Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leusden

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Leusden 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeusden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag gemeente Leusden 2012
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag gemeente Leusden 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt de Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Leusden 2011

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-04-201201-01-201201-01-2012nieuwe regeling

29-03-2012

Leusder Krant, 11-04-2012

180294

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Leusden 2012

De raad van de gemeente Leusden;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 februari 2012, nr 180294

Gelet op:

- artikel 147 van de Gemeentewet en;

- artikel 36 en artikel 8, eerste lid onderdeel d van de Wet werk en bijstand;

besluit

vast te stellen de:

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Leusden 2012

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    wet: de Wet werk en bijstand

  • b

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden

  • c

    referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum

  • d

    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op langdurigheidstoeslag ontstaat

  • e

    gezinsnorm: de norm bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

HOOFDSTUK II RECHT OP LANGDURIGHEIDSTOESLAG

Artikel 2 Langdurig, laag inkomen

1. Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 100 % van de voor hem geldende bijstandsnorm.

Artikel 3 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a

      voor een gezin € 509-

    • b

      voor alleenstaande ouders € 457,-

    • c

      voor alleenstaanden € 357,-

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gezinsnorm, bedoeld in artikel 21, eerste lid van de wet, per 1 januari van dat jaar en de gezinsnorm van het daar aan voorafgaande jaar.

HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN

Artikel 4 Overgangsrecht

De belanghebbende die in 2011 de langdurigheidstoeslag heeft ontvangen omdat hij 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger was dan 100 procent van de voor hem geldende bijstandsnorm, heeft bij ongewijzigde omstandigheden ook in 2012 recht op de langdurigheidstoeslag

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken in bijzondere situaties waarin toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening heet Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Leusden 2012.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht, in werking op 1 januari 2012

Artikel 8 Intrekken vorige verordening

De Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Leusden 2011, vastgesteld op 11 november 2010, wordt op de in artikel 7 genoemde dag ingetrokken.

Aldus vastgesteld door de raad van Leusden,

in zijn openbare raadsvergadering van 29 maart 2012

mevrouw mr. J.S.Y. Houtman mevrouw drs. A. Vermeulen

griffier voorzitter

TOELICHTING OP VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG 2012

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimum inkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de WWB in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand

In artikel 8 WWB is een bepaling opgenomen waarin is bepaald dat gemeenten in een verordening regels vastleggen met betrekking tot de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen.

Nu de Wet werk en bijstand 2012 van kracht is geworden per 1 januari 2012 hebben we te maken met een nieuw begrip, nl. de ‘gezinsnorm’. Dit begrip vervangt het begrip ‘gehuwdennorm’. Als gevolg van het afschaffen van de bijstand voor inwonenden en het vervangen van de toets op het inkomen van de partner door een toets op gezinsniveau (huishoudinkomen) is aanpassing van de verordening noodzakelijk. De wetswijzigingen in de WWB per 1 januari 2012 werken ook door in deze verordening langdurigheidstoeslag.

Artikelsgewijze toelichting.

In onderstaande toelichting wordt ingegaan op een aantal artikelen dat toelichting behoeft.

Ad artikel 1 Begripsbepalingen

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen die niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Er is gekozen voor vaststelling van de referteperiode op 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

Hiermee is meteen invulling gegeven aan het begrip ‘langdurig’. Een referteperiode van vijf jaar, zoals artikel 36 WWB tot 1 januari 2009 voorschreef, wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden drie jaar op een minimuminkomen zijn aangewezen is er over het algemeen geen reserveringsruimte meer over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar. Een belanghebbende is immers vanaf zijn 18e jaar voor de WWB een zelfstandig rechtssubject.

Met de aanpassing in de WWB per 1 januari 2012 zijn de begrippen ‘alleenstaand’, ‘alleenstaande ouder’, ‘gehuwde’, en ‘gezin’, gewijzigd. Ook is de ‘huishoudinkomenstoets’ ingevoerd. Dit heeft gevolgen voor het gemeentelijk beleid met betrekking tot de langdurigheidstoeslag. Is er sprake van een gezin dan moeten alle meerderjarige gezinsleden immers vanaf 1 januari 2012 aan de voorwaarden van artikel 36 WWB voldoen.

Ad artikel 3 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Het Ministerie van SZW heeft bedragen voor 2012 in de normenbrief opgenomen. Deze bedragen zijn overgenomen. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is ervoor gekozen om de hoogte jaarlijks mee te laten bewegen met de bijstandsnormen.

Ad artikel 4

Voor de gezinsbijstand en de huishoudinkomenstoets geldt een overgangstermijn van zes maanden tot 1 juli 2012 (artikel 78s WWB). Voor de inkomensnormering in het kader van de langdurigheidstoeslag geldt een overgangsregeling tot 1 april 2012 voor degene aan wie op 31 december 2011 een langdurigheidstoeslag werd verleend. Indien in voorkomende gevallen na 1 januari 2012 het recht op langdurigheidstoeslag moet worden beoordeeld, en het een situatie betreft waarin ook de regels van het overgangsrecht met betrekking tot de huishoudinkomenstoets tot 1 juli 2012 van toepassing zijn, is het uiteindelijk aan de gemeenten om tot de vaststelling van het recht op langdurigheidstoeslag via de voor de individuele cliënt gunstigste overgangsregeling te laten verlopen.

Voor aanvragen waarvan de peil- en ingangsdatum voor 1 januari 2012 ligt, geldt de ‘oude’ wet en de verordening. Dat is niet met zoveel woorden in de aanscherpingswet opgenomen, maar vloeit voort uit de systematiek van artikel 36 WWB. Deze uitzondering vloeit rees voort uit de wet en hoeft niet afzonderlijk in deze verordening te worden geregeld.