Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Regeling inzake dienstwoningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling inzake dienstwoningen
CiteertitelDienstwoningbesluit
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp1975-44 gecons

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Ambtenarenreglement, art. 4
  2. Ambtenarenreglement, art. 108, lid 1
  3. Salarisverordening 1960, art. 6, lid 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-201201-01-20202012-50 wijz. 7

29-05-2012

Gemeenteblad 2012-50

Voorstel van de wethouder Financiën, Bestuur, Organisatie en  Volksgezondheid van 29 mei 2012, kenmerk: 953987
01-01-1994art. 1, 2, 7, 8, 9, 11, 12, 14 t/m 20, 25, 26

29-10-1993

Gemeenteblad 1993-73

Voorstel van de wethouder van Personeels- en Organisatiezaken, 26 oktober 1993, P&O nr. 93/4674
01-06-1988art. 12

10-06-1988

Gemeenteblad 1988-82

Voorstel van de wethouder van Algemene Personeels- en Organisatiezaken, 8 juni 1988, APO nr. 88/945
01-06-1988art. 1 t/m 12, 18 t/m 20

22-04-1988

Gemeenteblad 1988-32

Voorstel van de wethouder van Algemene Personeels- en Organisatiezaken, 2- april 1988, APO nr. 87/8300
01-02-1984art. 23

20-01-1984

Gemeenteblad 1984-28

Voorstel van de wethouder van Algemene Personeels- en Organisatiezaken, 18 januari 1984, APO nr. 83-7713
01-01-1984aanhef / grondslagen, art. 9, 10

21-09-1984

Gemeenteblad 1984-171

Voorstel van de wethouder van Algemene Personeels- en Organisatiezaken, 19 september 1984, APO nr. 84/1
01-04-1975nieuwe regeling

14-03-1975

Gemeenteblad 1975-44

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling inzake dienstwoningen

Burgemeester en Wethouders van Rotterdam,

Gelet op artikel 4 en artikel 108, lid 1, van het Ambtenarenreglement, alsmede op artikel 6, lid 2, van de Salarisverordening 1960;

 

Besluiten:

vast te stellen de volgende REGELING inzake dienstwoningen.

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    concerndirecteur: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Ambtenarenreglement, bij wiens cluster één of meer dienstwoningen behoren.

  • b.

    dienstwoning: de woning als zodanig toegewezen aan de ambtenaar, wiens betrekking het vereist, dat hij met het oog op de aard van de door hem te verrichten werkzaamheden, terstond ter plaatse beschikbaar is;

  • c.

    bewoner: de ambtenaar die ingevolge toewijzing door burgemeester en wethouders een dienstwoning bewoont;

  • d.

    cluster: het cluster als bedoeld in artikel 1, onder b, van het Ambtenarenreglement, voorzover daarbij één of meer dienstwoningen behoren.

HOOFDSTUK II Beheer en beleid inzake dienstwoningen

Artikel 2
  • 1.

    Het inzake dienstwoningen te voeren beleid wordt bepaald door burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het dagelijks beheer der dienstwoningen berust, onverminderd het bepaalde in artikel 2 en artikel 3, lid 1, van de Algemene verordening op het beheer van bedrijven der gemeente Rotterdam, bij burgemeester en wethouders.

Artikel 3

(Vervallen).

Artikel 4

(Vervallen).

Artikel 5

(Vervallen)

Artikel 6

(Vervallen)

Artikel 7

Aanwijzing van een woning als dienstwoning en intrekking van de aanwijzing van een woning als dienstwoning geschieden door burgemeester en wethouders.

Artikel 8

Toewijzing van een dienstwoning aan een ambtenaar geschiedt door burgemeester en wethouders.

Artikel 9
  • 1.

    De directeur van het Gemeentelijk Woningbedrijf Rotterdam stelt bij nieuwe verhuring of wijziging in accommodatie de huurwaarde van de dienstwoning vast met inachtneming van de door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu jaarlijks vast te stellen richtlijnen.

    Hij dient hiertoe tijdig te worden ingelicht door burgemeester en wethouders over wijzigingen in het gebruik van dienstwoningen, verbeteringen in de accommodatie en daarnaast primair over een aantal bouwkundige gegevens, bepalend voor het zgn. puntenaantal van de woning.

  • 2.

    Wanneer de warmte door het cluster wordt geleverd, stellen burgemeester en wethouders de vergoeding naar billijkheid vast.

Artikel 10

(Vervallen)

Artikel 11

Per cluster kunnen burgemeester en wethouders een ambtenaar aanwijzen die onder hun verantwoordelijkheid speciaal is belast met aangelegenheden terzake van dienstwoningen.

HOOFDSTUK III Bewonen en gebruik van dienstwoningen

Artikel 12
  • 1.

    De bewoning van een dienstwoning wordt geacht in te gaan op de dag, tegen welke zij aan de betrokken ambtenaar als dienstwoning is toegewezen, tenzij door burgemeester en wethouders anders wordt bepaald.

  • 2.

    De plicht tot bewoning duurt voort zolang de toewijzing niet is ingetrokken.

  • 3.

    De toewijzing wordt door burgemeester en wethouders, met inachtneming van het gestelde in het volgende lid, ingetrokken:

    • a.

      bij beëindiging van het dienstverband van betrokkene met de gemeente,

    • b.

      bij zijn overlijden,

    • c.

      bij wijziging van zijn betrekking,

    • d.

      indien de aanwijzing, als bedoeld in artikel 7, wordt ingetrokken.

  • 4.

    Bij intrekking van de toewijzing in de gevallen als bedoeld in het vorige lid onder a, b en c, nemen burgemeester en wethouders een termijn voor ontruiming van tenminste twee maanden in acht.

  • 5.

    Bij ontslag als bedoeld in artikel 79, lid 1, onder j, van het Ambtenarenreglement kunnen burgemeester en wethouders terstond ontruiming gelasten.

Artikel 13
  • 1.

    Gedurende de laatste maand voor het eindigen van de bewoning is de bewoner verplicht nieuwe bewoners de gelegenheid te bieden de dienstwoning te bezichtigen.

  • 2.

    De bewoner is verplicht bij het eindigen van de bewoning de dienstwoning met alle toebehoren in zindelijke en goede staat van onderhoud achter te laten; eventuele kosten voortgekomen uit achterstallig onderhoud door de vertrekkende bewoner, komen geheel voor diens rekening.

Artikel 14
  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg dat de woning in goede staat aan de bewoner wordt opgeleverd.

  • 2.

    De bewoner moet de woning aanvaarden in de toestand, waarin zij wordt opgeleverd. Hij is verplicht haar ordelijk te bewonen en het bij de woning behorende terrein, resp. de nabij de woning gelegen sloten in goede staat te houden. In de aanleg van geboomte en heesters mag hij geen verandering aanbrengen dan met toestemming van burgemeester en wethouders, onverminderd het hieromtrent bepaalde in publiekrechtelijke voorschriften.

Artikel 15

De bewoner mag zonder toestemming van burgemeester en wethouders in de woning geen werkzaamheden verrichten en doen verrichten, strekkende tot verandering van de bepaalde toestand.

Artikel 16
  • 1.

    Gewenste reparaties dient de bewoner aan te vragen bij burgemeester en wethouders, dan wel de in artikel 11 bedoelde ambtenaar.

  • 2.

    De bewoner zal de door burgemeester en wethouders nodig geoordeelde werkzaamheden moeten gedogen.

Artikel 17

Indien door het houden van een huisdier hinder wordt ondervonden dan wel dreigt te gaan worden ondervonden op het aangrenzende bedrijfsterrein dan wel in de hierop gelegen bedrijfsgebouwen, kunnen burgemeester en wethouders aan het houden van dit huisdier voorwaarden verbinden dan wel zulks voor het vervolg verbieden.

Artikel 18

Voor het verschaffen van inwoning tegen vergoeding aan andere personen dan gezinsleden behoeft de bewoner schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

Artikel 19

De bewoner mag de woning geheel noch gedeeltelijk, op welke wijze dan ook, in gebruik geven aan derden, tenzij met schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

Artikel 20

In de woning mag geen winkel worden gehouden of een bedrijf worden uitgeoefend zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.

Artikel 21

De bewoner mag geen reclame aanbrengen of doen aanbrengen in of aan de gevels of op het dak, dan wel op het bij de woning behorende erf.

Artikel 22

De bewoner is verplicht steeds toegang te verlenen tot de woning aan degenen, voor wie zulks voor de uitoefening van hun betrekking wenselijk of noodzakelijk moet worden geacht.

HOOFDSTUK IV Onderhoud van dienstwoningen

Artikel 23

Voor rekening van de bewoner komen de kosten van:

  • a.

    het witten, sausen en binnenverfwerk;

  • b.

    het behangen;

  • c.

    het vervangen van gebroken ruiten;

  • d.

    kleine reparaties aan het hang- en sluitwerk van deuren, ramen, luiken en blinden;

  • e.

    het treffen van voorzieningen aan of tengevolge van bevroren waterleidingen;

  • f.

    het schoonhouden of ontstoppen van putten, regenbakken, goten, gootstenen en toiletten;

  • g.

    geringe en dagelijke reparaties, als het herstellen van kranen, leidingen, zonweringen en voorts alle herstellingen welke ingevolge titel 7 van boek III van het Burgerlijk Wetboek voor rekening van de huurder komen;

  • h.

    het aanschaffen van raamhorren, alsmede het eventueel jaarlijks aanbrengen en verwijderen van zonweringen en jaloezieën;

  • i.

    het jaarlijks vegen der schoorstenen;

  • j.

    het onderhoud van de bij de woning behorende tuin, tenzij deze tuin tevens tot een dienstgebouw behoort;

  • k.

    het buiten de schouw houden van sloten;

  • l.

    alle herstellingen, voor zover hier nog niet genoemd, welke noodzakelijk zijn geworden door nalatigheid, slordigheid, onreinheid van de bewoner of ruwe bewoning.

Artikel 24

De bewoner is zonder voorafgaande ingebrekestelling verplicht tot het doen van de betalingen, waartoe hij krachtens deze regeling, uit welke hoofde dan ook, is gehouden.

Artikel 25
  • 1.

    Voor rekening van de Gemeente komen de kosten van alle overige niet in artikel 23 genoemde onderhoudswerkzaamheden.

  • 2.

    Het tijdstip van het verrichten van de in lid 1 bedoelde werkzaamheden wordt door burgemeester en wethouders bepaald.

HOOFDSTUK V Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 26

Bij het betrekken van een dienstwoning wordt een afschrift van de hoofdstukken III, IV en V van deze regeling aan de bewoner ter hand gesteld tegen inlevering van een door deze ondertekende verklaring van ontvangst en kennisneming bij burgemeester en wethouders.

Artikel 27

Wijzigingen in de hoofstukken III, IV en V van deze regeling worden zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van de bewoners der dienstwoningen op de wijze, aangegeven in het vorige artikel.

Artikel 28

Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van deze regeling nadere regelen of voorschriften vaststellen.

Artikel 29

Deze regeling, welke kan worden aangehaald als 'Dienstwoningbesluit', treedt in werking op 1 april 1975. Op deze datum vervalt de 'Regeling betreffende het bewonen, het gebruik en het onderhoud van dienstwoningen' (Gemeenteblad 1955, nr. 20). Voorts worden de ter uitvoering van de laatst genoemde regeling gestelde nadere voorschriften voor zoveel deze niet in strijd zijn met deze regeling dan wel geacht kunnen worden niet reeds in deze regeling te zijn opgenomen, geacht krachtens deze regeling te zijn vastgesteld.

Rotterdam, 28 februari/14 maart 1975.

 

Burgemeester en Wethouders voornoemd,

De Secretaris

, J.G.Bannink

De Burgemeester,

A.A. van der Louw