Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling voor de Commandant van de Brandweer en voor de havenmeester inzake de brandbestrijding aan boord van schepen |
Citeertitel | Regeling voor de Commandant van de Brandweer en voor de havenmeester inzake de brandbestrijding aan boord van schepen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Gemeenteblad 1979-162 |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-1979 | nieuwe regeling | 23-11-1979 Gemeenteblad 1979-162 | - | ||
01-12-1979 | nieuwe regeling | 23-11-1979 Gemeenteblad 1979-162 | - |
Burgemeester en Wethouders van Rotterdam
en de Commissie Regionale Brandweer Rozenburg,
Gelet op het bepaalde in artikel 2, lid 1, juncto artikel 10, lid 1, van de Verordening Gemeentelijke Brandweer 1972 (Gemeenteblad 1971, nr. 112, sedertdien gewijzigd) alsmede op het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van de 'Gemeenschappelijke Regeling voor de Brandweer op het eiland Rozenburg + (Gemeenteblad 1969, nr. 94, sedertdien gewijzigd);
Regeling voor de Commandant van de Brandweer en voor de Havenmeester inzake de brandbestrijding aan boord van schepen.
In deze regeling wordt verstaan onder
Artikel 2. Repressieve brandbestrijding
De leiding van de repressieve brandbestrijding aan boord van vaartuigen in de havens en in andere bevaarbare wateren alsmede op de haventerreinen berust bij de commandant. Hij is verantwoordelijk voor de brandblussing. Hij wordt hierin bijgestaan door de havenmeester die hem ongevraagd en desgevraagd adviezen verstrekt, vooral met betrekking tot de nautische aspecten in de ruimste zin.
Indien aan boord van een brandend vaartuig gevaarlijke stoffen aanwezig zijn of vermoedelijk aanwezig zijn, zal de commandant met de havenmeester overleggen over de optimale brandblussing. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de door de havenmeester te verstrekken gegevens omtrent de aard van de gevaarlijke stoffen, de stuwage en het mogelijke gevaar voor de omgeving.
Indien tijdens de repressieve brandbestrijding direct gevaar ontstaat voor het kapseizen, zinken of ongewenst aan de grond komen van het vaartuig waar de brand woedt, berust de verantwoordelijkheid met betrekking tot de hiervoor te nemen maatregelen bij de havenmeester. De commandant dient hem ongevraagd of desgevraagd van advies.
Indien een blusvaartuig arriveert nabij de plaats van een vaartuig waar brand woedt voordat de commandant aanwezig is, vangt dit na overleg met de dienstdoende officier van de Havendienst en de dienstdoende controleur gevaarlijke stoffen met de brandblussing aan. Alsdan is de havenmeester verantwoordelijk voor de brandbestrijding. De commandant wordt zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld van de genomen maatregelen. Zodra de commandant ter plaatse is, neemt hij de leiding en daarmede de verantwoordelijkheid over.
Artikel 4 Organisatie bij brand
Telkens wanneer de commandant een uitbreiding van het aantal ter beschikking gestelde blusvaartuigen noodzakelijk acht, zal hij de havenmeester hiervan in kennis te stellen. De havenmeester deelt de commandant zo spoedig mogelijk mee welke aanvullende capaciteit ter beschikking kan worden gesteld, mede gelet op de uitoefening van andere taken van de Gemeentelijke Havendienst.
Verzoeken en aanwijzingen van de commandant t.a.v. het gebruik van brandblusmiddelen aan boord van blusvaartuigen die door de havenmeester zijn aangewezen ter bestrijding van een brand, worden gericht aan de havenmeester. Aan deze verzoeken en aanwijzingen van de commandant zal zo veel als mogelijk is onverwijld worden voldaan. Indien de havenmeester noch zijn vervanger aanwezig is, worden verzoeken en aanwijzingen direct gericht tot de bevelvoerende scheepvaartmeesters van de aangewezen en aanwezige blusvaartuigen.
Wanneer de havenmeester danwel de bevelvoerende scheepvaartmeesters menen dat het aanwezige havendienstpersoneel of het materieel in ernstig gevaar kan komen, dienen zij de commandant hiervan terstond te verwittigen. In dergelijke omstandigheden kan de havenmeester aanwijzingen geven ter vermijding van het gevaar. Tevens zijn de bevelvoerende scheepvaartmeesters gerechtigd zo nodig te handelen naar eigen inzicht ten einde ernstig gevaar voor het personeel of ernstige schade aan het materieel te voorkomen.
Onverminderd het bepaalde in lid 4 van dit artikel en het bepaalde in de volgende volzin zullen de ingezette blusvaartuigen ter plaatse van de brand blijven zolang de commandant deze meent nodig te hebben. Indien het noodzakelijk wordt geacht door de havenmeester om ingezette blusvaartuigen te vervangen, heeft de havenmeester daartoe de bevoegdheid mits hij de commandant tevoren met redenen omkleed van zijn voornemen in kennis stelt. Door vervanging van blusvaartuigen mogen de bluswerkzaamheden niet stagneren, zulks ter beoordeling van de commandant.