Organisatie | Rijswijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Inburgering gemeente Rijswijk 2012 |
Citeertitel | Verordening Inburgering 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Sociale Zaken |
Deze verordening vervangt de Verordening Inburgering uit 2010.
Wet inburgering, art. 8, 19, vijfde lid, 19A, eerste lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24e, tweede lid, 24f en 35
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2012 | nieuwe regeling | 12-06-2012 Groot Rijswijk 21-06-2012 | 12-013 |
De gemeenteraad van Rijswijk, bijeen in openbare vergadering op 12 juni 2012 gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk d.d. , nr. 12.013
Gelet: - op de artikelen 8, 19, vijfde lid , 19A, eerste lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24e, tweede lid, 24f en 35 van de Wet inburgering;
Overwegende: dat de Wet inburgering aan de gemeenteraad opdraagt bij verordening regels te stellen metbetrekking tot informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwilligeinburgeraars, alsmede over inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen en over rechten en plichten vanwege een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;dat de Wet inburgering tevens aan de gemeenteraad opdraagt bij verordening het bedrag van deboete te bepalen die kan worden opgelegd voor de verschillende in de wet genoemde overtredingen; dat de Wet Participatiebudget een ruimere doelgroep definieert dan de in de Wet inburgering genoemde doelgroep; B E S L U I T: vast te stellen de
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
doelgroep: belanghebbenden aan wie op grond van de Wet inburgering en daarop gebaseerde regelgeving, de Wet Participatiebudget en daarop gebaseerde regelgeving, artikel 7 van de WWB, artikel 4.23 van het Besluit, en de Wsw ondersteuning op het gebied van inburgering en participatie kan worden geboden;
Artikel 2.1 – Opdracht college
Het college biedt ondersteuning bij inburgering en voor zover dat noodzakelijk wordt geacht een voorziening gericht op inburgering, eventueel in combinatie met een voorziening gericht op participatie of arbeidsinschakeling, aan personen die behoren tot de doelgroep als omschreven in artikel 1, tweede lid, onder f., van deze verordening.
Het college maakt een afweging bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen waarbij, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, gekeken wordt of de voorziening het meest doelmatig is om de beoogde inburgering en/of participatie te realiseren.
Het college kan, bij het bepalen van het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen, prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen. Onverlet opname in de beleidsregels, kunnen de financiële mogelijkheden en kaders worden bijgesteld indien daartoe de noodzaak aanwezig wordt geacht.
Het college kan, in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut Werknemers-verzekeringen (UWV), voorzieningen als bedoeld in deze verordening aanbieden aan belanghebbenden die in Rijswijk woonachtig zijn en aan wie het UWV een uitkering verstrekt, alsmede aan inwoners van andere gemeenten uit de regio Haaglanden.
Het college kan aan een voorziening of een inburgeringstraject nadere verplichtingen verbinden, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en voor zover van toepassing uit de WWB, de IOAW, de IOAZ, de Wet Participatiebudget, de WEB, de Participatieverordening 2012, en deze verordening.
Hoofdstuk 4: Gemeentelijk aanbod inburgeringstraject
Artikel 4.1 – Gemeentelijk aanbod
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.1 biedt het college
een inburgeringsplichtige die in een eerdere gemeente reeds een aanbod voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening heeft geaccepteerd, dan wel voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld in geval van verhuizing naar de gemeente Rijswijk, dezelfde of een gelijkwaardige inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan.
Artikel 4.2 – Procedure van het doen van een aanbod
In geval van bijzondere omstandigheden die naar het oordeel van het college niet aan de inburgeringsplichtige kunnen worden tegengeworpen en om te voorkomen dat belanghebbende in een achterstandssituatie terecht komt die zijn participatie aan de arbeidsmarkt of de samenleving belemmert, kan het college besluiten dat een inburgeringsplichtige voor een tweede aanbod van een inburgeringstraject in aanmerking wordt gebracht.
Artikel 4.3 – Samenstelling van het inburgeringstraject
Indien voor de uitkeringsgerechtigde belanghebbende tevens een voorziening gericht op arbeidsinschakeling is of wordt ingezet, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling, met dien verstande dat de inburgeringsvoorziening de arbeidsinschakeling niet in de weg mag staan.
Het college bepaalt voor de inburgeringsplichtige in de beschikking en voor de vrijwillige inburgeraar in de overeenkomst betreffende het inburgeringstraject:
of het college het UWV verzoekt om het bedrag van de eigen bijdrage van de belanghebbende aan het college te betalen indien degene die de eigen bijdrage verschuldigd is een uitkering ontvangt op grond van één van de in artikel 4.23, van het Besluit aangewezen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen waarmee de eigen bijdrage wordt verrekend en die wordt uitgevoerd door het UWV.
Artikel 4.6 – Inhoud van het besluit van het college
Het besluit van het college tot toekenning van een inburgeringstraject bevat in ieder geval:
een opgave van de rechten en verplichtingen van de belanghebbende waaronder ingeval van de vrijwillige inburgeraar, de verplichting om een naar het oordeel van het college redelijk deel van de gemaakte kosten terug te betalen indien aan het geaccepteerde inburgeringstraject onvoldoende medewerking wordt verleend en dit de vrijwillige inburgeraar te verwijten is;
Artikel 5:1 – Handhaving zonder gemeentelijk aanbod
a. Aan de inburgeringsplichtige die oudkomer is en aan wie het college besluit geen aanbod van een inburgeringstraject te doen stuurt het college een beschikking waarin toepassing wordt gegeven aan artikel 26 van de wet.
b. De beschikking bevat tevens informatie over rechten en verplichtingen, het eindniveau dat belanghebbende ten minste moet hebben behaald bij het inburgeringsexamen of een daaraan ten minste gelijk te stellen examen en de uiterste datum zoals bedoeld in artikel 7 van de wet waarop aan de inburgeringsverplichting moet zijn voldaan.
Aan de inburgeringsplichtige die nieuwkomer is en aan wie het college besluit geen aanbod te doen van een inburgeringstraject, stuurt het college een kennisgeving met daarin vermeld informatie over rechten en verplichtingen, het eindniveau dat belanghebbende ten minste moet hebben behaald bij het inburgeringsexamen of een daaraan ten minste gelijk te stellen examen en de uiterste datum zoals bedoeld in artikel 7 van de wet waarop aan de inburgeringsverplichting moet zijn voldaan.
Artikel 5:2 – Bestuurlijke boete
a. Indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het voor hem vastgestelde inburgeringstraject, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet kan het college hem een schriftelijke waarschuwing geven zonder oplegging van een bestuurlijke boete.
b. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, ook na de verleende waarschuwing als bedoeld onder a. geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen een in artikel 7, eerste lid, van de wet, bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a., van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen of een daarmee ten minste gelijk te stellen examen dat leidt tot vrijstelling van de inburgeringsverplichting, heeft behaald.
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen of een daaraan ten minste gelijk te stellen examen dat leidt tot vrijstelling van de inburgeringsverplichting, heeft behaald.
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn, het inburgeringsexamen of een daaraan ten minste gelijk te stellen examen dat leidt tot vrijstelling van de inburgeringsverplichting heeft behaald.
Het college stemt de hoogte van de boete af op de ernst van de nalatige gedraging, de mate waarin deze nalatige gedraging aan de inburgeringsplichtige kan worden verweten en houdt rekening met de omstandigheden waarin de inburgeringsplichtige verkeert waarvan zijn inkomenspositie onderdeel kan uitmaken.
Hoofdstuk 6 – Slot- en overgangsbepalingen
De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk.
1.Procedurele opzet van de verordening
Er is gekozen voor een procedurele opzet van de Verordening inburgering. Dit houdt in dat in de verordening enkel dat is opgenomen wat op grond van de wet hierin vastgelegd dient te worden. De Verordening inburgering beperkt zich daarom tot:
De hoofdlijnen van het beleid liggen in beginsel voor langere tijd in de verordening vast. De verdere concretisering van het beleid is door het college vastgelegd in beleidsregels of in uitvoeringsbesluiten en wordt nader vormgegeven in de jaarlijkse Programmabegroting. De verantwoording daarover vindt plaats bij de jaarrekening. Het voordeel van deze systematiek is dat er flexibeler ingespeeld kan worden op gewijzigde omstandigheden, zoals bij aanpassing in prioritering van de doelgroep of bij wijzigingen bij belendende beleidsterreinen zoals re-integratie, educatie, kinderopvang. Doordat ook andere gemeentelijke verordeningen op dezelfde wijze zijn ingericht wordt het college beter in staat gesteld om te komen tot integrale aanpak en waar nodig tot individualisering van het aanbod.
2.Nummering en formulering van de verordening
De nummering en formulering van deze verordening zijn zoveel mogelijk in overeenstemming met de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving (Adr.) van de VNG.
In de artikelen wordt eerst de hoofdregel omschreven en daarna de uitzonderingen op de hoofdregel of een nadere definiëring van hetgeen in de hoofdregel is omschreven.
In deze verordening is gekozen zoveel mogelijk gebruik te maken van het begrip belanghebbende. Dit is in overeenstemming met voornoemde Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Hierin wordt bepaald dat met betrekking tot de terminologie van regelgeving, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden gevolgd. In artikel 1:2 Awb wordt onder het begrip belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Zou hiervan worden afgeweken en gekozen worden voor een andere omschrijving dan zou daarvan een aparte begripsomschrijving dienen te worden opgenomen. De term belanghebbende is neutraler.
De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Sindsdien zijn er vele wijzigingen en aanpassingen doorgevoerd. Het betreft in elk geval:
de toekenning van de bevoegdheid aan het college om in plaats van een inburgeringsvoorziening een taalkennisvoorziening aan te bieden aan een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 september 2008 (TK 2007-2008, 31 318);
Met ingang van 1 januari 2009 is bovendien de Wet Participatiebudget in werking getreden die beoogt ruimere mogelijkheden voor participatie te creëren door de budgettaire schotten tussen de Wet werk en bijstand, de Wet inburgering en de Wet educatie en beroepsonderwijs weg te nemen. Per medio september 2009 is overigens de ontschotting voor het educatiedeel opgeschort tot 1 januari 2013.
Met de samenvoeging van de budgetten is in principe de belemmering van onderbesteding bij het ene budget en mogelijke tekorten bij de andere budgetten weggenomen. Ook is het gemakkelijker geworden om verschillende voorzieningen volgtijdelijk of gelijktijdig in te zetten en zo inburgering beter aan te laten sluiten op de maatschappelijke participatie van de belanghebbende. De definities van de doelgroepen zijn hiertoe ruimer geformuleerd dan in de afzonderlijke materiewetten, het is mogelijk een aanbod aan anderen dan de eigen inwoners te doen en de mogelijkheid van een tweede inburgeringsaanbod is geïntroduceerd. Hoewel de verantwoordelijkheid van de gemeente bij het aanbieden van een voorziening primair ligt bij personen uit de doelgroepen zoals genoemd in de materiewetten, hebben gemeenten met de Wet Participatiebudget ruimte om aan personen waarvoor het college in de materiewetten niet nadrukkelijk een verantwoordelijkheid heeft opgedragen gekregen, toch – indien het college dit noodzakelijk acht – een voorziening aan te bieden. De wetgever gaat er daarbij vanuit dat het college spaarzaam van deze ruimte gebruik zal maken en de middelen doelmatig zal inzetten. De geboden ruimte is vooral bedoeld om de gemeente ruimte te bieden bij het oplossen van knelpunten in specifieke individuele gevallen of in specifieke lokale situaties. Met een aantal aanvullende maatregelen in de vorm van subsidieregelingen en dergelijke is door het Rijk een extra stimulans aan de inburgering gegeven.
Per 31 december 2008 is in de wet (artikel 19, tweede lid) de mogelijkheid opgenomen dat de gemeenteraad bij verordening kan regelen dat het college een inburgerings- of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van het doen van een aanbod door het college en het aanvaarden daarvan door de inburgeringsplichtige aan vooraf hoeft te gaan. Het voordeel van een dergelijk stelsel kan zijn dat de inburgeringsplichtige, ook de onwillige, in dat geval direct verplicht is medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening. Een nadeel is dat het stelsel voor alle inburgeringsplichtigen (maar niet voor vrijwillige inburgeraars!) van toepassing is waardoor de bereidwillige inburgeringsplichtigen minder ruimte krijgen om hun eigen verantwoordelijkheid in te vullen. De ervaring in Rijswijk in de afgelopen jaren heeft geleerd dat er nauwelijks inburgeringsplichtigen zijn die een aanbod van een inburgeringstraject weigeren, op grond waarvan te vrezen zou zijn dat zij niet of onvoldoende aan hun inburgeringsverplichtingen invulling zullen geven. In dat verband is er voor gekozen om het aanbodstelsel te handhaven.
De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle derdelanders (vreemdelingen) van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. In dit verband zij opgemerkt dat de daadwerkelijke aanvangsdatum waarop de inburgeringsverplichting ontstaat veeleer op 18 jaar ligt sinds per 1 augustus 2007 door wijziging van de Leerplichtwet een startkwalificatieverplichting voor jongeren tot 18 jaar van toepassing is. Iedereen, ook degenen jonger dan 18 jaar, in het bezit van een startkwalificatie, is vanuit de wetgeving (artikel 2.3, Besluit) vrijgesteld van de inburgeringsverplichting.
Uitgangspunt van de WI is dat de eigen verantwoordelijkheid, ook in financiële zin, voorop staat. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige in principe naar eigen inzicht kan bepalen hoe hij aan zijn inburgeringsverplichting wenst te voldoen. Veel inburgeringsplichtigen wensen echter gebruik te maken van een aanbod van een inburgeringstraject door de gemeente. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen of een ten minste volgens het Besluit inburgering daaraan gelijk te stellen diploma, certificaat of ander document is behaald (resultaatsverplichting). Inmiddels is de vrijwillige inburgering ook geregeld in de WI (artikel 24a ten met 24f) in plaats van in een aparte Regeling. Voor vrijwillige inburgeraars bij wie sprake is van onvoldoende kennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving geldt dat op hen niet de verplichting rust om in te burgeren, maar dat zij op vrijwillige basis wel kunnen deelnemen aan een inburgeringstraject met een afrondend examen. Het gaat met name om personen die tot Nederlander zijn genaturaliseerd en om EU/EER-onderdanen, Zwitsers, Antillianen en Arubanen. De vrijwilligheid ligt dus aan de kant van de inburgeraar, niet aan de kant van de gemeente. Het bevorderen van een zelfstandige bestaansvoorziening en maatschappelijke participatie door iedereen is voor de gemeente een voortdurende opdracht. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd in overeenstemming met de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.
In de WI is aan de gemeente een aantal taken opgedragen. Het betreft in de eerste plaats de opdracht om inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet. Daarnaast heeft de gemeente de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een aanbod te doen van een voorziening die er toe leidt dat aan de inburgeringsverplichting of bij vrijwillige inburgeraars aan de inburgeringsbehoefte kan worden voldaan.
Ook moet de gemeente de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. In geval van een nalatige gedraging ten aanzien van een uitnodiging voor de intake, het onvoldoende medewerking verlenen aan een inburgeringstraject en het niet tijdig halen van het inburgeringsexamen wordt door het college een boete opgelegd. Voor de vrijwillige inburgeraars geldt dat het college toezicht houdt op de naleving van de gemaakte afspraken in de overeenkomst en indien dit niet het geval is de nodige maatregelen neemt. In het uiterste geval kan de naleving van de gemaakte afspraken in de overeenkomst worden afgedwongen via de civiele rechter.
Voor de belanghebbende die een uitkeringsgerechtigde is op grond van de WWB, IOAW of IOAZ, moet het aanbod, als het college daartoe besloten heeft, onderdeel uitmaken van het re-integratietraject. Met de wijzigingen van de WWB per 1 januari 2012 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) weer samengevoegd met de WWB. Deze verordening is hierop aangepast, waarbij in acht moet worden genomen dat besluiten die zijn genomen vóór 1 januari 2012 nog gebaseerd zijn op de toen geldende regelgeving.
In verband met de hiervoor genoemde taken draagt de WI de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking, het doen van een cursusaanbod en de handhaving van de inburgeringsverplichting.
Regels over de informatieverstrekking (artikel 8 en artikel 24f WI);
In de verordening stelt de gemeenteraad regels vast over de wijze waarop de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars zal plaatsvinden. Het gaat dan om informatie over hun rechten en plichten uit hoofde van de WI, evenals over het aanbod van en de toegang tot een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Ook de gevolgen van het niet nakomen van de inburgeringsverplichtingen zullen aan de orde komen.
Regels met betrekking tot het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening
De inburgeringsverplichting vloeit uit de wet voort. Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij*) aan zijn inburgeringsverplichting wenst te voldoen, hoe hij zich daarop voorbereidt en wanneer hij hieraan voldoet, voor zover aan de orde binnen de voor hem geldende handhavingstermijn.
*) waar hij staat, wordt hij/zij bedoeld
Het is echter mogelijk dat de gemeente hem ondersteuning verleent door het aanbieden van een inburgeringstraject. In sommige gevallen is de gemeente verplicht om een dergelijk aanbod te doen, namelijk aan oudkomers en nieuwkomers die asielgerechtigd zijn dan wel die als geestelijk bedienaar werkzaam zijn en aan inburgeringsplichtige verhuizers die in hun vorige woonplaats reeds een inburgeringsaanbod hebben geaccepteerd. In overige gevallen is het een keuze van de gemeente om een aanbod te doen. In de verordening moeten regels worden gesteld met betrekking tot de prioritering van doelgroepen die bij voorrang in aanmerking kunnen komen voor een aanbod. De Gemeente Rijswijk vindt het wenselijk dat iedereen de kansen benut om op zelfstandige wijze deel te nemen aan de samenleving. Daarom is het belangrijk dat sociale zelfredzaamheid wordt bevorderd. Ook wil de Gemeente Rijswijk participatie aan het maatschappelijk verkeer of de arbeidsinschakeling zoveel mogelijk stimuleren. Bijzondere aandacht verdienen ouders met een opvoedingstaak, omdat inburgering niet alleen in hun eigen belang is, maar tevens van invloed is op hun kinderen. Voor de vrijwillige inburgeraars die in dezelfde omstandigheden verkeren als de inburgeringsplichtigen worden dezelfde procedure en criteria gehanteerd. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college een overeenkomst (artikel 24a, vijfde lid en artikel 24d, tweede lid, WI). Het betreft een civielrechtelijke overeenkomst waarop de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn.
Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of een deel daarvan of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het tenminste eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Voor asielmigranten bestaat de voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI). Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale component omvatten. In dat geval is de inburgeringsvoorziening tevens gericht op de actieve deelname aan de Nederlandse samenleving. De duale activiteit wordt in samenhang met, en ten minste voor een deel gelijktijdig met het verwerven van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving uitgevoerd. Duale activiteiten kunnen bijvoorbeeld bestaan uit betaald werk, voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, voorbereiding op het ondernemerschap, vrijwilligerswerk, maatschappelijke activering, onderwijs, opvoedings-ondersteuning enzovoort.
Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI en artikel 24a., eerste lid, WI).
Overige aspecten waarover in de verordening nadere regels gesteld dienen te worden ter zake het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening betreffen in elk geval:
De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling hiervan voor de inburgeringsplichtige (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b., WI) of de vrijwillige inburgeraar (artikel 24a, vijfde lid, onderdeel b., WI).
De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige en de vrijwillige inburgeraar voor wie een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in elk geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage ad € 270,00 door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI en artikel 24f) Er kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verschuldigdheid en de hoogte van de eigen bijdrage voor vrijwillige inburgeraars (artikel 24c, tweede lid, WI). Vrijwillige inburgeraars kunnen dezelfde behoefte aan kennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving hebben als inburgeringsplichtigen, maar voor hen bestaat geen verplichting om deze te verwerven. Gemeente Rijswijk is van mening dat vrijwillige inburgeraars met een laag inkomensniveau gestimuleerd kunnen worden om deel te nemen aan een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening indien de eigen bijdrage voor hen op nihil wordt gesteld. Als criterium wordt een inkomensgrens van 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm gehanteerd.
Regels over het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete
Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende nalatige gedragingen kan worden opgelegd. In de wet zijn maximumbedragen vastgelegd. In de verordening mogen de bedragen lager of gelijk aan deze bedragen zijn. In dit verband is er voor gekozen om een lager bedrag vast te stellen voor de eerste keer dat er sprake is van onvoldoende medewerking verlenen aan het inburgeringstraject. In geval van recidive binnen twaalf maanden kan dan een hoger bedrag worden opgelegd, waarbij aansluiting is gezocht bij het maximumbedrag uit de wet.
Voor de duidelijkheid worden in de verordening zoveel mogelijk dezelfde begrippen gehanteerd die ook gebruikt worden in de Wet Inburgering, het Besluit inburgering en de Ministeriële regeling en die daarmee dezelfde betekenis krijgen. Ook begrippen uit de Wet Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing. In bepaalde gevallen ontbreken de definities echter en worden daarvoor nadere omschrijvingen gebruikt. In de omschrijving van het begrip doelgroep is de aansluiting met andere wetgeving waaronder de Wet Participatiebudget gemaakt. Daarnaast zijn nog enkele specifieke begrippen die lokale betekenis hebben nader gedefinieerd.
Artikel 2.1 – Opdracht college
Artikel 2.2 – Aanspraak op ondersteuning
Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, geeft de WI aan de gemeenteraad de opdracht om een aantal taken op het gebied van inburgering in een verordening vast te leggen. In deze verordening is gekozen voor een systematiek waarbij niet alles in de verordening uitputtend wordt geregeld, maar waarbij gebruik gemaakt wordt van beleidsregels en uitvoeringsbesluiten.
Artikel 3:1 – Informatieverstrekking
Artikel 4.1 – Gemeentelijk aanbod
Artikel 4.2 – Procedure van het doen van een aanbod
Artikel 4.3 – Samenstelling van het inburgeringstraject
Artikel 4.4 – Subsidie- en budgetplafonds
Artikel 4:6 – Inhoud van het besluit van het college
Voor de inburgeringsplichtige is het besluit dat het college neemt een beschikking in de zin van de Awb. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In de beschikking zullen het vastgestelde inburgeringstraject en onder andere de daaraan verbonden rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a. en b.). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van het inburgeringstraject (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.
Voor de vrijwillige inburgeraar geldt dat er een overeenkomst wordt gesloten, waarin de afspraken over rechten en verplichtingen en alle overige aspecten die betrekking hebben op het inburgeringstraject worden vastgelegd. Dit is een overeenkomst volgens burgerlijk recht (Burgerlijk Wetboek, boek 6). Deze overeenkomst gaat uit van wilsovereenstemming tussen beide partijen over de afspraken. Voor wijziging van deze afspraken is dan ook de instemming nodig van de andere partij.
In het kader van de privaatrechtelijke overeenkomst past geen bestuursrechtelijk middel als de boete. Naleving van de gemaakte afspraken moet eventueel worden afgedwongen via de civiele rechter. Bovendien verhoudt het karakter van vrijwilligheid van de deelname aan een inburgeringstraject door de vrijwillige inburgeraar zich ook niet met het opleggen van bestuurlijke boetes. In de wet is daarover dan ook niets opgenomen. In de met belanghebbende te sluiten overeenkomst kan echter tegenover het recht op een inburgeringstraject de verplichting worden opgenomen tot terugbetaling van gemaakte kosten indien de belanghebbende verwijtbaar onvoldoende medewerking verleent aan het geaccepteerde inburgeringstraject.
In de wet is vastgelegd binnen welke termijn aan de inburgeringsverplichtingen moet zijn voldaan (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding te worden gemaakt. Voor inburgeringsplichtigen geldt dat binnen een termijn van 3,5 jaar aan de inburgeringsverplichting moet zijn voldaan. Voor nieuwkomers is de start van de handhavingstermijn gekoppeld aan de beschikkingsdatum van de IND waarop de verblijfsvergunning is verleend. Voor oudkomers start de handhavingstermijn pas als het college hiertoe op grond van artikel 26, WI een besluit neemt. Het college kan in geval sprake is van een inburgeringstraject bepalen dat deelname aan het examen voor betrokkene op een eerder tijdstip dient plaats te vinden, gelet op en afhankelijk van de duur van het inburgeringstraject (onderdeel c.)
Voor vrijwillige inburgeraars geldt geen inburgeringsverplichting en dus ook geen resultaatsverplichting of handhavingstermijn. Het college zal wel een termijn kunnen stellen waarbinnen het inburgeringstraject dient te worden afgerond door deelname aan een bij het inburgeringstraject behorend examen. Dit wordt in de overeenkomst vastgelegd.
Onderdeel d. bepaalt dat moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage wordt betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Voor inburgeringsplichtigen vindt de vastlegging plaats in de beschikking, voor vrijwillige inburgeraars in de overeenkomst.
Onderdeel e. heeft betrekking op beschikkingen voor inburgeringsplichtige oudkomers. Indien het college een inburgeringstraject vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in dezelfde beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van de handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26, WI).
Artikel 5:1 – Handhaving zonder gemeentelijk aanbod
Artikel 5:2 – Bestuurlijke boete
In dit artikel is vastgelegd dat het college bevoegd is de Verordening uit te voeren. Onder college worden tevens begrepen personen aan wie op grond van afdeling 10.1.1. van de Awb mandaat is verleend om in naam van het college besluiten te nemen.
Artikel 6:2 – Hardheidsclausule
In de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college stelt de gemeenteraad de beleidskaders vast in een verordening. Het college is belast met de uitvoering van dat beleid en op sommige onderdelen, met de nadere uitwerking daarvan. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.
Artikel 6:3 – Inwerkingtreding
Omdat de vrijwillige inburgering met ingang van 1 januari 2010 in de wet is opgenomen en daarbij tevens is bepaald dat voor nader omschreven taken de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen, is het noodzakelijk dat per genoemde datum rechtskracht wordt verleend aan besluiten van het college. Dit wordt mogelijk gemaakt door aan de bewuste artikelen terugwerkende kracht te verlenen. Echter, in de Awb (artikel 5:4) is geregeld dat een bestuurlijke sanctie slechts wordt opgelegd indien de overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn omschreven. Dit betekent dat aan de bepalingen die betrekking hebben op de bestuurlijke boete (artikel 8 van de verordening) geen terugwerkende kracht kan worden verleend. Voor de Verordening inburgering 2012 geldt dat ten aanzien van de boetebepalingen geen wijzigingen zijn aangebacht. Er verzet zich dan ook niets tegen om per 1 juli 2012 de volledige verordening in te voeren.
Het is een bevoegdheid van de gemeenteraad die de Verordening heeft vastgesteld om deze ook in te trekken. Ter voorkoming van onduidelijkheid omdat er meerdere verordeningen naast elkaar bestaan is daarom bepaald dat per datum als genoemd in artikel 11 de Verordening Inburgering 2010 wordt ingetrokken.
Ten tijde van de inwerkingtreding van de nieuwe verordening bestaan er voor bepaalde inburgeringsplichtigen nog aanspraken op basis van de Verordening Inburgering 2007 of de Verordening 2010. Met dit artikel wordt bereikt dat rechten welke zijn verkregen op grond van deze verordeningen uit 2007 of 2010 onverlet blijven voor de duur dat er aanspraak is op deze rechten.
Deze bepaling spreekt voor zich en wordt dan ook niet verder toegelicht.
Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkeloze werknemers | |
Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen | |
Tot de Europese Unie behoren de volgende landen:
Opmerking: Hoewel Zwitserland geen lid is van de EU gelden er daar wel veel EU-regels.