Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren;
ligplaats met het kenmerk dat het schip vanaf het achterschip op een of meer boeien kan afmeren, waarbij het schip gemeerd ligt zonder enig contact met overige havenafmeervoorzieningen;
ligplaats met het kenmerk dat het schip op twee of meer palen kan afmeren, waarbij het schip gemeerd ligt zonder enig contact met overige havenafmeervoorzieningen;
d. brandbare vloeistoffen:
vloeistoffen met een vlampunt dat lager ligt dan of gelijk is aan 100 graden Celsius en die uitsluitend een brandbare eigenschap hebben;
zeeschip, ingericht om afwisselend onverpakte vloeibare lading of droge lading te kunnen vervoeren;
dampdrukvereffeningssysteem tussen de bij de directe overslag betrokken ladingtanks, waardoor de overslag emissieloos plaatsvindt;
openstaande ladingtanks laten drogen of ventileren nadat deze met water zijn gewassen of op een andere wijze voldoende zijn schoongemaakt;
uniek Europees scheepsidentificatienummer als bedoeld in artikel 2.18 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995;
meetcertificaat afgegeven door een gasmeetdeskundige, waarop minimaal de volgende gegevens worden vermeld:
1°. naam en contactgegevens van de opdrachtgever van de gasmeetdeskundige;
2°. naam en contactgegevens van de gasmeetdeskundige;
3°. naam en ligplaats van het schip;
4°. datum en tijdstip van de meting;
5°. bestrijdingsmiddel dat gemeten is en de grenswaarde van het bestrijdingsmiddel;
6°. nummer van de ruimen welke gemeten zijn en de daarbij behorende meetresultaten;
7°. of restanten van de bestrijdingsmiddelen aan boord zijn en zo ja, waar en hoe deze opgeslagen zijn en of deze van kentekens voorzien zijn;
8°. of en zo ja wanneer de restanten afgevoerd worden;
9°. gemaakte afspraken met de stuwadoor of de kapitein met betrekking tot de bestrijdingsmiddelen;
10°. plaats, datum en ondertekening door de gasmeetdeskundige;
diegene die in het bezit is van een bewijs van vakbekwaamheid ten aanzien van gasmeetdeskundige als bedoeld in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
concentratieniveau van een gas, damp, aerosol, vezel of van stof in de lucht als bedoeld in artikel 4.1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit;
Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2012;
International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van IMO;
International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van IMO;
International Maritime Dangerous Goods Code;
Internationale Maritieme Organisatie;
een zodanige atmosfeer dat bij vermenging met lucht geen explosief mengsel kan ontstaan, waarbij het volumepercentage zuurstof en koolwaterstofgas voldoet aan de relevante IMO verplichtingen;
inrichting als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
International Convention for the Prevention of Pollution from Ships, 1973;
een gebied dat door het college op grond van het bepaalde in artikel 3.11 van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2012 als zodanig is aangewezen;
vuur, vonkvorming en elk oppervlak binnen een afstand van 25 meter van een gevaarlijke stof, dat een temperatuur heeft die gelijk is aan of hoger dan de minimum-ontstekingstemperatuur van die stof;
laden of lossen van lading in of uit een schip;
Regeling communicatie en loodsaanvragen zeevaart;
elke handeling die gericht is op of verband houdt met het gasvrij, schoon-, of droogmaken van een tankschip, inclusief een voorwas;
tank aan boord van een schip bestemd voor het houden van al dan niet met water vermengde ladingrestanten van schadelijke, brandbare of andere gevaarlijke vloeistoffen;
de minimumtemperatuur van de desbetreffende vloeistof waarbij er voldoende damp wordt afgegeven om gemengd met de omgevingslucht een ontvlambaar mengsel te vormen, bepaald met het toestel van Pensky-Martens;
bb. voldoende vrij van ontsmettingsmiddelen:
wanneer een gasmeetdeskundige schriftelijk heeft bevestigd dat alle houders met ontsmettingsmiddelen uit de lading zijn verwijderd en dat de concentratie van het toegepaste ontsmettingsmiddel beneden de grenswaarde ligt, waarbij meting is verricht op meerdere locaties in de vrije ruimte boven de lading en op een diepte van minimaal één meter in de lading in alle ruimen;
voorwas als bedoeld in Marpol Annex II;
dd. vluchtig organische stof:
organische verbinding van antropogene aard met uitzondering van methaan, die bij 293,15 K een dampspanning heeft van 1 kPa of meer of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft.
Voor zover in het reglement begrippen voorkomen die zijn gedefinieerd in de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2012, gelden die definities.
§ 2 Oliehavengebieden
Artikel 2.1 Toegelaten schepen in het oliehavengebied
- 1.
Het is verboden zich met een schip in een oliehavengebied te bevinden, tenzij:
a. het tankschip van de havenwerken gebruik maakt, heeft gemaakt of zal maken om te lossen, te laden, ladingtanks schoon te maken of te bunkeren;
b. het een tankschip betreft dat dient te wachten;
c. het een roei- of motorboot betreft die niet door een benzinemotor wordt voortbewogen en die tot de uitrusting van een schip als bedoeld in onderdeel a of b behoort, en daarvan geen ander gebruik wordt gemaakt dan voor het vervoeren van opvarenden naar en van een schip;
d. de aanwezigheid van dat schip in de haven in verband met de aankomst, het verblijf of het vertrek van een schip als bedoeld in onderdeel a of b, uit een oogpunt van de uitoefening van het scheepvaartbedrijf noodzakelijk is;
e. het schip in dienst is van een publiekrechtelijk lichaam;
f. het schip zich rechtstreeks en zonder onderbreking begeeft naar of van havenwerken in een aangrenzend en buiten het oliehavengebied liggend gedeelte van de haven en uit de nabijheid blijft van in het oliehavengebied aanwezige schepen;
g. het een dienstverlenend schip betreft;
h. het een werkschip betreft waarvan de aanwezigheid in de haven noodzakelijk is in verband met onderhoudswerkzaamheden aan de haveninfrastructuur; of
i. het een schip betreft dat baggerwerkzaamheden uitvoert.
- 2.
De in het eerste lid bedoelde uitzonderingen zijn niet van toepassing op een pleziervaartuig of een zeilvaartuig.
- 3.
Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
- 4.
Van het binnenvaren van een oliehavengebied door een dienstverlenend schip, werkschip of een schip dat baggerwerkzaamheden gaat uitvoeren, wordt aan de havenmeester een melding gedaan als bedoeld in artikel 11.6.
Artikel 2.2 Bouw- en uitrustingsvoorschriften oliehavengebied
- 1.
Het is verboden om zich:
a. met een dienstverlenend schip;
b. met een bunkerschip, dat niet voldoet aan de eisen die het Adn stelt aan een binnentankschip van het type N; of
- in
een oliehavengebied te bevinden, tenzij het schip:
- 1°.
een casco heeft dat volledig uit onbrandbaar materiaal bestaat;
- 2°.
een elektrische installatie heeft die, conform het Adn, erkend veilig is uitgevoerd;
- 3°.
verbrandingsmotoren gebruikt, niet zijnde benzinemotoren;
- 4°.
een vonkenvanger heeft op de uitlaatgassenleiding van een verbrandingsmotor;
- 5°.
verwarming-, kook- en koeltoestellen heeft die werken op elektriciteit of een brandbare vloeistof met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger;
- 6°.
aan dek een goed zichtbaar bord geplaatst heeft, krachtens artikel 3.32 van het Bpr met de strekking dat roken en open vuur verboden is;
- 7°.
een accommodatie heeft die voldoende bescherming biedt tegen het binnendringen van gevaarlijke gassen; en
- 8°.
tijdens het verblijf in het oliehavengebied een in werking zijnde marifooninstallatie heeft waarop voortdurend op het betreffende VHF havenkanaal wordt uitgeluisterd.
- 2.
Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 2.3 Bedrijfsklaar hebben van een schip in het oliehavengebied
- 1.
Het is verboden om met een schip in een oliehavengebied ligplaats te nemen zonder aan boord voldoende bekwaam personeel, materieel en voortstuwingsvermogen beschikbaar te hebben om het schip onmiddellijk te kunnen doen verhalen.
- 2.
Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 2.4 Afmeren zeetankschepen geladen met gevaarlijke stoffen
- 1.
Het is verboden een zeetankschip met gevaarlijke stoffen of een zeetankschip in een oliehavengebied zodanig af te meren dat het niet direct vooruit varend uit het havenbekken kan vertrekken, tenzij ligplaats wordt genomen bij een werf, bij een herstellingsinrichting of aan een afmeerboei.
- 2.
Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 2.5 Verbod open vuur en vonkvorming
- 1.
Het is een ieder verboden om in een oliehavengebied of aan boord van een zich aldaar bevindend schip, open vuur te gebruiken of activiteiten te ondernemen tengevolge waarvan vonkvorming naar de buitenlucht optreedt of kan optreden, tenzij:
a. voor het aansteken van een lasapparaat ten behoeve van het onderwater lassen of branden en er voorafgaande aan het aansteken, door middel van een meting is aangetoond dat er geen brandbaar gas ter plaatse aanwezig is; of
b. in een kombuis, waarvan de constructie, de plaats in het schip en het ventilatiesysteem het binnendringen van brandbaar gas voorkomt.
- 2.
Het is verboden om zich met een schip in een oliehavengebied te bevinden met een vonkende uitlaatgassenleiding van een verbrandingsmotor.
- 3.
Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 2.6 Verbod te roken
- 1.
Het is een ieder verboden om te roken in een oliehavengebied.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing, indien op een schip gerookt wordt in een:
a. door de schipper of kapitein aangewezen ruimte die niet rechtstreeks van buiten toegankelijk is, gesloten is, en door een duidelijk opschrift is aangeduid als rookruimte; of
b. woning of stuurhuis aan boord van een binnenschip dat voldoet aan onderdeel 7.2.4.74 van het Adn.
Artikel 2.7 Plaatsen informatieborden
Bij de toegang van een schip dat in een oliehavengebied is afgemeerd wordt door middel van een goed te onderscheiden, in het Nederlands of Engels gesteld opschrift of afbeelding van gelijke strekking, duidelijk gemaakt dat roken, open vuur en toegang door onbevoegden verboden is.
§ 6 Langszij meren bij tankschepen
6.1 Verbod langszij meren bij tankschepen met gevaarlijke stoffen
- 1.
Het is verboden langszij een zeetankschip, geladen met of leeg van gevaarlijke stoffen, af te meren, tenzij;
a. door een bunkerschip, mits het schip ten minste voldoet aan de eisen die het ADN stelt aan een binnentankschip van het type N;
b. door een dienstverlenend schip, zijnde een binnentankschip, mits het schip ten minste voldoet aan de eisen die het Adn stelt aan een binnentankschip van het type N;
c. door een dienstverlenend schip, niet zijnde een dienstverlenend schip als bedoeld in onderdeel b of een bunkerschip, dat niet voldoet aan de eisen, bedoeld in onderdeel a, mits het schip wordt afgemeerd buiten de ladingzone van het zeetankschip;
d. door roei- of motorboten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, mits deze worden afgemeerd buiten de ladingzone van het zeetankschip;
e. door een schip als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, mits dit alleen plaats vindt tijdens en in verband met aankomst, vertrek of verhalen van het zeetankschip;
f. door tankschepen, betrokken bij de rechtstreekse ladingoverslag met het zeeschip, mits er aan beide zijden van het zeetankschip maximaal 1 schip in de breedte wordt afgemeerd; of
g. door een schip, dat in dienst is van een publiekrechtelijk lichaam, mits
- 1°.
dit noodzakelijk is in het kader van haar taakuitoefening; en
- 2°.
het schip afmeert buiten de ladingzone van het zeetankschip, tenzij de bouw en uitrusting van dit schip het toelaat om binnen de ladingzone af te meren.
- 2.
Het is verboden om met een schip ligplaats te nemen of te hebben langszij een tankschip dat betrokken is bij de overslag van een gas als bedoeld in de IGC Code of het ADN, tenzij op grond van artikel 4.1, twaalfde lid, door het college een ontheffing is verleend.
- 3.
Het is verboden om met een schip ligplaats te nemen of te hebben langszij een zeetankschip tijdens het wassen met ruwe olie van ruimten van dat zeetankschip, tenzij het een binnentankschip betreft, dat tenminste voldoet aan de eisen die het ADN stelt aan een binnentankschip van het type N;
- 4.
Het is verboden om met een schip ligplaats te nemen of te hebben langszij een zeetankschip, dat bezig is met het schoonmaken van stoffen als bedoeld in artikel 4.1, vijfde lid, onder a, b of c, anders dan het wassen met ruwe olie, tenzij:
a. door een dienstverlenend schip als bedoeld in het eerste lid, onder b, dat waswater als gevolg van een voorwas als bedoeld in Marpol Annex II of ladingresiduen als bedoeld in Marpol Annex I of II overneemt; of
b. door ten hoogste twee tankschepen die betrokken zijn bij de ladingoverslag met het zeetankschip, indien het schoonmaken, bedoeld in artikel 4.4, vierde lid, van de Arbeidsomstandighedenregeling, gesloten plaatsvindt.
- 5.
Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
- 6.
Van het langszij afmeren van een bunkerschip als bedoeld in het eerste lid, onder a of c of een dienstverlenend schip als bedoeld in het eerste lid, onder b of c of het vierde lid, onder a, wordt aan de havenmeester een melding gedaan als bedoeld in artikel 11.10.
Artikel 6.2 Bouw- en uitrustingsvoorschriften langszij meren bij tankschepen
- 1.
Het is verboden om;
a. met een dienstverlenend schip af te meren langszij een tankschip geladen met of leeg van gevaarlijke stoffen;
b. met een bunkerschip, dat niet voldoet aan de eisen die het ADN stelt aan een binnentankschip van het type N, af te meren langszij een tankschip geladen met of leeg van gevaarlijke stoffen;
- 1°.
een casco heeft dat volledig uit onbrandbaar materiaal bestaat;
- 2°.
een elektrische installatie heeft die, conform het Adn, erkend veilig is uitgevoerd;
- 3°.
verbrandingsmotoren gebruikt, niet zijnde benzinemotoren;
- 4°.
een vonkenvanger heeft op de uitlaatgassenleiding van een verbrandingsmotor;
- 5°.
verwarming-, kook- en koeltoestellen heeft die werken op elektriciteit of een brandbare vloeistof met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger;
- 6°.
aan dek een goed zichtbaar bord geplaatst heeft, krachtens artikel 3.32 van het BPR met de strekking dat roken en open vuur verboden is;
- 7°.
een accommodatie heeft die voldoende bescherming biedt tegen het binnendringen van gevaarlijke gassen; en
- 8°.
tijdens het verblijf in het oliehavengebied een in werking zijnde marifooninstallatie heeft waarop voortdurend op het betreffende VHF havenkanaal wordt uitgeluisterd.
- 2.
Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
§ 7 Vergunning afgifte en in ontvangst nemen van scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen
Artikel 7.1 Aanvraag van een vergunning
Bij de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 4.6 van de Havenverordening worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:
a. gegevens van het bedrijf van de aanvrager en de naam en functie van de aanvrager;
b. een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van het desbetreffende bedrijf;
c. de relevante bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht afgegeven vergunningen en ontheffingen;
d. de gegevens van de in te zetten ontvangstvoorzieningen die onder de werking van de vergunning vallen, waaronder ten minste de capaciteit en de geschiktheid ervan; en
e. de soorten schadelijke stoffen als bedoeld in artikel 2 van het Besluit voorkoming verontreiniging door schepen, waarop de aanvraag betrekking heeft.
§ 11 Melden
Artikel 11.1 Melding ligplaats nemen bunkerschip en dienstverlenend schip
- 1.
Voorafgaand aan het ligplaats nemen om te bunkeren of een dienst te verlenen worden door de schipper van een bunkerschip of een dienstverlenend schip de volgende gegevens aan de havenmeester gemeld:
a. de naam van het bunkerschip of dienstverlenend schip;
b. de namen van de schepen die gebunkerd worden of waaraan een dienst wordt verleend;
c. de voorgenomen ligplaats;
d. de uit te voeren werkzaamheden; en
e. de verwachte verblijfsduur.
- 2.
De melding, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.2 Melding bunkeren of overpompen van brandstofolie of smeerolie
- 1.
Direct voorafgaand aan het in artikel 4.8 van de Havenverordening bedoelde bunkeren of het onderling overpompen van brandstofolie of smeerolie tussen bunkerschepen, wordt, door de schipper van het brandstofolie of smeerolie pompende bunkerschip, aan de havenmeester gemeld:
a. de namen van de bij het bunkeren of onderling overpompen betrokken schepen;
b. de ligplaats waar het bunkeren of overpompen zal plaatsvinden;
c. de soort en hoeveelheid brandstofolie of smeerolie die gebunkerd of gepompt gaat worden; en
d. het tijdstip van aanvang van bunkeren of overpompen.
- 2.
Direct na afloop van de handelingen, bedoeld in het eerste lid, wordt het tijdstip van beëindiging daarvan aan de havenmeester gemeld.
- 3.
De meldingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, vinden plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.3 Melding gebruik ankers
Het voornemen om een anker te gebruiken als bedoeld in artikel 4.11 van de Havenverordening wordt gemeld op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.4 Melding afzien gebruik diensten bootman
Het voornemen om af te zien van het gebruik van de diensten van een bootman als bedoeld in artikel 4.13, eerste lid en tweede lid, onder a en e, van de Havenverordening wordt ten minste één uur voorafgaand aan de aankomst of het vertrek gemeld op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.5 Melding verrichten van werkzaamheden
- 1.
Indien een schip geen ligplaats heeft op of bij een Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunning houdende scheepswerf of herstellingsinrichting, worden voorafgaand aan de in artikel 4.14 van de Havenverordening bedoelde werkzaamheden, de volgende gegevens aan de havenmeester gemeld:
a. de naam en roepnaam van het schip;
b. de ligplaats van het schip tijdens de werkzaamheden;
c. de datum, tijdstip van aanvang en duur van de werkzaamheden;
d. de aard van de werkzaamheden;
e. de plaats of plaatsen aan boord waar de werkzaamheden worden uitgevoerd;
f. of een Veiligheids- en Gezondheidsverklaring is afgegeven door een gasdeskundige;
g. de uitvoerder van de werkzaamheden; en
h. of het schip blijvend kan beschikken over zijn hoofdvoortstuwingsvermogen.
- 2.
Direct na afloop van de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden wordt het tijdstip van beëindiging daarvan aan de havenmeester gemeld.
- 3.
De meldingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, vinden plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.6 Melding binnenvaren oliehavengebied
- 1.
Voorafgaand aan het binnenvaren van een oliehavengebied door een dienstverlenend schip, werkschip of een schip dat baggerwerkzaamheden gaat uitvoeren als bedoeld in artikel 2.1 wordt aan de havenmeester gemeld:
a. de voorgenomen ligplaats;
b. de uit te voeren werkzaamheden; en
c. de verwachte verblijfsduur.
- 2.
De melding, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.7 Melding ligplaats tankschip buiten oliehavengebied
- 1.
Voorafgaand aan het ligplaats nemen buiten het oliehavengebied door een tankschip als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, en onderdeel b, worden de volgende gegevens aan de havenmeester gemeld:
a. indien het een zeeschip betreft de naam en de roepnaam;
b. indien het een binnenschip betreft de naam en het Rijnvaartnummer of ENI-nummer;
c. de voorgenomen ligplaats van het schip; en
d. van de voorgenomen activiteiten aan boord van het schip:
- 1°.
de datum, het tijdstip van aanvang en de duur; en
- 2°.
de aard van de voorgenomen activiteiten.
- 2.
De melding, bedoeld in het eerste lid vindt plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.8 Melding van rechtstreekse overslag van gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk tussen tankschepen onderling
- 1.
Voorafgaand aan de rechtstreekse, onderlinge overslag van een gevaarlijke of schadelijke stof in bulk tussen tankschepen als bedoeld in artikel 4.1, tweede en derde lid, worden de volgende gegevens aan de havenmeester gemeld:
a. de namen en de roepnamen van de bij de overslag betrokken zeetankschepen;
b. de namen en de Rijnvaartnummers of ENI-nummers van de bij de overslag betrokken binnenvaarttankschepen;
c. de correcte technische naam en de hoeveelheid van het product dat overgeslagen wordt; en
d. het tijdstip van aanvang en de verwachte duur van de rechtstreekse overslag.
- 2.
Na afloop van de rechtstreekse, onderlinge overslag van een gevaarlijke of schadelijke stof in bulk tussen tankschepen als bedoeld in artikel 4.1, tweede en derde lid, wordt het tijdstip van beëindiging daarvan aan de havenmeester gemeld.
- 3.
De meldingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden gedaan door de kapitein of schipper van het schip dat rechtstreeks op een afmeerboei, aan afmeerpalen of een ligplaats is afgemeerd.
- 4.
De meldingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, vinden plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.9 Melding wassen of schoonmaken van ladingtanks
- 1.
Voorafgaand aan het in artikel 5.1, eerste lid, onder a en het vierde lid, bedoelde wassen of schoonmaken worden de volgende gegevens aan de havenmeester gemeld:
a. de naam van het schip;
b. de datum en het tijdstip van aanvang van wassen of schoonmaken;
c. de ligplaats gedurende het wassen of schoonmaken;
d. de ruimten van het schip die worden gewassen of schoongemaakt;
e. de chemische of technische benaming van de stoffen die de schoon te maken ruimten bevatten of laatstelijk hebben bevat; en
f. de methode van wassen of schoonmaken die wordt toegepast.
- 2.
Direct na afloop van het in het eerste lid bedoelde wassen of schoonmaken wordt het tijdstip van beëindiging daarvan aan de havenmeester gemeld.
- 3.
Het tijdstip van aanvang van een volgens Marpol Annex II verplichte voorwas wordt ten minste 2 uur voor aanvang van het voorwassen aan de havenmeester gemeld.
- 4.
De melding, bedoeld in het eerste lid, is niet vereist indien het uitsluitend droogmaken betreft.
- 5.
De meldingen, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, vinden plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.10 Melding langszij afmeren bij tankschepen met gevaarlijke stoffen
- 1.
Voorafgaand aan het langszij afmeren bij een tankschip met gevaarlijke stoffen door een dienstverlenend schip of een bunkerschip als bedoeld in artikel 6.1 wordt aan de havenmeester gemeld:
a. de voorgenomen ligplaats;
b. de uit te voeren werkzaamheden; en
c. de verwachte verblijfsduur.
- 2.
De melding, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.11 Melding met ontsmettingsmiddelen behandelde lading
- 1.
De gegevens van het afgegeven gasmeetcertificaat, bedoeld in artikel 10.1, worden zo spoedig mogelijk aan de havenmeester gemeld.
- 2.
In geval van overslag van lading die onvoldoende vrij is van ontsmettingsmiddelen worden de volgende gegevens ten minste één uur voor aanvang van de overslag aan de havenmeester gemeld:
a. de voorgenomen datum, tijd en duur van de overslag;
b. de naam van het zeeschip, de ruimen en de hoeveelheid die uit dat zeeschip overgeslagen gaat worden; en
c. de naam van het schip waarin de lading wordt overgeslagen en de bestemming van dat schip.
- 3.
De meldingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, vinden plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.12 Melding combinatietankschip
- 1.
Van een combinatietankschip dat gelost of geladen wordt met losgestorte bulklading in vaste vorm worden naast de melding op grond van de Rclz tevens de volgende gegevens aan de havenmeester gemeld:
a. de aanwezigheid van brandbare vloeistoffen of restanten daarvan van voorgaande ladingen;
b. de stuwage van eventuele ladingrestanten van brandbare vloeistoffen; en
c. het zuurstofpercentage van de geïnertiseerde tankatmosfeer, boven de in onderdeel b genoemde ladingrestanten.
- 2.
De melding, bedoeld in het eerste lid vindt plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.13 Melding laden gevaarlijke of schadelijke stoffen in verpakte vorm
- 1.
Het voornemen tot het laden van een gevaarlijke of schadelijke stof in verpakking aan boord van een zeeschip wordt ten minste drie uur voorafgaande aan het laden aan de havenmeester gemeld overeenkomstig bijlage 1 behorende bij de RCLZ.
- 2.
De melding, bedoeld in het eerste lid vindt plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.14 Melding verrichten van rechtstreekse overslag van losgestorte bulklading in vaste vorm
- 1.
Indien schepen geen ligplaats hebben op of bij een inrichting worden voorafgaand aan de rechtstreekse overslag tussen schepen onderling van droge lading door de stuwadoor de volgende gegevens aan de havenmeester gemeld:
a. de namen en de roepnamen van de bij de overslag betrokken zeeschepen;
b. de namen en de Rijnvaartnummers of ENI-nummers van de bij de overslag betrokken binnenvaartschepen;
c. de ligplaats van het schip tijdens de overslag;
d. de datum, het tijdstip van aanvang en de verwachte duur van de overslag;
e. de naam van het bedrijf dat de overslag uitvoert en de namen van de schepen die de overslag feitelijk uitvoeren; en
f. de aard van de lading en de hoeveelheid.
- 2.
Na afloop van de rechtstreekse overslag tussen schepen onderling, bedoeld in het eerste lid, wordt het tijdstip van beëindiging daarvan aan de havenmeester gemeld.
- 3.
De meldingen, bedoeld in het eerste en tweede lid vinden plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.15 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade
- 1.
Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken voor het schip of de omgeving, worden direct aan de havenmeester gemeld.
- 2.
De melding, bedoeld in het eerste lid vindt plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.
Artikel 11.16 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen
- 1.
Degene door wiens toedoen een voorwerp of stof vrijkomt of in het water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, draagt ervoor zorg dat:
a. daarvan onmiddellijk melding wordt gedaan aan de havenmeester; en
b. de stof of het voorwerp onmiddellijk wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.
- 2.
De melding, bedoeld in het eerste lid, onder a, vindt plaats op een door de havenmeester aan te geven wijze.