Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rucphen

Financiële verordening gemeente Rucphen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRucphen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Rucphen
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Rucphen 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Art 223 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2015Nieuwe Regeling

11-12-2008

Interne bekendmaking

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Rucphen

De raad van de gemeente Rucphen besluit,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

vast te stellen:

de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Rucphen.

 

1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Organisatorische eenheid:

ieder onderdeel binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

b. administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Rucphen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

c. rechtmatigheid:

het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder verordeningen en raadsbesluiten.

2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 4.

    De begroting en de jaarstukken bevatten naast de verplichte paragrafen een paragraaf subsidies met daarin een overzicht van subsidies.

Artikel 3. Kadernota

Het college biedt tijdig aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerp-begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenbegroting. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

Artikel 5. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste drie en de eerste negen maanden van het begrotingsjaar.

  • 2.

    De tussenrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • e.

      het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d;

  • 3.

    In de tussentijdse rapportages worden verwachte afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten per programma en investeringskredieten in de begroting groter dan 10% toegelicht, met dien verstande dat afwijkingen groter dan € 10.000,00 te allen tijde worden toegelicht.

  • 4.

    Bij de tweede tussentijdse rapportage wordt de realisatie en raming van de investeringskredieten vermeld, tevens worden alle reserves en voorzieningen op de noodzaak van instandhouding en op de toereikendheid beoordeeld. Indien nodig doet het college de raad voorstellen tot het vormen van, storten in en aanwenden van reserves en voorzieningen.

3. Financieel beleid

Artikel 6. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

    2.Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3.

    Activa met economisch nut en een verkrijgingprijs van minder dan € 5.000,00 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen.

  • 4.

    De materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven over de verwachte levensduur.

    • 5

      Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.

    • 6

      De verwachte levensduur c.q. de afschrijvingsduur van activa is vermeld in bijlage 1 bij deze verordening.

    • 7

      Het college stelt nadere regels op ten aanzien van waardering en afschrijving van vaste activa en brengt deze ter kennis van de raad.

Artikel 7 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Vorming van reserves en voorzieningen, stortingen in of bestedingen ten laste van de reserves en voorzieningen vinden plaats volgens de regels welke daarvoor in bijlage 2 van deze verordening zijn opgenomen. In genoemde bijlage zijn tevens de regels voor rentegrondslag en -toevoeging opgenomen.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels op ter uitvoering van de in lid 1 van dit artikel genoemde regels en brengt deze ter kennis van de raad.

Artikel 8. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en de compensabele BTW. De kapitaallasten bestaan uit afschrijvingslasten en rentekosten;

  • 3.

    Aangezien in de gemeente Rucphen de methode van rente-omslag niet wordt toegepast, wordt voor de berekening van de rentekosten een fictief percentage gehanteerd. Dit rentepercentage is het gemiddeld rentepercentage over de afgelopen 15 jaar voor een 25-jarige annuitaire geldlening bij de nv Bank Nederlandse Gemeenten zonder tussentijdse rente-aanpassing De rente wordt berekend over de boekwaarde van de activa per 1 januari van het begrotingsjaar en over 50% van de geraamde (des)investeringen in het jaar.

Artikel 9. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten en heffingen.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen voor leveringen en diensten, voor zover ze niet vallen onder de definitie van lid 1 van dit artikel, vast.

  • 3.

    De besluiten tot het vaststellen van grondprijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 10. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      b. het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

  • c.

    het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

  • d.

    het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2.

    Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

  • a.

    het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een A rating afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

  • b.

    overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

  • c.

    derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

  • d.

    voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

  • e.

    overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 3.

    Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofd van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4.

    Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met het derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een treasurystatuut. Het college zendt het treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

4. Financieel beheer en interne controle

Artikel 11. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatorische eenheden;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

f.de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 12. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt de regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

5. Financiële organisatie

Artikel 14. Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatorische eenheden;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    e.de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

Artikel 15. Inkoop en aanbesteding

Het college zorgt voor, en legt vast, de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.

6. Slotbepalingen

Artikel 16. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2009. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    De in de bijlage 1 vermelde afschrijvingstermijnen worden toegepast vanaf het begrotingsjaar 2008;

  • 3.

    Deze verordening treedt in de plaats van de ‘Financiële verordening gemeente Rucphen vastgesteld door de raad op 16 december 2004, laatstelijk gewijzigd op 20 april 2006;

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Rucphen 2009’.

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering

van 11 december 2008.

de voorzitter,

M.L. Everaers.

de griffier,

drs. R.A.F. van Pareren.

Bijlage 1

In de gemeente Rucphen worden de volgende afschrijvingstermijnen toegepast:

Immateriële vaste activa:

  • ·

    Kosten van onderzoek en ontwikkeling 5 jaar

  • ·

    Overige immateriële vaste activa 5 jaar

Materiële vaste activa:

  • ·

    Gronden en terreinen geen afschrijving

  • ·

    Weg- en waterbouwkundige werken

    • o

      Onderzoek 5 jaar (*)

    • o

      Reconstructie/aanleg 25 jaar

    • o

      Openbare verlichting 25 jaar

    • o

      Straatmeubilair 10 jaar

(*) wanneer na onderzoek reconstructie volgt: het onderzoek meenemen in afschrijvingstermijn reconstructie.

  • ·

    Riolering, volgens beheersplan

    • o

      Onderzoek 5 jaar

    • o

      Riolering

      • §

        Vrijvervalriolering 60 jaar

      • §

        Drukriolering 60 jaar

      • §

        IBA-systemen 30 jaar

      • §

        Bergbezinkbassins (bouwkundig) 45 jaar

      • §

        Bergbezinkbassins (werktuigbouwkundig en electrotechnisch) 15 jaar

      • §

        Hoofdgemalen (bouwkundig) 50 jaar

      • §

        Hoofdgemalen (werktuigbouwkundig en electrotechnisch) 15 jaar

      • §

        Drukrioolgemalen (bouwkundig) 50 jaar

      • §

        Drukrioolgemalen (werktuigbouwkundig en electrotechnisch) 15 jaar

  • ·

    Gebouwen

    • o

      Onderhoud/verbouw 20 jaar

    • o

      Nieuwbouw 40 jaar

  • ·

    Inventaris en meubelen 10 jaar

  • ·

    Automatisering 5 jaar

  • ·

    Vervoermiddelen

    • o

      Reiniging 7 jaar

    • o

      Gemeentewerken 10 jaar

    • o

      Brandweer 15 jaar

  • ·

    Overige machines 10 jaar

  • ·

    Vaste installaties 15 jaar

  • ·

    Redmiddelen brandweer

    • o

      Kleding 7 jaar

    • o

      Apparatuur 15 jaar

  • ·

    Sportvoorzieningen

    • o

      Onderhoud 20 jaar

    • o

      Vernieuwen/vervangen max. 25 jaar

    • o

      Overig 5 jaar

    • o

      Toplaagrenovatie 15 jaar

  • ·

    Groen

    oRenovatie 15 jaar

  • ·

    Archief 10 jaar

Bijlage 2

Regels voor het vormen van reserves en voorzieningen, stortingen in of bestedingen ten laste van de reserves en voorzieningen:

  • A.

    Bestemmingsreserves

  • 1.

    Bestemmingsreserves worden ingesteld en opgeheven bij raadsbesluit.

2 Stortingen in - en onttrekkingen aan bestemmingsreserves kunnen slechts plaatsvinden indien daaraan een raadsbesluit ten grondslag ligt.

3 Stortingen of onttrekkingen aan bestemmingsreserves worden altijd in de programmabegroting en de jaarrekening vermeld.

  • 4.

    Indien een in de begroting vastgelegde besteding ten laste van een bestemmingsreserve vertraagt over de jaargrens, wordt dit in de jaarrekening via budgetoverheveling expliciet zichtbaar gemaakt.

  • 5.

    Stortingen of onttrekkingen aan reserves ter egalisatie van niet begrote tekorten of overschotten zijn (zonder expliciet raadsbesluit) niet toegestaan.

  • 6.

    Jaarlijks wordt, bij de 2e tussentijdse rapportage, aan de raad een actueel overzicht van bestemmingsreserves aangeboden. Daarbij worden ook de onttrekkingen en stortingen die zijn geraamd in de meerjarenbegroting, opgenomen.

  • B.

    Voorzieningen.

  • 1.

    Aangezien egalisatievoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 44 lid 1c van het BBV, geen verplichtend karakter hebben, en toevoegingen en onttrekkingen meerjarig kunnen worden geraamd, zijn de spelregels die hiervoor zijn beschreven voor bestemmingsreserves ook op deze categorie voorzieningen van toepassing.

  • 2.

    Stortingen in voorzieningen en bestedingen ten laste van een voorziening, worden in de programmabegroting/jaarrekening vermeld.

  • 3.

    Jaarlijks wordt, bij de 2e tussentijdse rapportage, aan de raad een overzicht van voorzieningen aangeboden. Daarbij worden ook de dotaties en aanwendingen die zijn geraamd in de meerjarenbegroting, opgenomen.

  • D.

    Rentegrondslag en -toevoeging

  • 1.

    Er vindt geen rentetoevoeging plaats op de reserves en voorzieningen van de algemene dienst;

  • 2.

    Een rentevergoeding op basis van het gemiddeld rentepercentage over de afgelopen 15 jaar voor een 25-jarige annuïtaire geldlening bij de nv Bank Nederlandse Gemeenten zonder tussentijdse rente-aanpassing wordt toegepast bij de op 1 januari van het begrotingsjaar bij de algemene dienst belegde reserves van het gemeentelijk grondbedrijf.

Toelichting op de artikelen

Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.

Artikel 2. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Met name wordt aandacht besteed aan de nieuwe investeringskredieten en de verantwoording van de gedane investeringen in de jaarrekening. Tevens is er een aanvullende bepaling opgenomen dat de begroting en de jaarstukken naast de door het BBV verplichte paragrafen een paragraaf subsidies bevatten. In de paragraaf subsidies bij de begroting en de jaarstukken geeft het college in ieder geval een overzicht van de subsidies.

Artikel 3. Kadernota

Dit artikel bepaalt dat de gemeenteraad voorafgaand aan het opstellen aan de begroting (voor 15 juli) een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de ontwerpbegroting en de meerjarenraming.

Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

Dit artikel bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Autorisatie van de baten en lasten vindt plaats op programmaniveau (lid 1). Naast lopende uitgaven doen gemeenten ook investeringen. Ook uitgaven voor investeringen dienen te worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is er voor gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen. De autorisatie betreft het begrotingsjaar. De raad kan bij afzonderlijk besluit aangeven bij welke (politiek) belangrijke investeringen hij vooraf geïnformeerd wil worden (lid 2). Het kan voorkomen dat gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien. Lid 3 van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten voor deze investeringen. Lid 4 regelt dat het college in de tussentijdse rapportages aan de raad voorstellen tot wijzigen van geautoriseerde budgetten en investeringskredieten kan doen. Het gaat hierbij om relatief geringe afwijkingen ten opzichte van de beschikbaar gestelde bedragen.

Artikel 5. Tussentijdse rapportages

Artikel 5 formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. Artikel 5 regelt wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar

moet worden geïnformeerd. In dit artikel is gekozen voor minimaal twee tussenrapportages, waarbij de data van behandeling integraal onderdeel uitmaken van de planning- en controlcyclus, die jaarlijks wordt vastgesteld. Uiteraard wordt in deze tussenrapportages verslag uitgebracht over de voorliggende periode. Het eerste rapportagemoment is zodanig gekozen dat de raad beschikt over de informatie bij de kaderstelling voor de volgende begroting. Het tweede moment geeft de raad de

mogelijkheid tot bijsturing van het beleid. Het derde lid van het artikel bepaalt over welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college zich in de rapportage moet verantwoorden. Om de gemeentelijke organisatie niet te belasten met een te zware rapportagecyclus is het natuurlijk wel zaak, dat de tussenrapportages niet te uitgebreid doch wel overzichtelijk zijn. De stand van zaken van - en prognose voor het lopende begrotingsjaar kan overigens naast de jaarstukken van het afgelopen jaar mede een belangrijke basis zijn voor het inzicht voor en het opstellen van de komende begroting. De data als bedoeld in het eerste lid sluiten daarom hierop aan.

Artikel 6. Waardering & afschrijving vaste activa

Artikel 6 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiele vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio. De materiele vaste activa worden onderverdeeld in materiele vaste activa met economisch nut en materiele vaste activa met alleen maatschappelijk nut. In dit artikel wordt een ondergrens voor het activeren van activa met economisch nut vermeld. De te hanteren afschrijvingstermijnen zijn in bijlage 1 bij de verordening vermeld. Het college krijgt in dit artikel de opdracht nadere regels ten aanzien van waardering en afschrijving van vaste activa op te stellen.

Artikel 7. Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. In bijlage 2 van de verordening zijn afspraken ten aanzien van het vormen van reserves en voorzieningen, stortingen in of bestedingen ten laste van de reserves en voorzieningen opgenomen. Het college dient nadere regels met betrekking tot de in de bijlage vermelde afspraken op te stellen.

Artikel 8. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 8 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen. Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa, de kapitaallasten en de compensabele BTW. In de gemeente Rucphen wordt de renteomslagmethode niet toegepast. In verband hiermee worden fictieve rentekosten doorberekend in het tarief. In lid 3 wordt de berekening van de fictieve rentekosten omschreven.

Artikel 9. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing en overige lokale heffingen jaarlijks vaststelt. Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet). Lid 3 bepaalt dat het college de grondprijzen ter kennis van de raad moet brengen.

Artikel 10. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. Het artikel draagt het college op een financieringsstatuut (treasurystatuut) op te stellen dat met name protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering. Onderwerpen die in zo’n besluit aan de orde komen zullen met name betreffen het derivatenbeheer (indien van toepassing), het kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve organisatie.

Onder het risicobeheer vallen het renterisicobeheer, het kredietrisicobeheer, het koersrisicobeheer, het interne liquiditeitsbeheer en het valutarisicobeheer (indien van toepassing).

Artikel 11. Administratie

In artikel 11 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is immers een taak van het college, die voor een adequate aansturing van de ambtelijke organisatie deze zaken in een besluit zal moeten vastleggen.

Artikel 12. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen, die eraan ten grondslag liggen, rechtmatig zijn verlopen. Door periodieke interne controle dient te worden bereikt dat de kwaliteit van de administratie zo goed mogelijk is. Indien noodzakelijk neemt het college maatregelen ter verbetering van de kwaliteit. uit externe en/of interne controle blijkt, dat hiervan onvoldoende sprake is, dan dient het college maatregelen te treffen.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 13 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het treffen van afdoende maatregelen op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant.

Artikel 14. Financiële organisatie

Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van de gemeente een bevoegdheid van het college. In artikel 14 van de verordening wordt het college opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.

Artikel 15. Inkoop en aanbesteding

Het college zorgt er voor dat de externe wet- en regelgeving (Europese en nationale wet- en regelgeving) en, voor zover van toepassing, interne wet- en regelgeving op het gebied van inkoop en aanbesteding wordt nageleefd. Deze regels vormen het kader waarbinnen inkoop en aanbesteding plaats moet vinden.

Artikel 16. Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet ingestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het begrotingsjaar 2009 en latere jaren. De jaarstukken van het vorig begrotingsjaar moeten nog voldoen aan de bepalingen uit de oude verordening. Tevens is bepaald dat de gewijzigde afschrijvingstermijnen (bijlage 1 bij de verordening), vanaf 2008 worden toegepast.

Artikel 17. Citeertitel

Artikel geeft de naam, waarmee in de gemeentelijke stukken naar deze verordening moet worden verwezen.