Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Borger-Odoorn

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Borger-Odoorn 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBorger-Odoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag gemeente Borger-Odoorn 2012
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag gemeente Borger-Odoorn 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet art 147, Wet werk en bijstand art 8, lid 1 onder d en art 36

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-201201-01-201201-01-2013nieuw

16-02-2012

Week in Week ui 29-5-2012

11.24849

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Borger-Odoorn

GEMEENTERAAD

De raad van de gemeente Borger-Odoorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders nr. 11.24849;

gelet op artikel 147 gemeentewet en gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat het noodzakelijk is het verlenen van een langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar en ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Borger-Odoorn;

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Peildatum: de datum waarop het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;

  • b.

    Waar in deze verordeningen begrippen worden gebruikt die ook in de wet worden gebruikt, hebben deze begrippen dezelfde betekenis als in de wet.

  • c.

    De wet: de Wet werk en bijstand.

Artikel 2. Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2. Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 3. Langdurig, laag inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid, van de Werk en bijstand gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende een onafgebroken periode van 60 maanden het inkomen per maand niet hoger is dan 100 procent van de voor de aanvrager geldende bijstandsnorm.

Artikel 4. Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1.

    De hoogte van de langdurigheidstoeslag bedraagt:

    • -

      voor gezinnen: 40% van de bijstandsnorm voor een gezin exclusief vakantietoeslag,

    • -

      voor een alleenstaande ouder: 40% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder met een gemeentelijke toeslag van 20% van het netto minimum loon exclusief vakantietoeslag

    • -

      en voor een alleenstaande: 40% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande met een gemeentelijke toeslag van 20% van het netto minimum loon exclusief vakantietoeslag.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3.

    Indien één of meer leden van het gezin op de peildatum zijn uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komen de overige leden van dat gezin in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hen als alleenstaande of alleenstaande ouder of gezin zou gelden.

Artikel 5. Uitzicht op inkomensverbetering

Er is sprake van uitzicht op inkomensverbetering indien de belanghebbende op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan wel een studie volgt als genoemd in de Wet Studiefinanciering

Artikel 6. Overgangsrecht

Voor degenen die voor 1 januari 2012 algemene bijstand ontvingen en voor wie de huishoudinkomenstoets pas per 1 juli 2012 gaat gelden, geldt ook voor de langdurigheidstoeslag een overgangsperiode tot 1 juli 2012, waarbij de inkomenstoets van vóór 1 januari 2012 wordt gehandhaafd.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 7. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8 – Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Borger-Odoorn 2012”.

Artikel 9 – Inwerkingtreding

Onder gelijktijdige intrekking van de Verordening langdurigheidstoeslag, zoals vastgesteld op 3 juni 2009, treedt deze verordening in werking op 1 maart 2012 en werkt terug tot 1 januari 2012.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Borger-Odoorn op 16 februari 2012.

Namens de raad van de gemeente Borger-Odoorn,

de griffier

H.J.van Olst

de voorzitter

M.L.J.Out

Toelichting verordening langdurigheidstoeslag

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt. In deze verordening is gekozen voor invulling die rekening houdt met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen. Voorts is gekozen voor een invulling die zo veel mogelijk ongewenste armoedevaleffecten voorkomt.

Verder is aan de gemeente overgelaten om te bepalen onder welke omstandigheden sprake is van uitzicht op inkomensverbetering. Hoewel dit niet in artikel 8 WWB is bepaald, dient dit volgens de regering in de verordening te worden vastgelegd (Memorie van Antwoord, EK 2008 -2009, 31441, nr. C, p. 1).

Artikelsgewijs

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Artikel 2

In dit artikel wordt de uitvoering van de verordening gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 3

We kiezen voor een referteperiode van 5 jaar, zoals dat voorheen ook werd voorgeschreven in artikel 36 WWB. Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 100% van de bijstandsnorm.

Het is niet de bedoeling dat een belanghebbende perioden waarin hij een inkomen boven de bijstandsnorm heeft kan middelen met perioden waarin hij vanwege de aanwezigheid van een uitsluitingsgrond, zoals bijvoorbeeld detentie of een maatregel van 100%, geen recht op bijstand had.

Er is bewust niet voor gekozen om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau. Van deze bevoegdheid wordt om twee redenen geen gebruik gemaakt. Ten eerste omdat dit ongewenste armoedevaleffecten in zich heeft. Ten tweede omdat het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bijstand niet valt te rijmen met de wettelijke uitsluiting van belanghebbenden van 65 jaar of ouder. Zij zijn immers uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, omdat hun inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm voor belanghebbenden tot 65 jaar. Het verschil is echter maar ongeveer 5 tot 9 % (precieze percentage is afhankelijk van de vraag of iemand een alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin is). Het hanteren van een grens van 110% zou daarom maken dat de uitsluiting van 65-plussers in dat geval strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals dat is vastgelegd in artikel 26 van Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.

Artikel 4

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is een percentage van de betreffende bijstandsnorm. Hiervoor is gekozen, en niet voor een vast bedrag, om te voorkomen dat de verordening aangepast moet worden als het bedrag aangepast moet worden, de verordening ook weer gewijzigd moet worden. Nu beweegt de hoogte jaarlijks automatisch mee met de bijstandsnorm. Omdat de bijstandsnorm in beginsel 2 maal per jaar wordt geïndexeerd en de langdurigheids-toeslag maar eenmaal, wordt steeds de vergelijking gemaakt met de bijstandsnorm per 1 januari van het voorgaande jaar.

Er wordt bij de vaststelling van de hoogte van de langdurigheidstoeslag niet gekeken of iemand een woningdeler is of bijvoorbeeld in een inrichting woont. Ook bij de oude regeling werd hier niet naar gekeken. Nadeel hiervan is dat groepen met veel vervangingsuitgaven, zoals zelfstandig wonenden hetzelfde bedrag krijgen als belanghebbenden met weinig uitgaven zoals belanghebbenden die in een inrichting wonen.

Het derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een lid van een gezin sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien één van de gezinsleden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, heeft het gezin geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt een gezin immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 5

Zoals al aangegeven is het aan de gemeente overgelaten om te bepalen onder welke omstandigheden sprake is van uitzicht op inkomensverbetering. Hoewel dit niet in artikel 8 WWB is bepaald, dient dit volgens de regering in de verordening te worden vastgelegd (Memorie van Antwoord, EK 2008 -2009, 31441, nr. C, p. 1).

Beschikt men over uitzicht op inkomensverbetering dan ontbreekt het recht op langdurigheidstoeslag. De wetgever had hierbij vooral studenten op het oog. Het kan echter zijn dat het uitsluiten van studenten een verboden onderscheid in de zin van artikel 26 IVBPR oplevert ten opzichte van personen uit andere groepen die mogelijk evenzeer uitzicht op inkomensverbetering hebben. Echter veel studenten hebben een inkomen dat hoger is dan de voor hen geldende bijstandsnorm. Alleen de WSF-toelage voor jongeren tot 21 jaar is al hoger dan de bijstandsnorm. Zij hebben daarom al om die reden geen recht op de langdurigheids- toeslag.

In de parlementaire behandeling zijn ook ex-studenten genoemd, die in een aanloopschaal beginnen en werkenden die bewust kiezen voor een deeltijdbaan maar op zichzelf wel potentieel hebben om een inkomensverbetering te realiseren. Deze laatste twee groepen zijn echter moeilijk concreet in een verordening te vatten. Daarom zijn deze niet opgenomen in de verordening.

Ook heeft de regering aangegeven dat als er sprake is van schending van de arbeidsverplichtingen het mogelijk blijft om de langdurigheidstoeslag te weigeren. Wanneer er een causaal verband is tussen het schenden van de arbeidsverplichtingen en het geen uitzicht hebben op inkomensverbetering kan de langdurigheidstoeslag worden geweigerd. Dit kan bijvoorbeeld worden aangenomen wanneer iemand een aangeboden baan heeft geweigerd.

Artikel 6

Het overgangsrecht langdurigheidstoeslag is bedoeld om diegenen die tot 1 juli 2012 voor de uitkering WWB of WIJ onder het overgangsrecht vallen ook nog aanspraak te kunnen laten maken op een langdurigheidstoeslag onder de vóór 1 januari 2012 geldende voorwaarden. Dit wil zeggen dat de huishoudinkomenstoets in die gevallen voor de langdurigheidstoeslag ook nog niet wordt toegepast.

Artikel 7

Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9

De wijziging van de Wet werk en bijstand treedt per 1 januari 2012 in werking. Op die datum dient deze Verordening langdurigheidstoeslag in werking te treden.