Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Overeenkomst tussen de gemeente Rotterdam en de N.V. Nederlandsche Spoorwegen, betreffende de exploitatie van sporen in het havengebied van Rotterdam

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingOvereenkomst tussen de gemeente Rotterdam en de N.V. Nederlandsche Spoorwegen, betreffende de exploitatie van sporen in het havengebied van Rotterdam
CiteertitelOvereenkomst tussen de gemeente Rotterdam en de N.V. Nederlandsche Spoorwegen, betreffende de exploitatie van sporen in het havengebied van Rotterdam
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De op de 1e wijzigingsoveenkomst vallende kosten worden door de partijen, ieder voor de helft, gedragen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

-

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-1955art. 2,19

01-09-1959

Gemeenteblad 1959-80

-
01-01-1941nieuwe regeling

30-04-1948

Gemeenteblad 1948-51

Verzameling 1947 (13 november 1947)

Tekst van de regeling

Intitulé

Overeenkomst tussen de gemeente Rotterdam en de N.V. Nederlandsche Spoorwegen, betreffende de exploitatie van sporen in het havengebied van Rotterdam

Overeenkomst tussen de gemeente en N.V. Nederlandsche Spoorwegen, betreffende de exploitatie van sporen in het havengebied van .

De gemeente Rotterdam, te dezen vertegenwoordigd door de Burgemeester, handelende ter uitvoering van het besluit van de raad der gemeente Rotterdam, genomen in zijn vergadering van de 13e November 1947, goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten der Provincie Zuid-Holland de 20e Januari . S. no. 563, hierna aangeduid als:

de Gemeente,

partij ter ener,

en

N.V. Nederlandsche Spoorwegen, gevestigd te Utrecht, te dezen vertegenwoordigd door haar directie, hierna aangeduid als: N.S.,

partij ter andere zijde,

overwegende:

  • a.

    dat op 38 de volgende overeenkomsten zijn afgelopen, te weten:

    • 1e.

      de op 89 tussen de Gemeente en de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen te Utrecht gesloten overeenkomst, betreffende de aanleg en het gebruik der sporen, wissels en draaischrijven op de handelsterreinen te Rotterdam.

    • 2e.

      de op 27 tussen de Gemeente, de N.V. Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij te Utrecht en de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen te Utrecht gesloten overeenkomst, betreffende de sporen op de gemeentelijke terreinen aan de rechter maasoever te Rotterdam en de verbinding dier sporen met de spoorweg Rotterdam-Schiedam;

  • b.

    dat de verrekening, bedoeld in het derde lid van artikel 19 van de onder 1e. aangehaalde overeenkomst, en de betalingen, bedoeld in het eerste en in het tweede lid van artikel 22 van de onder 2e. aangehaalde overeenkomst, nog niet hebben plaats gevonden;

  • c.

    dat tot dusverre geen nieuwe overeenkomst met betrekking tot de onder 1e. en 2e. bedoelde sporen enz. werd gesloten tussen de Gemeente en N.S., welke laatste op 38 is getreden in de rechten en verplichtingen, die uit de beide aangehaalde overeenkomsten voortvloeiden voor de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen en voor de N.V. Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij;

  • d.

    dat in de jaren 1939 en 1940 de meerbedoelde sporen, enz. zijn geëxploiteerd op de voet van de beide aangehaalde overeenkomsten, zulks met dien verstande:

    • I.

      dat geen uitvoering is gegeven aan het bepaalde in artikel 15 van de overeenkomst van 89 en aan het gestelde in het eerste en het vierde lid van artikel 19 van de overeenkomst van 23 November 1927,

    • II.

      dat de heffing van de bedragen, welke N.S. volgens artikel 17 van de overeenkomst van 27 aan de Gemeente zou verschuldigd zijn, niet heeft plaats gevonden,

    • III.

      dat de uitvoering van de in artikel 4 van deze overeenkomst te noemen werken heeft plaats gevonden onder bepaling, dat bij het sluiten van een nieuwe overeenkomst betreffende de onderwerpelijke aangelegenheden zal worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre verrekening van de kosten van uitvoering zal plaats vinden;

    • IV.

      dat de Gemeente voor elk der jaren 1939 en 1940 aan N.S., als bijdrage in de exploitatiekosten, een som van twee honderd vijftig duizend gulden (ƒ 250.000,–) heeft voldaan;

  • e.

    dat partijen thans met betrekking tot de onderwerpelijke aangelegenheden een nieuwe regeling wensen te treffen, uitgaande van het gemeenschappelijk belang, dat zij hebben bij een goede uitrusting van het Rotterdamse havengebied met spoorwegaansluitingen;

zijn met ingang van 41 overeengekomen hetgeen volgt:

Artikel 1. Sporen en gebouwen, waarop de overeenkomst niet van toepassing is

  • 1.

    De op de rechter maasoever gelegen sporen en gebouwen, welke op de aan deze overeenkomst gehechte en door beide partijen gewaarmerkte tekening, gemerkt I, met rode lijnen zijn aangeduid, alsmede de zogenaamde Verbindingsbaan, zijnde het spoor, hetwelk de genoemde sporen verbindt met de spoorweg Rotterdam-Schiedam, worden, hetzij uitsluitend hetzij ten dele, gebruikt voor het vervoer en de behandeling van stukgoederen. Deze sporen en gebouwen en alle daarbij behorende werken en inrichtingen – uitgezonderd de in de nabijheid van de Cath. Beersmansstraat tussen de sporen staande waterkraan – worden door partijen, met ingang van 41, gerekend te zijn een onderdeel van de spoorweg Rotterdam-Schiedam en dus niet te behoren tot de sporen en spoorwegwerken, waaromtrent bij de onderhavige overeenkomst een regeling wordt getroffen.

  • 2.

    Voorts zullen tot de sporen en spoorwegwerken, waaromtrent bij de onderhavige overeenkomst een regeling wordt getroffen, niet behoren de op de rechter maasoever gelegen, door de Gemeente bekostigde sporen, die met rode lijnen zijn aangeduid op de aan deze overeenkomst gehechte en door beide partijen gewaarmerkte tekening, gemerkt II.

  • 3.

    De in de vorige leden bedoelde sporencomplexen zullen, elk voor zich, het onderwerp uitmaken van een tussen partijen te sluiten afzonderlijke overeenkomst.

Artikel 2. Definities

In dit artikel en in de hierna volgende artikelen van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a.

    Sporen: de sporen, welke in rechtstreekse of middellijke aansluiting aan de in artikel 1 bedoelde sporen of aan de spoorweg Rotterdam-Dordrecht, hetzij voor rekening van N.S. of haar rechtsvoorgangsters (de N.V. Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij en de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen) of van de Gemeente zijn aangelegd, hetzij later op de voet van artikel 8 zullen worden aangelegd op de terreinen, waarover de Gemeente beschikking heeft of later mocht krijgen en die gelegen zijn aan de rechter maasoever, onderscheidenlijk aan de linker maasoever, en welke begrensd zijn als met rode lijnen is aangeduid op de aan deze overeenkomst gehechte, door beide partijen gewaarmerkte tekening, gemerkt III en als met rode stippellijn is aangeduid op de aan deze overeenkomst gehechte door beide partijen gewaarmerkte tekening, gemerkt IV, wordende hierbij het terrein, waarop zich de in artikel 1 bedoelde sporen en gebouwen met de bijbehorende werken en inrichtingen bevinden, uitgezonderd;

  • b.

    Spoorwegwerken: al die werken, welke nodig zijn tot een richtige exploitatie van de onder a. bedoelde sporen, als daar zijn: verhoogde los- en laadplaatsen, locomotievenloodsen, bergplaatsen, kolenparken, waterkranen, weegbruggen, seinhuizen, beveiligingsinrichtingen, wachthuisjes, kantoren, enz. en welke, hetzij voor rekening van N.S. of haar rechtsvoorgangsters of van de Gemeente zijn gemaakt, hetzij later op de voet van artikel 8 zullen worden gemaakt op de onder a. bedoelde terreinen, wordende tot de spoorwegwerken bovendien gerekend te behoren de in artikel 1 bedoelde waterkraan;

  • c.

    Onderbouw der sporen: de aarden baan, de kunstwerken – zoals vaste en beweegbare bruggen, onderdoorgangen, duikers, enz. – de overwegen, de sloten en de vaste en beweegbare afsluitingen;

  • d.

    Bovenbouw der sporen: de ballast, de spoorstaven, contrarails, stoelen, klossen en dwarsliggers, de wissels, de draaischijven en de stootheuvels, een en ander met alles wat daartoe behoort.

Artikel 3. Eigendomsoverdracht

  • 1.

    De verrekening, bedoeld in het derde lid van artikel 19 van de overeenkomst van 17 December 1889, en de betalingen, bedoeld in het eerste en in het tweede lid van artikel 22 van de overeenkomst van 27, blijven achterwege, in verband waarmede de overgang in eigendom aan de Gemeente van de inrichtingen, waarop de aangehaalde artikelen der genoemde overeenkomsten betrekking hebben, geacht wordt niet te hebben plaats gevonden.

  • 2.

    Partijen stellen vast, dat de Gemeente op grond van de in het vorige lid aangehaalde bepalingen aan N.S. had moeten betalen voor de werken en inrichtingen op de linker maasoever en op de rechter maasoever tezamen een bedrag van ƒ 3.924.605,–.

    Indien de in artikel 1 bedoelde sporen en gebouwen met de bijbehorende werken en inrichtingen niet waren meegerekend, zou de daarin voor de rechter maasoever begrepen som ƒ 241.125,– minder bedragen en zou het totale bedrag voor de linker- en rechter maasoever worden teruggebracht tot ƒ 3.683.480,–.

  • 3.

    De bepaling van de in het tweede lid genoemde bedragen is geschied door partijen zelve, zulks voor wat de linker maasoever aangaat in afwijking van de betreffende overeenkomst. Voor wat de na te noemen zaken betreft, is uitgegaan van de volgende maatstaven:

    • A.

      De waarde van de bovenbouw der sporen is gelijk gesteld aan de kosten van aanleg van de bovenbouw en van levering van de ballast, een en ander berekend volgens de op 31 December 1938 geldende eenheidsprijzen, vermeerderd met vijf en zestig procent (65 %) van de kosten van levering van overeenkomstige nieuwe materialen (zonder de ballast), berekend, voor zover mogelijk, aan de hand van de door N.S. voor het jaar 1938 vastgestelde prijslijst voor bovenbouwmaterialen. De kosten van levering van de ballast zijn slechts meegerekend voor zover de ballast is bekostigd door N.S. of haar rechtsvoorgangsters (de N.V. Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij en de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen).

    • B.

      De waarde van de beveiligingsinrichtingen is gelijk gesteld aan de kosten van leveren en aanbrengen van nieuwe beveiligingsinrichtingen, berekend volgens de op 31 December 1938 geldende eenheidsprijzen.

    • C.

      De waarde van de gebouwen is gelijkgesteld aan vijf en zestig procent (65 %) van de kosten van oprichting, berekend volgens de op 38 geldende eenheidsprijzen.

  • 4.

    De Gemeente draagt in eigendom over aan N.S., die in eigendom overneemt, tegen betaling door N.S. aan de Gemeente van de na te noemen bedragen, verhoogd met vier procent (4 %) rente ’s jaars, gerekend van 41 tot en met de dag der betaling:

    • I.

      voor ƒ 58.840,–: dat gedeelte van de bovenbouw der op de linker maasoever aanwezige sporen, hetwelk op grond van het eerste lid van artikel 19 van de in de aanhef aangehaalde overeenkomst van 89 geacht moet worden eigendom van de Gemeente te zijn;

    • II.

      voor ƒ 38.081,59: spoor en 4 wissels, deel uitmakende van het spoor, lopende van de Waalhaven naar de Vondelingenplaat+

    • III.

      voor ƒ 1.233,–: spoor, liggende in de Tweestedenstraat;

    • IV.

      voor ƒ 173.660,–: het door de Gemeente bekostigde gedeelte van de ballast, behorende, hetzij tot de in het 3e lid onder A bedoelde sporen, hetzij tot de hierboven onder I en II bedoelde sporen, zulks voor wat het onder I bedoelde spoor betreft met dien verstande, dat het deel van de ballast, waarvan de waarde is begrepen in het bedrag van ƒ 58.840,–, niet is meegerekend.

  • 5.

    De in het vorige lid onder II en III genoemde bedragen zijn berekend naar de in het derde lid onder A. aangegeven maatstaven, zulks met dien verstande, dat de kosten van levering van de ballast slechts zijn meegerekend voor zover de ballast is bekostigd door de Gemeente.

  • 6.

    Van de in de eerste zin van het tweede lid en in het vierde lid bedoelde werken en inrichtingen, voor zover deze op 41 nog aanwezig waren en niet behoren tot de in artikel 1 bedoelde sporen en gebouwen met de bijbehorende werken en inrichtingen, wordt de waarde, welke zij op genoemde datum tezamen hadden, gelijkgesteld aan de som van het in de tweede zin van het tweede lid genoemde totale bedrag en de in het vierde lid genoemde bedragen, te weten ƒ 3.955.294,59, zijnde hierin begrepen ƒ 3.875.402,59 voor de sporen en ƒ 79.892,– voor de spoorwegwerken.

Artikel 4. Werken uitgevoerd in 1939 en 1940

  • 1.

    In de jaren 1939 en 1940 zijn de volgende werken onder de in de aanhef dezer overeenkomst onder III bedoelde bepaling uitgevoerd, te weten:

    • a.

      het wijzigen van bestaande en aanleggen van nieuwe sporen langs de noordzijde van de Waalhaven op en bij het door de Gemeente aan de Internationale Stuwadoors Maatschappij verhuurde terrein. Zonder rekening te houden met de waarde van de bij de uitvoering van het werk vrijgekomen bovenbouwmaterialen, heeft N.S. wegens de uitvoering uitgegeven een bedrag van ƒ 15.034,72, tien procent (10 %) voor directie en toezicht inbegrepen. De in genoemde som begrepen waarde van de geleverde en verwerkte bovenbouwmaterialen bedraagt ƒ 12.954,95. De vrijgekomen bovenbouwmaterialen heeft N.S. tot zich genomen, waaruit voor N.S. een bate is. voortgevloeid van ƒ 1.366,53;

    • b.

      het verlengen van een spoor, gelegen bezuiden de Rijnhaven langs het door de Gemeente aan het Centraal Bureau uit het Nederl. Landbouwcomité verhuurde terrein. Zonder rekening te houden met de waarde van de bij de uitvoering van het werk vrijgekomen bovenbouwmaterialen, heeft N.S. wegens de uitvoering uitgegeven een bedrag van ƒ 6.804,90, tien procent (10 %) voor directie en toezicht inbegrepen. De in genoemde som begrepen waarde van de geleverde en verwerkte bovenbouwmaterialen bedraagt ƒ 6.349,28. De vrijgekomen bovenbouwmaterialen heeft N.S. tot zich genomen, waaruit voor N.S. een bate is voortgevloeid van ƒ 909,48;

    • c.

      het leggen van een spoor langs de westzijde van de Binnenhaven. De Gemeente heeft ter vergoeding van de kosten van uitvoering aan N.S. betaald een bedrag van ƒ 9.838,98, tien procent (10 %) voor directie en toezicht inbegrepen. De in genoemde som begrepen waarde van de geleverde en verwerkte bovenbouwmaterialen bedraagt ƒ 9.334,49;

    • d.

      het verleggen van een spoor op het door de Gemeente aan de N.V. Intertransport verhuurde terrein aan de noordzijde van de Waalhaven en het leggen van een spoor naar en op dat terrein. Zonder rekening te houden met de waarde van de bij de.uitvoering van het werk vrijgekomen bovenbouwmaterialen, heeft N.S. wegens de uitvoering uitgegeven een bedrag van ƒ 12.012,87, tien procent (10 %) voor directie en toezicht inbegrepen. De in genoemde som begrepen waarde van de geleverde en verwerkte bovenbouwmaterialen bedraagt ƒ 11.248,52. De vrijgekomen bovenbouwmaterialen heeft N.S. tot zich genomen, waaruit voor N.S. een bate is voortgevloeid van ƒ 2.325,30;

    • e.

      het vervangen van de ten behoeve van terreinverlichting op het emplacement rechter maasoever-oost aanwezige bovengrondse leiding door een kabel. N.S. heeft deswege uitgegeven een bedrag van ƒ 2.588,28, tien procent (10 %) voor directie en toezicht inbegrepen;

    • f.

      het maken van een kolenpark nabij de op het emplacement rechter maasoever-west aanwezige draaischijf. N.S. heeft deswege uitgegeven een bedrag van ƒ 287,83, tien procent (10 %) voor directie en toezicht inbegrepen;

    • g.

      het leveren en opstellen van een wagenbak nabij de draaischijf op het emplacement rechter maasoever-west. N.S. heeft deswege uitgegeven een bedrag van ƒ 452,80, tien procent (10 %) voor directie en toezicht inbegrepen.

  • 2.

    De waarde van de geleverde en verwerkte, onderscheidenlijk vrijgekomen, bovenbouwmaterialen is bepaald naar de kwaliteit, die zij op het tijdstip der levering, onderscheidenlijk na het opbreken, hadden en aan de hand van de toen bij N.S. geldende prijslijsten.

  • 3.

    Partijen komen overeen, dat de kosten van uitvoering en de baten dezer werken alsnog voor de helft ten laste en ten bate van elk der partijen zullen komen, in verband waarmede de Gemeente aan N.S. zal betalen een bedrag van ƒ 11.370,57, verhoogd met vier procent (4 %) rente ’s jaars, gerekend van 41 tot en met de dag der betaling.

Artikel 5. Eigendomstoestand

  • 1.

    Na de betaling door de Gemeente aan N.S. van het door de Gemeente ingevolge het derde lid van artikel 4 verschuldigde bedrag, behoort de bovenbouw van de in het eerste lid van artikel 4 genoemde sporen, voor zover deze door partijen gemeenschappelijk is bekostigd, aan beide partijen, elk voor de helft in eigendom toe, evenals de in het eerste lid van artikel 4 onder e., f. en g. genoemde spoorwegwerken. De bovenbouw van de overige bij het in werking treden dezer overeenkomst aanwezige sporen behoort, na de betaling door N.S. aan de Gemeente van de door N.S. ingevolge het vierde lid van artikel 3 verschuldigde bedragen, aan N.S. in eigendom toe. N.S. is voorts eigenares van de ondergrond en de onderbouw van de sporen en van de ondergrond van de spoorwegwerken, voor zover een en ander zich bevindt binnen de eigendomsgrenzen van de spoorweg Rotterdam-Dordrecht, alsmede van alle bij het in werking treden dezer overeenkomst aanwezige spoorwegwerken, behoudens de mede-eigendom van de Gemeente ingevolge de eerste zin van dit artikel.

  • 2.

    De ondergrond en de onderbouw van de sporen en de ondergrond van de spoorwegwerken, voor zoover een en ander zich bevindt buiten de eigendomsgrenzen van de spoorweg Rotterdam-Dordrecht, zijn eigendom van de Gemeente.

Artikel 6. Beheer

  • 1.

    N.S. belast zich met het beheer over en de exploitatie van de sporen en de spoorwegwerken.

  • 2.

    De exploitatie geschiedt voor rekening van beide partijen, delende elk voor de helft in het batig of nadelig saldo.

Artikel 7. Onderhoud en vernieuwing

  • 1.

    De Gemeente zorgt tot genoegen van N.S. voor:

    • a.

      het onderhouden en vernieuwen van de onderbouw der sporen;

    • b.

      het opruimen van sneeuw en ijs, zich bevindende op de spoorstaven van in een openbare straat gelegen sporen en op de bestratingen en andere terreinverhardingen tussen deze spoorstaven, zulks in dezelfde mate als op het aangrenzende deel van de openbare straat of wel op een nabijgelegen openbare straat vanwege de Gemeente wordt gedaan en in dier voege, dat de railgroeven niet als gevolg van de opruiming van sneeuw en ijs vol raken;

    • c.

      het ophogen van de aarden baan, indien en voor zover zulks nodig is als gevolg van inklinking van de aarden baan of van zakking van de ondergrond, en het in verband daarmede doen rijzen van de ballast;

    • d.

      het onderhouden en vernieuwen van de bestratingen en andere terreinverhardingen, aanwezig binnen de afstand van uit de as van een spoor;

    • e.

      het tijdelijk opnemen en later weer aanbrengen van de onder d. bedoelde bestratingen en andere terrein, verhardingen, indien en voor zover zulks nodig is in verband met het verrichten van werkzaamheden aan het spoor.

  • 2.

    Op N.S. rust de zorg voor:

    • 1e

      het onderhouden en vernieuwen van de bovenbouw der sporen en van de spoorwegwerken;

    • 2e

      het opruimen van sneeuw en ijs, voor zover hier voor niet op grond van het hierboven onder b. gestelde door de Gemeente moet worden gezorgd;

    • 3e

      het doen rijzen van de sporen bij ophoging van de aarden baan, als hierboven onder c. bedoeld

    • 4e

      Bij de uitvoering van werken, als in de vorige leden bedoeld, zal, zo nodig, door partijen vooraf onderling overleg worden gepleegd ter bevordering van de eenheid van werken, ter verzekering van een behoorlijke exploitatie der sporen en der spoorwegwerken en ter instandhouding van het verkeer over de openbare weg.

Artikel 8. Aanleg van nieuwe sporen en spoorwegwerken en wijzigen van bestaande

  • 1.

    Werken tot wijziging, verbetering of uitbreiding van bestaande of tot aanleg van nieuwe sporen of spoorwegwerken, welke niet vallen onder het bepaalde in de artikelen 13, 15 en 16 en welke nodig zijn voor een goede exploitatie van de in artikel 2 onder a. bedoelde terreinen en in het belang van het vervoer per spoorweg of wel ter vergemakkelijking van de exploitatie der sporen of spoorwegwerken, alsmede werken, uitsluitend omvattende opruiming van bestaande sporen of spoorwegwerken, worden, behoudens het gestelde in het vierde, in het negentiende en in het negen en twintigste lid van dit artikel, slechts uitgevoerd met goedvinden van beide partijen, die de plannen daartoe in gemeen overleg vaststellen.

  • 2.

    Indien een der partijen enig niet onder de artikelen 13, 15 en 16 vallend werk tot wijziging, verbetering of uitbreiding van bestaande of tot aanleg van nieuwe sporen of spoorwegwerken wenst te doen uitvoeren, doch de andere partij zich daartegen verzet, is de eerstgenoemde partij bevoegd de beslissing in te roepen van drie niet tot de ambtenaren van partijen behorende deskundigen, te benoemen op de wijze als in artikel 27 voor scheidslieden is bepaald.

  • 3.

    Beslissen de deskundigen, dat het werk nodig is voor een goede exploitatie van de in artikel 2 onder a. bedoelde terreinen en in het belang van het vervoer per spoorweg of wel ter vergemakkelijking van de exploitatie der sporen of spoorwegwerken, dan wordt het werk geacht het goedvinden van beide partijen te hebben verkregen. De deskundigen beslissen in hoogste ressort. De daaraan verbonden kosten komen ten laste van beide partijen, ieder voor de helft.

  • 4.

    N.S. is bevoegd:

    • a.

      zonder voorafgaand overleg met de Gemeente, over te gaan tot uitvoering van werken tot wijziging, verbetering of uitbreiding van bestaande of tot aanleg van nieuwe sporen of spoorwegwerken, indien de Gemeente daarvoor geen grond behoeft beschikbaar te stellen en de kosten van uitvoering, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen, door N.S. niet hoger worden geraamd dan ƒ 500,–;

    • b.

      na de Gemeente te hebben gehoord, over te gaan tot uitvoering van niet onder a. vallende werken tot verbetering van de constructie van sporen en spoorwegwerken, indien en zodra zij dit nodig acht in verband met het gebruik van de sporen of spoorwegwerken of ter besparing van kosten van onderhoud of bediening.

  • 5.

    Werken, als bedoeld in het eerste of het derde lid van dit artikel, worden, voor wat de onderbouw van sporen aangaat, uitgevoerd door de Gemeente en overigens door N.S. Zo nodig zal door partijen vooraf onderling overleg worden gepleegd ter bevordering van de eenheid van werken, ter verzekering van een behoorlijke exploitatie der sporen en der spoorwegwerken en ter instandhouding van het verkeer over de openbare weg.

  • 6.

    Waar de sporen worden gelegd in terreinen, die van bestrating of van andere verhardingen zijn voorzien, worden de spoorstaven, indien de samenstelling van de bestrating of andere verharding dit vereist, door N.S. op stoelen of houten klossen geplaatst en van contrarails voorzien.

  • 7.

    Wordt bij aanleg van een spoor door de Gemeente tussen twee lijnen, getrokken op aan weerszijden van de as van het spoor, een andere bestrating of verharding aangelegd dan aldaar aanwezig was, ten einde daardoor de kosten van het aanbrengen van stoelen of houten klossen en van contrarails te besparen, dan wordt van de bijgeval daaruit voortvloeiende meerdere kosten van aanleg, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen, de helft door N.S. aan de Gemeente vergoed.

  • 8.

    Waar de Gemeente zulks in het belang van de veiligheid van het openbaar verkeer nodig oordeelt, is N.S. verplicht bij de reeds bestaande en de later te leggen en gelegde wissels ondergrondse wisseloverzetters aan te brengen dan wel bovengrondse wisseloverzetters te vervangen door ondergrondse.

  • 9.

    De kosten van uitvoering door N.S. van werken, als bedoeld in het vierde lid onder a., worden gedragen door N.S. De kosten van uitvoering door N.S. van werken, als bedoeld in. het vierde lid onder b., het vijfde, het zesde of het achtste lid, komen, met inbegrip van tien procent (10 %) voor directie en toezicht en van eventueel op de uitvoering drukkende belastingen, ten laste van beide partijen, ieder voor de helft, zulks voor zover zij niet op derden worden verhaald. Bij de vaststelling van de kosten van uitvoering wordt de waarde van vrijgekomen materialen, behorende tot de bovenbouw of tot de beveiligingsinrichtingen der sporen, niet in mindering gebracht. Bij de betaling door de Gemeente van het door haar verschuldigde bedrag wegens de uitvoering van een werk, zal de Gemeente tevens aan N.S. een vergoeding voldoen wegens rentederving, ten bedrage van vier procent (4 %) van de helft der kosten van uitvoering, gerekend van de dag der betaling door N.S. tot en met de dag, waarop de betaling door de Gemeente aan N.S. plaats vindt.

  • 10.

    De bij de vaststelling van de kosten van uitvoering in rekening te brengen waarde van door N.S. ten behoeve van de uitvoering van een werk geleverde en verwerkte materialen, behorende tot de bovenbouw of tot de beveiligingsinrichtingen der sporen, wordt bepaald naar kwaliteit en aan de hand van de op het tijdstip der levering bij N.S. geldende prijslijsten.

  • 11.

    Indien bij de uitvoering van een werk materialen, behorende tot de bovenbouw der sporen, tijdelijk moeten worden opgebroken en daarna weer worden verwerkt, wordt de waardevermindering, die de bedoelde materialen daardoor ondergaan, beschouwd als uitgave wegens de uitvoering van het werk, zullende echter op deze uitgave de in het negende lid omschreven verhoging niet worden toegepast.

  • 12.

    De bij uitvoering van een werk vrijkomende materialen, behorende tot de bovenbouw of tot de beveiligingsinrichtingen der sporen, komen ter beschikking van N.S., terwijl van de waarde de helft ten bate van de Gemeente komt. Deze waarde wordt, behoudens het gestelde in het volgende lid, bepaald naar de kwaliteit, die de materialen na het opbreken hebben en aan de hand van de op het tijdstip, waarop zij vrijkomen, bij N.S. geldende prijslijsten.

  • 13.

    De kwaliteit van geleverde en verwerkte, onderscheidenlijk vrijgekomen materialen, behorende tot de beveiligingsinrichtingen der sporen, wordt steeds gelijkgesteld aan die van nieuwe materialen, tenzij, voor wat vrijgekomen materialen betreft, N.S. van oordeel is, dat zij niet meer voor gebruik in haar bedrijf geschikt zijn, in welk geval de vrijgekomen materialen bij de bepaling van de waarde als onbruikbaar worden beschouwd.

  • 14.

    Voor zover de in de vorige leden bedoelde materialen niet in de prijslijsten van N.S. zijn vermeld, geschiedt de waardebepaling, bedoeld in het tiende en het twaalfde lid, door partijen in onderling overleg.

  • 15.

    De kosten van de op grond van het vijfde lid door de Gemeente uit te voeren werken komen, voor zover zij niet op derden worden verhaald, ten laste van de Gemeente. Indien en voor zover door de uitvoering de kapitaalswaarde van enig bestaand object van de Gemeente is toegenomen of wel enig nieuw object is ontstaan, waaraan kapitaalswaarde kan worden toegekend, worden de ten laste van de Gemeente komende kosten toegevoegd aan de kapitalen, waarvan volgens het derde lid van artikel 20 aan de Gemeente rente toekomt. Overigens worden de ten laste van de Gemeente komende kosten toegevoegd aan de bedragen, die ten laste van de in artikel 20 bedoelde exploitatierekening worden geboekt.

  • 16.

    Telkenmale na het gereedkomen van een op grond van het vijfde lid door de Gemeente uit te voeren werk wordt, in gemeen overleg, het niet op derden verhaalde bedrag der kosten, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen, vastgesteld en voorts bepaald of en in hoeverre het vastgestelde bedrag in aanmerking komt voor toevoeging aan de in het vorige lid bedoelde kapitalen, onderscheidenlijk voor toevoeging aan de ten laste van de exploitatierekening te boeken bedragen.

  • 17

    De kosten van verkrijging van de voor een werk, als bedoeld in het eerste of het derde lid, door de Gemeente ter beschikking te stellen gronden komen ten laste van de Gemeente.

  • 18.

    Voordat wordt overgegaan tot uitvoering van een werk, als bedoeld in het eerste of het derde lid van dit artikel, moet door partijen worden vastgesteld of, en zo ja, in welke mate het in artikel 22 onder A. 1. bedoelde kapitaal zal worden vermeerderd of verminderd wegens het door de Gemeente beschikbaar stellen van gronden, onderscheidenlijk wegens het vrijkomen van door de Gemeente beschikbaar gestelde gronden. Worden gronden beschikbaar gesteld voor rangeeremplacementen, voor naar rangeeremplacementen leidende sporen, of voor kantoren en is de waarde van deze gronden niet reeds begrepen in het al of niet vermeerderde of verminderde kapitaal, dan wordt het kapitaal op de eerste der maand, volgende op die, waarin met de uitvoering van een werk wordt aangevangen, vermeerderd met de kosten van verkrijging van deze gronden door de Gemeente, voor zover deze gronden niet tot het openbaar terrein blijven behoren of na totstandkoming van het werk tot openbaar terrein worden aangewezen. Komen gronden vrij, waarvan de waarde begrepen is in het al of niet vermeerderde of verminderde kapitaal, dan wordt het kapitaal op de eerste der maand, volgende op die waarin de uitvoering van het werk is voltooid, verminderd met het bedrag dier waarde. Van vrijkomende gronden, als in de vorige zin bedoeld, wordt tevens, in onderling overleg, de waarde geschat, welke zij ten tijde van het vrijkomen bezitten.

    Is deze kleiner dan de waarde, waarvoor de gronden in het kapitaal begrepen waren, dan keert N.S. het halve verschil uit aan de Gemeente. Is de geschatte waarde groter, dan keert de Gemeente het halve verschil uit aan N.S. Bij gebleken gebrek aan overeenstemming tussen partijen omtrent de vermeerdering of vermindering van het kapitaal of omtrent de waardebepaling van vrijkomende gronden, is elk der partijen bevoegd de beslissing in te roepen van drie niet tot de ambtenaren van partijen behorende deskundigen, te benoemen op de wijze als in artikel 27 voor scheidslieden is bepaald. De deskundigen beslissen in hoogste ressort. De daaraan verbonden kosten komen ten laste van beide partijen, ieder voor de helft.

  • 19.

    Wenst een der partijen een werk tot wijziging, verbetering of uitbreiding van bestaande of tot aanleg van nieuwe sporen of spoorwegwerken te doen uitvoeren en zijn partijen het er over eens, dat het werk niet nodig is, hetzij voor een goede exploitatie van de in artikel 2 onder a. bedoelde terreinen en in het belang van het vervoer per spoorweg, hetzij ter vergemakkelijking van de exploitatie der sporen of spoorwegwerken of wel beslissen de in het derde lid van dit artikel bedoelde deskundigen ten aanzien van dat werk in tegenovergestelde zin als in dat lid is aangegeven, dan zal de partij, die de uitvoering van het werk wenst, toch tot uitvoering kunnen doen overgaan, N.S. evenwel slechts indien de Gemeente daartegen overigens geen bezwaar heeft en de Gemeente slechts indien N.S. daartegen uit een oogpunt van exploitatie geen bezwaar heeft.

  • 20.

    Op een werk, als in het vorige lid bedoeld, is van toepassing het vierde lid van dit artikel, met uitzondering van het bepaalde onder a. voor wat aangaat een werk, dat de Gemeente op grond van het negentiende lid deed uitvoeren, en voorts het vijfde lid (tenzij het vierde lid wordt toegepast) alsmede het zesde tot en met het veertiende lid, een en ander behoudens het volgende:

    • a.

      de kosten van uitvoering, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en, toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen komen, voor zover zij niet op derden worden verhaald, geheel ten laste van de partij, die het werk op grond van het negentiende lid doet uitvoeren;

    • b.

      doet N.S. het werk uitvoeren, dan komen meerdere kosten, als bedoeld in het zevende lid, geheel ten laste van N.S. Doet de Gemeente het werk uitvoeren, dan behoeft N.S. van meerdere kosten, als bedoeld in het zevende lid, niets te vergoeden aan de Gemeente;

    • c.

      komen bij de uitvoering materialen vrij, behorende tot de bovenbouw of tot de beveiligingsinrichtingen van sporen, welke deel uitmaken van een werk, dat een der partijen vroeger heeft doen uitvoeren op grond van het negentiende lid en dat niet op grond van het acht en twintigste lid van dit artikel alsnog wordt geacht aanstonds op de voet van het eerste lid van dit artikel te zijn gemaakt, dan komt de waarde van deze materialen ten bate van de partij, die dat werk deed uitvoeren.

  • 21.

    De op grond van het in het vorige lid onder a. bepaalde geheel ten laste van de betreffende partij komende bedragen, verminderd met de waarde van vrijgekomen materialen, als bedoeld onder e. van dat lid, worden in overleg met de wederpartij vastgesteld.

  • 22.

    De kosten van verkrijging van de voor een werk, als in het negentiende lid bedoeld, door de Gemeente ter beschikking te stellen gronden komen ten laste van de Gemeente.

  • 23.

    Worden gronden ter beschikking gesteld voor een werk, als bedoeld in het negentiende lid, dat N.S. doet uitvoeren en is de waarde van deze gronden niet begrepen in het al of niet vermeerderde of verminderde kapitaal, als bedoeld in artikel 22 onder A. 1., dan zal N.S. van de kosten van verkrijging van deze gronden door de Gemeente, voor zover zij niet tot het openbaar terrein blijven behoren of na totstandkoming van het werk tot openbaar terrein worden aangewezen, een rente van vier procent (4 %) ’s jaars aan de Gemeente vergoeden, aanvangende op de eerste der maand, volgende op die, waarin met de uitvoering van het werk wordt aangevangen en eventueel eindigende op de eerste der maand, volgende op die, waarin het te niet doen van het werk is voltooid.

  • 24.

    Behoudens het bepaalde in het acht en twintigste lid van dit artikel, is de partij, die een werk heeft doen uitvoeren op grond van het negentiende lid, te allen tijde bevoegd het werk weer te niet te doen. Het gestelde in het twintigste lid is daarop van toepassing, blijvende echter in dat geval het in overleg met de wederpartij vaststellen van de daaraan verbonden kosten, als bedoeld in het een en twintigste lid, achterwege.

  • 25.

    Komen bij het te niet doen van een werk gronden, als bedoeld in het drie en twintigste lid vrij, dan wordt van deze gronden, in onderling overleg, de waarde geschat, welke zij ten tijde van het vrijkomen bezitten. Is de geschatte waarde kleiner dan de som, waarvan door N.S. rente wordt betaald, dan keert N.S. het verschil uit aan de Gemeente. Is de geschatte waarde groter, dan keert de Gemeente het verschil uit aan N.S. Deze uitkeringen zullen echter slechts plaats vinden indien en voor zover het waardeverschil het gevolg was van de uitvoering van het te niet gedane werk. Bij gebleken gebrek aan overeenstemming tussen de partijen omtrent de waardebepaling van de bedoelde gronden of omtrent het al of niet uitkeren van een verschil in waarde, als bedoeld in de vorige zin, is elk der partijen bevoegd de beslissing in te roepen van drie niet tot de ambtenaren van partijen behorende deskundigen, te benoemen op de wijze als in artikel 27 voor scheidslieden is bepaald. De deskundigen beslissen in hoogste ressort. De daaraan verbonden kosten komen ten laste van beide partijen, ieder voor de helft.

  • 26.

    Op een op grond van het negentiende lid uitgevoerd werk, dat niet op grond van het acht en twintigste lid alsnog wordt geacht aanstonds op de voet van het eerste lid van dit artikel te zijn gemaakt, is het gestelde in artikel 7 van toepassing, behoudens dat de kosten geheel ten laste komen van de partij, die het werk deed uitvoeren en welke kosten dus niet in aanmerking kunnen komen voor boeking ten laste van de in artikel 21 bedoelde afschrijvingsrekening.

  • 27.

    Indien bij de uitvoering van een werk, als bedoeld in het eerste of derde lid, een op grond van het negentiende lid uitgevoerd werk, dat niet op grond van het acht en twintigste lid alsnog wordt geacht aanstonds op de voet van het eerste lid van dit artikel te zijn gemaakt, moet worden gewijzigd of te niet gedaan, zo geschiedt dit op de voet van het gestelde in het twintigste lid voor rekening van de partij, die het werk, dat wordt gewijzigd of te niet gedaan, heeft doen uitvoeren, blijvende echter in dat geval het in overleg met de wederpartij vaststellen van de kosten van uitvoering, als bedoeld in het een en twintigste lid, achterwege.

  • 28.

    Na verloop van vijf jaar na het gereedkomen van een werk, als bedoeld in het negentiende lid, wordt, indien het werk dan nog aanwezig is, door partijen, aan de hand van door N.S. te verzamelen en te verstrekken gegevens betreffende de omvang van het gebruik, dat van het werk is gemaakt, nagegaan of op het tijdstip van de uitvoering van het werk uitvoering op de voet van het eerste lid van dit artikel gewettigd zou zijn geweest en, zo niet, of op het ogenblik, waarop de toestand wordt nagegaan, uitvoering van het werk op de bedoelde voet gewettigd zou zijn.

    Komen partijen tot het besluit, dat een dier gevallen zich voordoet, dan wordt het werk alsnog geacht aanstonds op de voet van het eerste lid van dit artikel te zijn gemaakt en vindt dienovereenkomstig tussen partijen verrekening plaats, met bijberekening van renteverlies ten belope van vier procent (4 %) ’s jaars. Bij gebleken gebrek aan overeenstemming tussen partijen omtrent het te nemen besluit, is elk der partijen bevoegd de beslissing in te roepen van drie niet tot de ambtenaren van partijen behorende deskundigen, te benoemen op de wijze als in artikel 27 voor scheidslieden is bepaald. De deskundigen beslissen in hoogste ressort. De daaraan verbonden kosten komen ten laste van beide partijen, ieder voor de helft.

  • 29.

    Indien een derde verzoekt te zijnen behoeve een werk tot wijziging, verbetering of uitbreiding van bestaande of tot aanleg van nieuwe sporen of spoorwegwerken uit te voeren en de Gemeente en N.S. tezamen het er over eens zijn of wel de in het derde lid bedoelde deskundigen beslissen, dat het werk niet valt onder het eerste lid, kan het werk niettemin op de voet van het eerste lid worden uitgevoerd, indien zowel de Gemeente als N.S. daartegen geen bezwaar hebben en mits tevoren door N.S., met instemming van de Gemeente, een regeling met de verzoeker is getroffen tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van de uit het uitvoeren, onderhouden en vernieuwen van het werk voortvloeiende kosten, tien procent (10 %) voor directie en toezicht, alsmede eventueel op de uitvoering drukkende belastingen inbegrepen.

  • 30.

    Wijzigingen, ontstaande in de lengte van de sporen, worden telkenmale zo spoedig mogelijk in een door of vanwege partijen te ondertekenen verklaring vastgelegd.

Artikel 9. Verbinding met het station Schiedam

De Gemeente verbindt zich om, zodra dit door N.S. wordt verlangd, naar vermogen de spoedige totstandkoming te bevorderen van een verbinding (ter keuze van N.S. enkel- of dubbelsporig) van de sporen met het (c.q. te verplaatsen) goederenstation Schiedam. De nadere bijzonderheden van deze verbinding en de financiële gevolgen daarvan zullen het onderwerp uitmaken van een afzonderlijke overeenkomst tussen partijen.

Artikel 10. Molest

Indien N.S. vergoeding ontvangt, van wie ook, wegens beschadiging of vernieling van sporen of spoorwegwerken, ontstaan ten gevolge van oorlogshandelingen, brand, natuurrampen of dergelijke oorzaken, zal N.S. van het ontvangen bedrag de helft uitkeren aan de Gemeente. Herstelling van beschadigde en vervanging van vernielde sporen of spoorwegwerken zal beschouwd worden als een werk, waarop artikel 8 van toepassing is.

Artikel gebruik geven van terreinen aan derden

  • 1.

    De Gemeente verbindt zich bij het in gebruik geven aan een derde van enig deel van de terreinen, bedoeld in artikel 2 onder a., te bedingen, dat, indien op verlangen van de gebruiker en op de voet van het bepaalde in het eerste of het derde lid van artikel 8 een of meer sporen naar of op het in gebruik gegeven terrein worden aangelegd ter verbinding van het terrein met de in artikel 2 onder a. bedoelde sporen, de kosten van de onderbouw en van de ballast, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de aanleg van de onderbouw en op het leveren en aanbrengen van de ballast drukkende belastingen, ten laste van de gebruiker komen.

  • 2.

    Hetgeen in deze geest is bepaald in bij het sluiten van deze overeenkomst reeds lopende contracten mag niet in het voordeel van de gebruikers der terreinen worden gewijzigd, tenzij met goedvinden van N.S.

Artikel 12. Garantie minimum-vervoer

  • 1.

    Ingeval op de voet van het eerste of het derde lid van artikel 8 een spoor wordt aangelegd, hetwelk uitsluitend ten behoeve van derden zal dienen, zal de Gemeente, behoudens het bepaalde in het derde lid, vóór de aanleg met betrekking tot de omvang van het gebruik van het spoor van belanghebbenden een garantie vorderen, hierin bestaande, dat belanghebbenden, met ingang van de datum van indienststelling van het spoor, een jaarlijks minimumvervoer over het spoor garanderen van zoveel wagens als het spoor meters lang is (gemeten van de voorvoeg van de aansluitingswissel), vermeerderd met 50 wagens voor elke gewone wissel in het spoor, de aansluitingswissel medegerekend, en met 100 wagens voor elke hele of halve Engelse wissel in het spoor, zulks onder bepaling, dat belanghebbenden, telkenmale binnen veertien dagen na het indienen van de vordering, hetgeen telkens na verloop van een kalenderjaar zal geschieden, voor elke wagen, die aan bedoeld minimum ontbreekt, een bedrag van één gulden vijftig cents (ƒ 1,50) moeten betalen aan de Gemeente. De door de Gemeente ontvangen bedragen zullen door haar aan N.S. worden afgedragen. Wordt een spoor op de aangegeven voet aangelegd uitsluitend ten behoeve van een bedrijf of dienst van de Gemeente, dan zal eenzelfde garantiebeding gelden en zal door de Gemeente een gelijk bedrag per ontbrekende wagen aan N.S. worden afgedragen.

  • 2.

    Hetgeen in deze geest reeds voor het sluiten van deze overeenkomst is bedongen van belanghebbenden, mag niet in dezer voordeel worden gewijzigd, tenzij met goedvinden van N.S. De op grond van reeds lopende garantiebedingen door de Gemeente van derden ontvangen, onderscheidenlijk door gemeentelijke bedrijven en diensten verschuldigde bedragen zullen eveneens door de Gemeente aan N.S. worden afgedragen.

  • 3.

    Indien op de voet van het eerste of het derde lid van artikel 8 een of meer sporen worden aangelegd ter verbinding van een door de Gemeente voor ingebruikgeving aan derden aangewezen, doch nog niet geheel in gebruik gegeven, complex terreinen met de bestaande sporen en de Gemeente van oordeel is, dat de garantie als omschreven in het eerste lid niet ten volle kan worden gevorderd van de gebruikers van de reeds in gebruik gegeven terreinen, zal de Gemeente de garantieverplichting voor het overige zelf op zich kunnen nemen, na N.S. omtrent de verdeling van de last te hebben gehoord. Deze garantieverplichting voor de Gemeente zal vervallen:

    • a.

      indien en zodra gedurende vijf achtereenvolgende kalenderjaren het door de gebruikers der terreinen en de Gemeente tezamen gegarandeerde minimum-aantal wagens werd bereikt;

    • b.

      indien en zodra ten behoeve van de bediening van het (de) onderwerpelijke spoor (sporen) een of meer rangeersporen worden aangelegd, vervallende echter in dat geval de garantieverplichting van de Gemeente slechts voor zover zij betrekking heeft op het gedeelte van het (de) spoor (sporen), gelegen tussen de aansluiting aan de hogerbedoelde, bestaande sporen en de het verst van deze aansluiting gelegen aansluitingswissel van de rangeersporen.

  • 4.

    Blijkt na afloop van een kalenderjaar, met betrekking tot een bepaald spoor of sporencomplex, dat het vervoer van sommige belanghebbenden groter was dan het door hen gegarandeerde aantal wagens, terwijl dat van anderen kleiner was dan het door dezen gegarandeerde aantal wagens, dan zal het overschot der eerste groep belanghebbenden ten goede komen aan de tweede groep ter aanvulling van dezer tekort en wel voor ieder naar evenredigheid van het door hem gegarandeerde aantal wagens, behoudens dat het overschot in de eerste plaats zal strekken tot aanvulling van het tekort van de Gemeente, indien zij tot de tweede groep zou behoren.

  • 5.

    Met betrekking tot een spoor, dat, hetzij door N.S., hetzij door de Gemeente, aangelegd wordt op de voet van het negentiende lid van, artikel 8 en dat uitsluitend ten behoeve van een derde zal dienen, zal N.S., onderscheidenlijk de Gemeente, vóór de aanleg een gelijk garantiebeding maken als in het eerste lid is omschreven, behoudens dat de voor een door N.S. aangelegd spoor verschuldigde garantiebedragen door belanghebbenden niet aan de Gemeente doch aan N.S. zullen moeten worden betaald. Voor zolang niet, ingevolge het acht en twintigste lid van artikel 8, is beslist, dat een door de Gemeente aangelegd spoor alsnog geacht wordt aanstonds op de voet van het eerste lid van artikel 8 te zijn aangelegd, zullen de door de Gemeente ontvangen garantiebedragen niet aan N.S. worden afgedragen.

Artikel 13. Aansluiting van zijsporen

N.S. is, zonder deswege enige vergoeding aan de Gemeente verschuldigd te zijn, bevoegd om aan de sporen zijsporen te doen aansluiten ter verbinding van aan derden toebehorende terreinen met de spoorweg, zulks nadat door deze derden van de Gemeente vergunning zal zijn verkregen voor het maken, onderhouden en gebruiken van werken in en op gemeenteterrein.

Artikel 14. Aanleg van tramsporen

  • 1.

    De Gemeente blijft vrij om hetzij zelve, voor eigen rekening, tramsporen aan te leggen en te gebruiken op de in artikel 2 onder a. bedoelde terreinen, hetzij aan derden tot aanleg en gebruik van tramsporen op die terreinen vergunning te verlenen.

  • 2.

    N.S. is verplicht het kruisen van de sporen door tramsporen, als in de vorige zinsnede bedoeld, te gedogen.

  • 3.

    N.S. heeft deswege recht op vergoeding van:

    • a.

      de kosten van het leggen, onderhouden, vernieuwen en beveiligen van de kruising, welke door haar mochten worden betaald;

    • b.

      de eventueel door haar te besteden kosten wegens het houden van toezicht in het belang van de veiligheid van het spoorwegverkeer tijdens de uitvoering van werken ten behoeve van de kruising;

    • c.

      de meerdere kosten van bewaking en bediening van de sporen, welke door de kruising mochten ontstaan; een en ander verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen.

  • 4.

    Het bepaalde in het vorige lid is ook van toepassing op de bij het sluiten van deze overeenkomst reeds bestaande tramkruisingen, zulks, voor wat de kruisingen met tramsporen van derden aangaat, voor zover met deze derden niet anders is overeengekomen.

Artikel 15. Maken van overwegen, enz.

  • 1.

    De Gemeente is bevoegd, voor eigen rekening, over, onder, in en boven de sporen, de door haar nodig geoordeelde overwegen, bestratingen of andere verhardingen, geleidingen, duikers, onderdoorgangen, vaste en beweegbare bruggen en dergelijke werken te maken, mits door de aanleg, de aanwezigheid of het gebruik van die werken de exploitatie van de sporen niet wordt belemmerd of gehinderd.

  • 2.

    De plannen worden in overleg met N.S. opgemaakt en uitgevoerd.

  • 3.

    Indien naar het oordeel van N.S. bewaking in het belang van de veiligheid van het spoorwegverkeer tijdens de uitvoering van enig werk, als in het eerste lid bedoeld, nodig is, zal N.S. voor die bewaking zorgen. De daaruit voor N.S. voortvloeiende kosten, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en van eventueel op het uitvoeren van de bewaking drukkende belastingen, zullen door de Gemeente aan N.S. worden vergoed.

  • 4.

    Maakt de uitvoering van een werk, als in het eerste lid bedoeld, wijziging in de ligging of de inrichting van een spoor of spoorwegwerk nodig, dan zal N.S. voor wijziging zorg dragen.

  • 5.

    Behoudens het bepaalde in het volgende lid, zullen de kosten van de wijziging, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen, door de Gemeente aan N.S. worden vergoed evenals de eventueel uit de wijziging voortvloeiende meerdere kosten van onderhoud en vernieuwing van het spoor of spoorwegwerk, welke meerdere kosten dus niet in aanmerking kunnen komen voor boeking ten laste van de in artikel 21 bedoelde afschrijvingsrekening.

  • 6.

    Wordt door de Gemeente over een spoor dat, hetzij op 41 reeds aanwezig was, hetzij daarna op grond van het eerste of het derde lid van artikel 8 is aangelegd, hetzij op grond van het acht en twintigste lid van artikel 8 alsnog geacht wordt aanstonds op de voet van het eerste lid van artikel 8 te zijn aangelegd, een overweg gemaakt of wel bestrating of een andere verharding aangelegd op terrein, dat op 41, onderscheidenlijk ten tijde van de aanleg van het spoor, de bestemming van openbaar terrein had, dan komen de kosten van wijziging in de ligging of de inrichting van het spoor, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen, ten laste van beide partijen ieder voor de helft. De eventueel uit de wijziging voortvloeiende meerdere kosten van onderhoud en vernieuwing van het spoor komen in dat geval wel in aanmerking voor boeking ten laste van de in artikel 21 bedoelde afschrijvingsrekening.

  • 7.

    Op wijzigingen, als bedoeld in het vierde lid, is het bepaalde in het tiende tot en met het veertiende lid van artikel 8 van toepassing, zulks met dien verstande, dat, wanneer de wijziging betrekking heeft op een spoor, dat op grond van het negentiende lid van artikel 8 is aangelegd en dat niet op grond van het acht en twintigste lid van artikel 8 wordt geacht aanstonds op de voet van het eerste lid van artikel 8 te zijn aangelegd, de in het twaalfde lid van artikel 8 bedoelde waarde van vrijkomende materialen geheel ten bate komt van de partij, die het spoor deed aanleggen.

Artikel 16. Tijdelijke verlegging van sporen, enz.

  • 1.

    Wanneer de Gemeente voor de uitvoering van enig werk nodig acht sporen tijdelijk te doen verleggen of de uitvoering van de dienst geheel of ten dele tijdelijk te doen staken, zal N.S. daartoe moeten overgaan.

  • 2.

    De kosten van uitvoering van de tijdelijke verlegging, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen, komen ten laste van de Gemeente. Het bepaalde in het tiende tot en met het veertiende lid van artikel 8 is op de tijdelijke verlegging van toepassing, zulks met dien verstande, dat, wanneer de tijdelijke verlegging betrekking heeft op een spoor, dat op grond van het negentiende lid van artikel 8 is aangelegd en dat niet op grond van het acht en twintigste lid van artikel 8 alsnog wordt geacht aanstonds op de voet van het eerste lid van artikel, 8 te zijn aangelegd, de in het twaalfde lid van artikel 8 bedoelde waarde van vrijkomende materialen geheel ten bate komt van de partij, die het spoor deed aanleggen.

  • 3.

    De kosten van verkrijging van de voor de tijdelijke verlegging van sporen door de Gemeente ter beschikking te stellen gronden komen ten laste van de Gemeente.

  • 4.

    Of, en zo ja, welke vergoeding de Gemeente aan N.S. billijkheidshalve zal hebben te betalen wegens bemoeilijking of verhindering van de uitoefening van de dienst, zal telkenmale in onderling overleg worden vastgesteld. Voor het geval partijen ten aanzien van de vergoeding niet tot overeenstemming mochten kunnen geraken, geschiedt de vaststelling door drie niet tot de ambtenaren van partijen behorende deskundigen, te benoemen op de wijze als in artikel 27 voor scheidslieden is bepaald. De deskundigen beslissen in hoogste ressort. De daaraan verbonden kosten komen ten laste van beide partijen, ieder voor de helft.

Artikel 17. Bewaking en bediening van afsluitingen van overwegen.en bediening van beweegbare bruggen.

  • 1.

    De bewaking en bediening van afsluitingen van overwegen over de sporen geschiedt, behoudens het bepaalde in het volgende lid, vanwege N.S.

  • 2.

    Indien de Gemeente enige overweg over de sporen wil doen voorzien van afsluitingen en deze doen bewaken en bedienen of wel van zelfwerkende beveiligingsinrichtingen wil doen voorzien en N.S. noch tot het ene noch tot het andere is verplicht krachtens enige wettelijke bepaling, dan komen alle uit een en ander voortvloeiende kosten ten laste van de Gemeente, zullende, indien de Gemeente dit mocht verlangen, N.S. zorgen voor het treffen van de nodige voorzieningen en bijgeval ook voor het bewaken en bedienen van de afsluitingen, tegen vergoeding van de door haar bestede kosten, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen.

  • 3.

    Voor de bediening van beweegbare bruggen wordt door de Gemeente gezorgd.

Artikel 18. Gebruik van de sporen.

  • 1.

    De sporen strekken tot het daarop brengen en stellen en vandaar halen van spoorwagens, bestemd tot het halen en brengen van goederen, afkomstig van of bestemd voor schepen, loodsen, pakhuizen en open ruimten, liggende langs de sporen, of van goederen, welke per as worden aangevoerd ter verdere verzending per spoor of, per spoor aangevoerd, per as worden afgehaald. De sporen op de terreinen der afdeling handelsinrichtingen van het havenbedrijf der Gemeente en op de rangeeremplacementen mogen worden gebezigd tot berging van een grotere hoeveelheid ledig of beladen spoormaterieel dan voor het gemelde doel wordt vereist, doch alleen in zoverre de uitoefening van de dienst der afdeling handelsinrichtingen en de uitoefening van de dienst op de sporen door N.S. daarvan geen hinder ondervinden. De sporen op de rangeeremplacementen mogen bovendien, doch tegen vergoeding, worden gebruikt door N.S. voor het rangeren van wagens, die niet bestemd zijn voor of afkomstig zijn van de sporen, mits de uitoefening van de dienst op de sporen door N.S. daarvan geen hinder ondervindt.

  • 2.

    De Gemeente zal, voor zover mogelijk, haar medewerking verlenen, teneinde te voorkomen, dat de uitoefening van de dienst op de sporen wordt bemoeilijkt of verhinderd door de aanwezigheid van goederen of andere zaken, welke daarop of daarbij door wie ook mochten worden neergelegd.

  • 3.

    De treinen mogen over de sporen met geen grotere snelheid worden gereden dan door de Gemeente, na overleg met N.S., is of wordt vastgesteld, zullende de Gemeente de maximum-snelheid niet beneden 5½ km per uur vaststellen. Deze bepaling is niet van toepassing op sporen, bij het berijden waarvan een maximum-snelheid moet worden in acht genomen krachtens enig wettelijk voorschrift.

  • 4.

    Het verkeer van personen en voertuigen mag door de uitoefening van de dienst op de sporen niet meer dan strikt noodzakelijk belemmerd worden.

  • 5.

    Voor zover de sporen in de openbare weg liggen, is N.S. onderworpen aan de door de gemeente vastgestelde of nader vast te stellen politieverordeningen, behoudens voor zover deze in strijd zijn met enig voor de sporen geldend wettelijk voorschrift. Voor zover de sporen gelegen zijn op de terreinen, welke onder beheer zijn van de in het eerste lid genoemde afdeling handelsinrichtingen, is N.S. onder hetzelfde voorbehoud onderworpen aan de door de Gemeente vastgestelde of nader vast te stellen bepalingen der verordening, houdende tarief en voorwaarden voor het gebruik van overdekte en open ruimte, werktuigen, enz. onder beheer van bedoelde afdeling.

  • 6.

    Overlading uit spoorwagens in lichters of zeeschepen of omgekeerd uit lichters of zeeschepen in spoorwagens geschiedt ter plaatse, daarvoor vooraf aangewezen door of namens de van gemeentewege met die aanwijzing belaste ambtenaar. Is die ambtenaar, na overleg met de plaatselijke vertegenwoordiger van N.S. van oordeel, dat de gelegenheid tot overlading ontbreekt, dan is de Gemeente voor eventueel uit die toestand voortvloeiende schade niet aansprakelijk.

  • 7.

    Onverminderd het bepaalde in het vorige lid, verbindt N.S. zich de door afzenders, onderscheidenlijk geadresseerden, te beladen of te lossen wagens ter beschikking van de afzenders of geadresseerden te stellen op de door deze aan te wijzen sporen, zullende N.S. echter aan deze verplichting niet behoeven te voldoen indien, naar haar oordeel, het ter beschikking stellen van wagens op de aangewezen sporen overwegende bezwaren zou opleveren voor de behoorlijke uitoefening van de spoorwegdienst en evenmin indien de aangewezen sporen, om welke reden ook, hetzij onberijdbaar zijn, hetzij niet bereikt kunnen worden.

  • 8.

    Aan een verzoek van een belanghebbende om een op enig punt der sporen ter beschikking gestelde wagen over te brengen naar een ander punt der sporen zal N.S. slechts behoeven te voldoen, indien en voor zover de inrichting van de sporen en de uitoefening van de spoorwegdienst zulks, naar haar oordeel, toelaat.

  • 9.

    De administratieve behandeling van vrachtbrieven, betrekking hebbende op te verzenden of aangekomen goederen, zal geschieden op de wijze en ter plaatse als door N.S. wordt bepaald, hetzij binnen hetzij buiten de grenzen van de in artikel 2 onder a. bedoelde terreinen.

  • 10.

    Van het tijdstip, waarop een wagen ter beschikking van belanghebbende is gesteld op een der sporen, tot het ogenblik, waarop de wagen door N.S. vandaar wordt weggevoerd, is belanghebbende verantwoordelijk voor de wagen en zijn lading.

  • 11.

    Voor zover deze overeenkomst geen afwijkende bepalingen bevat, zijn de bepalingen van het Goederentarief, zoals deze ten tijde van het vervoer luiden, mede van toepassing op de aanneming en aflevering van goederen en op het ter beschikking stellen, lossen, laden en wegvoeren van wagens.

  • 12.

    Behalve de op grond van artikel 12 te vorderen vergoedingen, zal de Gemeente van de afzenders, onderscheidenlijk geadresseerden, geen vergoeding, in welke vorm ook, mogen vorderen wegens de aanwezigheid of het gebruik van de sporen.

  • 13.

    Voor zover de uitoefening door N.S. van de dienst op de sporen daardoor niet wordt belemmerd en mits telkenmale vooraf overleg wordt gepleegd met N.S., is de Gemeente bevoegd de sporen, voor eigen rekening en risico, met locomotieven, wagens en lorries te berijden of krachtens door haar verstrekte opdracht te doen berijden ten behoeve van het vervoer van materialen, welke nodig zijn voor door de Gemeente uit te voeren werken. De Gemeente is mede bevoegd voor genoemd doel, voor eigen rekening en risico, tijdelijk werksporen aan te leggen en deze volgens een vooraf in onderling overleg vastgesteld plan aan de sporen aan te sluiten, zulks met dien verstande, dat, wanneer de aansluiting geschiedt door middel van een wissel, N.S. de door de Gemeente beschikbaar te stellen wissel zal aanleggen en zo nodig beveiligen en voorts deze wissel zal onderhouden en later weer opruimen, een en ander tegen betaling door de Gemeente van alle deswege door N.S. bestede kosten, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen.

  • 14.

    Alle met het in het vorige lid omschreven gebruik van de sporen verband houdende schade, door welke oorzaak ook ontstaan of door wie ook geleden, is, behoudens eventueel verhaal op derden, voor rekening van de Gemeente, die N.S. zal vrijwaren voor alle vorderingen, die deswege, door wie ook, zouden kunnen worden ingediend.

  • 15.

    Telkenmale nadat de Gemeente heeft gebruik gemaakt van haar bevoegdheid tot het berijden of doen berijden van de sporen, zal zij aan N.S. een in onderling overleg vast te stellen redelijke vergoeding betalen voor het gebruik van de sporen. Bij de vaststelling van de vergoeding zal rekening worden gehouden met de omvang van het gebruik der sporen door de Gemeente, met de omvang van het in het eerste lid van dit artikel omschreven vervoer van goederen over de sporen en met de kosten, voortvloeiende uit de aanwezigheid, het onderhoud en de vernieuwing van de sporen.

Artikel 19. Tarieven

  • 1.

    De tarieven voor het vervoer van goederen, bestemd voor of afkomstig van de sporen, en de eventueel met betrekking tot de sporen te heffen overbrenglonen en andere bijkomende kosten worden door N.S. vastgesteld.

  • 2.

    De gemeente stemt erin toe, dat NS, indien en zodra deze zulks zou wensen, de in artikel 2 onder a. bedoelde terreinen, voor zover deze zijn gelegen aan de linker Maasoever, met betrekking tot de tarieven verdeelt in drie gebieden, nl. de twee op de aangehechte tekening, gemerkt III, door de lijn AB gescheiden gebieden, en het derde op de aangehechte tekening, gemerkt IV, aangeduide Botlekgebied, en dat NS voor elk dezer gebieden of voor een combinatie van twee aan elkaar grenzende gebieden afzonderlijk tarieven als in het vorige lid bedoeld, vaststelt.

  • 3.

    De tarieven zullen ten aanzien van goederen, die te Rotterdam over zee naar andere landen worden uitgevoerd of uit andere landen worden ingevoerd of aldaar naar of van over zee worden doorgevoerd voor alle havens op de rechter maasoever onderling gelijk moeten zijn.

  • 4.

    De in het vorige lid omschreven eis van onderlinge gelijkheid der tarieven geldt ook voor alle havens op de linker Maasoever, doch met dien verstande, dat, indien en zodra tot de in het tweede lid bedoelde verdeling in afzonderlijke gebieden wordt overgegaan, de eis van onderlinge gelijkheid der tarieven voor elk dezer gebieden afzonderlijk zal gelden.

  • 5.

    Voor wat betreft de sporen, lopende langs de havens op de linker Maasoever, zullen de tarieven gelijk zijn aan die, welke gelden of zullen gelden voor de langs de Spoorweghaven gelegen sporen. Indien en zodra tot de in het tweede lid bedoelde verdeling in afzonderlijke gebieden wordt overgegaan, geldt deze bepaling enkel voor de havens in het ten oosten van de lijn AB gelegen gebied of, voor zover dit gebied zou worden gecombineerd met het aangrenzende gebied, voor de havens gelegen in deze twee “gebieden”.

Artikel 20. Exploitatierekening

  • 1.

    Jaarlijks en voor de eerste maal over het jaar 1941 wordt, ter vaststelling van het geldelijk resultaat der gemeenschappelijke exploitatie van de sporen en spoorwegwerken, een exploitatierekening opgesteld. N.S. voert de administratie van de exploitatierekening en zendt haar uiterlijk op 1 April volgende op het voorafgegane boekjaar aan de Gemeente ter beoordeeling, zulks voor de jaren 1941 tot en met 1946 binnen drie maanden na het sluiten van deze overeenkomst. Ter inlichting van de Gemeente zal N.S. haar telkenmale na afloop van een kwartaal een overzicht verstrekken van de in het afgelopen kwartaal ten bate, onderscheidenlijk ten laste, van de exploitatierekening geboekte bedragen, alsmede een opgave van het gewicht van de goederen, die in het afgelopen kwartaal tegen betaling van vracht, op de havensporen werden aangevoerd, onderscheidenlijk daarvan werden weggevoerd. Partijen verbinden zich wederzijds alle voor de opstelling en voor de beoordeling van de exploitatierekening nodig geachte inlichtingen te verstrekken en inzage te geven van alle op de exploitatierekening betrekking hebbende bescheiden.

  • 2.

    Ten bate van de exploitatierekening worden geboekt:

    • a.

      Voor elke ingevolge de eerste zin van het eerste lid van artikel 18 door N.S. op de sporen aangevoerde of van de sporen weggevoerde spoorwagen, waarvan N.S. vrachtopbrengst heeft genoten, een bedrag dat voor de jaren 1941 tot en met 1946 wordt vastgesteld op ƒ 6.03 en dat voor volgende jaren, voor elk jaar afzonderlijk, telkenmale na afloop van het jaar, wordt vastgesteld aan de hand van het bepaalde in het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      De door N.S. van de Gemeente of van derden ontvangen vergoedingen wegens tijdelijke ingebruikgeving van tot de spoorwegwerken behorende gebouwen of lokalen.

    • c.

      De door de Gemeente van derden ontvangen, onderscheidenlijk aan een gemeentelijk bedrijf in rekening gebrachte, vergoedingen wegens tijdelijke ingebruikgeving aan derden, onderscheidenlijk aan een gemeentelijk bedrijf, van gronden, waarop het in artikel 22 onder A. 1. bedoelde kapitaal betrekking heeft.

    • d.

      De van derden ontvangen vergoedingen wegens het onderhouden en vernieuwen van werken, als bedoeld in het negen en twintigste lid van artikel 8, en wegens onderhoud en vernieuwing van zijsporen, als bedoeld in artikel 13.

    • e.

      De door N.S. op grond van het bepaalde in het eerste en het tweede lid van artikel 12 ontvangen garantiebedragen.

    • f.

      De eventueel door N.S. op grond van het bepaalde in het vierde lid van artikel 16 en in het vijftiende lid van artikel 18 van de Gemeente ontvangen vergoedingen.

    • g.

      Alle overige voor partijen of een der partijen rechtstreeks uit de exploitatie van de sporen en spoorwegwerken voortvloeiende ontvangsten, voor zover deze niet kennelijk uitsluitend ten bate van de ontvangende partij behoren te blijven.

    • h.

      Rente van de door de Gemeente, onderscheidenlijk door N.S., ontvangen en volgens de bovenstaande punten ten bate van de exploitatierekening geboekte bedragen, wordende door partijen in onderling overleg naar billijkheid vastgesteld, hoeveel rente, berekend tegen vier procent (4 %) ’s jaars, elk der partijen geacht kan worden in het lopende boekjaar te hebben genoten van de door haar ontvangen bedragen.

    • i.

      De eventueel op grond van de laatste zin van het eerste lid van artikel 18 ten laste van N.S. komende vergoeding wegens het gebruik van de sporen op de rangeeremplacementen voor het rangeren van wagens, die niet bestemd zijn voor of afkomstig zijn van de sporen, zullende het bedrag dezer vergoeding telkenmale door partijen in onderling overleg worden vastgesteld.

    • j.

      Een telkenmale door partijen in onderling overleg vast te stellen, ten laste van N.S. komende vergoeding, wegens het profijt dat N.S. trekt van de terreinverlichting op het rangeeremplacement rechter maasoever-oost bij het gebruik van de aan de noordzijde van dat rangeeremplacement gelegen sporen, welke volgens artikel 1 niet behoren tot de in de onderhavige overeenkomst bedoelde sporen.

  • 3.

    Ten laste van de exploitatierekening worden geboekt:

    • a.

      De kosten, die voor N.S. voortvloeien uit het aannemen en afleveren van over de sporen weg te voeren of op de sporen aangevoerde goederen, uit het vervoer van wagens over de sporen en uit het verblijf van wagens op de sporen, alsmede de uitgaven, die door N.S. worden gedaan wegens bediening van beveiligingsinrichtingen, bewaking en bediening van de afsluitingen van overwegen, verlichting, verwarming, levering van electrische stroom, gas en water, verzekeringen en belastingen, wordende de kosten van de nodige leiding en administratie ook meegerekend. Tot de in de vorige zin omschreven kosten worden ook die gerekend, welke voortvloeien uit de behandeling van wagens, bestemd voor de sporen of daarvan afkomstig, op emplacementen van N.S., doch enkel indien en voor zover deze behandeling aldaar geschiedt omdat de ligging of de omvang van de sporen overwegend bezwaar oplevert haar op de sporen zelve te doen plaats vinden. De eventueel door N.S. op grond van het tweede lid van artikel 17 bestede kosten wegens bewaking en bediening, die ten laste van de Gemeente komen, worden niet meegerekend.

    • b.

      Vier procent (4 %) aan de Gemeente toekomende rente, berekend aan de hand van de in artikel 22 onder A bedoelde Kapitalenstaat.

    • c.

      Vier procent (4 %) aan N.S. toekomende rente, berekend aan de hand van de in artikel 22 onder B bedoelde Kapitalenstaat.

    • d.

      De volgens de eerste zin van het negende lid van artikel 8 uitsluitend ten laste van N.S. komende kosten, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen.

    • e.

      De op grond van het zestiende lid van artikel 8 voor boeking ten laste van de exploitatierekening in aanmerking komende bedragen

    • f.

      De door de Gemeente bestede kosten van bediening van beweegbare bruggen als bedoeld in de derde zinsnede van artikel 17, met uitzondering van beweegbare bruggen, die behalve voor spoorwegverkeer ook dienen voor gewoon verkeer en van beweegbare bruggen, die door de Gemeente zijn gebouwd op grond van de eerste zinsnede van artikel 15.

    • g.

      De in het betreffende boekjaar ten bate van de in artikel 21 bedoelde afschrijvingsrekening geboekte bedragen, met uitzondering van de in het tweede lid van dat artikel onder e. bedoelde rente.

    • h.

      De bedragen, die eventueel in het betreffende boekjaar ten laste van de exploitatierekening komen op grond van het vijfde lid van artikel 21.

    • i.

      De kosten, die eventueel voor N.S., onderscheidenlijk de Gemeente, voortvloeien uit schade, geleden door N.S., door de Gemeente of door derden en welke een gevolg is van of verband houdt met het aanleggen, onderscheidenlijk maken, de aanwezigheid, het gebruik, het onderhoud of de opruiming van sporen of spoorwegwerken. Voor wat de eventueel door of vanwege N.S. of de Gemeente uitgevoerde herstellingswerkzaamheden aangaat, worden de kosten verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende Belastingen. De kosten, voortvloeiende uit schade, als bedoeld in het veertiende lid van artikel 18, worden niet meegerekend.

    • j.

      Alle overige voor partijen of een der partijen rechtstreeks uit de exploitatie van de sporen en spoorwegwerken voortvloeiende uitgaven, voor zover deze niet kennelijk uitsluitend ten laste van de betalende partij behoren te blijven.

    • k.

      Rente van de door de Gemeente, onderscheidenlijk door NS., uitgegeven en volgens de punten a., d., e., f., h., i. en j. ten laste van de exploitatierekening geboekte bedragen, wordende door partijen in onderling overleg naar billijkheid vastgesteld hoeveel rente, berekend tegen vier procent (4 %) ’s jaars, elk der partijen geacht kan worden in het lopende boekjaar te hebben gederfd van de door haar uitgegeven bedragen.

  • 4.

    Het in het tweede lid onder a. bedoelde bedrag per beladen spoorwagen is gelijk aan1.

    waarbij wordt verstaan:

    • a.

      het gemiddelde bedrag per beladen spoorwagen van de door N.S. netto genoten vrachtopbrengst van het in de eerste zin van het eerste lid van artikel 18 omschreven vervoer;

    • b.

      het gemiddelde bedrag per spoorwagen (berekend over de beladen wagens) van de kosten, die voor N.S. voortvloeien uit:

      • 1e

        de handelingen, die nodig zijn voor het aanvoeren en ter belading met goederen, als bedoeld in de eerste zin van het eerste lid van artikel 18, opstellen van ledige spoorwagens op een tot het N.S.-spoorwegnet behorend station, voor het, na belading, naar het station Rotterdam-rechter maasoever onderscheidenlijk Feyenoord vervoeren van deze wagens, voor het ter uitrangering opstellen van deze wagens op de aankomstsporen van een der twee evengenoemde stations en voor het administratief behandelen van deze wagens;

      • 2e

        de handelingen, die nodig zijn voor het aanvoeren en op de aankomstsporen op het station Rotterdam-rechter maasoever onderscheidenlijk Feyenoord ter uitrangering opstellen van ledige spoorwagens, bestemd om op de in artikel 2 bedoelde sporen te worden beladen met goederen, als bedoeld in de eerste zin van het eerste lid van artikel 18, voor het na belading en na opstelling op de vertreksporen van een der twee evengenoemde stations in een vertrekkende trein opnemen van deze wagens, voor het vervoeren van deze wagens naar en het ter lossing opstellen op een tot het N.S.-spoorwegnet behorend station en voor het administratief behandelen van deze wagens;

    • c.

      het gemiddelde bedrag per spoorwagen (berekend over de beladen wagens) van de kosten, die voor N.S. voortvloeien uit het uitrangeren van op de aankomstsporen van het station Rotterdam-rechter maasoever onderscheidenlijk Feyenoord met bestemming voor de in artikel 2 bedoelde sporen opgestelde spoorwagens, voor het vervoeren van deze wagens naar de evenbedoelde sporen en voor het, na belading of lossing, terugvoeren van deze wagens naar de vertreksporen van een der twee evengenoemde stations.

  • 5.

    De ten bate van de exploitatierekening geboekte bedragen worden door partijen, ieder voor zover zij ze heeft ontvangen, ter beschikking gesteld om te worden gebruikt voor uitkering van de ten laste van de exploitatierekening geboekte bedragen aan partijen, ieder voor zoveel zij daarop aanspraak heeft.

  • 6.

    Een batig saldo van de exploitatierekening komt ten goede aan beide partijen, ieder voor de helft; een nadelig saldo wordt door beide partijen gedragen, ieder voor de helft.

  • 7.

    Telkenmale nadat de exploitatierekening is opgesteld en door de Gemeente is accoord bevonden, zal zo spoedig mogelijk verrekening tussen partijen plaats vinden, zulks met bijberekening van vier procent (4 %) rente ’s jaars, gerekend van 1 Januari volgende op het betreffende boekjaar tot en met de dag, waarop de verrekening plaats vindt.

Artikel 21. Afschrijvingsrekening

  • 1.

    Teneinde bij het eindigen of vervallen van deze overeenkomst eventueel bestaan blijkende vermindering van de bedrijfswaarde der sporen en spoorwegwerken te kunnen bestrijden en om te bevorderen dat op elk boekjaar een zoveel mogelijk gelijkmatig deel zal drukken van de lasten, welke voortvloeien uit het onderhoud en de vernieuwing van de sporen en spoorwegwerken, wordt met ingang van 41 een afschrijvingsrekening aangelegd. N.S. voert de administratie van de afschrijvingsrekening en zendt haar jaarlijks en uiterlijk op 1 April, volgende op het voorafgegane boekjaar aan de Gemeente ter beoordeeling, zulks voor de jaren 1941 tot en met 1946 binnen drie maanden na het sluiten van deze overeenkomst. Partijen verbinden zich wederzijds alle voor de opstelling en voor de beoordeling van de afschrijvingsrekening nodig geachte inlichtingen te verstrekken en inzage te geven van alle op de afschrijvingsrekening betrekking hebbende bescheiden.

  • 2.

    Behoudens het bepaalde in het volgende lid, wordt jaarlijks ten bate van de afschrijvingsrekening geboekt:

    • a.

      Een bedrag van ƒ 40.000,–, betrekking hebbende op de onderbouw der sporen, zonder de tot die onderbouw behorende kunstwerken. Genoemd bedrag wordt in onderling overleg vermeerderd, indien en zodra de onderbouw, zonder de kunstwerken, in belangrijke mate wordt uitgebreid en verminderd, indien een omvangrijk deel van de onderbouw, zonder de kunstwerken, te niet gaat of wel niet meer als zodanig dienst doet.

    • b.

      Een bedrag gelijk aan zes procent (6 %) van de som der hierna onder 1. en 2. genoemde bedragen, verminderd met de hierna onder 3. genoemde bedragen. De bedoelde bedragen zijn de volgende:

      • 1.

        De kosten van stichting van de op 41 aanwezige, tot de onderbouw der sporen behorende kunstwerken, zulks echter met uitzondering van de bruggen, die behalve voor spoorwegverkeer ook dienen voor gewoon verkeer. Het bedrag dezer kosten wordt vastgesteld op ƒ 109.300,–.

      • 2.

        De bedragen, die in enig jaar, voorafgaande aan het jaar, waarin de boeking ten bate van de afschrijvingsrekening plaats vindt, hetzij op grond van het vijftiende lid van artikel 8 ten laste van de Gemeente zijn gekomen en niet op grond van het zestiende lid van genoemd artikel ten laste van de exploitatierekening worden geboekt, hetzij bij de verrekening bedoeld in het acht en twintigste lid van artikel 8, ten laste van de Gemeente zijn gekomen of gebleven, een en ander voor zover deze bedragen betrekking hebben op de uitbreiding van bestaande of de stichting van nieuwe, tot de onderbouw der sporen behorende kunstwerken (bruggen als onder 1 bedoeld uitgezonderd).

      • 3.

        De in een der onder 1. en 2. bedoelde bedragen begrepen kosten van stichting van kunstwerken, die in enig jaar, voorafgaande aan het jaar, waarin de boeking ten bate van de afschrijvingsrekening plaats vindt, zijn te niet gegaan of althans op de eerste Januari van het bedoelde boekjaar niet meer tot de onderbouw der sporen behoren.

    • c.

      Een bedrag gelijk aan negen en een half procent (9½ %) van de som der hierna onder 1. en 2. genoemde bedragen, verminderd met het hierna onder 3. genoemde bedrag. De bedoelde bedragen zijn de volgende:

      • 1.

        De som van ƒ 3.910.688,52, zijnde deze som gelijk aan het in het zesde lid van artikel 3 genoemde bedrag van ƒ 3.875.402,59, vermeerderd met de waarde van de bij de uitvoering der in het eerste lid van artikel 4 omschreven werken geleverde en verwerkte bovenbouwmaterialen, ten bedrage van ƒ 39.887,24 in totaal, en verminderd met de waarde van de bij de uitvoering dezer werken vrijgekomen bovenbouwmaterialen, ten bedrage van ƒ 4.601,31 in totaal.

      • 2.

        De in het tiende lid van artikel 8 bedoelde waard van geleverde en in enig jaar, voorafgaande aan het jaar, waarin de boeking ten bate van de afschrijvingsrekening plaats vindt, verwerkte bovenbouwmaterialen.

      • 3.

        De in het twaalfde lid van artikel 8 bedoelde waarde van in enig jaar, voorafgaande aan het jaar, waarin de boeking ten bate van de afschrijvingsrekening plaats vindt, vrijgekomen bovenbouwmaterialen.

    • d.

      Een bedrag gelijk aan negen procent (9 %) van de som der hierna onder 1. en 2. genoemde bedragen, verminderd met het hierna onder 3. genoemde bedrag. De bedoelde bedragen zijn de volgende:

      • 1.

        Het in het zesde lid van artikel 3 genoemde bedrag van ƒ 79.892,–.

      • 2.

        De bedragen, die in enig jaar, voorafgaande aan het jaar, waarin de boeking ten bate van de afschrijvingsrekening plaats vindt, op grond van het negende lid van artikel 8 ten laste van beide partijen, ieder voor de helft, zijn gekomen of wel op grond van het acht en twintigste lid van artikel 8 alsnog ten laste van beide partijen, ieder voor de helft, zijn gekomen, een en ander voor zover deze bedragen betrekking hebben op de uitbreiding van bestaande of de stichting van nieuwe spoorwegwerken.

      • 3.

        De in het onder 1 bedoelde bedrag begrepen waarde of de in een der onder 2 bedoelde bedragen begrepen stichtingskosten van spoorwegwerken, die in enig jaar, voorafgaande aan het jaar, waarin de boeking ten bate van de afschrijvingsrekening plaats vindt, zijn te niet gegaan.

    • e.

      Vier procent (4 %) rente, berekend over het batig saldo der afschrijvingsrekening aan het einde van het vorige boekjaar.

  • 3.

    Opdat de afschrijvingsrekening te allen tijde aan het gestelde doel zal beantwoorden, wordt ten aanzien der ten bate van de afschrijvingsrekening te boeken bedragen nog het volgende bepaald:

    • A.

      Het op grond van het in het tweede lid onder a. bepaalde ten bate van de afschrijvingsrekening te boeken bedrag en de in het tweede lid onder b., c. en d. genoemde percentages worden voor de jaren 1942 en volgende, voor elk jaar afzonderlijk, verhoogd of verlaagd door vermenigvuldiging met een breuk, waarvan de noemer aangeeft het standaarduurtarief (ƒ 0.96) dat op 41 bij N.S. gold voor tot haar te Rotterdam dienstdoend personeel behorende ploegwerkers in vaste dienst en de teller het standaarduurtarief voor ploegwerkers, als bedoeld, dat geldt op 1 Januari van het jaar, waarin de boeking ten bate van de afschrijvingsrekening plaats vindt.

    • B.

      Indien te eniger tijd tengevolge van wijziging in de administratie of in de organisatie van N.S. het standaarduurtarief voor ploegwerkers niet meer als vergelijkingsbasis kan worden aangehouden, zal door partijen in onderling overleg een nieuwe basis van vergelijking worden gekozen en vastgesteld.

    • C.

      Mocht in enig jaar blijken, dat het saldo van de afschrijvingsrekening aan het einde van dat jaar vermoedelijk niet voldoende zal zijn ter bestrijding van de in het komende jaar te verwachten uitgaven of wel dat het saldo belangrijk groter zal zijn dan door partijen nodig geacht wordt, dan zullen partijen in onderling overleg, hetzij tijdelijk, hetzij voor de gehele verdere duur van deze overeenkomst, een gewijzigde regeling treffen ten opzichte van de ten bate van de afschrijvingsrekening te boeken bedragen.

  • 4.

    Behoudens het bepaalde in het volgende lid, worden ten laste van de afschrijvingsrekening geboekt:

    • a.

      de kosten van uitvoering van de werken, omschreven in het eerste lid van artikel 7 onder a., c., d. en e. en in het tweede lid van dat artikel, zulks met dien verstande, dat de kosten van het onderhouden en vernieuwen van bruggen, die behalve voor spoorwegverkeer ook dienen voor gewoon verkeer, niet worden meegerekend, dat voor zover betreft het onder d. omschreven werk de kosten slechts ten laste van de afschrijvingsrekening worden geboekt, voor zoveel zij meer bedragen dan zij bedragen zouden hebben, indien het betreffende spoor niet aanwezig was en dat rekening moet worden gehouden met het gestelde in het zes en twintigste lid van artikel 8 en in het vijfde lid van artikel 15.

    • b.

      de kosten van onderhoud en vernieuwing van zijsporen, als bedoeld in artikel 13;een en ander met inbegrip van de kosten van de nodige leiding en administratie. Bij de bepaling van de waarde van geleverde en verwerkte onderscheidenlijk vrijgekomen materialen, behorende tot de bovenbouw of tot de beveiligingsinrichtingen, vindt het gestelde in het tiende tot en met het veertiende lid van artikel 8 toepassing.

  • 5.

    In enig jaar mag ten hoogste zoveel ten laste van de afschrijvingsrekening worden geboekt, dat aan het einde van het betreffende jaar het saldo van de afschrijvingsrekening niet minder bedraagt dan de som van:

    • a.

      het een vierde deel van hetgeen in de voorafgaande jaren en in het betreffende jaar op grond van het in het tweede lid onder a. gestelde ten bate van de afschrijvingsrekening is geboekt;

    • b.

      het bedrag dat verkregen wordt door voor elk jaar, waarin de boeking ten bate van de afschrijvingsrekening heeft plaats gevonden, één procent (1 %) te berekenen van de bedragen, waarover de in het tweede lid onder b., c. en d. genoemde percentages worden berekend;

      een en ander verhoogd met vier procent (4 %) rente ’s jaars, voor elk bedrag afzonderlijk, gerekend van de eerste dag van het jaar volgende op dat, waarin de boeking ten bate van de afschrijvingsrekening voor het eerst plaats vond.

      Indien in enig jaar de som van de in het vierde lid omschreven uitgaven de in de vorige zin bedoelde som overtreft, wordt het verschil geboekt ten laste van de in artikel 20 bedoelde exploitatierekening.

  • 6.

    De ten bate van de afschrijvingsrekening geboekte bedragen komen ten goede aan beide partijen, ieder tot het totaal der bedragen, die zij heeft uitgegeven en die ten laste van de afschrijvingsrekening zijn geboekt.

  • 7.

    Bij het eindigen of vervallen van deze overeenkomst komt het batig saldo van de afschrijvingsrekening ten bate van beide partijen, ieder voor de helft.

Artikel 22. Kapitaalstaten

Van de kapitalen, waarvan vier procent (4 %) rente ten laste van de in artikel 20 bedoelde, gemeenschappelijke exploitatierekening wordt gebracht, en van de vermeerderingen en verminderingen, die zij ondergaan, worden door elk der partijen staten bijgehouden, in voege als hieronder is aangegeven.

  • A.

    Staat van de kapitalen, waarvan de rente ten goede komt aan de Gemeente. Op deze staat worden geboekt:

    • 1.

      Een bedrag van ƒ 2.920.155,–, zijnde het kapitaal, dat door de Gemeente tot en met 40 is besteed wegens:

      • I.

        het aankopen, onderscheidenlijk onteigenen, van:

        • a.

          de gronden, waarop zich rangeeremplacementen met toeleidende sporen bevinden,

        • b.

          de gronden, welke door de Gemeente, in overleg met N.S., worden gereserveerd voor de aanleg van rangeeremplacementen en van toeleidende sporen,een en ander voor zoover deze gronden niet tot het openbaar terrein behoren;

      • II.

        Het ophogen van de onder I. bedoelde gronden en het maken van de werken, die overigens door de Gemeente zijn uitgevoerd ten behoeve van de onderbouw der op die gronden aanwezige sporen, gaande de rente van dit kapitaal in op 41.

    • 2.

      De bedragen, waarmede het onder 1. bedoelde kapitaal eventueel wordt vermeerderd of verminderd op grond van het achttiende lid van artikel 8, gaande de vermeerdering of vermindering van de aan de Gemeente ten goede komende rente in op de datum, waarop volgens genoemd achttiende lid de kapitaalsvermeerdering of -vermindering plaats vindt.

    • 3.

      De bedragen, waarmede het onder 1. bedoelde kapitaal eventueel wordt vermeerderd op grond van het acht en twintigste lid van artikel 8, gaande de rentevermeerdering in op de dag, volgende op die, waarop de in genoemd lid bedoelde verrekening tussen de Gemeente en N.S. plaats vindt.

    • 4.

      Een bedrag van ƒ 21.209,55, zijnde de ten laste van de Gemeente komende helft van het verschil tussen de kosten en de baten van de in het derde lid van artikel 4 bedoelde werken, gaande de rente van dit bedrag in op 1 Januari 1941.

    • 5.

      De ten laste van de Gemeente blijvende helft van de in het zevende lid van artikel 8 bedoelde meerdere kosten van aanleg, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen, gaande de rente daarvan in op de dag, volgende op die, waarop de andere helft door N.S. aan de Gemeente wordt vergoed.

    • 6.

      De op grond van het negende of het acht en twintigste lid van artikel 8 door de Gemeente aan N.S. te vergoeden helft van de kosten van uitvoering, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen, en voor wat het negende lid betreft bovendien verhoogd met de som, die de Gemeente aan N.S. heeft betaald als vergoeding wegens rentederving, gaande de rente daarvan in op de dag, volgende op die, waarop de betaling aan N.S. of wel de verrekening tussen de Gemeente en N.S. plaats vindt.

    • 7.

      De ten bate van de Gemeente komende helft van de waarde van vrijkomende materialen, als bedoeld in het twaalfde lid van artikel 8, wordende de aan de Gemeente ten goede komende rente deswege verminderd op de dag, volgende op die, waarop de helft dier waarde ter beschikking van de Gemeente wordt gesteld.

    • 8.

      De op grond van het zestiende lid van artikel 8 vastgestelde en niet voor boeking ten laste van de exploitatierekening in aanmerking komende bedragen, verhoogd met een vergoeding wegens rentederving, ten bedrage van vier procent (4 %), gerekend van de dag der betaling door de Gemeente tot en met de dag, waarop de in genoemd lid bedoelde vaststelling plaats vindt, gaande de rente daarvan in op de dag, volgende op die, waarop de evenbedoelde vaststelling plaats vindt.

    • 9.

      Het eventueel op grond van een regeling, als bedoeld in het negen en twintigste lid van artikel 8, ten laste van de Gemeente komende deel der kosten van uitvoering, gaande de rente daarvan in op een door de Gemeente en N.S. bij het aangaan van de regeling overeen te komen tijdstip.

  • B.

    Staat van de kapitalen waarvan de rente ten goede komt aan N.S. Op deze staat worden geboekt:

    • 1.

      Het in het zesde lid van artikel 3 genoemde bedrag van ƒ 3.955.294,59, gaande de rente van dit bedrag in op 1 Januari 1941.

    • 2.

      Een bedrag van ƒ 21.209,55, zijnde de ten laste van N.S. blijvende helft van het verschil tussen de kosten en de baten van de in het derde lid van artikel 4 bedoelde werken, gaande de rente van dit bedrag in op 1 Januari 1941.

    • 3.

      De ten laste van N.S. komende helft van de in het zevende lid van artikel 8 bedoelde meerdere kosten van aanleg, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen, gaande de rente daarvan in op de dag, volgende op die, waarop de betaling aan de Gemeente plaats vindt.

    • 4.

      De op grond van het negende of het acht en twintigste lid van artikel 8 ten laste van N.S. blijvende, onderscheidenlijk komende helft van de kosten van uitvoering, verhoogd met tien procent (10 %) voor directie en toezicht en met eventueel op de uitvoering drukkende belastingen en voor wat het negende lid betreft bovendien verhoogd met een bedrag gelijk aan de som, die de Gemeente aan N.S. heeft betaald als vergoeding wegens rentederving, gaande de rente daarvan in op de dag, volgende op die, waarop de betaling van de andere helft door de Gemeente aan N.S. of wel de verrekening tussen de Gemeente en N.S. plaats vindt.

    • 5.

      De ten bate van N.S. blijvende helft van de waarde van vrijkomende materialen, als bedoeld in het twaalfde lid van artikel 8, wordende de aan N.S. ten goede komende rente deswege verminderd op de dag, volgende op die, waarop de andere helft dier waarde ter beschikking van de Gemeente wordt gesteld.

    • 6.

      Het eventueel op grond van een regeling, als bedoeld in het negen en twintigste lid van artikel 8, ten laste van N.S. komende deel der kosten van uitvoering, gaande de rente daarvan in op een door de Gemeente en N.S. bij het aangaan van de regeling overeen te komen tijdstip.

Artikel 23. Tarief voor het gebruik van kaden.

De Gemeente verbindt zich voor het gebruik van de bestaande of door haar te maken kaden, langs welke of waarop sporen zijn of zullen worden aangelegd, geen hooger tarief te heffen dan voor het gebruik van de andere gemeentekaden van overigens gelijke inrichting wordt betaald.

Artikel 24. Eindigen van de overeenkomst

  • 1.

    Deze overeenkomst is door iedere partij opzegbaar en eindigt twee jaar na schriftelijke opzegging aan de wederpartij, doch niet voor 65.

  • 2.

    De overeenkomst vervalt van rechtswege, indien en zodra N.S. mocht ophouden de spoorwegen Rotterdam-Schiedam en Rotterdam-Dordrecht te exploiteren, tenzij de opvolger in deze exploitatie en de Gemeente tezamen overeenkomen, dat de opvolger in de exploitatie zich ten aanzien van deze overeenkomst in de plaats van N.S. zal stellen en dat de Gemeente de voor haar uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen tegenover die opvolger gestand zal doen.

Artikel 25. Overneming van sporen en spoorwegwerken door de Gemeente

  • 1.

    De Gemeente is verplicht bij het eindigen of vervallen van deze overeenkomst van N.S. over te nemen de alsdan aanwezige sporen en spoorwegwerken, met uitzondering van die, welke zijn aangelegd of gemaakt op grond van het negentiende lid van artikel 8 en, niet ingevolge het acht en twintigste lid van dat artikel alsnog werden geacht aanstonds op den voet van het eerste lid van artikel 8 te zijn aangelegd of, gemaakt en overigens slechts voor zover de over te nemen sporen en spoorwegwerken aan N.S. in eigendom toebehoren. De overneming dient te geschieden tegen betaling van een alsdan vast te stellen overnemingssom, verhoogd met vier procent (4 %) rente ’s jaars, gerekend van de dag volgende op die, waarop de overeenkomst eindigt of vervalt tot en met de dag, waarop de betaling plaats vindt.

  • 2.

    Om te komen tot vaststelling van de in het vijfde lid omschreven overnemingssom wordt in onderling overleg de waarde geschat, die op de dag, waarop de overeenkomst eindigt of vervalt, kan worden toegekend aan alle alsdan aanwezige sporen en spoorwegwerken, met uitzondering van die, welke aan derden in eigendom toebehoren en van die, welke zijn aangelegd of gemaakt op grond van het negentiende lid van artikel 8 en niet ingevolge het acht en twintigste lid van dat artikel alsnog werden geacht aanstonds op de voet van het eerste lid van artikel 8 te zijn aangelegd of gemaakt.

  • 3.

    Bij de schatting worden de te schatten zaken beschouwd volgens haar aard als hulpmiddelen bij de uitoefening van de dienst, op de plaats waar en in de toestand, waarin zij zich alsdan bevinden, zonder met de exploitatie-uitkomsten rekening te houden. Betreffende de na te noemen zaken zal worden uitgegaan van de volgende maatstaven

    • A.

      De waarde van de bovenbouw der sporen wordt gelijkgesteld aan de kosten van aanleg van de bovenbouw en van levering van de ballast, een en ander berekend volgens de op het tijdstip der overneming geldende eenheidsprijzen, vermeerderd met een in onderling, overleg naar gelang van de kwaliteit vast te stellen deel van de kosten van levering van overeenkomstige nieuwe materialen (zonder de ballast), berekend, voor zover mogelijk, aan de hand van de op het tijdstip der overneming bij N.S. geldende prijslijsten.

    • B.

      De waarde van de beveiligingsinrichtingen wordt gelijk gesteld aan de kosten van leveren en aanbrengen van nieuwe beveiligingsinrichtingen, berekend volgens de op het tijdstip der overneming geldende eenheidsprijzen.

    • C.

      De waarde van de gebouwen wordt gelijk gesteld aan een in onderling overleg, naar gelang van de toestand waarin de gebouwen verkeren, vast te stellen deel van de kosten van oprichting, berekend volgens de op het tijdstip der overneming geldende eenheidsprijzen.

  • 4.

    Voor het geval partijen niet binnen zes maanden na de opening van het overleg tot overeenstemming mochten geraken ten aanzien van de waardeering, geschiedt de taxatie door drie niet tot de ambtenaren van partijen behorende deskundigen, te benoemen op de wijze als in artikel 27 voor scheidslieden is bepaald. De deskundigen beslissen in hoogste ressort. De daaraan verbonden kosten komen ten laste van beide partijen, ieder voor de helft.

  • 5.

    De door de Gemeente te betalen overnemingssom wordt vastgesteld door het bedrag van ƒ 3.955.294,59, genoemd in het zesde lid van artikel 3, al naar gelang de ingevolge het tweede lid van het onderhavige artikel geschatte waarde lager of hoger blijkt te zijn, te verminderen of te vermeerderen met de helft van het aldus blijkende verschil.

  • 6.

    De Gemeente is bevoegd tegelijkertijd de bovenbouw van de sporen en de spoorwegwerken, die N.S. deed aanleggen of maken op grond van het negentiende lid van artikel 8 en die niet ingevolge het acht en twintigste lid van dat artikel alsnog werden geacht aanstonds op de voet van het eerste lid van artikel 8 te zijn aangelegd of gemaakt, van N.S. over te nemen, tegen betaling van een alsdan vast te stellen overnemingssom, verhoogd met vier procent (4 %) rente ’s jaars, gerekend van de dag volgende op die, waarop de overeenkomst eindigt of vervalt tot en met de dag, waarop de betaling plaats vindt. De overnemingssom is gelijk aan de in onderling overleg te schatten afbraakwaarde van de tot de bovenbouw der sporen of tot de spoorwegwerken behorende materialen, op het tijdstip der overneming.

  • 7.

    Indien de Gemeente niet binnen een maand na het eindigen of vervallen van de overeenkomst schriftelijk aan N.S. heeft medegedeeld, dat zij van de in het vorige lid omschreven bevoegdheid wenst gebruik te maken, is N.S. bevoegd en verplicht voor eigen rekening de bovenbouw der sporen en de spoorwegwerken op te ruimen en de daarbij vrijkomende materialen weg te voeren.

Artikel 26. Betalingen

De betaling van op grond van deze overeenkomst door de Gemeente aan N.S. of door N.S. aan de Gemeente verschuldigde bedragen moet steeds geschieden binnen een maand na het indienen der betreffende rekening.

Artikel 27. Arbitrage

  • 1.

    Geschillen, uit of terzake van deze overeenkomst tussen partijen ontstaande, worden onderworpen aan de uitspraak van drie niet tot de ambtenaren van partijen behorende scheidslieden, te benoemen door partijen in gemeen overleg of, bij gebreke van die, op de wijze bij artikel 624 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vastgesteld.

  • 2.

    De scheidslieden zullen als goede mannen naar billijkheid uitspraak doen, met inachtneming van de bepalingen dezer overeenkomst, welke uitspraak zal zijn in hoogste ressort.

  • 3.

    De kosten van een arbitrage komen ten laste van de in het ongelijk gestelde partij. Voor het geval elk der partijen voor een deel in het ongelijk wordt gesteld, zal elk der partijen een door de scheidslieden aan te geven deel der kosten dragen.

Artikel 28. Kosten der overeenkomst

De op het sluiten van deze overeenkomst vallende kosten worden door partijen, ieder voor de helft gedragen.

Aldus in tweevoud opgemaakt en ondertekend te Rotterdam en te Utrecht, de 30ste April 1948.

N.V. Nederlandsche Spoorwegen, De Gemeente Rotterdam,

De Directie

WANSINK

De Burgemeester

OUD

De Secretaris

HAERSOLTE


1.

Bij briefwisseling is vastgelegd, dat deze formule moet luiden.