Organisatie | Zoeterwoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2012 |
Citeertitel | Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Zoeterwoude 2007 en de Verordening onkostenvergoeding wethouders van de gemeente Zoeterwoude.
De datum van bekendmaking is niet te achterhalen.
De datum inwerkingtreding van deze regeling kan niet worden achterhaald en is bij benadering ingevuld.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-04-2012 | nieuwe regeling | 26-04-2012 Onbekend. | Onbekend. |
De raad van de gemeente Zoeterwoude
gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet,
gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden,
besluit vast te stellen de volgende verordening
Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2012
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads-en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vast-gestelde maximum van de van toepassing zijnde gemeenteklasse.
Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 10, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, is in afwijking van het eerste lid de onkostenvergoeding gelijk aan het bedrag voor de van toepassing zijnde gemeenteklasse, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed, met inachtneming van de in de Reisregeling binnenland ge-noemde maximum bedragen.
Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of na-mens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap. Het presidium beslist op de aanvraag.
Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt aan een raadslid op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap voor een periode van maximaal drie jaar een tegemoetkoming gegeven van 30% van de aanschafwaarde voor
Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende appara-tuur en software welke aan raadsleden in bruikleen ter beschikking is gesteld.
Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt en de loonheffingskorting laat toepassen, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk perso-neel geldende spaarloonregeling.
Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vaste onkostenvergoeding ver-minderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.
De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raadslid worden
verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschikt-heid.
In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepas-sing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamhe-den die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het be-drag van bedoelde korting.
In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en on-derzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane kor-ting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
Het raadslid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Indien de nominale eindejaarsuit-kering van het personeel werkzaam bij de sector Rijk wijziging ondergaat, wordt dit bedrag naar even-redigheid gewijzigd.
De artikelen 2, t/m 4, 8 tot en met 12 en 13 A blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3, eerste of twee-de lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.
De artikelen 1 tot en met 7, 8, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 11 tot en met 13 A van deze verordening zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwanger-schap en bevalling of ziekte.
De vergoeding voor aan de uitoefening van het wethouderschapschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag zoals vermeld in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders.
De tegemoetkoming voor het reizen tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling van de wethouder is gelijk aan de vergoeding bedoeld in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.
Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 18 vergoeding verleend voor reiskos-ten ter zake van andere dan de in artikel 18 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt.
De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder. De voorzitter van het college beslist op de aanvraag.
Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt aan de wethouder op aanvraag voor de uitoefening van het ambt voor een periode van maximaal drie jaar een tegemoetkoming gegeven van 30% van de aanschafwaarde voor
Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende appara-tuur en software welke aan de wethouders in bruikleen ter beschikking is gesteld.
De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:
De wethouder kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van de wethouder wordt de bezoldiging dan wel vaste onkostenver-goeding dan wel eindejaarsuitkering verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.
De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in tabel IV van het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden voor de van
Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, wordt aan het lid van de commissie op aanvraag voor de uitoefening van het steunfractie-lidmaatschap voor een periode van maximaal drie jaar een tegemoetkoming gegeven van 30% van de aanschafwaarde voor
Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehoren- de apparatuur en software welke aan het lid van de commissie in bruikleen ter beschikking is gesteld.
Het commissielid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het commissielidmaatschap. De voorzitter van de raad beslist op de aanvraag.
Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door betaling uit eigen middelen of
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad op 27 oktober 2011 en gewijzigd in de vergadering van 26 april 2012.
De Raad voornoemd,
G.J. Schouten-Buijs
Griffier
E.G.E.M. Bloemen
Voorzitter
Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid
In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven.
In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan
besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar
Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een pre-sentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het in-dexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de veror-dening in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.
Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen kunnen sinds 1 januari 2006 verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voor-komen. Deze keuzemogelijkheid moet bij verordening worden toegestaan en is opgenomen in artikel 11 van deze verordening.
Artikelen 3 en 16 Vaste onkostenvergoeding
Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:
De vaste onkostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het
bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het re-sultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering.
Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.
De hoogte van de onkostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtsposi-tiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 16 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkos-tenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum.
Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de ver-ordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te be-palen maximum of een percentage daarvan.
Artikel 5, 6 en 28 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden
De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor 'woon-werkverkeer' voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.
Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geen eigen vergoedingsregeling is opgeno-men, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders.
Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.
Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een ki-lometervergoeding. De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometer-vergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel.
Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.
Artikelen 7 en 20 Cursus, congres, seminar of symposium
Deze voorziening is in de bedrijfsvoering gebracht en de kosten komen rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn geor-ganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt.
Partijgebonden bijeenkomsten kunnen niet ten laste van de gemeente worden gebracht. Om die reden wordt in het tweede lid het algemeen belang van de cursus etc. benadrukt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie).
Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen.
De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waar-de in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verant-woord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kun-nen worden opgevoerd.
Artikelen 8, 21 en 27 Computer en internetverbinding
Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap, het ambt van wethouder en een lid van de commissie (steunfractielid) wordt op aanvraag een computer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen be-schikbaar gesteld. Onder computer kan ook worden verstaan een laptop of Ipad.
Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om infor-matie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer. De nadere voorwaarden zijn gere-geld in de bruikleenovereenkomst die het raadslid en de wethouder met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is door het college vastgesteld. De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechts-positiebesluiten voor wethouders en raads- en commissieleden.
Sinds 2005 kan een computer met bijbehorende apparatuur en software alleen onbelast worden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld indien deze geheel of nagenoeg geheel (Belastingdienst stelt 90% of meer) zakelijk wordt gebruikt. In de nota naar aanleiding van het verslag (Tweede-Kamerstuk 29 767, nr. 14, blz. 22) wordt hierover het volgende opgemerkt:
‘Er is juist omwille van de eenvoud gekozen voor het criterium geheel of nagenoeg geheel. Op deze wijze blijven computers die louter zakelijk worden gebruikt buiten de heffing. Het aanvullende criterium 'nagenoeg
geheel' zorgt ervoor dat de werkgever bij zeer incidenteel privé-gebruik niet meteen de gehele computer in de heffing hoeft te betrekken. De werkgever dient aannemelijk te maken dat de computer geheel (of nagenoeg geheel) zakelijk wordt gebruikt om deze onbelast te kunnen vergoeden, verstrekken of ter beschikking te stellen. Hierbij geldt de vrije bewijsleer. In dit kader kan bijvoorbeeld worden gedacht aan situaties waarin technische voorzieningen zijn aangebracht aan de computer die privé-gebruik als zodanig bemoeilijken, de werknemer via de computer toegang heeft tot het intranet van de werkgever, hij via de computer geen vrije internettoegang heeft, er op de computer geen software anders dan bedrijfsmatige
software staat, de werknemer ook niet de mogelijkheid heeft er software op te zetten en hij geen eigen randapparatuur kan aansluiten.’
Omwille van het creëren van een compensatie voor de belastingheffing, wordt er in de respectievelijke rechtspositiebesluiten en de verordening van uitgegaan dat betrokkenen de computer niet geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik bestemmen.
Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast. In verband hiermee vindt er gedurende de afschrijvingsperiode van drie jaar voor de door de gemeente beschikbaar gestelde computer een fiscale bijtelling plaats van 30% van de waarde in het economisch verkeer op het moment van eerste
ingebruikneming. Na het derde jaar wordt de waarde op nihil gesteld. Indien een computer tijdens het kalenderjaar wordt verstrekt, geldt in het eerste en vierde kalenderjaar een vergoeding naar evenredigheid
van het aantal kalendermaanden waarin de computer beschikbaar is gesteld. Als norm wordt uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer die de gemeente ter beschikking stelt.
Tekst handboek loonheffing 2009 meldt over de computer in bruikleen het volgende:
Bij een ter beschikking gestelde computer moet in het 1e, 2e en 3e jaar 30% van de waarde van de computer in het economisch verkeer tot het loon gerekend worden. Daarbij wordt uitgegaan van de waarde op het moment van de 1e in gebruikneming. De bijtelling geldt alleen voor de 1e drie jaren na de 1e in gebruikne-ming van de computer. Vanaf het 4e jaar kan de computer zonder bijtelling ter beschikking gesteld worden.
Indien geen computer in bruikleen wordt gegeven, kan gekozen worden voor ofwel de vergoeding van een bedrag voor de aankoop van de computer dan wel vergoeding van het gebruik van een reeds aanwezige privécomputer. De vergoedingen zijn belast. De belastingheffing mag niet worden gecompenseerd.
De aanlegkosten van de internetvoorziening komen bij aanvraag ten laste van de gemeente. Voor het abon-nement is een normbedrag vastgesteld op € 20,- (op basis van vergelijkingsonderzoek toereikend). Hier is er van uitgegaan dat de internetverbinding voor meer dan 10% voor zakelijk gebruik is. In dat geval is de vergoeding onbelast.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkin-gen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare be-roepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikel 9 en 23 Spaarloon/levensloop
Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap (en de loonheffingskorting laat toepas-sen) en wethouders kunnen deelnemen aan de spaarloonregeling dan wel aan de levensloopregeling. Een combinatie van beide is niet toegestaan. Evenmin is het mogelijk een 'werkgeversbijdrage' te verstrekken. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het levensloopsaldo kan niet omgezet worden in verlof, omdat raadsleden noch wethouders in hun politieke functie verlof kennen. De opbouw van de levensloopvoorziening voor de wethouder mag uitsluitend ten laste van de wethouderswedde plaatsvinden Het saldo valt bij beëindiging van het ambt vrij en kan worden mee-genomen naar een andere levensloopregeling.
Artikel 10 en 25 Fietsregeling
Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een 'werkgeversbijdrage' te verstrekken. De Belastingdienst stelt een maximale vergoeding van de kostprijs van de fiets vast.
Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid
In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te wor-den of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsonge-schiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschikt-heid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raadsleden kan dit ertoe leiden dat een ge-ringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling.
Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van artikel 12 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 11 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschikt-heidsuitkering van het raadslid.
Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering
Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloos-heidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering
wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden ver-laagd met het aantal uren dat het UWV voor het raads- lidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijk-heid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 12 van de verordening.
Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad
In artikel 77 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid. De gemeente-raad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is in artikel 13 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende raadslid over de tijd van waarne-ming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkos-tenvergoeding.
Artikel 14 Ziektekostenvoorziening
Deze tegemoetkoming is door tussenkomst van de VNG tot stand gekomen op verzoek van een groot aantal gemeenten als reactie op de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage waardoor de netto raadsver-goeding vermindert. De tegemoetkoming kan worden gezien als een compensatie hiervoor.
Artikel 15 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte
Raadsleden kunnen tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling dan wel wegens langdu-rige ziekte. De regeling daarvan is opgenomen in de Kieswet, omdat het te vervangen raadslid tijdelijk ont-slagen wordt. In de vacature wordt voorzien door de tijdelijke benoeming van de vervanger. Er is steeds sprake van een vaste periode van 16 weken. Door zowel het tijdelijk ontslag, de tijdelijke benoeming en de vaste periode van vervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraak wordt gemaakt over de duur van de vervanging. Het is hierdoor ook niet mogelijk weer binnen de termijn van 16 weken het raadslidmaat-schap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vervanging nog even voort te laten duren, tenzij opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijk ontslag. Bij inwilliging van dat verzoek, is opnieuw sprake van een periode van 16 weken.
In de artikelen X10, X11 en X12 van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan voor een vervanging, de datum van ingang en beëindiging van de vervanging. De verklaring van een verloskundige dan wel behandelend arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De benoe-ming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde van het tijdelijk ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Na afloop van de termijn van 16 weken wordt zonder enig verzoek of besluit de oude situatie hersteld. Dat geldt zowel voor de hervatting van het raadslidmaatschap, het einde van het tijdelijk raadslidmaatschap als de rechtspositionele aspecten daarvan.
Artikelen 17 en 18 Reiskosten woon/werk en zakelijke reiskosten
Voor wethouders is in artikel 17 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld.
Ingevolge artikel 18 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met eigen vervoer gelden de bedragen overeenkomstig artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.
Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon-werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast.
Artikelen 19 en 29 Buitenlandse dienstreis
Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid ge-maakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel
geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer.
Ook gemeenteraden of raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen
naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van wethouders geldt ook voor buitenlandse excursies en reizen van de gemeen-teraad of raadscommissies.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkin-gen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare be-roepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen
In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening.
De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks per 1 januari het maximum vast zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.