Organisatie | Delft |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening voor Delft |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-05-2024 | artikel 2:27a, 2:27b, 2:27c, 2:39a, 4:5, 4:7, 4:8, 4:9, 6:5 | 16-05-2024 | 5810667 | ||
28-06-2023 | 28-05-2024 | artikel 2:17, 2:27c, 2:39, 3:5 | 15-06-2023 | 5480565 | |
18-03-2023 | 28-06-2023 | artikel 2.63 | 09-03-2023 | 5373345 2302014 | |
27-10-2022 | 18-03-2023 | artikel 4:7 | 18-10-2022 | 5283622 | |
16-02-2022 | 27-10-2022 | artikel 1:1, 2:7, 2:7a, 2:59, 2:64, 2:65, 5:12, 5:15, 6:2 | 03-02-2022 | ||
09-04-2021 | 01-03-2021 | 16-02-2022 | artikel 2:27c | 30-03-2021 | |
13-06-2020 | 09-04-2021 | artikel 4:7 | 04-06-2020 | ||
06-06-2020 | 01-06-2020 | 13-06-2020 | artikel 2:27b, 2:27c | 02-06-2020 | |
15-02-2020 | 06-06-2020 | aanhef, artikel 1:1, 2:6, 2:17, 2:27a, 2:31, 2:38, 2:39, 2:39a, 2:40, 2:41, 2:44, 2:50, 2:51, 3:12, 4:11, 4:12, 5:13, 5:23, 5:25, 6:2 | 30-01-2020 | ||
17-02-2018 | 15-02-2020 | artikel 2:18 | 01-02-2018 | 3596790 | |
15-02-2018 | 17-02-2018 | artikel 4:5, 4:7 | 01-02-2018 | 3181474 | |
22-12-2017 | 01-12-2017 | 15-02-2018 | afdeling 2:14, 5:6, artikel 2:15, 2:22, 2:34, 2:43, 2:48, 2:49, 2:58, 2:63, 4:8, 5:21, 6:2 | 30-11-2017 | 3117891 |
02-12-2016 | 22-12-2017 | reguliere actualisering | 01-12-2016 Gemeenteblad 30 december 2016 | Onbekend | |
01-10-2014 | 02-12-2016 | reguliere actualisering | 25-09-2014 | Onbekend | |
29-01-2014 | 01-01-2014 | reguliere actualisering | 19-12-2013 | Onbekend | |
22-01-2014 | 29-01-2014 | tussentijdse actualisering | 19-12-2013 | Onbekend | |
01-01-2014 | 01-10-2014 | reguliere actualisering | 19-12-2013 | Onbekend | |
03-10-2013 | 22-01-2014 | tussentijdse actualisering | 26-09-2013 Stadskrant 2 oktober 2013 | Onbekend | |
03-10-2013 | 03-10-2013 | tussentijdse actualisering | 26-09-2013 Stadskrant 2 oktober 2013 | Onbekend | |
01-05-2013 | 02-10-2013 | tussentijdse actualisering | 25-04-2013 Stadskrant 15 mei 2013 | Onbekend | |
10-05-2012 | 01-05-2013 | tekstuele aanpassing | 26-04-2012 Stadskrant 2 mei 2012 | Onbekend | |
10-05-2012 | 10-05-2012 | Onbekend | 26-04-2012 Stadskrant 2 mei 2012 | Onbekend | |
10-05-2012 | 10-05-2012 | Onbekend | 26-04-2012 Stadskrant 2 mei 2012 | Onbekend |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:3a Elektronisch verkeer
Een kennisgeving of melding aan het college of de burgemeeser kan ook langs elektronische weg worden gedaan op een door het bestuursorgaan aangegeven wijze indien het bestuursorgaan daartoe beslist.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing.
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Het is verboden om, wanneer een voorval, gebeurtenis of samenscholing als bedoeld in het tweede lid plaatsvindt, tezamen met anderen zich in de richting daarvan te begeven als daarbij voorwerpen en/of stoffen worden medegevoerd, die plegen te worden gebruikt of geschikt zijn om te worden gebruikt bij wanordelijkheden, zoals een ketting, knuppel, helm of bivakmuts.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats, als bedoeld in artikel 1 Wet openbare manifestaties, een betoging te houden, als bedoeld in de artikelen 3 en 4 wet openbare manifestaties, moet voor de openbare aankondiging van deze vergadering of betoging en tenminste 4 x 24 uur voordat deze zal worden gehouden, de burgemeester hiervan schriftelijk kennis geven.
Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de weg
Een ieder die zich hinderlijk op een openbare plaats gedraagt zoals omschreven in lid 1 van dit artikel, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie of een andere daartoe bevoegde ambtenaar zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg.
Artikel 2:7 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg.
Dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de op de wet algemene bepalingen omgevingsrecht gebaseerde voorschriften, de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement of voor zover er sprake is van een evenement als bedoeld in artikel 2:17.
Artikel 2:8 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg.
Voor zover het in het eerste lid gestelde verbod betrekking heeft op het aanleggen van een weg of het aanbrengen van veranderingen in de wijze van aanleg van een weg en voor zover daarvoor tevens een verbod geldt als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt de vergunning als bedoeld in het eerste lid van dit artikel verleend door het bevoegd gezag, zoals dat is bepaald in artikel 1.1 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 2:9 Maken, veranderen van een uitweg.
Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of veranderingen te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:
indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet tenminste 4 weken van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie;
Afdeling 6. Veiligheid op de weg.
Artikel 2:10. Winkelwagentjes.
De rechthebbende op een bedrijf die ten behoeve van het winkelend publiek winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of van een ander herkenningsteken en door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of winkelcomplex en tevens aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
Artikel 2:11. Hinderlijke beplanting of voorwerp.
De rechthebbenden op een boom, heg, struik of andere beplanting welke aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, te knotten, op te binden, te verwijderen of op te ruimen na aanschrijving door het college, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.
Artikel 2:12. Openen straatkolken en dergelijke.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:14. Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 2:17. Begripsbepaling.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Afdeling 8. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf.
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:21. Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijke kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:22. Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 9. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:23 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
speelautomaat: een toestel, als bedoeld in artikel 30 onder a van de wet, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;
1e het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen en
2e het proces, ook nadat het in werking is gesteld door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de speelduur verlengd of het recht op gratis spellen verkregen worden;
Artikel 2:24. Maximum aantal automaten in hoog- en laagdrempelige inrichtingen
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester, als bedoeld in artikel 30b van de wet, kansspelautomaten aanwezig te hebben. Met betrekking tot het aantal kansspelautomaten waarvoor vergunning kan worden verleend voor inrichtingen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid onder a. en artikel 30c, vierde en vijfde lid van de Wet, geldt dat in hoogdrempelige inrichtingen maximaal twee kansspelautomaten zijn toegestaan.
Artikel 2:25. Aanwezigheidsvergunning speelautomaten
De aanwezigheidsvergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de plaatsing van speelautomaten die in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 30h van de wet en die voorzien zijn van een merkteken als bedoeld in artikel 30r van de wet.
Afdeling 10. Bepalingen over horeca-exploitatie
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Horecabedrijf: De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt en/of dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt mede verstaan: een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden.
Een inrichting, die wordt gedreven door een vereniging waarvan de leden staan ingeschreven bij een instelling voor hoger onderwijs, waar anders dan bedrijfsmatig dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, dan wel amusement wordt geboden of de gelegenheid wordt gegeven zich te ontspannen; de vereniging beschikt over een huishoudelijk reglement, toegelaten en mogelijk het lidmaatschap zal worden ingetrokken bij wangedrag van het lid of de door hem of haar geïntroduceerde bezoeker.
Artikel 2:27 b Exploitatievergunning horecabedrijf
De burgemeester kan de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf dan wel de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed, waarbij rekening wordt gehouden met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Artikel 2:27 c De aanvraag en melding
a. De aanvraag om een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 2:27 b, eerste lid, wordt gedaan op een daartoe door de burgemeester vastgesteld formulier. Het formulier dient volledig te worden ingevuld, ondertekend en van alle in het formulier gevraagde documenten te zijn voorzien alvorens de aanvraag in behandeling wordt genomen.
De burgemeester is bevoegd nadere regels te stellen in het kader van hetgeen in deze afdeling is bepaald.
Artikel 2:27 e Terraszonekaart
De burgemeester kan, na overleg met het college, voor de gehele gemeente of een deel daarvan, een terraszonekaart opstellen met inachtneming van het geldende beleid en de omstandigheden in de praktijk.
Artikel 2:27 f Intrekking, wijziging of vervallen van vergunning
De burgemeester kan de vergunning of ontheffing, als bedoeld in deze afdeling, intrekken of wijzigen:
indien de voorschriften gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Wet milieubeheer en/of de artikelen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en/of de maatwerkvoorschriften gebaseerd op het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer dan wel het in dat kader vastgesteld beleid niet zijn of worden nagekomen;
Artikel 2:27 g Van rechtswege vervallen vergunning
De vergunning als bedoeld in artikel 2:27 b, eerste lid, vervalt van rechtswege:
Artikel 2:28 a Exploitatietijden
De burgemeester kan door middel van een voorschrift bij een vergunning als bedoeld in artikel 2:27 b, eerste lid en bij de vrijstelling als bedoeld in artikel 2:27 b, vijfde lid, voor een afzonderlijk horecabedrijf, niet zijnde een daartoe behorend terras, vaststellen dat gedurende ten hoogste vier dagen per week, geen verplicht sluitingstijdstip geldt.
De burgemeester kan, ter bescherming van het woon- en leefklimaat, door middel van een beperkend voorschrift bij een vergunning als bedoeld in artikel 2:27 b, vijfde lid en een melding als bedoeld in artikel 2:27b, achtste lid, bepalen dat voor een afzonderlijk horecabedrijf en/of een daartoe behorend terras andere sluitingstijden gelden dan bedoeld in het eerste en tweede lid.
Artikel 2:29 Vervroegde sluiting
De burgemeester is bevoegd in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:28 a en 2:28 b geldende sluitingstijden vast te stellen of tijdelijke sluiting te bevelen.
In geval het bevel van de burgemeester, genoemd in het eerste lid, niet kan worden afgewacht, is de exploitant of beheerder van een horecabedrijf verplicht op het door een ambtenaar van politie gegeven bevel het verstrekken van eet- en/of drinkwaren te staken of te doen staken en zijn horecabedrijf te sluiten of te doen sluiten.
Afdeling 10A Bepalingen over paracommerciële rechtspersonen
Artikel 2:34a Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt onder paracommercieel rechtspersoon verstaan: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vewnnootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:36 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden op de weg of o een andere voor het publiek toegankelijke plaats te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onregelmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken, fietsendiefstal te plegen of het maken van sporen te voorkomen.
Het is verboden op een openbare plaats in de nabijheid van een winkel bij zich te hebben of te vervoeren een tas of ander hulpmiddel dat er kennelijk toe is uitgerust om er winkeldiefstal mee te plegen of winkeldiefstal te vergemakkelijken door het buiten werking stellen en/of houden van detectie- of waarnemingsapparatuur.
Artikel 2:37 Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk, dan wel aldaar bloemen, planten of takken te vervoeren of bij zich te hebben, tenzij de vervoerder deze bloemen, planten of takken rechtmatig verkregen heeft.
Artikel 2:39 Verboden drankgebruik
Onverminderd het bepaalde in artikel 45 van de Alcoholwet ten aanzien van personen jonger dan achttien jaar is het voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
Artikel 2:41 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimte
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in op of een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:42 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw (winkels daaronder begrepen) te bedelen om geld of andere zaken.
Artikel 2:46 Neerzetten van fietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets, bromfiets en dergelijke te plaatsen of te laten staan regen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek:
Artikel 2:47 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:52 Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
Artikel 2:54 Loslopend vee en pluimvee
De rechthebbende op vee of pluimvee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dan niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee of pluimvee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:55 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:57 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a.de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1o dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2o van een verandering van e onder a, sub 1o, bedoelde adressen;
3o als hij beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4o dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
Artikel 2:59 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 14 Veiligheidsrisicogebieden, gebiedsontzegging, cameratoezicht op openbare plaatsen en woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet.
Artikel 2:60 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:61 Gebiedsontzegging
Degene die zich in een door de burgemeester aangewezen gebied waarin naar zijn oordeel de openbare orde is verstoord, gedraagt in strijd met art. 2:1, art. 2:2, art. 2:38, art. 2:39, art. 2:40, art. 2:41, art. 2:42, art. 2:45 of art. 2:58 APV dient zich terstond uit dat gebied te verwijderen en zich daar gedurende vierentwintig uur verwijderd te houden, nadat door of namens de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel is gegeven.
Het in het eerste lid genoemde bevel wordt niet eerder gegeven dan na een eerste overtreding als genoemd waarvan proces-verbaal is opgemaakt en zich een soortgelijke tweede overtreding heeft voorgedaan waarbij de overtreder de aanzegging heeft gekregen dat bij een derde overtreding verwijdering volgt uit genoemd gebied voor vierentwintig uur.
Degene die in een door de burgemeester aangewezen gebied, als bedoeld in het eerste lid in een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden na een derde overtreding zoals genoemd in het tweede lid, een nieuwe overtreding begaat, dient zich terstond na bevel van of namens de burgemeester uit dat gebied te verwijderen en zich veertien dagen verwijderd te houden.
Degene die in een door de burgemeester aangewezen gebied, als bedoeld in het eerste lid in een aaneengesloten periode van ten hoogste zes maanden na een vierde overtreding zoals genoemd in het derde lid, een nieuwe overtreding begaat, dient zich terstond na bevel van of namens de burgemeester uit dat gebied te verwijderen en zich vier weken verwijderd te houden.
Artikel 2.63 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
Artikel 2:64 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. Na het indienen van een aanvraag voor een wijziging in de exploitatie, verleent de burgemeester een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
Artikel 2:65 Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, escortbedrijven, straat- en raamprostitutie
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen en nadere regels
Artikel 3:1 Begripsomschrijving
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in een seksinrichting of escortbedrijf;
degene die aanwezig is in een seksinrichting met uitzondering van:
4e het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
5e ambtenaren belast met opsporing van strafbare feiten en/of toezicht op de naleving van deze verordening;
6e andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, escortbedrijven, straat- en raamprostitutie
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
sedert vijf jaar voorafgaand aan de datum van de beslissing omtrent de vergunning onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
sedert vijf jaar voorafgaand aan de datum van de beslissing omtrent de vergunning bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van vijfhonderd euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
1e bepalingen gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
2e de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 197a, 197b, 197c, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
3e de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 jo artikel 8 of jo artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
4e de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
5e de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
6e de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
de exploitant of de beheerder is sedert vijf jaar voorafgaand aan de datum van de beslissing omtrent de vergunning geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4 eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van een toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Artikel 3:9 Straat en raamprostitutie
Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, op of in voor het publiek toegankelijke plaatsen (winkels daaronder begrepen), in deuropeningen, dan wel zich binnenshuis bevindende zichtbaar voor het publiek tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling, uit te nodigen, dan wel op deze uitnodiging in te gaan.
Artikel 3:10 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Afdeling 4: beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging om het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:5, eerste lid, aanhef en onder a. van overeenkomstige toepassing.
Afdeling 5: Intrekking en sluiting
Artikel 3:15 Intrekking van de vergunning
Onverminderd hetgeen bepaald is in artikel 1:6 kan het bevoegd bestuursorgaan de vergunning tijdelijk of voor onbepaalde tijd, gedeeltelijk of geheel intrekken indien:
zich in of vanuit de seksinrichting of anderszins feiten hebben voorgedaan, die de frees wettigen, dat de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf gevaar oplevert voor de openbare orde of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de seksinrichting of het escortbedrijf.
Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbende door het bevoegde bestuursorgaan worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4:1 Geluidhinder algemeen
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de op de Wel algemene bepalingen omgevingsrecht gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990 of het Vuurwerkbesluit.
Artikel 4:3 Geluidhinder door motorvoertuigen of bromfietsen
Het is verboden zich met een motorvoertuig of een bromfiets als bedoeld in artikel 1 sub z respectievelijk sub 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens zodanig te gedragen, dat daardoor onnodige en/of overmatige geluidhinder wordt veroorzaakt.
Artikel 4:4 Geluidhinder door vrachtauto’s
Het is verboden een vrachtauto als bedoeld in artikel 1 sub ao van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens, op zodanige wijze te laden of te lossen, dat daardoor onnodige en/of overmatige geluidhinder wordt veroorzaakt.
Artikel 4:5 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
collectieve festiviteit: een festiviteit of activiteit tussen 10.00 uur ’s ochtends en 00.30 uur ’s nachts die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden; en de dag van 31 december tussen 10.00 uur ’s ochtends en 02.00 uur ’s nachts die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
Artikel 4:7 Incidentele festiviteiten
Het bepaalde in lid 1 en lid 2 geldt niet ten aanzien van inrichtingen gelegen buiten de binnenstad, die in het bestemmingsplan of omgevingsplan zijn aangewezen als terrein voor evenementen en culturele doeleinden, mits aan de geluidswaarden en overige beoordelingsregels in dat bestemmingsplan of omgevingsplan wordt voldaan.
Artikel 4:8 Geluidswaarden incidentele festiviteiten
Het voorgaande lid geldt niet ten aanzien van inrichtingen gelegen buiten de binnenstad, die in het bestemmingsplan of omgevingsplan zijn aangewezen als terrein voor evenementen en culturele doeleinden, mits aan de geluidswaarden en overige beoordelingsregels in dat bestemmingsplan of omgevingsplan wordt voldaan.
Artikel 4:9 Puntensysteem incidentele festiviteiten
Het voorgaande lid geldt niet ten aanzien van inrichtingen gelegen buiten de binnenstad, die in het bestemmingsplan of omgevingsplan zijn aangewezen als terrein voor evenementen en culturele doeleinden, mits aan de geluidswaarden en overige beoordelingsregels in dat bestemmingsplan of omgevingsplan wordt voldaan.
Afdeling 3 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:12 Nachtverblijf aan de weg of op een openbare plaats
Het is verboden om -al dan niet gebruikmakend van enige vorm van beschutting waaronder in ieder geval begrepen het gebruik van een auto- op of aan de weg of op een openbare plaats tussen zonsondergang en zonsopgang te liggen of te slapen, danwel tussen zonsopgang en zonsondergang te liggen of te slapen, nadat door een opsporingsambtenaar in het belang van de openbare orde of veiligheid is aangezegd dat dit moet worden beëindigd.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
1.Het is verboden op een door het college aangewezen weg een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:7 Parkeren van grote voertuigen
op wegen binnen de bebouwde kom en in recreatiegebieden van de gemeente te parkeren.
Artikel 5:8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig, dat met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:10 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:11 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Afdeling 4 Standplaatsen, winkeluitstallingen en overige uitstallingen
Artikel 5:16 Standplaatsen, uitstallingen op de weg
In uitzonderingsgevallen en ter beoordeling van het college mag de strook voor de winkeluitstalling maximaal 2.50 meter diep zijn. Te allen tijde dient een vrije doorgangsmogelijkheid voor voetgangers gewaarborgd te zijn van tenminste 1,50 meter breed en in drukke voetgangersgebieden – ter beoordeling van het college – een doorgang van tenminste 2.00 meter.
Artikel 5:17 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan:
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekend 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:23 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
ten dienste van controleurs openbare ruimte, senioren en de (ass.) havenmeester van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving van het Cluster Veiligheid van de gemeente Delft, politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
Afdeling 9 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van de in deze verordening opgenomen artikelen en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of ten hoogste een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft zoals deze tot 1 januari 2010 gold, blijven – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening zoals deze met ingang van 1 januari 2010 geldt – van kracht gedurende de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij zijn ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft zoals deze tot 1 januari 2010 gold, blijven – indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening zoals deze met ingang van 1 januari 2010 geldt – van kracht tot de termijn, waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij zijn ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2009.
mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.
R.H. van Luyk ,griffier.
Bekendgemaakt 20 december 2009.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 27 mei 2010. Bekendgemaakt 6 juni 2010.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 25 november 2010. Bekendgemaakt 12 december 2010.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 22 september 2011. Bekendgemaakt 25 september 2011.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 29 maart 2012. Bekendgemaakt 18 april 2012.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 26 april 2012. Bekendgemaakt 2 mei 2012.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 25 april 2013. Bekendgemaakt: 15 mei 2013
Gewijzigd bij raadsbesluit van 26 september 2013. Bekendgemaakt 2 oktober 2013. Inwerkingtreding 3 oktober 2013
Gewijzigd bij raadsbesluit van 19 december 2013. Inwerkingtreding 1 januari 2014.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 25 september 2014. Inwerkingtreding 1 oktober 2014.
Laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 1 december 2016. Bekendgemaakt 30 december 2016.