Organisatie | Weststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Weststellingwerf 2012 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Weststellingwerf 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb. 450
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2012 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 12-06-2012 officiële bekendmakingen 2012, week 25 | 2012-6325\9 Intern |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf;
overwegende dat het wenselijk is om regels te stellen ten behoeve van het beleid, te verstrekken voorzieningen, financiële tegemoetkomingen, eigen bijdrage of het eigen aandeel en het persoonsgebonden budget op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning;
gehoord de zienswijze van het Platform WMO;
gelet op de verordening als bedoeld in artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, houdende regels met betrekking tot de uitkeringen ten behoeve van beleid op het terrein van de openbare geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijke opvang, vrouwen opvang en verslavingsbeleid, de stimuleringsuitkeringen, de eigen bijdrage en de financiële tegemoetkomingen op het terrein van maatschappelijke ondersteuning en wijziging van andere besluiten van 2 oktober 2006, Stb 450 (Besluit maatschappelijke ondersteuning);
vast te stellen het navolgende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Weststellingwerf 2012
Hoofdstuk 2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Artikel 2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Wanneer de belanghebbende op grond van de beperkingen die hij ondervindt speciale uitvoeringen nodig heeft van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, komen alleen de meerkosten voor vergoeding in aanmerking, tenzij de concrete omstandigheden uitwijzen dat (met toepassing van de hardheidsclausule) ten gunste van de belanghebbende van dit beginsel dient te worden afgeweken.
Hoofdstuk 3 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen
Artikel 3 Individuele voorzieningen in natura
Een hulpmiddel kan slechts worden toegekend voor zover het langdurig noodzakelijk is om de beperkingen van de belanghebbende op het gebied van het wonen of het zich binnen of buiten de woning te verplaatsen op te heffen of te verminderen. Langdurig noodzakelijk wil zeggen dat de belanghebbende voor langere tijd aangewezen moet zijn op een desbetreffend hulpmiddel. Voor langere tijd betekent in ieder geval dat wie tijdelijk beperkingen ondervindt, bijvoorbeeld door een ongeluk, terwijl vaststaat dat de aard van de beperking van voorbijgaande aard is, niet voor een voorziening in aanmerking komt. De belanghebbende kan dan een beroep doen op de hulpmiddelendepots van de thuiszorgorganisaties die zijn opgezet in het kader van de AWBZ. Bij het toekennen van hulpmiddelen wordt rekening gehouden met het beleid zoals dat in het kader van de Wvg is gevoerd en de jurisprudentie die daarover is gevormd. Deze voorzieningen zijn of worden opgenomen in een regelmatig te actualiseren Verstrekkingenlijst.
Bij woonvoorzieningen die bestaan uit ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte (de zogenaamde woningaanpassingen) geldt als voorwaarde dat deze gericht moeten zijn op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen. Het criterium ergonomische beperkingen houdt onder meer in, dat zich bij een belanghebbende een belemmering voordoet met betrekking tot (één van) de elementaire woonfuncties, die in direct verband staat met een - hetzij uit een lichamelijke, hetzij uit een geestelijke handicap voortvloeiende - lichamelijke functionele beperking. Tot de elementaire woonfuncties behoren in ieder geval slapen, eten en lichaamsverzorging. Een woonvoorziening (lees: woningaanpassing) wordt daarom primair beoordeeld aan de hand van het vereiste dat de gevraagde voorziening naar objectief medische maatstaf noodzakelijk is. Bij het toekennen van woonvoorzieningen wordt rekening gehouden met specifieke aanpassingen gezien de lichamelijke beperkingen van de belanghebbende en de daaruit voortvloeiende ergonomische belemmeringen in het gebruik van de woning. Hierbij wordt gehandeld in overeenstemming met het beleid zoals dat in het kader van de Wvg is gevoerd en de jurisprudentie die daarover is gevormd.
Artikel 4 Individuele financiële tegemoetkomingen
forfaitaire vergoedingen voor een woonvoorziening;
voor het bezoekbaar maken van woningen van bewoners van AWBZ-instellingen. De woning moet wel regelmatig worden bezocht. Vaak betreft dit de woning van de ouders/verzorgers of de partner. Het bezoekbaar maken van een woning wordt veelal slechts eenmaal vergoed. Onder bezoekbaar maken van een woning wordt minimaal verstaan dat de belanghebbende de woonruimte kan bereiken en de woonkamer en één toilet kan gebruiken. Voor het bezoekbaar maken van de woning zal veelal de woning moeten worden aangepast, maar voorzieningen kunnen ook in natura worden verstrekt (bijvoorbeeld een toiletverhoger). Bij het toekennen van het bezoekbaar maken van woningen wordt rekening gehouden met het beleid zoals dat in het kader van de Wvg is gevoerd en de jurisprudentie die daarover is gevormd.
forfaitaire vergoedingen voor een vervoersvoorziening;
Bij een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi of (bruikleen)auto wordt de belanghebbende ten behoeve van een vastgesteld bedrag beschikbaar gesteld. Hiermee kan op jaarbasis circa 1750 auto- taxikilometers betaald worden. De tegemoetkoming wordt per kwartaal uitbetaald in de vorm van een forfaitaire vergoeding. De belanghebbende hoeft geen declaraties in te dienen en heeft dus volledige bestedingsvrijheid. Een forfaitaire vervoerskostenvergoeding (een vast bedrag) voor eigen auto’s en taxi’s moet worden aangemerkt als een adequate vervoersvoorziening die voldoende tegemoetkomt aan de beperkingen waarmee een belanghebbende op het terrein van vervoer wordt geconfronteerd. Bij het toekennen van vervoersvoorzieningen wordt rekening gehouden met het beleid zoals dat in het kader van de Wvg is gevoerd en de jurisprudentie die daarover is gevormd.
De belanghebbende heeft bij het aanvragen van Wmo-voorziening(en) de vrijheid te kiezen voor een PGB. Betreft het meerdere voorzieningen dan heeft de belanghebbende de keuze om de voorzieningen gedeeltelijk in de vorm van een PGB en gedeeltelijk in natura aan te vragen.
De belanghebbende heeft volledige vrijheid in de keuze van een (erkende) leverancier bij wie hij de voorzieningen wenst aan te kopen. Het college kan eisen stellen aan de kwaliteit en bruikbaarheid van het hulpmiddel (via het programma van eisen). Dit kan door bijvoorbeeld te eisen dat de aan te kopen voorziening(en) voorzien moeten zijn van het CE- of GQ-keurmerk.
De belanghebbende moet in staat zijn het PGB aan te wenden voor de geïndiceerde voorziening(en). Het ontvangen van een PGB houdt in dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de besteding van het beschikbaar gestelde bedrag voor het doel waarvoor het is toegekend. Het college kan bij beschikking extra voorwaarden stellen.
Het PGB wordt uitbetaald en beschikbaar gesteld aan de ondersteuningsbehoevende of een gemachtigde. Het is dus niet zo dat het college (ook als de belanghebbende hierom verzoekt) het PGB beheert en op verzoek uitbetaalt aan de door de gehandicapte uitgekozen leverancier. De belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor de betaling(en).
Hoofdstuk 4 Financiële tegemoetkoming en eigen bijdrage
Artikel 5 Algemene voorschriften
Bij het verstrekken van een geïndiceerde voorziening worden in elk geval de volgende voorwaarden in de beschikking opgenomen:
Artikel 6 Forfaitaire en gemaximeerde vergoedingen
De forfaitaire of gemaximeerde vergoedingen bedragen voor:
Artikel 7 Eigen bijdrage en eigen aandeel
Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de ondersteuningsbehoevende, wordt gedurende een periode van 39 (negenendertig) maal vier weken een eigen aandeel in rekening gebracht of bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een bedrag, als bedoeld in het eerste lid, in mindering gebracht.
Hoofdstuk 5 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (PGB)
De belanghebbende die verzoekt in aanmerking te komen voor een PGB dient in bepaalde mate te beschikken over organisatie- en regelvermogen en verantwoordelijkheidsbesef. Tevens dient hij inzicht te hebben in de eigen functionele belemmeringen en de keuzemogelijkheden tussen de verschillende leveranciers en voorzieningen.
De met behulp van een PGB aangeschafte voorzieningen moeten onderhouden kunnen worden. Dit betekent dat de belanghebbende in staat is de voorzieningen bij een leverancier uit te kiezen, aan te kopen en zorg te dragen dat de voorziening gedurende de looptijd van het PGB in goede staat in gebruik kan blijven.
Artikel 9 Vaststelling en hoogte PGB
De hoogte van het PGB vooreenvoudige woningaanpassingen (bijvoorbeeld het aanbrengen van een verhoogde toiletpot, een douche/toiletstoel e.d.) stelt het college vast op basis van het medisch en ergonomisch advies. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een vastgestelde prijslijst van de leverancier voor dergelijke woonvoorzieningen of door de richtprijzen te hanteren uit het Handboek Hulpmiddelen in Nederland van de KBOH.
De hoogte van het PGB naar het geclassificeerd tarief voor hulp bij het huishouden bedraagt 90%1.van het bedrag van de kostprijs van hulp bij het huishouden in natura (exclusief door het college bedongen kortingen).
1.Er moet sprake zijn van compensatie. Het percentage was 75%. De ervaring is dat dit niet altijd toereikend is voor de kosten die gemaakt worden.
Burgemeester en wethouders kunnen - op grond van bezwaren van overwegende aard - besluiten om bij een aanspraak op een individuele voorziening niet over te gaan tot het verstrekken van persoonsgebonden budget. Van bezwaren van overwegende aard is sprake indien:
voorzieningen in bruikleen worden verstrekt, waarbij herverstrekking voorop staat en tevens de kosten van onderhoud, keuring, reparatie en verzekering zijn inbegrepen. Dit artikellid geldt bijvoorbeeld voor de verstrekking van: (elektrische/handbewogen) rolstoelen, (elektrische) buitenwagens, (regulier verkrijgbare speciale/aangepaste) buggy’s, duwwandelwagens, hoepelrolstoelen, kinderrolstoelen, kruipwagens, plateaurolstoelen, po-stoelen, scootmobielen, en trapliften. Deze opsomming is niet limitatief. Door de toenemende diversiteit aan hulpmiddelen kan niet meer gezegd worden wat wel en wat niet herverstrekt kan worden, dit zal van geval tot geval bekeken moeten worden.
Artikel 11 Algemene voorwaarden bij verstrekking PGB
Voor alle voorzieningen waarvoor een PGB wordt verstrekt geldt dat:
De met het PGB aan te schaffen geïndiceerde voorzieningen moeten gekocht worden bij een erkende leverancier en voorzien zijn van een geldig keurmerk, zoals het CE- of GQ-keurmerk. Bij rolstoelen, scootmobielen en andere mobiliteitsvoorzieningen geldt in ieder geval dat deze voorzien zijn van het GQ-keurmerk.
Artikel 12 Aanvullende voorschriften PGB
De belanghebbende mag gedurende de looptijd van drie jaar, gerekend vanaf het moment dat de beschikking is afgegeven, niet opnieuw een beroep doen op de gemeentelijke zorgplicht voor dezelfde voorziening. Van deze voorwaarde wordt afgeweken als de frequentie van het gebruik, een veranderde medische situatie of de kwaliteit van de aangeschafte voorziening hiertoe aanleiding geven.
Artikel 13 Intensieve controle op verantwoording van het PGB
Op de verantwoording van het PGB door de budgethouder vindt een intensieve controle plaats. Het college verricht deze intensieve controle steekproefsgewijs na afloop van de verstrekking, of na afloop van enig kalenderjaar. De omvang van de steekproef omvat ten minste 5% en ten hoogste hoogste 10% van de verstrekte PGB’s.
In overeenstemming met het bepaalde in artikel 8.1, tweede lid van de Verordening, vragen burgemeester en wethouders een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies, indien de kosten van de voorziening naar verwachting een bedrag van € 10.000,00 te boven gaan.
Artikel 16 Juistheid en volledigheid
Burgemeester en wethouders kunnen de juistheid en volledigheid onderzoeken of laten onderzoeken van de verstrekte gegevens.