Organisatie | Vlagtwedde |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2011 |
Citeertitel | Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde wordt op korte termijn geactualiseerd.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2011 | 13-06-2012 | nieuwe regeling | 14-12-2010 Ter Apeler Courant, 19-1-2011 | ZA.10-8045 |
De raad van de gemeente Vlagtwedde;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 december 2010, gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 149 van de Gemeentewet;
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2011
HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN
In deze Verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Naast de Verordening en het Besluit kan bij de uitvoering van de Wmo- gewerkt worden met specifieke uitvoeringsregels/uitvoeringsbeleid, die door het College zijn vastgesteld. Deze Beleidsregels bevatten een nadere uitwerking van de Verordening en van het Besluit.
De plicht van het College aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de Wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is. Naast Compensatiebeginsel wordt daarom ook het begrip compensatieplicht gebruikt.
een door het College vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura (een eigen bijdrage), een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het geldende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde van toepassing zijn;
normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de Wet (Dit begrip wordt in de toelichting gebruikt);
kosten van een mogelijk krachtens de Wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;
de relevante bijstandsnorm als genoemd in hoofdstuk 3 paragraaf 2 en 3 van de Wet werk en bijstand (WWB) , of de relevante norm van de inkomensvoorziening bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet investeren in jongeren (WIJ) , omgerekend tot een netto bedrag per maand exclusief vakantietoeslag;
een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;
elke voorziening buiten deze Wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen;
Artikel 2 Toekenning en weigering van voorzieningen
Geen voorziening wordt toegekend:
wanneer een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2007, dan wel de aan deze Verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;
Bij het compenseren van beperkingen die een aanvrager ondervindt in zijn maatschappelijke participatie, wordt rekening gehouden met de keuzes die de aanvrager maakt in het leven, waarbij verwacht mag worden dat een aanvrager geschikte keuzes maakt, rekening houdend met de beperkingen die horen bij de individuele omstandigheden van de aanvrager.
HOOFDSTUK 2 – COMPENSATIEPLICHT
Artikel 3 Reikwijdte compensatieplicht gemeente
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4 van de Wet wordt iedere belanghebbende door het College gefaciliteerd om in alle redelijkheid te komen tot het behalen van de volgende resultaten:
Artikel 4 Individueel maatwerk
Het College gaat in gesprek met belanghebbenden die het niet alleen redden en gaat samen met die belanghebbende op zoek naar een vorm van ondersteuning die recht doet aan de situatie waarin hij of zij zich bevindt. Het gaat daarbij niet alleen om individuele Wmo-voorzieningen, maar tevens om algemene voorzieningen en algemene Wmo-voorzieningen.
Bij het bepalen van de voorzieningen houdt de gemeente rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen en financiële capaciteit van de aanvrager om zelf in maatregelen te voorzien. Omdat elke situatie anders is levert de gemeente zo nodig maatwerk, echter binnen de gestelde kaders.
Artikel 5 Begrenzingen compensatieplicht
Er bestaat geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning als er een voorliggende voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat. Andere wet- en regelgeving waarmee kan worden voorzien in een oplossing is daarmee voorliggend aan de Wmo.
HOOFDSTUK 3 – VORM VAN TE VERSTREKKEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het College stelt vast in welke situaties de bij Wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden, aan de hand van de in artikel 9 en het Besluit neergelegde criteria.
Artikel 9 Persoonsgebonden budget
Op het persoonsgebonden budget, zoals genoemd in artikel 6 van de Wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
lid b geldt niet voor het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 10 Eigen bijdragen en eigen aandeel
Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de Wet, kan de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd zijn en/of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het College legt in het Besluit de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.
HOOFDSTUK 4 – HULP BIJ HET HUISHOUDEN
Artikel 12 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden
Een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 4, 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 11 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht, wanneer:
Een persoon als bedoeld in artikel 1 onderdelen 4, 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 11 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als de in artikel 11 onder a. genoemde voorziening
In afwijking van het gestelde in artikel 11 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 4, 5 en 6 van de Wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt, één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten. Dit op basis van het meest recente ‘Protocol gebruikelijke zorg’ van het CIZ.
HOOFDSTUK 5 - WOONVOORZIENINGEN
Artikel 17 Primaat algemene woonvoorzieningen
Een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 16, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
Artikel 18 Recht op individuele woonvoorzieningen
Een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 16, onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer de in artikel 17 genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.
Artikel 20 Primaat van verhuizing
Een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 19, onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 19, onder b. c. en d. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.
Artikel 21 Primaat losse woonunit
Wanneer een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, kan het College een herplaatsbare losse woonunit verstrekken op voorwaarde dat daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, bejaardenoorden, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte wanneer de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.
De relatie tussen de aanvrager en de bezoeker is beperkt tot aanvrager en kind, dan wel aanvrager en partner, zoals bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Wet.
Artikel 25 Het verwerven van grond
Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 16, onder c. en d., betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het College een bijdrage verlenen voor een bepaald aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in het Besluit.
Artikel 26 Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten
Het College kan voorzieningen in natura verstrekken of een persoonsgebonden budget / financiële tegemoetkoming verlenen, voor het treffen van bepaalde voorzieningen in een gemeenschappelijke ruimte, wanneer zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet ontoegankelijk blijft.
Artikel 27 Aanpassen woonwagens
Het College kan voorzieningen in natura verstrekken of een persoonsgebonden budget / financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten aan woonwagens, wanneer:
de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.
Artikel 29 Levensduur woonwagens en woonschepen
Als de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag, minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet ten minste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bepaalt het College of er sprake is van een compensatieplicht, dan wel in hoeverre sprake is van een compensatieplicht.
Artikel 30 Aanpassen binnenschepen
Het College kan een voorziening in natura verstrekken of een persoonsgebonden budget / financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip slechts, wanneer de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466) [ dit besluit is vervallen ], van een binnenschip, dat:
in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek[ dit artikel is vervallen ]als zodanig te boek is gesteld op de wijze, omschreven in de Maatregel teboekgestelde schepen 1992;
Artikel 31 Vergoeding verhuis- en inrichtingskosten
Het College kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten, als bedoeld in artikel 16, verstrekken aan:
de persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet;
een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd.
Artikel 32 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie
Het College verleent slechts een persoonsgebonden budget voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie, als:
de woonvoorziening in het kader van deze Verordening, dan wel de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2007, de Verordening Wet Voorzieningen Gehandicapten, het Besluit Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten (BGSHG) of de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten (RGSHG) is verleend;
Artikel 33 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting
Het College kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen, die door de aanvrager moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:
de financiële tegemoetkoming, als bedoeld onder a. en b., wordt verleend uitsluitend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, met een maximum van zes maanden.
Artikel 34 Kosten in verband met huurderving
In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, kan het College een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.
Artikel 35 Terugbetaling bij verkoop
De eigenaar-bewoner,die krachtens deze Verordening een financiële vergoeding in de kosten voor het treffen van een voorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte, het College hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, moet volgens het in het Besluit door het College vastgelegde afschrijvingsschema worden terugbetaald.
HOOFDSTUK 6 - LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL
Artikel 37 Het recht op een algemene vervoersvoorziening en een collectieve vervoersvoorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 36, onder a. en b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek
Bij de toepassing van lid 1 wordt van de persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet, een betaling gevraagd op basis van het door contractpartners vast te stellen vervoertarief.
Artikel 38 Het recht op een individuele vervoersvoorziening in natura
Een individuele vervoersvoorziening in natura zoals bedoeld in artikel 36, onder c, kan toegekend worden in plaats van een collectieve voorziening zoals bedoeld in artikel 36, onder b, wanneer een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet in verband met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek geen gebruik kan maken van een collectieve vervoersvoorziening.
Een individuele vervoersvoorziening in natura zoals bedoeld in artikel 36, onder c, kan toegekend worden als aanvulling op een collectieve voorziening zoals bedoeld in artikel 36, onder b, wanneer een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet in verband met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek onvoldoende gecompenseerd kan worden met een collectieve vervoersvoorziening.
Artikel 39 Het recht op een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening
Een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 36, onder d, kan, met inachtneming van artikel 9, toegekend worden in plaats van een collectieve voorziening zoals bedoeld in artikel 36, onder b, of een individuele vervoersvoorziening in natura, zoals bedoeld in artikel 36, onder c, of aanpassing, onderhoud en verzekering van de door de gemeente verstrekte vervoersvoorziening, zoals bedoeld in artikel 36, onder f.
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal het Norminkomen, wordt geen persoonsgebonden budget voor vervoerskosten toegekend zoals bedoeld in artikel 36, onder d, dat dient als een alternatief voor het collectief vervoer, als bedoeld in artikel 36, onder b, indien een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet ondanks beperkingen op grond van ziekte of gebrek wel gebruik kan maken van een collectieve vervoersvoorziening.
Een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 36, onder d, kan toegekend worden in plaats van een individuele vervoersvoorziening in natura zoals bedoeld in artikel 36, onder c, wanneer een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet in verband met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek geen gebruik kan maken van een collectieve vervoersvoorziening.
Een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 36, onder d, kan toegekend worden in plaats van een individuele vervoersvoorziening in natura zoals bedoeld in artikel 36, onder c, als aanvulling op een collectieve voorziening zoals bedoeld in artikel 36, onder b, wanneer een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet in verband met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek onvoldoende gecompenseerd kan worden met een collectieve vervoersvoorziening.
Indien een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 36, onder d, dat dient als een alternatief voor het collectief vervoer, als bedoeld in artikel 36, onder b, wordt aangevraagd door een echtpaar en de behoeften van de echtgenoten vallen niet samen, dan wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele forfaitaire vergoeding, zoals vastgelegd in het Besluit, verstrekt.
Artikel 40 Omvang in gebied en kilometers
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt voor de vervoersbehoefte gericht op maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon/ en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
HOOFDSTUK 7 – VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING
Artikel 43 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel
Een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdeel 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 42, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling een onvoldoende adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 42, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het incidenteel sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet, heeft individueel recht op een rolstoel, als de voorziening op grond van artikel 42 onder a niet aanwezig of geschikt is en geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
Artikel 44 Individueel recht op een (sport)rolstoel
Een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 42, onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht, wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken, de loopafstand beperkt is en blijft tot maximaal honderd meter en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of een andere wettelijke regeling een onvoldoende adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet kan voor de in artikel 42, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het regelmatig sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.
Artikel 45 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners
In uitzondering op het gestelde in artikel 43, lid 1 komt een persoon, die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling, uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking als hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
HOOFDSTUK 8 - HET VERKRIJGEN VAN VOORZIENINGEN EN HET MOTIVEREN VAN BESLUITEN
Artikel 48 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking
Aan een besluit tot verlening van een voorziening kunnen door het College voorwaarden worden verbonden welke verband houden met de aard en/of doel van de te verstrekken voorziening dan wel overigens verband houden met het gestelde in de Wet, deze Verordening en/of op het hierop gebaseerde Besluit en de Beleidsregels voor zo ver van toepassing.
Artikel 49 Samenhangende afstemming
In artikel 5 is bepaald op welke wijze het College compenseert op grond van de Verordening en de Wet in samenhang met voorliggende voorzieningen.
Het College beoordeelt een bepaalde compensatie in samenhang met de totale leefsituatie van de persoon als bedoeld in artikel 1, onderdelen 5 en 6 van de Wet
Artikel 50 Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens deze Verordening een voorziening is verstrekt, dan wel de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2007, is verplicht aan burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 51 Intrekking van een voorziening
Het College kan een besluit, genomen op grond van deze Verordening, dan wel de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2007, geheel of gedeeltelijk intrekken als:
Op deze datum vervalt de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2007, vastgesteld op 10 oktober 2006.