jonger dan 65 jaar;

    • e.

      Voorzieningen: voorzieningen als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a van de wet; een instrument

      dat ingezet wordt ter ondersteuning van een persoon zoals bedoeld in lid a, b of c bij

      arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie;

    • f.

      Re-integratietraject: één of meerdere, al dan niet aaneengeschakelde, voorziening(en);

    • g.

      Vrijstelling: individuele tijdelijke ontheffing van de verplichting om algemeen geaccepteerde

      arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden, conform artikel 9, lid 1 onderdeel a van de wet;

    • h.

      Vervallen;

    • i.

      Zelfstandige maatschappelijke participatie: het verminderen of opheffen van belemmeringen

      op één of meerdere leefgebieden opdat sociale redzaamheid wordt bereikt en een sociaal

      isolement wordt voorkomen of doorbroken;

    • j.

      Diagnoseplan: een plan van opeenvolgende acties die in het kader van een

      re-integratietraject nodig zijn om de belanghebbende het bij het desbetreffende

      re-integratietraject behorende doel te laten bereiken:

    • k.

      De wet: de Wet Werk en Bijstand;

    • l.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle;

    • m.

      De raad: de gemeenteraad van de gemeente Zwolle;

    • n.

      UWV: Het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

    • o.

      IOAW: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werklozen

      werknemers;

    • p.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen

      zelfstandigen;

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Beleidsplan

  • 1.

    De raad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening tenminste eenmaal in de 4 jaar een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2.

    Dit plan omvat in elk geval:

    • -

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de re-integratie van belanghebbenden waarvoor de gemeente verantwoordelijk is;

    • -

      een verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen;

  • 3.

    Na afloop van de looptijd van het beleidsplan doet het college verslag aan de

    raad over de doeltreffendheid, effecten en resultaten van het beleid.

  • 4.

    Vervallen.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Belanghebbenden hebben aanspraak op ondersteuning bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 2.

    Ondersteuning kan worden geboden door het aanbieden van een, naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte, voorziening, re-integratietraject of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 3.

    Het re-integratietraject wordt vastgelegd in een diagnoseplan

  • 4.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en/of het daaruit voortvloeiende uitvoeringsbesluit.

  • 5.

    Voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of zelfstandige maatschappelijke participatie niet mogelijk is.

  • 6.

    Het college houdt bij het aanbieden van een voorziening in ieder geval rekening met de mate waarin de persoon arbeid en zorgtaken kan combineren.

     

  • 7.

    Het genoemde onder lid 1 is niet van toepassing op personen:

  • - jonger dan 27 jaar die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen;

  • - als bedoeld in artikel 41 van de wet, vierde lid, onderdelen a of b, die zich hebben gemeld om bijstand aan te vragen gedurende de vier weken na de melding, bedoeld in artikel 44 van de wet;

  • - aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt ;

  • 8.

    Jongeren jonger dan 27 jaar hebben geen aanspraak op ondersteuning in de vorm van een participatieplaats als bedoeld in artikel 10a van de wet

Artikel 4 Budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan, bij uitvoeringsbesluit, een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Artikel 5 Verplichtingen van de belanghebbende

 

  • 1.

    De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 2.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kan het college een maatregel opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

  • 3.

    Indien de belanghebbende die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kan het college, bij uitvoeringsbesluit, de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 4.

    Voorts zijn jongeren jonger dan 27 jaar gehouden mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a van de wet.

Artikel 6 Beperkingen

1.Bij uitvoeringsbesluit kan het college van degene zoals bedoeld in artikel 1, onder b of c, een bijdrage verlangen in de kosten van de voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 7 Voorzieningen

  • 1.

    Voorzieningen kunnen separaat, al dan niet aanvullend op een re-integratietraject, of als

    onderdeel van een re-integratietraject worden ingezet.

  • 2.

    Onder algemene voorzieningen wordt verstaan: arbeidsdeskundig onderzoek, aanvullende arbeidsmedische onderzoeken, loonkostensubsidie, verwervingskosten, inkomstenvrijlating;

  • 3.

    Als onderdeel van een re-integratietraject kunnen de volgende voorzieningen worden

    ingezet: diagnose en trajectplan, aanbodversterking, kwalificerende scholing, werkervaring,

    begeleiding, educatie, activering en bemiddeling & nazorg

  • 4.

    Het college kan een eerder genomen beslissing tot het inzetten van een voorziening beëindigen:

    • -

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikel 9 en 17 van de wet, artikel 13 en 37 IOAW en artikel 13 en 37 IOAZ niet nakomt;

    • -

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • -

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik

      wordt gemaakt van een voorziening;

    • -

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een

      snelle arbeidsinschakeling.

  • 5.

    Bij uitvoeringsbesluit stelt het college ten aanzien van de voorzieningen nadere regels. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:

    • a.

      De voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      De vaststelling, intrekking of wijziging van de subsidieverlening;

    • c.

      De aanvraag van en de besluitvorming over subsidies;

    • d.

      Overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

  • 6.

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college algemene voorzieningen en voorzieningen als onderdeel van een re-integratietraject instellen dan wel beëindigen.

  • 7.

    In afwijking van artikel 7 lid 2 en 3 kunnen de volgende voorzieningen , bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de wet, niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

  • a . onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

  • b. de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.

Artikel 8 Continuïteit

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    De kwaliteit en continuïteit van derden, die bij het re-integratietraject zijn betrokken, in voldoende mate gewaarborgd zijn;

  • b.

    Met inachtneming van de persoonlijke verantwoordelijkheid van belanghebbende voldoende voorzieningen zijn getroffen om het voor belanghebbende redelijkerwijze mogelijk te maken het re- integratietraject met succes te doorlopen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand nadat zij is bekend gemaakt.

TOELICHTING

Algemene toelichting

Met de re-integratieverordening geeft de gemeenteraad inhoudelijk invulling aan de ondersteuning die de gemeente Zwolle biedt bij de arbeidsinschakeling en/of participatie van werklozen die behoren tot de verantwoordelijkheid van de gemeente. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet Werk en Bijstand. Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader wordt vormgegeven volgt uit artikel 8 van de Wet Werk en Bijstand.

In artikel 14 van de Invoeringswet Wet Werk en Bijstand is geregeld dat er, ondanks het vervallen van de Wet inschakeling werkzoekenden en het Besluit ID-banen, geen wijzigingen plaatsvinden in de rechtspositie van personen met een WIW-dienstbetrekking of een betrekking in het kader van het Besluit ID-banen. Tevens kunnen deze personen op basis van het genoemde artikel aanspraak maken op ondersteuning bij re-integratie, ondanks het feit dat zij niet direct tot de doelgroep van de wet behoren.

 

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden omschrijvingen gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Bij het omschrijven van de begrippen wordt aangesloten bij de begripsbepalingen in de Wet Werk en Bijstand.

Artikel 2 Beleidsplan

Het college stelt een beleidsplan op waarin, binnen de kaders van de re-integratieverordening, het beleid voor het komende periode wordt beschreven. In dit artikel staat aangegeven welke elementen het beleidsplan minimaal moet bevatten.

Op grond van artikel 2 lid 2 van deze verordening moet het college een beleidsplan opstellen. Dat kan jaarlijks zijn maar er kan ook voor worden gekozen een meerjarenbeleidsplan vast te stellen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid met deelplannen te werken.

Na afloop van de looptijd van het beleidsplan stelt het college een verslag op over de doeltreffendheid, effecten en resultaten van het beleid. Voor wat betreft de inhoud van dit verslag wordt aangesloten bij de in het beleidsplan genoemde elementen.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

In dit artikel wordt aangesloten op de Wet Werk en Bijstand, waarin staat aangegeven dat een belanghebbende aanspraak maakt op ondersteuning bij arbeidsinpassing, maar niet op een specifieke voorziening. Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerd traject met één of meerdere voorzieningen, maar kan ook bestaan uit advies of doorverwijzing naar andere instanties.

Met ingang van 1 juli 2012 kan het college geen ondersteuning meer bieden aan de persoon jonger dan 27 jaar indien hij nog uit ’s Rijks schatkist bekostigd onderwijs volgt of daarvoor in aanmerking komt. Ook kan het college gedurende vier weken na de melding , indien het personen betreft die pas vier weken na melding een aanvraag kunnen indienen, geen ondersteuning aanbieden. Dit omdat de eigen verantwoordelijkheid van betrokkene voorop staat en deze derhalve vanaf de melding ten minste vier weken alles in het werk moet stellen om zelf algemeen geaccepteerde arbeid te verwerven. Verder is bepaald dat het college geen ondersteuning kan aanbieden aan personen die een uitkering van het UWV ontvangen. In afwijking van deze hoofdregel kan het college met het UWV overeenkomen dat zij deze verantwoordelijkheid overnemen van het UWV. Voorts hebben jongeren jonger dan 27 jaar geen aanspraak op ondersteuning in de vorm van een participatieplaats.

Voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. De ondersteuning is primair gericht op arbeidsinpassing. Indien arbeidsinpassing binnen afzienbare tijd niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van voorzieningen zijn.

De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van een traject ligt bij het college. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid, wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. Het traject wordt vastgelegd in een trajectplan dat zowel door het college als door de belanghebbende ondertekend moet worden.

Ook voor de alleenstaande uitkeringsgerechtigde die de zorg heeft voor jonge kinderen, geldt de eigen verantwoordelijkheid om zelfstandig te voorzien in het eigen levensonderhoud door middel van geaccepteerde arbeid. Ook deze uitkeringsgerechtigde maakt aanspraak op ondersteuning en is verplicht mee te werken aan een traject gericht op arbeidsinpassing. Zorgtaken kunnen echter aanleiding zijn tot het verlenen van een tijdelijke ontheffing.

De Wwb schrijft voor dat de gemeente rekening houdt met de wens van een alleenstaande ouder om zorgtaken te verrichten. De gemeente dient vervolgens een afweging te maken tussen het belang van de arbeidsinschakeling en de wensen van de ouder. Bij deze afweging gaat het bijvoorbeeld om factoren als: de situatie die bestond voordat de ouder op een uitkering was aangewezen; de daadwerkelijke kansen op arbeidsaanvaarding en de gevolgen die (kunnen) ontstaan als iemand voor langere tijd niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt.

In artikel 9 van de Wwb wordt de arbeidsplicht in twee onderdelen gesplitst:

  • a.

    de verplichting algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden (sub a)

  • b.

    de verplichting mee te werken aan een re-integratietraject (sub b)

Bij het opleggen van de verplichting algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden (sub a) aan een alleenstaande ouder met een kind tot 12 jaar geldt dat de gemeente er zich van overtuigt dat er passende kinderopvang beschikbaar is en dat de betrokken alleenstaande ouder over voldoende scholing beschikt. Het uitgangspunt hierbij is dat gelet op de belastbaarheid van de betrokken ouder er een zodanig scholingsniveau aanwezig is of gerealiseerd kan worden dat met een deeltijdbaan onafhankelijkheid van de bijstand kan worden verkregen. In alle gevallen bij het opleggen van de verplichting arbeid te aanvaarden aan een alleenstaande ouder is een individuele toetsing noodzakelijk. Uit de rapportage en de daaruit volgende beslissing moet blijken dat deze individuele afweging heeft plaatsgevonden en dat deze afweging tot het al of niet verlenen van een tijdelijke ontheffing leidt. Zoals gezegd gaat het om een tijdelijke ontheffing. Deze ontheffing geldt maximaal voor een periode van 12 maanden, waarna een nieuwe beoordeling moet plaatsvinden.

Het tijdelijk niet opleggen van de arbeidsplicht betekent niet dat de betrokken alleenstaande ouder ook niet hoeft mee te werken aan een voorbereidend of arbeidsmarktgericht traject. Het gaat hier immers om een andere verplichting, namelijk die genoemd is onder sub b.

Het verlenen van mantelzorg kan voor de betrokkene een belasting betekenen waarmee rekening gehouden moet worden bij het opleggen van de arbeidsverplichting. De gemeenteraad is van mening dat de gemeente zich zoveel mogelijk moet inspannen om mensen die intensieve zorgtaken verlenen (waaronder mantelzorg) te ontlasten en vrij te stellen van de arbeidsplicht. Ook hier geldt dat er een afweging moet plaats vinden tussen het individuele belang en de arbeidsplicht. Als het niet mogelijk is om een tijdelijke ontheffing van de arbeidsplicht te verlenen, wordt de arbeidsplicht pas daadwerkelijk opgelegd als er op een doeltreffende en zorgzame wijze vervanging van de zorg is gerealiseerd. Uit de rapportage en de beslissing moet blijken dat de genoemde individuele afweging heeft plaatsgevonden en dat dit al of niet tot een tijdelijke ontheffing van de arbeidsplicht heeft geleid. Zoals gezegd gaat het om een tijdelijke ontheffing. Deze ontheffing geldt maximaal voor een periode van 12 maanden, waarna een nieuwe beoordeling moet plaatsvinden.

Artikel 4 Budget- en subsidieplafonds

De wet stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond ingebouwd worden; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een andere voorziening wordt uitgeweken.

De aan het college gegeven mogelijkheid om een subsidie- of budgetplafond vast te stellen, is ingesteld om ongewenste overschrijding van de beschikbare middelen te voorkomen. Dat is nodig om dat vooraf niet exact bepaald kan worden hoe groot de instroom in de uitkering zal zijn, hoe effectief het re-integratiebeleid zal zijn, en wat de uitgaven zullen zijn die daar het gevolg van zijn.

Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een budgetplafond geld voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. De subsidie- en budgetplafonds moeten door het college per voorziening worden vastgesteld. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op de desbetreffende voorziening.

Indien er geen budget- of subsidieplafond kan worden vastgesteld, kan het college besluiten een plafond in te stellen aan het aantal personen dat gebruik kan maken van de subsidie.

Artikel 5 Verplichtingen van de belanghebbende

Deelname aan re-integratie is niet vrijblijvend. Aansluitend op hetgeen in de Wet Werk en Bijstand reeds bepaald is over verplichtingen, worden hier nog enkele nadere bepalingen weergegeven.

De hoogte van de maatregelen die bij het niet nakomen van de verplichtingen kunnen worden opgelegd, staan beschreven in de afstemmingsverordening. De maatregelen bestaan uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage (afhankelijk van de gedraging). Echter, voor personen zonder uitkering, ANW-ers en personen in dienst van een werkgever in het kader van een traject, kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het derde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen en ook eventueel in het geval van een uitkeringsgerechtigde de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.

Tegen beslissingen op grond van de afstemmingsverordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

Voor jongeren jonger dan 27 jaar geldt de verplichting mee te werken aan een plan van aanpak. In dit plan van aanpak wordt de ondersteuning uitgewerkt. Verder worden de verplichtingen en de gevolgen van het niet nakomen van die verplichtingen vastgelegd in het plan van aanpak. Het college begeleidt de jongere jonger dan 27 jaar bij de uitvoering van het plan van aanpak. Daarnaast evalueert het college periodiek het plan van aanpak met de betrokkene en past het college het plan aan indien dit nodig is.

Artikel 6 Beperking

De wijze waarop wordt vastgesteld of een Nugger of ANW-er moet bijdragen in de kosten van de voorziening en de hoogte van de eigen bijdrage, kan in het uitvoeringsbesluit worden vastgelegd.

Artikel 7 Voorzieningen

In dit artikel wordt beschreven welke voorzieningen het college in ieder geval beschikbaar kan stellen ter ondersteuning van het re-integratietraject. Het betreft geen limitatieve opsomming van voorzieningen. In principe bestaan er twee categorieën voorzieningen, voorzieningen die separaat dan wel aanvullend aan een re-integratietraject kunnen worden ingezet (lid 2) en voorzieningen die onderdeel uitmaken van een re-integratietraject (lid 3). Aan de verschillende voorzieningen kan het college nadere regels verbinden. Deze stelt het college vast in een uitvoeringsbesluit. In het uitvoeringsbesluit komen in ieder geval de elementen zoals genoemd onder het vijfde lid naar voren. Tevens kan het college bij uitvoeringsbesluit nieuwe voorzieningen in het leven roepen ofwel een bestaande voorziening beëindigen (zowel in een individueel geval als voor meerdere belanghebbenden) (lid 6).

In dit artikel is onder lid 4 tevens opgenomen dat en wanneer het college kan besluiten de deelname aan een bepaalde voorziening te beëindigen.

Artikel 8 Continuïteit

Met dit artikel worden de rechten van de belanghebbende bij de gebruikmaking van voorzieningen geregeld. Bij de inkoop van re-integratietrajecten bij derden, dient het college expliciete aandacht te besteden aan de continuïteit en de kwaliteit van de trajecten. Tevens dient het college voorzieningen, zoals kinderopvang, te treffen die het de belanghebbende mogelijk maken deel te nemen aan een traject.