Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening particuliere woningverbetering 2000 |
Citeertitel | Subsidieverordening particuliere woningverbetering 2000 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-04-2002 | 28-02-2002 | 14-04-2011 | art. 2.1.7, 2.2.5, 2.3.1, 2.3.5, 2.4.2, 2.4.7, 2.5.1 | 28-02-2002 Gemeenteblad 2002-30 | Voorstel B&W, 12 februari 2002, SOB 48220, raadsstuk 2002-156 |
29-04-2002 | 28-02-2002 | art. 2.1.7, 2.2.5, 2.3.1, 2.3.5, 2.4.2, 2.4.7, 2.5.1 | 28-02-2002 Gemeenteblad 2002-30 | Voorstel B&W, 12 februari 2002, SOB 48220, raadsstuk 2002-156 | |
01-01-2002 | art. 2.1.7, 2.2.5, 2.3.1, 2.3.5, 2.4.2, 2.4.7, 2.5.1 | 13-12-2001 Gemeenteblad 2001-183 | Voorstel B&W, 4 december 2001, JZ 01/1403, raadsstuk 2001-953 | ||
12-02-2000 | nieuwe regeling | 27-01-2000 Gemeenteblad 2000-7 | Voorstel B&W, 11 januari 2000, 99SOB5947, raadsstuk 2000-68 |
De Raad van de gemeente Rotterdam,
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 januari 2000, 99SOB5947; raadsstuk 2000-68;
gelet op de bepalingen van de Gemeentewet, het wetsontwerp Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing en de Algemene wet bestuursrecht;
tot vaststelling van de hierna volgende Subsidieverordening particuliere woningverbetering 2000.
Burgemeester en wethouders weigeren subsidie indien verlening zou leiden tot overschrijding van het betreffende subsidiebudget of subsidiedeelbudget.
HOOFDSTUK 2 Woningvoorraadbeheer
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
woningverbeteringscontract: overeenkomst tussen huurder en verhuurder inhoudende een samenstel van afspraken betreffende de uitvoering van de werkzaamheden, de eventuele huurverhoging en mogelijke andere gevolgen van het treffen van de voorzieningen, een en ander overeenkomstig Model PWV/JURX, van de dienst Stedebouw + Volkshuisvesting.
Op grond van deze verordening kunnen burgemeester en wethouders subsidie/een bijdrage verlenen:
voor het geheel of gedeeltelijk compenseren van de Stadsregio Rotterdam terzake van een door de Stadsregio Rotterdam, op grond van de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995, verleende bijdrage ten behoeve van het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een particuliere huurwoning, ter voorkoming van het overschrijden van de normbedragen dan wel het gereserveerde budget als bedoeld in artikel 8 tweede en vierde lid Verordening Woninggebonden Subsidies 1995 (§ 2-3a);
Burgemeester en wethouders kunnen op een aanvraag van de subsidieaanvragen ontheffing verlenen van een in deze verordening genoemde termijn met uitzondering van de in artikel 2.2.5, zesde en achtste lid en 2.3.5, zesde en zevende lid genoemde termijnen. Een dergelijke aanvraag wordt voor het verstrijken van de betreffende termijn bij burgemeester en wethouders ingediend.
Bij de beoordeling van de redelijkheid van de verdeling van de kosten van de voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onder g, wordt rekening gehouden met de functie en de gebruiksoppervlakte van die gedeelten van het gebouw, die bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en waarvan volgens de akte van splitsing het uitsluitend gebruik in een appartementsrecht is begrepen, alsmede met alle overige factoren die naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor deze beoordeling relevant zijn.
Plannen met betrekking tot woningen waaraan voor de laatste maal voorzieningen zijn getroffen op voet van een andere regeling, kunnen voor verstrekking van subsidie in de kosten van het treffen van voorzieningen in aanmerking worden gebracht op of na 1 januari 2015, tenzij de op het voor het laatste maal treffen van de voorzieningen aan de desbetreffende woning van toepassing zijnde regeling een eerder tijdstip mogelijk maakt, in welk geval dat eerdere tijdstip van toepassing blijft.
§ 2.2 Voorzieningen aan door eigenaren zelf te bewonen woningen
In deze paragraaf wordt verstaan onder: woning: een woongebouw, of een afzonderlijk gedeelte van een gebouw, welk gedeelte tot bewoning is bestemd.
Ten behoeve van het treffen van voorzieningen aan een door de eigenaar zelf te bewonen woning kan subsidie verleend of vastgesteld worden. De subsidie wordt berekend over de kosten van de voorzieningen zoals bedoeld in artikel 2.1.1, onder f, met uitzondering van maatregelen waarvoor op grond van enige andere subsidieregeling een tegemoetkoming in de kosten kan worden verkregen.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet indien het gaat om woningen terzake waarvan degene, die als eigenaar, of uit anderen hoofde, bevoegd is tot het treffen van voorzieningen, is aangeschreven krachtens de Woningwet, ingeval de in de aanschrijving bepaalde termijn, gedurende welke de voorzieningen dienen te worden getroffen, is verstreken.
De rentepercentages die in de tabellen van het derde en het negende lid zijn opgenomen zijn gelijk aan het op het moment van verlening van de subsidie geldende standaardrentepercentage zoals gedefinieerd in de, op het moment van verlening van de subsidie geldende, samenwerkingsovereenkomst tussen de stichting Nationaal Restauratiefonds en de gemeente Rotterdam.
De subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt onder aftrek van een eventueel voorschot betaalbaar gesteld aan het einde van het lopende kwartaal van het jaar waarin een termijn van 15 jaren na de vaststelling van de subsidie eindigt, mits voldaan is aan de onder artikel 2.2.6 tot en met 2.2.14 gestelde verplichtingen.
Ingeval van eigendomsoverdracht als bedoeld in het achtste lid wordt de subsidie berekend met gebruikmaking van de onderstaande tabellen, waarbij wordt uitgegaan van het aantal volle jaren dat tussen het moment van vaststellen van de subsidie en het moment van de eigendomsoverdracht is verstreken. Een eventueel voorschot wordt op de in de hieronder geplaatste tabel genoemde percentages in mindering gebracht.
De subsidie wordt verleend onder de verplichting dat:
uiterlijk binnen 13 weken na de dag waarop de melding voltooiing heeft plaatsgevonden en nadat de werkzaamheden door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden, de werkzaamheden worden gereedgemeld, met dien verstande, dat de gereedmelding, na gemeentelijke controle en goedkeuring van de werkzaamheden genoemd onder het vierde en vijfde lid van dit artikel, in ieder geval volledig dient plaats te vinden binnen drie jaar nadat het besluit tot het verlenen van de subsidie aan de aanvrager is verzonden;
Subsidie wordt slechts verleend en vastgesteld indien de woning na het treffen van de voorzieningen, als bedoeld in artikel 2.1.1, onder p, voldoet aan het kwaliteitsniveau zoals dat is omschreven in het door burgemeester en wethouders goedgekeurde 'programma van eisen casco', dan wel, in aanvulling hierop 'het programma van aanbevelingen'.
Indien zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders, als bedoeld in het eerste lid, van het bouwplan wordt afgeweken worden de hiermee samenhangende kosten van het meerwerk niet gerekend tot de kosten van de voorzieningen als bedoeld in artikel 2.2.5, tweede lid en evenmin gecompenseerd met kostenbesparingen als gevolg van eventueel minderwerk.
In afwijking van het in het eerste lid gestelde, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de beslissing omtrent aanvragen tot het verlenen van subsidie in de tijd naar voren of naar achteren te schuiven, indien dit, ten behoeve van de wijkaanpak redelijkerwijs noodzakelijk is, dan wel een afwijking als hier bedoeld noodzakelijk is, om tot een volledige uitputting van de in artikel 2.1.4 bedoelde budgetten te kunnen komen.
Toestemming als bedoeld in het eerste lid kan worden verleend indien:
leningen welke, ter financiering van de kosten van het treffen van de voorzieningen, door de eigenaar dan wel de rechtsopvolger, zijn aangegaan en waarbij de betaling van rente en aflossing door of vanwege de gemeente op enigerlei wijze is gegarandeerd, voor de eigendomsoverdracht, algeheel worden afgelost.
De subsidie wordt verleend en vastgesteld onder de verplichtingen dat:
de woning waaraan de voorzieningen zijn getroffen niet wordt gesloopt of aan de bestemming tot woning wordt onttrokken, dan wel wordt onttrokken aan de bestemming om gedurende het gehele jaar door dezelfde persoon of personen te worden bewoond.
De verplichtingen als bedoeld in de artikelen 2.2.12 tot en met 2.2.14 gelden gedurende een periode van 15 jaren na het vaststellen van de subsidie.
§ 2.3 Voorzieningen aan particuliere huurwoningen
Deze paragraaf is mede van toepassing op het treffen van voorzieningen aan een bedrijfsruimte tot een maximum van 23.000 euro voorzover deze voorzieningen een direct en noodzakelijk gevolg zijn van het treffen van voorzieningen aan woningen waarvoor ingevolge paragraaf 2.2, of de onderhavige paragraaf van deze verordening subsidie wordt verleend.
Ten behoeve van het treffen van voorzieningen aan een particuliere huurwoning kan subsidie verleend of vastgesteld worden. De subsidie wordt berekend over de kosten van de voorzieningen zoals bedoeld in artikel 2.1.1, onder f, met uitzondering van maatregelen waarvoor op grond van enige andere subsidieregeling een tegemoetkoming in de kosten kan worden verkregen.
Op de verlening en vaststelling van de subsidie zijn de artikelen 2.2.1, 2.2.4, 2.2.6 tot en met 2.2.11 van overeenkomstige toepassing.
De rentepercentages die in de tabel van het derde en het achtste lid zijn opgenomen zijn gelijk aan het op het moment van verlening van de subsidie geldende standaardrentepercentage zoals gedefinieerd in de, op het moment van verlenen van de subsidie geldende, samenwerkingsovereenkomst tussen de stichting Nationaal Restauratiefonds en de gemeente Rotterdam.
De subsidie op termijn als bedoeld in het eerste lid wordt betaalbaar gesteld aan het einde van het lopende kwartaal van het jaar waarin een termijn van 7 jaren na de vaststelling van de subsidie, overeenkomstig het gestelde in artikel 2.3.4 juncto 2.2.11, eindigt, mits is voldaan aan de onder 2.3.4 en 2.3.6 tweede lid juncto 2.2.6 tot en met 2.2.14 gestelde voorwaarden.
Burgemeester en wethouders kunnen de nadere regels en verplichtingen met betrekking tot het verlenen van de in het eerste lid bedoelde subsidie, bijvoorbeeld terzake van betalingswijze en voorwaarden, alsmede terzake van de benodigde administratieve procedures, neerleggen in een overeenkomst met het Dagelijks Bestuur van de Stadsregio Rotterdam.
De bijdrage op grond van deze paragraaf wordt verleend ter gehele of gedeeltelijke compensatie van de Stadsregio Rotterdam, terzake van een door deze, op grond van de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995, verleende subsidie ten behoeve van het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een particuliere huurwoning, ter voorkoming van het overschrijden van het, voor deze subsidieverlening geldende, normbedrag dan wel het gereserveerde budget als bedoeld in artikel 8, vierde lid, dan wel artikel 8, tweede lid, van de Verordening Woninggebonden
De bijdrage is gelijk aan het bedrag waarmee de, in artikel 2.3a.2 bedoelde, subsidie van de Stadsregio Rotterdam het, in artikel 8 vierde lid dan wel artikel 8 tweede lid van de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995 bedoelde, normbedrag respectievelijk budget, voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen, overschrijdt.
§ 2.4 Subsidie aan bewoners van particuliere huurwoningen bij het treffen van voorzieningen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Bij het treffen van voorzieningen ontstaat recht op subsidie voor die bewoner die:
bij aanvang van de werkzaamheden de woning bewoont, maar niet gedurende de totale duur van de werkzaamheden. In dit geval bedraagt de subsidie de helft van het in artikel 2.4.7 genoemde bedrag. De andere helft wordt uitgekeerd aan de volgende bewoner mits ook deze ten tijde van een deel van de werkzaamheden de woning bewoond heeft.
Een bewoner die, eventueel met anderen, aan elkaar grenzende woningen bewoont, heeft slechts recht op subsidie terzake van één woning.
De aanvraag tot subsidie dient door de bewoner of met zijn instemming door tussenkomst van de verhuurder te worden ingediend binnen 12 weken na het vaststellen van de subsidie, zoals bedoeld in de onder artikel 2.4.1, sub g, bedoelde verordeningen.
De aanvraag wordt slechts in behandeling genomen na verlening van de subsidie zoals bedoeld in artikel 2.4.1, sub g.
In aanvulling op het tweede lid van artikel 1.3 van deze verordening geldt dat, indien andere subsidie op grond van deze verordening of enige andere regeling is of kan worden verleend terzake van verhuis- of herinrichtingskosten, slechts een subsidie wordt verleend indien en voor zover deze de eerder genoemde subsidie overtreft en aan de overige vereisten als genoemd in deze paragraaf is voldaan.
§ 2.5 Verbetering van woonhuismonumenten van sociale verhuurders
Artikel 4.1, eerste lid, sub c, van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1998 komt te luiden: Artikel 4.1, eerste lid, sub c, kosten van de voorzieningen de door burgemeester en wethouders
goedgekeurde, geraamde kosten van de in onderdeel h genoemde voorzieningen, voor zover die meer bedragen dan 23.000 euro;
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2000.
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 11 februari 2000 en ligt op werkdagen van 9.00 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk informatie- en documentatiecentrum van de Bestuursdienst van de gemeente Rotterdam, stadskantoor kamer 100, ingang Rodezand 18.
De Secretaris
N.van Eck
De Voorzitter
I.W.Opstelten
ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE SUBSIDIEVERORDENING PARTICULIERE WONINGVERBETERING 2000
De definitie van artikel 1 correspondeert met de definitie zoals die luidt of komt te luiden in de Verordening op de wijkaanpak.
Het in het eerste lid bedoelde budget heeft betrekking op het totale door de gemeenteraad voor één of meer jaren voor de wijkaanpak beschikbaar gestelde budget. Dit budget is tevens het totale subsidieplafond voor de wijkaanpak.
In deze leden worden de stedelijke budgetten en de gebiedsgebonden budgetten geïntroduceerd. Met de gebiedsgebonden budgetten worden de budgetten bedoeld die zijn gekoppeld aan de onderscheiden strategische wijkaanpakgebieden. Als voorbeeld voor een stedelijk budget kan worden gedacht aan een stedelijk budget PWV ten behoeve van de afmaak van reeds voor de introductie van de wijkaanpak geïnitieerde pwv-projecten in het kader van actief beleid (bijvoorbeeld in het kader van het Intensief Beheerbeleid).
Een stedelijk budget en delen van vastgestelde Strategische Wijkaanpak-budgetten kunnen, op initiatief van de stuurgroepen, worden aangewezen voor particuliere woningverbetering. De wijze waarop deze aanwijzing moet plaatsvinden is beschreven in artikel 2.1.4. Deze (deel-)budgetten gelden voor de uitvoering van deze verordening als subsidieplafonds. Dat wil zeggen dat subsidieaanvragen worden geweigerd indien verlening van de subsidie zou leiden tot overschrijding van het betreffende (meerjarige) budget.
Deze bepaling is opgenomen teneinde de subsidiegelden zo doelmatig mogelijk in te zetten en voorts om te voorkomen, dat een onbedoelde cumulatie van uitkeringen plaatsvindt. Bij een cumulatie kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een subsidieregeling voor het vervangen van loden leidingen. Is een dergelijke regeling van toepassing, dan moet hiermee bij de berekening van de subsidiebijdrage op grond van deze verordening vanzelfsprekend rekening gehouden worden.
Het in dit artikel bepaalde strekt ertoe overschrijdingen van het op grond van artikel 1.2 begrote bedrag te voorkomen en tevens burgemeester en wethouders een mogelijkheid tot weigeren te geven.
Deze 'hardheidsclausule' is opgenomen, omdat de wijkaanpak een dynamisch en innoverend proces is en zich daarom bijzondere omstandigheden kunnen voordoen, waarbij in het belang van de wijkaanpak van de verordening wordt afgeweken. Deze afwijkingen kunnen zowel ten voordele als ten nadele van de aanvrager strekken. In daartoe aanleiding gevende gevallen kunnen burgemeester en wethouders de betrokken raadscommissie(s) horen.
HOOFDSTUK 2 Woningvoorraadbeheer
h.In een separate stichtingskostennota zal invulling gegeven worden aan de diverse kosten (zie artikel 2.1.8, eerste lid ).
In bijzondere omstandigheden kan ook een economisch eigenaar voor subsidie in aanmerking komen. Gezien het ontbreken van de verplichting de economisch eigenaar in het Kadaster in te schrijven, komt een economisch eigenaar slechts voor een bijdrage ineens in aanmerking.
Dit artikel strekt ertoe voor de gestelde termijnen een ontheffing te geven voor burgemeester en wethouders om indien nodig betrokkenen meer tijd te gunnen.
Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het aanleveren van noodzakelijke gegevens of om het verlengen van (tussentijdse) gereedmeldingstermijnen.
Hoewel er sprake kan zijn van een meerjarige budgetvaststelling wordt toch met een sluitingsdatum aan het einde van elk budgetjaar gewerkt. Dit maakt het mogelijk om een budgetjaar administratief goed af te sluiten en te evalueren. Vanzelfsprekend wordt ingeval van een doorlopende budgetzekerheid van deze mogelijkheid slechts gebruik gemaakt indien dit voor een goede administratieve verwerking nodig is.
Ter beoordeling van de doelmatigheid is een beoordeling van de relatie tussen de aan te brengen voorzieningen en de kosten noodzakelijk.
Een nadere uitwerking van het hier gestelde is te vinden in de stichtingskostennota.
Gezien de prioriteit voor de complexmatige aanpak van de particuliere woningverbetering is in dit artikel tevens de mogelijkheid opgenomen tot het aangaan van overeenkomsten door burgemeester en wethouders om een dergelijke aanpak te realiseren.
§ 2.2 Voorzieningen aan door eigenaren zelf te bewonen woningen.
Indien op grond van enig andere subsidieregeling een tegemoetkoming in de kosten van maatregelen kan worden verkregen wordt op basis van deze regeling geen tegemoetkoming gegeven.
Dit betekent dat de subsidiabele kosten op de gebruikelijke manier berekend worden minus de verzekeringspenningen.
Ingeval van eigendomsoverdracht voordat de looptijd van 15 jaar na de vaststellingsbeschikking is verstreken, wordt conform lid 8 en 9 gehandeld.
Bij het voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen zoals in dit hoofdstuk opgenomen wordt de subsidie uitbetaald na de eigendomsoverdracht.
Het merendeel van de bepalingen in dit artikel benadrukt het belang van een regelmatige voortgang van het bouwproces. Op deze wijze kunnen problemen tijdig geconstateerd worden. Een oplossing voor het probleem is in de meeste gevallen dan ook op korte termijn mogelijk.
Dit artikel beperkt de werking van deze verordening tot die door de gemeenteraad aangewezen woningen of aangewezen complexen waarvan de bouw is voltooid vóór 1 januari 1946.
Aanvragen worden in principe op volgorde van binnenkomst behandeld met inachtneming van de termijnen van artikel 2.2.8.
Het vijfde lid geeft de mogelijkheid eerdere aanvragen naar achteren te schuiven en latere aanvragen naar voren te schuiven.
Hier wordt nog eens benadrukt dat de gemaakte kosten inzake de ingreep aangetoond moeten worden aan de hand van rekeningen en betalingsbewijzen en door burgemeester en wethouders goedgekeurde planafwijkingen.
Onder andere aan de hand van deze gegevens worden de goedgekeurde kosten vastgesteld, waarbij als bovengrens geldt de bij de verlening goedgekeurde kosten. Meer - en minderwerk worden ten hoogste gecompenseerd tot aan de bij de verlening goedgekeurde kosten.
Artikel 2.2.12 tot en met 2.2.16
Deze artikelen geven de beheervoorwaarden weer, de looptijd ervan en de sancties bij overtreding van de beheervoorwaarden.
Voor alle beheervoorwaarden geldt dat de termijn waarbinnen de voorwaarden gesteld zijn en er sancties bij overtreding zullen volgen op 15 jaar is gesteld. Na de vaststelling van de subsidie gaat deze termijn lopen. De sancties zijn in artikel 2.2.16 gesteld.
Bijzondere aandacht verdient in dit verband nog de voorwaarde met betrekking tot het onderhoud. Ingevolge deze voorwaarde moeten de woningen gedurende een periode van 15 jaar na de uitvoering van de werkzaamheden deugdelijk worden onderhouden.
Om er voor te zorgen dat de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad niet telkens opnieuw moet worden verbeterd dient deze voorwaarde nauwgezet te worden gecontroleerd. Het niet nakomen van deze beheervoorwaarde leidt tot het niet uitbetalen van de subsidie.
In verband met artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht dient tegen een overtreding van de beheervoorwaarden binnen een termijn van 5 jaar te worden opgekomen. Woningen die met subsidie particuliere woningverbetering zijn verbeterd worden dan ook om de 4 jaar en de laatste keer voor uitbetaling van de subsidie door de afdeling Woningtoezicht geïnspecteerd. De onderlegger voor deze inspectie is het PvE-casco.
Indien tijdens de inspectie tekortkomingen worden geconstateerd in het onderhoud wordt de eigenaar gesommeerd om deze tekortkomingen te herstellen op straffe van intrekking van de subsidie.
Aldus is gewaarborgd dat er deugdelijk onderhoud wordt gepleegd gedurende termijn waarbinnen de beheervoorwaarden gelden en wordt de eigenaar zoveel mogelijk gestimuleerd het onderhoud ook na de gesubsidieerde ingreep op een planmatige wijze te verrichten.
§ 2.3 Voorzieningen aan particuliere huurwoningen
Werkzaamheden ten behoeve van de bovenliggende woningen in de bedrijfsruimte worden gesubsidieerd overeenkomstig de methodiek van dit hoofdstuk.
Het kan gaan om bedrijfsruimte in combinatie met eigenaar-bewoners (EB) en eigenaarverhuurders.
Indien de kosten ten laste van de bedrijfsruimte door de verdeelsleutel van de Vereniging van Eigenaars (V.v.E.) te hoog worden in vergelijking met een redelijke verdeling, kan de V.v.E. gedwongen worden de verdeelsleutel aan te passen. Dat kan als subsidievoorwaarde gesteld worden. Een uitwerking van de toedeling van de kosten is te vinden in de stichtingskostennota.
Bedrijfsmatige kamerverhuur, met voornamelijk het oogmerk van het behalen van winst wordt uitgesloten. Indien er ideële en/of sociaal-maatschappelijke motieven aangetoond worden kan er afgeweken worden van deze bepaling.
Indien op grond van enig andere subsidieregeling een tegemoetkoming in de kosten van maatregelen kan worden verkregen wordt op basis van deze regeling geen tegemoetkoming gegeven.
Overeenstemming met de huurders over de huurgevolgen daarvan voor het uitvoeren van de werkzaamheden is van groot belang voor het welslagen van de ingreep.
§ 2.4 Subsidie aan bewoners van particuliere huurwoningen bij het treffen van voorzieningen
Onder meer met dit artikel wordt aangegeven dat een verleningsbeschikking op grond van deze of de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995 een noodzakelijke voorwaarde is om als bewoner van een particuliere huurwoning een subsidie op grond van deze paragraaf te krijgen.
Met de term 'aanvang van de werkzaamheden' wordt bedoeld de startdatum van de daadwerkelijke uitvoering.
Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat, indien er bijvoorbeeld sprake is van inwoning, aan meer bewoners een volledige subsidie zou moeten worden uitbetaald. Indien sprake is van meer bewoners in een woning dient de volledige subsidie te worden verdeeld over deze bewoners.
Het gaat hier om veelal grotere huishoudens die vanwege ruimtegebrek en gebrek aan grotere woonruimte aan elkaar grenzende woningen van een eigenaar hebben kunnen huren. Bij verhuizing vanwege het treffen van voorzieningen gaat het derhalve om één verhuizing.
In dit artikel wordt aangegeven dat, indien op grond van een andere titel dan het onderhavige een subsidie ter tegemoetkoming in de kosten bij het treffen van de voorzieningen is of kan worden verkregen, slechts indien en voor zover de subsidie op basis van deze paragraaf hoger is het meerdere van de subsidie verleend wordt.
Vanzelfsprekend moet aan de overige vereisten van deze paragraaf voldaan worden.
Wanneer de subsidie zou worden uitbetaald nog voordat de voorzieningen officieel door de gemeente zijn goedgekeurd zou een situatie kunnen ontstaan dat bewoners nog verder weigeren mee te werken aan de juiste uitvoering van de werkzaamheden.
Met dit artikel zal de medewerking van de bewoner soepeler verlopen.
§ 2.5 Verbetering van woonhuismonumenten van sociale verhuurders
De verbetering van woonhuismonumenten van sociale verhuurders was een zogenaamde kopkostenregeling. Daaraan is door nieuwe regelingen een einde gekomen. Daarvoor in de plaats geldt nu een minimum investeringsniveau van vijftigduizend gulden per pand of ander object als bedoeld onder artikel 4.1, sub d, Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1998, waarboven het mogelijk is de monumentale meerkosten tot aan de in artikel 4.3 van dezelfde verordening genoemde maxima te subsidiëren.