Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling betreffende de eisen van aanstelling en bevordering voor het personeel brandweerpersoneel in dienst van de gemeente Rotterdam |
Citeertitel | Aanstellings- en bevorderingsbesluit operationeel brandweerpersoneel |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-06-2003 | 01-01-2020 | art. 1 | 27-05-2003 Gemeenteblad 2003-86 | Voorstel wethouder Middelen en Sport, 21 mei 2003, P&O nr. 03/2130 | |
01-01-1994 | art. 1, bijlage A | 29-10-1993 Gemeenteblad 1993-71 | Voorstel wethouder van Personeels- en Organisatiezaken, 26 oktober 1993, P&O nr. 93/4674 | ||
01-07-1991 | nieuwe regeling | 23-10-1992 Gemeenteblad 1992-87 | Voorstel directeur van de directie Sociaal Economische Zaken en de Commandant van de Gemeentelijke Brandweer, nummer SEZ 92/2726 |
Aanstellings- en bevorderingsbesluit operationeel brandweerpersoneel
Burgemeester en Wethouders van Rotterdam,
gelezen het voorstel van de directeur van de directie Sociaal Economische Zaken en van de Commandant van de Gemeentelijke Brandweer, nummer SEZ 92/2726;
gelet op het bepaalde in de artikelen 4, 10, 15 en 21 van het Ambtenarenreglement en in de artikelen 3, 9 en 14 van de Rechtspositieregeling Vrijwillig Brandweerpersoneel;
Regeling betreffende de eisen van aanstelling en bevordering voor het operationeel brandweerpersoneel in dienst van de gemeente Rotterdam
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
Indien een vrijwilliger - onverminderd het bepaalde in lid 1 - naar het oordeel van het hoofd van dienst beschikt over voldoende ervaring in brandweerwerkzaamheden en in het bezit is van de vereiste diploma's, zoals genoemd in de hiernavolgende artikelen 5 en 6, kan aanstelling in beroepsdienst plaatsvinden in één van de manschappenrangen.
De rang bij aanstelling in beroepsdienst is gelijk aan de rang bij vrijwillig dienstverband met als maximum de rang van hoofdbrandwacht.
Een manschap wordt afhankelijk van opleiding, ervaring en geschiktheid aangesteld in een van de manschappenrangen.
De plaatsvervangend wachtcommandant c.q. plaatsvervangend bevelvoerder wordt bevorderd tot onderbrandmeester indien hij in totaal gedurende minimaal drie jaar in de rang van hoofdbrandwacht goed heeft gefunctioneerd, waarvan minimaal één jaar in de functie van plaatsvervangend wachtcommandant c.q. plaatsvervangend bevelvoerder.
De onderbrandmeester kan worden aangesteld als wachtcommandant of bevelvoerder, indien:
hij in het bezit is van het rijksdiploma brandmeester met door het hoofd van dienst te bepalen keuzemodule(s), of in het bezit is van het rijksdiploma onderbrandmeester met door het hoofd van dienst te bepalen keuzemodule(s) en zich tevens verplicht verklaart binnen een redelijk te achten termijn het rijksdiploma brandmeester met door het hoofd van dienst te bepalen keuzemodule(s) te behalen;
De wachtcommandant c.q. bevelvoerder wordt herplaatst in de functie van plaatsvervangend wachtcommandant c.q. plaatsvervangend bevelvoerder in de rang van onderbrandmeester als hij naar het oordeel van het hoofd van dienst niet binnen een redelijk geachte termijn het rijksdiploma brandmeester met door het hoofd van dienst te bepalen keuzemodule(s) behaalt.
De wachtcommandant c. q. bevelvoerder wordt bevorderd tot Brandmeester indien hij in totaal gedurende minimaal drie jaar in de rang van onderbrandmeester goed heeft gefunctioneerd, waarvan minimaal één jaar in de functie van wachtcommandant c.q. bevelvoerder, en in het bezit is van het rijksdiploma brandmeester met door het hoofd van dienst te bepalen keuzemodule(s).
Personeel specialistische functies (beroeps brandweerpersoneel)
Het hoofd van dienst bepaalt welke betrekkingen binnen de dienst behoren tot de categorie specialistische functies, de functie- en opleidingseisen, het functieniveau, alsmede of kandidaten voor deze functies psychologisch moeten worden getest.
De ambtenaar, bedoeld in lid 1, wordt ingedeeld in de salarisklasse overeenkomend met het niveau waarop de funktie is gewaardeerd, of in een lagere salarisklasse afhankelijk van opleiding en ervaring; de toe te kennen rang is gelijk aan de rang welke volgens bijlage A overeenkomt met de toegekende salarisklasse.
De officier wordt aangesteld, afhankelijk van opleiding, ervaring en geschiktheid, in ten minste de rang van adjunct-hoofdbrandmeester.
De adjunct-hoofdbrandmeester wordt tot adjunct-hoofdbrandmeester eerste klasse bevorderd, indien hij gedurende twee jaren zijn betrekking in de rang van adjuncthoofdbrandmeester naar behoren heeft vervuld.
Tot officier, met de rang van adjunct-hoofdbrandmeester eerste klasse, kan eveneens worden aangesteld de brandmeester, indien:
De officier kan worden bevorderd tot de rang van commandeur of tot een hogere rang indien:
Indien een vacature ontstaat waaraan één der in artikel 1 genoemde rangen voor onderofficieren of officieren is verbonden, wordt door middel van interne werving getracht te voorzien in zulk een vacature. Beroepsbrandweer-personeel heeft daarbij voorrang bij de vervulling van vacatures in het beroepsgedeelte. Vrijwillig brandweerpersoneel heeft daarbij voorrang bij de vervulling van vacatures in het vrijwillig gedeelte. Als geen geschikte interne kandidaat voor vervulling van de vacante functie kan worden voorgedragen, worden de overige kandidaten binnen de dienst en vervolgens kandidaten buiten de dienst in de gelegenheid gesteld te solliciteren.
Personeel dat voor de inwerkingtreding van de Algemene Maatregel van Bestuur van 11 juni 1991 (Stb. 1991, 276) bij de Gemeentelijke Brandweer Rotterdam is aangesteld in de rang van adspirant-onderbrandmeester of onderbrandmeester en in het bezit is van het diploma onderbrandmeester of het diploma onderbrandmeester/bevelvoerder, is vrijgesteld van de in het artikel 9 genoemde diploma-eis.
Het Aanstellings- en bevorderingsbesluit beroepsbrandweer-personeel van 26 januari 1990, Gemeenteblad 1990 nr. 8 (sedertdien gewijzigd), en het Aanstellings- en bevorderingsbesluit vrijwillig brandweerpersoneel van 19 februari 1982, Gemeenteblad 1982 nr. 27, (sedertdien gewijzigd) komen hiermee te vervallen.
Aanstellings- en bevorderingsbesluit operationeel Brandweerpersoneel.
In de op 13 juni 1991 van kracht geworden Algemene Maatregel van Bestuur m.b.t. aanstellingseisen en rangen van operationeel brandweerpersoneel wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen beroeps- en vrijwillig brandweerpersoneel. Dit is voor Commandant Brandweer aanleiding om voor te stellen de beide Aanstellings- en bevorderingsbesluiten voor beroeps- respectievelijk vrijwillig brandweerpersoneel te integreren tot één besluit en gelijktijdig in het nieuwe besluit de volgende wijzigingen op te nemen:
de inschalings- en carrièrelijn voor beroepsbrandweerpersoneel en de zgn. 1 op 3 regeling ter waardering van de diensttijd bij het Vrijwillig Gedeelte bij de overgang naar het beroepsgedeelte zijn vervallen (artikel 3, lid 2 en lid 3 laatste deel); de achtergrond is dat de inschaling evenals voor het overige personeel een onderhandelingssituatie is tussen werkgever en werknemer;
bij de overgang van een vrijwillig dienstverband naar de beroepsdienst wordt men aangesteld in dezelfde rang met als maximum de hoogste manschappenrang nl. hoofdbrandwacht; dit is in overeenstemming met het beleid om kaderleden bij het beroepsgedeelte door interne werving uit het beroepsgedeelte aan te trekken (artikel 3, lid 2, en artikel 19);
de plaatsvervangend wachtcommandant c.q. plaatsvervangend bevelvoerder moet na aanstelling minimaal één jaar in de funktie werkzaam zijn voordat promotie naar de functionele rang mogelijk is (artikel 8, lid 2); dezelfde regeling geldt bij de aanstelling in de funktie van wachtcommandant c.q. bevelvoerder (artikel 9, lid 3).
de artikelen 9 t/m 12 van het huidige Aanstellings- en bevorderingsbesluit beroepsbrandweerpersoneel m.b.t. specialistische functies worden vereenvoudigd; daarbij wordt duidelijker een koppeling gelegd tussen het functieniveau en de rang en wordt de wachttijd c.q. inwerkperiode tot bevordering in de functionele rang gelijkgetrokken met de regeling voor (plaatsvervangend) wachtcommandant/(plaatsvervangend) bevelvoerder; - de aanstellings- en de bevorderingsmogelijkheden voor officieren van het beroepsc.q. van het vrijwillig gedeelte zijn gelijk getrokken; daardoor is het mogelijk geworden dat het hoofd van het vrijwillig gedeelte in een hogere rang wordt aangesteld dan de rang van commandeur (artikel 11 lid ABB/VG); - in verband met de eventueel uit de wijzigingen voortvloeiende bevorderingen is als ingangsdatum 1 juli 1991 gekozen, zijnde de eerste maand na de ingangsdatum van de Algemene Maatregel van Bestuur (13 juni 1991).
De Medezeggenschapscommissie van de Brandweer en de Dienstcommissie van het Vrijwillig Gedeelte gaan akkoord met het geïntegreerde besluit.