Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sittard-Geleen

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSittard-Geleen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg
CiteertitelGemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

incl. toelichting

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet veiligheidsregio’s, Wet ambulancezorg, Politiewet 1993 en de Wet publieke gezondheid;

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2016nieuwe regelingt

18-10-2011

n.b.

n.b.

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Veiligheidsregio Zuid-Limburg

De colleges van burgemeester en wethouders van de navolgende gemeenten:

Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal.

Overwegende

  • -

    dat de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s per 1 oktober 2010 leidt tot intrekking van de bestaande Gemeenschappelijke Regeling Brandweer-GHOR Zuid-Limburg en het treffen van een nieuwe Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg;

  • -

    dat op grond van de Wet veiligheidsregio’s artikel 8 tot vaststelling van de regio-indeling van gemeenten met betrekking tot taken in het kader van de Wet veiligheidsregio’s de gemeenten Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal zijn aangewezen tezamen een regio te vormen als bedoeld in artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s;

  • -

    dat de deelnemende gemeenten het noodzakelijk achten om de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening, de gemeentelijke bevolkingszorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing, met behoud van de lokale verankering bestuurlijk en operationeel op regionaal niveau te integreren, teneinde een doelmatige en slagvaardige hulpverlening te verzekeren, mede op basis van een gecoördineerde voorbereiding;

  • -

    dat de deelnemende gemeenten daartoe een Veiligheidsregio instellen;

  • -

    dat de gemeenteraden van de in de aanhef genoemde gemeenten, zoals vereist op grond van artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de colleges van de voormelde gemeenten toestemming hebben gegeven om de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer-GHOR Zuid-Limburg in te trekken en een nieuwe Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg te treffen;

  • -

    dat de brandweertaken regionaal zijn georganiseerd en volledig onderdeel uitmaken van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg;

  • -

    dat het Regionaal College van de regiopolitie Zuid-Limburg, voor zover het de integrale afstemming van haar taken ten aanzien van de voorbereiding op en optreden tijdens de rampenbestrijding en crisisbeheersing, het veiligheidsbeleid in de gemeenten en de gemeenschappelijke meldkamer betreft, met instemming kennis genomen heeft van deze gemeenschappelijke regeling;

Gelet op

de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet veiligheidsregio’s, Wet ambulancezorg, Politiewet 1993 en de Wet publieke gezondheid;

Besluiten:

De Gemeenschappelijke Regeling Brandweer-GHOR Zuid-Limburg in te trekken en een nieuwe Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg te treffen;

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1.1 Definities

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr);

    • b.

      regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • c.

      gemeente: aan deze regeling deelnemende gemeente;

    • d.

      college: college van burgemeester en wethouders van een gemeente;

    • e.

      de Veiligheidsregio Zuid-Limburg: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

    • f.

      commissie: de door het Algemeen Bestuur met het oog op de behartiging van bepaalde belangen of taken ingestelde of aangewezen commissie;

    • g.

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg;

    • h.

      regionaal commandant (brandweer): commandant, zoals bedoeld in artikel 25, derde lid, Wet veiligheidsregio’s;

    • i.

      directeur publieke gezondheid: directeur GHOR als bedoeld in artikel 32, eerste lid, Wet veiligheidsregio’s;

    • j.

      bijstand: aanvullend personeel en materieel ten behoeve van de ondersteuning binnen en buiten de eigen regio, aangevraagd door of namens het bevoegd gezag;

    • k.

      de Brandweer: de brandweerorganisatie als bedoeld in artikel 25 eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s die in stand wordt gehouden door het openbaar Lichaam Veiligheidsregio Zuid-Limburg als bedoeld in artikel 2.1 van deze regeling;

    • l.

      de GGD Zuid Limburg: de organisatie die voor geheel Zuid-Limburg onder andere de wettelijke taken verzorgt, zoals die zijn vastgelegd in de Wet publieke gezondheid;

    • m.

      GHOR: de Geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio, belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en met de advisering van andere overheden en organisaties op dat gebied;

    • n.

      de coördinerend gemeentesecretaris: de coördinerend functionaris als bedoeld in artikel 36 van de Wet veiligheidsregio’s;

    • o.

      het regionaal college: het regionaal college van het politiekorps Limburg-Zuid als bedoeld in artikel 22 van de Politiewet 1993;

    • p.

      de Oranje kolom: de samenwerking tussen de deelnemende gemeenten ter voorbereiding op bestrijding van rampen en zware ongevallen;

    • q.

      rijksheren: ambtenaren van rijksdiensten die, gemandateerd, bevoegdheden hanteren die aan een minister op grond van (nood)wetgeving zijn toegekend;

    • r.

      het personeel: het personeel in dienst van de Veiligheidsregio.

    • s.

      Korpschef: de korpschef als bedoeld in artikel 24 van de Politiewet 1993;

    • t.

      MCC: meld- en coördinatiecentrum;

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2.1 Het openbaar lichaam

  • 1.

    Met toepassing van artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s juncto artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt een openbaar lichaam ingesteld, genaamd “Veiligheidsregio Zuid-Limburg”.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd te Maastricht.

  • 3.

    De Veiligheidsregio Zuid-Limburg is een samenwerkingsverband van de gemeenten Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal.

Artikel 2.2 Het Bestuur

  • 1.

    De Veiligheidsregio Zuid-Limburg kent de volgende bestuursorganen:

    • a.

      het Algemeen Bestuur;

    • b.

      het Dagelijks Bestuur;

    • c.

      de Voorzitter.

HOOFDSTUK 3 DOELSTELLING, TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN

Artikel 3.1 Doelstelling

Het doel van het treffen van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg is het realiseren van een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, gemeentelijke bevolkingszorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing binnen het werkgebied van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg.

Artikel 3.2 Overdracht van Bevoegdheden

Door de colleges van burgemeester en wethouders worden de taken en bevoegdheden zoals genoemd in artikel 10 van de Wet veiligheidsregio’s aan het bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg overgedragen.

Artikel 3.3 Taken openbaar lichaam

Het openbaar lichaam heeft tot taak:

  • a.

    het uitvoeren van de taken en bevoegdheden welke bij of krachtens de Wet veiligheidsregio’s en de Wet publieke gezondheid aan het openbaar lichaam zijn opgedragen;

  • b.

    het coördineren van de voorbereiding van de gemeentelijke processen op het gebied van crisisbeheersing en rampenbestrijding;

  • c.

    het uitvoeren van overige taken en bevoegdheden welke door de colleges van de deelnemende gemeenten aan het bestuur van de Veiligheidsregio zijn opgedragen c.q. gedelegeerd.

Artikel 3.4 Verantwoordelijkheid brandweerzorg

Het Bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg is verantwoordelijk voor de brandweerzorg in zowel bestuurlijke als operationele zin. De Brandweer Zuid-Limburg is volledig onderdeel van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg.

Artikel 3.5 Verantwoordelijkheid brandweercommandant voor beleid en begroting

De brandweercommandant is verantwoordelijk voor het opstellen van beleid en begroting voor de brandweer Zuid-Limburg.

Artikel 3.6 Brandweerzorgtaken op verzoek van een gemeente

  • 1.

    De Brandweer Zuid-Limburg is bevoegd tot het verrichten van diensten voor een of meer deelnemende gemeenten, anders dan de primaire brandweerzorg, indien deze daarom verzoeken en het Algemeen Bestuur dit verzoek inwilligt.

  • 2.

    De dienstverlening zoals bedoeld in het vorige lid geschiedt op basis van een overeenkomst tussen het openbaar lichaam en de gemeente of gemeenten die dit aangaat. In deze overeenkomst wordt neergelegd welke prestaties de Brandweer Zuid-Limburg zal leveren, de kosten die bij de gemeente(n) in rekening worden gebracht en de voorwaarden waaronder tot dienstverlening wordt overgegaan.

Artikel 3.7 Verantwoordelijkheidsverdeling GHOR

  • 1.

    Het Bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg is bestuurlijk verantwoordelijk voor de GHOR-taken zoals vastgelegd in de Wet veiligheidsregio’s. GGD Zuid Limburg is verantwoordelijk voor de operationele GHOR-taken zoals vastgelegd in de Wet veiligheidsregio’s en de Wet publieke gezondheid.

  • 2.

    Over de in het eerste lid genoemde verantwoordelijkheidsverdeling en de gevolgen daarvan sluiten de besturen van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg en de GGD Zuid Limburg een bestuursovereenkomst.

Artikel 3.8 Samenwerking met Politie

Het Bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg, het Regionaal College, bedoeld in artikel 22 van de Politiewet 1993 en de Minister van Veiligheid en Justitie in zijn hoedanigheid als beheerder van het Korps landelijke Politiediensten sluiten een convenant als bedoeld in artikel 19 van de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 3.9 Verantwoordelijkheid Meldkamer

De Veiligheidsregio Zuid-Limburg heeft de verantwoordelijkheid voor het instellen en het in stand houden van een gemeenschappelijke meldkamer ten behoeve politie, brandweer en ambulancezorg.

Artikel 3.10 Bevolkingszorg

  • 1.

    Het Bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg faciliteert en regisseert de gemeentelijke processen zodat de gemeenten zich regionaal kunnen voorbereiden op het bestrijden van rampen en zware ongevallen.

  • 2.

    De coördinerend gemeentesecretaris is ambtelijk eindverantwoordelijk voor de coördinatie en voorzieningen gemeentelijke regionale bevolkingszorg.

HOOFDSTUK 4 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 4.1 Samenstelling / stemmen

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur wordt gevormd door de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt op het moment dat het lid de hoedanigheid van burgemeester van een van de deelnemende gemeenten verliest.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur nodigt voor haar vergaderingen de functionarissen uit als genoemd in artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Wet veiligheidsregio’s. Op grond van artikel 12, tweede lid, Wet veiligheidsregio’s kan het Algemeen Bestuur andere functionarissen uitnodigen om als adviseur aan de vergaderingen deel te nemen. In ieder geval worden de directieleden als vaste adviseur uitgenodigd voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur.

  • 4.

    Beslissingen worden met meerderheid van stemmen genomen. De leden van het Algemeen Bestuur hebben ieder één stem en daarboven één stem per volledig veelvoud van 25.000 inwoners. Het stemgewicht van de gemeenten wordt jaarlijks bepaald op basis van het inwonertal op 1 januari van het voorafgaande jaar zoals dat is opgenomen in de bevolkingsstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 5.

    Van elke wijziging in het (plaatsvervangend) lidmaatschap geeft het college van de gemeente die het aangaat binnen twee weken kennis aan de Voorzitter.

Artikel 4.2 Vergaderingen

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks tenminste vier maal, gelijkelijk verdeeld over het jaar. Het Algemeen Bestuur vergadert voorts zo vaak als de Voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig oordeelt of tenminste een vijfde van het aantal leden van het Algemeen Bestuur daarom verzoekt. De Voorzitter is gehouden binnen drie weken na ontvangst ervan uitvoering te geven aan een dergelijk verzoek.

  • 2.

    De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn openbaar. Door het Algemeen Bestuur zal met gesloten deuren worden vergaderd, indien tenminste een vijfde deel van de aanwezige leden daarom vraagt of indien de Voorzitter dit nodig acht.

  • 3.

    In een besloten vergadering zal niet worden besloten over: de vaststelling of wijziging van de begroting, de vaststelling van de rekening, de wijziging of liquidatie van de gemeenschappelijke regeling, benoeming of ontslag van de leden van het Dagelijks Bestuur.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement wordt aan de deelnemende gemeenten en het regionaal college gezonden.

Artikel 4.3 Taken en Bevoegdheden

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur is bevoegd tot regeling en bestuur inzake de aan de Veiligheidsregio Zuid-Limburg opgedragen taken, voor zover bij de wet of in deze regeling de bevoegdheid daartoe niet aan het Dagelijks Bestuur of de Voorzitter is toegekend.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur benoemt, schorst en ontslaat de regionaal commandant (brandweer).

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur wijst op voordracht van de gezamenlijke gemeentesecretarissen de coördinerend gemeentesecretaris aan die is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of crisis.

Artikel 4.4 Bindende voorschriften brandweerzorg

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur is bevoegd bindende voorschriften te geven aan het bestuur van een gemeente ten aanzien van het niveau van de brandweertaken en daarbij behorende prestatie-eisen en kwaliteitskaders, waaraan in die gemeente minimaal voldaan moet worden.

  • 2.

    Indien het bestuur van een gemeente naar het oordeel het Algemeen Bestuur in gebreke blijft bij het opvolgen van de voorschriften bedoeld in het eerste lid, is het Algemeen Bestuur bevoegd ex artikel 10a van de Wet namens en ten laste van de betrokken deelnemer een besluit uit te voeren of te doen uitvoeren dan wel kan het Algemeen Bestuur dit geschil op grond van artikel 28 van de Wet, ter beslissing voorleggen aan Gedeputeerde Staten.

HOOFDSTUK 5 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 5.1 Samenstelling

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de Voorzitter van het Algemeen Bestuur en een drietal

    leden.

  • 2.

    De leden worden uit en door het Algemeen Bestuur aangewezen.

  • 3.

    Bij de samenstelling van het Dagelijks Bestuur geldt het uitgangspunt dat een evenredige geografische verdeling over de regio wordt aangehouden. Als verdeling geldt dat per geografische eenheid volgens de zogenaamde vier politiedistricten voor 1 januari 2012 minimaal één zetel wordt ingevuld.

  • 4.

    De leden van het Dagelijks Bestuur verdelen binnen het Dagelijks Bestuur de navolgende portefeuilles: brandweer, GHOR, Oranje kolom, Financiën en multidisciplinair.

  • 5.

    De leden van de Veiligheidsdirectie als aangegeven in artikel 8 van deze regeling, zijn vaste adviseur van het Dagelijks Bestuur. Het Dagelijks Bestuur kan andere personen uitnodigen om als adviseur aan de vergaderingen deel te nemen.

Artikel 5.2 Zittingsduur

  • 1.

    Het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur eindigt zodra het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt of wanneer het lid van het Dagelijks Bestuur als zodanig ontslag neemt.

  • 2.

    Het lid van het Dagelijks Bestuur dat ontslag neemt, blijft zijn functie waarnemen totdat in zijn opvolging is voorzien.

  • 3.

    Het tweede lid is niet van toepassing op het moment dat het lid van het Dagelijks Bestuur niet meer het ambt van burgemeester van een van de deelnemende gemeenten bekleedt.

Artikel 5.3 Onvrijwillig ontslag

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur kan, onverminderd terzake geldende bijzondere wetten, een lid van het Dagelijks Bestuur ontslaan, indien dit lid niet meer het vertrouwen bezit van het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Onvrijwillig ontslag van een lid van het Dagelijks Bestuur wordt, met uitzondering van de Voorzitter, onmiddellijk van kracht.

Artikel 5.4 Vergaderingen

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur vergadert jaarlijks tenminste vier maal en voorts zo vaak als de Voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig oordeelt of tenminste twee leden van het Dagelijks Bestuur daarom verzoeken. De Voorzitter is gehouden binnen drie weken na ontvangst ervan uitvoering te geven aan een dergelijk verzoek.

  • 2.

    Besluiten van het Dagelijks Bestuur worden met gewone meerderheid van stemmen genomen.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het Algemeen Bestuur wordt toegezonden.

Artikel 5.5 Taken en bevoegdheden

Het Dagelijks Bestuur is belast met:

  • a.

    het voorbereiden van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing wordt voorgelegd, voor zover die voorbereiding niet aan anderen is opgedragen;

  • b.

    de uitvoering van de besluiten van het Algemeen Bestuur;

  • c.

    het beheer van de eigendommen en geldmiddelen van het openbaar lichaam;

  • d.

    het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht en bezit;

  • e.

    het houden van een voortdurend toezicht op het beheer en de exploitatie van het openbaar lichaam;

  • f.

    het behartigen van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheidslichamen, diensten of personen;

  • g.

    Benoeming, de schorsing en het ontslag van het overige personeel van de Veiligheidsregio;

  • h.

    Het Dagelijks Bestuur kan bevoegdheden mandateren aan de Veiligheidsdirectie.

HOOFDSTUK 6 DE VOORZITTER

Artikel 6.1 Aanwijzing en vervanging

  • 1.

    Op grond van artikel 11, tweede lid Wet veiligheidsregio’s is de Voorzitter van het openbaar lichaam de burgemeester die ingevolge de Politiewet 1993 is benoemd als korpsbeheerder. Na intrekking van de Politiewet 1993 is de Voorzitter van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg die burgemeester die bij of krachtens wetgeving wordt aangewezen. Indien de functie van Voorzitter van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg niet bij of krachtens wet wordt bepaald, kiest het Algemeen Bestuur uit haar midden een Voorzitter.

  • 2.

    De Voorzitter is tevens Voorzitter van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur kiest uit haar midden een plaatsvervangend Voorzitter, die deel uitmaakt van het Dagelijks Bestuur.

  • 4.

    Bij verhindering of ontstentenis wordt de Voorzitter vervangen door de plaatsvervangend Voorzitter

  • 5.

    Bij verhindering of ontstentenis van de Voorzitter en de plaatsvervangend Voorzitter wijst het Algemeen Bestuur een Voorzitter uit haar midden aan.

Artikel 6.2 Taken en Bevoegdheden

  • 1.

    De Voorzitter leidt de vergaderingen van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    De Voorzitter tekent de stukken die van het Algemeen- en Dagelijks Bestuur uitgaan. Deze stukken worden door de secretaris mede ondertekend.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan het Dagelijks Bestuur de Voorzitter toestaan om de ondertekening van stukken die van het Dagelijks Bestuur uitgaan op te dragen aan een ander lid van het Dagelijks Bestuur of de ondertekening te mandateren aan de secretaris of aan een ander persoon.

HOOFDSTUK 7 COMMISSIES EN REKENKAMER

Artikel 7.1 Commissie van advies

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur alsmede het Dagelijks Bestuur kan besluiten ten behoeve van de aan hen opgedragen taken commissies van advies in te stellen.

  • 2.

    Artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid genoemde commissies.

  • 3.

    Tenminste wordt ingesteld een Adviescommissie Financiën.

Artikel 7.2 Bestuurscommissie

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur kan, conform artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur wijst uit haar midden een lid aan die voorzitter is van een commissie als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7.3 Rekenkamer

Het Algemeen Bestuur stelt een Rekenkamervoorziening in. Hiervoor kan worden aangesloten bij een al bestaande rekenkamer in de regio.

HOOFDSTUK 8 VEILIGHEIDSDIRECTIE

Artikel 8.1 Samenstelling

  • 1)

    Het Algemeen Bestuur stelt een Veiligheidsdirectie in.

  • 2)

    De Veiligheidsdirectie wordt gevormd door:

    • a.

      de regionaal commandant (brandweer);

    • b.

      de directeur publieke gezondheid;

    • c.

      de korpschef;

    • d.

      de coördinerend gemeentesecretaris.

  • 3.

    Na intrekking van de Politiewet 1993 en inwerkingtreding van de Politiewet 201X zal in overleg tussen de Voorzitter van de Veiligheidsregio en de politiechef van de Politieregio Limburg een functionaris vanuit de Politieregio Limburg worden aangewezen die in plaats van de in het tweede lid onder c. genoemde functionaris zitting neemt in de Veiligheidsdirectie, tenzij bij of krachtens wet daarvoor een functionaris van de Politieregio Limburg wordt aangewezen.

  • 4.

    Het voorzitterschap wordt bij toerbeurt vervuld. Iedere 2 jaar kiest de Veiligheidsdirectie uit haar midden een nieuwe voorzitter. De voorzitter van de Veiligheidsdirectie kan niet de functionaris zijn die namens het Politiekorps Limburg-Zuid c.q. Politieregio Limburg lid is van de Veiligheidsdirectie. De voorzitter van de Veiligheidsdirectie is tevens secretaris van het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur. Het plaatsvervangerschap wordt onderling geregeld.

  • 5.

    De Veiligheidsdirectie kan, wanneer zij dat nodig acht, vertegenwoordigers op directieniveau van het openbaar ministerie, waterschappen, provincie, vertegenwoordigers van de verschillende rijksheren, vertegenwoordigers van de relevante partners uit de Euregio Maas-Rijn en inspectieorganen met een uitvoerende taak uitnodigen deel te nemen aan het overleg van de Veiligheidsdirectie.

Artikel 8.2 Taken van Veiligheidsdirectie

De Veiligheidsdirectie:

  • a.

    geeft sturing aan het opstellen van in de Wet veiligheidsregio’s genoemde plannen;

  • b.

    verricht werkzaamheden in beleidsvoorbereidende zin ten behoeve van het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur en zien toe op de uitvoering in de eigen kolom;

  • c.

    bevordert de actieve samenwerking tussen de bij de Veiligheidsregio Zuid-Limburg betrokken partners teneinde een doelmatige en slagvaardige hulpverlening te verzekeren;

  • d.

    geeft leiding aan het Programmabureau;

  • e.

    Draagt zorg voor de afstemming tussen de beleidsvelden.

Artikel 8.3 Uitvoering van de taken

De werkzaamheden ter uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 8.2 worden opgedragen aan de regionaal commandant (brandweer), de directeur publieke gezondheid, de korpschef en de coördinerend gemeentesecretaris, ieder voor zover het zijn bevoegdheid en verantwoordelijkheid betreft. Zij zijn hiervoor ieder afzonderlijk verantwoording verschuldigd aan het Dagelijks Bestuur.

HOOFDSTUK 9 INFORMATIE EN VERANTWOORDING

Artikel 9.1 Informatie- en verantwoordingsplicht (leden) Algemeen Bestuur

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur draagt conform artikel 17 van de Wet zorg voor verstrekking van noodzakelijke informatie aan de organen van de deelnemende gemeenten. Informatiebijeenkomsten voor leden van de organen van de gemeenten zijn in elk geval onderdeel van het informatietraject.

  • 2.

    Een lid van het Algemeen Bestuur geeft de organen van zijn gemeente of een of meer van de leden van die organen gevraagd en ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door de Veiligheidsregio gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 3.

    Alvorens de gevraagde inlichtingen te verstrekken kan het lid van het Algemeen Bestuur zich daarover laten adviseren door het Dagelijks Bestuur.

  • 4.

    Een lid van het Algemeen Bestuur is verantwoording verschuldigd aan de organen van zijn gemeente voor het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid.

  • 5.

    Het afleggen van verantwoording vindt plaats overeenkomstig het reglement van orde van het desbetreffende orgaan met dien verstande dat termijnen worden verdubbeld om het lid van het Algemeen Bestuur de gelegenheid te geven zich door het Dagelijks Bestuur te laten informeren.

  • 6.

    Het Algemeen Bestuur stelt jaarlijks vóór 1 juli een jaarverslag vast waarin verslag wordt gedaan over het door de Veiligheidsregio gevoerde bestuur en de bereikte resultaten. In het jaarverslag wordt specifiek aandacht besteed aan het gevoerde beleid ten aanzien van de brandweer, GHOR, gemeente (Oranje kolom), programmabureau en MCC. Het jaarverslag wordt gezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 9.2 Informatie- en verantwoordingsplicht (leden) Dagelijks Bestuur

  • 1.

    De leden van het Dagelijks Bestuur verstrekken zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk de door het Algemeen Bestuur of door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen. Schriftelijk gevraagde inlichtingen worden zo mogelijk schriftelijk gegeven.

  • 2.

    De leden van het Dagelijks Bestuur verstrekken zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk de, door de organen van de deelnemers of een of meer leden daarvan, gevraagde inlichtingen.

  • 3.

    De leden van het Dagelijks Bestuur leggen zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk verantwoording af aan het Algemeen Bestuur voor het door hen gevoerde bestuur.

Artikel 9.3 Informatie- en verantwoordingsplicht Voorzitter

Het bepaalde in artikel 9.2 is van overeenkomstige toepassing op de Voorzitter voor het door hem als zodanig gevoerde bestuur.

HOOFDSTUK 10 FUNCTIES, PERSONEEL EN ORGANISATIE

Artikel 10.1 Programmabureau

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt een programmabureau in.

  • 2.

    Het programmabureau werkt onder leiding van de Veiligheidsdirectie.

Artikel 10.2 Rechtspositie

Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening de rechtpositie vast van het personeel van Brandweer Zuid-Limburg als ook van het personeel van het programmabureau.

Artikel 10.3 Commandant brandweer Zuid-Limburg

Het Algemeen Bestuur stelt de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vast van de regionaal commandant (brandweer).

Artikel 10.4 Organisatieverordening

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt een organisatieverordening en daarbij behorende mandaatregeling vast.

  • 2.

    Deze organisatieverordening bevat in ieder geval bepalingen betreffende:

    • a.

      de inrichting van de organisatie in organisatieonderdelen;

    • b.

      de onderlinge verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de voorzitter Veiligheidsdirectie/secretaris / regionaal commandant / directeur publieke gezondheid / coördinerend gemeentesecretaris en de organisatieonderdelen. Daartoe is een mandaatregeling bijgevoegd;

    • c.

      de voorbereiding van de bestuurlijke besluitvorming en de wijze waarop daarbij een of meer adviseurs worden betrokken;

    • d.

      de functies binnen het Programmabureau en de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het Programmabureau.

HOOFDSTUK 11 FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 11.1 Financiële administratie, geldelijk beheer en controle

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Artikel 212 Gemeentewet is hierop van overeenkomstige toepassing. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Het Algemeen Bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. Artikel 213 Gemeentewet is hierop van overeenkomstige toepassing. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 3.

    De verordeningen zoals bedoeld in het eerste en het tweede lid worden na vaststelling toegezonden aan Gedeputeerde Staten en de deelnemende gemeenten;

  • 4.

    De veiligheidsregio draagt zorg voor het afsluiten van een aansprakelijkheidsverzekering voor schade aan personen en goederen alsmede vermogensschade.

Artikel 11.2 Begroting

  • 1.

    De begroting van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg bestaat uit de volgende deelbegrotingen: Brandweer, GHOR, Oranje kolom, programmabureau en MCC.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt een verordening vast waarin de wijze van bepaling van de bijdrage per deelnemende gemeente in deze regeling is vastgelegd.

Artikel 11.3 Begrotingsprocedure

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting jaarlijks vóór 1 april toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De ontwerpbegroting gaat vergezeld van een meerjarenraming van de drie op het begrotingsjaar en volgende jaren alsmede een investerings- en afschrijvingsparagraaf.

  • 2.

    De ontwerpbegroting wordt door de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, ook algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen voor 1 juni bij het Dagelijks Bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het Algemeen Bestuur ter vaststelling wordt aangeboden.

  • 4.

    Eén of meerdere leden van de Veiligheidsdirectie zijn op afroep beschikbaar ten behoeve van de gemeenteraad om een toelichting te geven op de begroting met de daarin opgenomen raming van (financiële) prestaties en kwaliteitsniveau.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur stelt jaarlijks vóór 1 juli de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 6.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het Algemeen Bestuur daarover bericht aan de raden van de deelnemende gemeenten, zo nodig vergezeld van de vastgestelde begroting,

  • 7.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 8.

    Op wijzigingen van de begroting, waaronder ook verschuivingen tussen uitgavenposten binnen de begroting, zijn de voorafgaande bepalingen in dit artikel van overeenkomstige toepassing tenzij die wijziging niet leidt tot een verhoging van de bijdrage van de gemeenten.

Artikel 11.4 Jaarrekening

  • 1.

    Van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam wordt door het Dagelijks Bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het Algemeen Bestuur, onder overlegging van de conceptjaarrekening met daarbij behorende bescheiden. In het gegeven geval is een voorstel resultaatbestemmend onderdeel van de jaarrekening. Het Dagelijks Bestuur voegt een verslag van bevindingen van de accountant(s) overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet bij. Na de eigen oordeelsvorming zendt het Dagelijks Bestuur de concept jaarrekening jaarlijks vóór 1 april toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De concept jaarrekening wordt door de deelnemende gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 197, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen voor 1 juni bij het Dagelijks Bestuur hun zienswijze over de concept jaarrekening naar voren brengen. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de stukken, zoals deze aan het Algemeen Bestuur ter vaststelling worden aangeboden. Voor 1 juli wordt de jaarrekening vastgesteld.

  • 4.

    Eén of meerdere leden van de Veiligheidsdirectie zijn op afroep beschikbaar ten behoeve van de gemeenteraad om een toelichting te geven op de jaarstukken met de daarin opgenomen rapportage van (financiële) prestaties en kwaliteitsniveau

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur stelt voor 1 juli de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 6.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de raden van de deelnemende gemeenten, aan het regionaal college en aan Gedeputeerde Staten.

  • 7.

    Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het Dagelijks Bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

  • 8.

    In de jaarrekening wordt – overeenkomstig de in de desbetreffende begroting opgenomen verdeelsleutel – het door elk van de onderscheidenlijke rechtspersonen over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 9.

    De gemeenten waarborgen, naar rato van het aantal inwoners ten behoeve van de geldschieter, de betaling van rente en aflossing en kosten van geldleningen en van in rekening-courant op te nemen gelden.

HOOFDSTUK 12 ARCHIEFFUNCTIE EN OMBUDSFUNCTIE

Artikel 12.1 Archiefbescheiden

  • 1.

    De bepalingen van de Archiefwet 1995 en van de daaruit voortvloeiende uitvoeringsvoorschriften, voor zover betrekking hebbend op de archiefbescheiden van de gemeente van vestiging, zijn van overeenkomstige toepassing op de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt een verordening vast op de zorg voor de archiefbescheiden van het openbaar lichaam alsmede op het beheer daarvan en op het toezicht op het beheer.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur is belast met de zorg voor de archieven.

  • 4.

    De aan de uitvoering van deze zorg verbonden kosten komen voor rekening van deze regeling.

  • 5.

    Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden van deze regeling overgebracht naar de archiefplaats van de gemeente die genoemd wordt in de in artikel lid 12.1. lid 2 genoemde verordening. De archiefbescheiden met betrekking tot nog niet afgedane zaken gaan, na overleg met de archivaris, terug naar de betreffende gemeente.

Artikel 12.2 Klachtenbehandeling

Voor de behandeling van verzoekschriften zoals bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan door het Algemeen Bestuur een voorziening worden getroffen.

HOOFDSTUK 13 TOETREDEN, UITTREDEN, WIJZIGEN, OPHEFFEN

Artikel 13.1 Toetreden

Na het aangaan van deze regeling kan een gemeente alleen toetreden na instemming van het Algemeen Bestuur, dat de voorwaarden voor en de gevolgen van toetreding regelt. Toetreding is voorts slechts mogelijk na wijziging van de bijlage behorende bij artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 13.2 Uittreden

Na het aangaan van deze regeling kan een gemeente uittreden waarbij het Algemeen Bestuur, de voorwaarden voor en de gevolgen van uittreden regelt. Uittreding is voorts slechts mogelijk na wijziging van de bijlage behorende bij artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s of tegen het uittreden geen belemmeringen bij of krachtens wetgeving bestaan.

Artikel 13.3 Wijzigen

  • 1.

    Deze regeling kan worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van de organen van tenminste twee/derde van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur maakt de wijziging openbaar bekend.

Artikel 13.4 Opheffen

  • 1

    Deze regeling kan worden opgeheven bij eensluidende besluiten van de organen van tenminste twee/derde van de deelnemende gemeenten, mits tegen de opheffing van deze regeling geen belemmeringen bij of krachtens wetgeving bestaan.

  • 2

    Bij opheffing besluit het Algemeen Bestuur tot liquidatie en stelt, nadat de organen van de deelnemende gemeenten zijn gehoord, een liquidatieplan op. Daarbij kan het Algemeen Bestuur van deze regeling afwijken. Onderdeel van het liquidatieplan is een adequaat sociaal plan waarin de gevolgen voor het personeel worden geregeld. Het Dagelijks Bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 3

    In dit liquidatieplan wordt conform artikel 12.1. lid 5. van deze regeling een regeling getroffen voor de bewaring en het toekomstig beheer van de archieven.

  • 4

    De organen van het openbaar lichaam blijven na de opheffing in functie tot dat de liquidatie volledig is voltooid.

  • 5

    Het Dagelijks Bestuur maakt de opheffing openbaar bekend.

HOOFDSTUK 14 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 14.1
  • 1.

    Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2.

    De besturen van de deelnemende gemeenten dragen zorg voor de bekendmaking van deze regeling op een in de betreffende gemeente gebruikelijke wijze.

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg”.

  • 4.

    Totdat ter zake een nieuw besluit wordt genomen, blijven besluiten die door de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer-GHOR Zuid-Limburg zijn genomen van toepassing, met dien verstande dat voor de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer-GHOR Zuid-Limburg wordt gelezen de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg.

  • 5.

    Met ingang van 1 januari 2012 neemt de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg alle bezittingen en schulden, alsmede alle bestaande contracten, rechten en verplichtingen over van de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer-GHOR Zuid-Limburg.

  • 6.

    Het bestuur van de gemeente Maastricht zendt de regeling toe aan Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders houden volgens artikel 27 van de Wet een register bij van de regelingen waaraan hun gemeente deelneemt.

  • 8.

    In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het Algemeen Bestuur.

Aldus, na verkregen toestemming van de gemeenteraad van de gemeente Sittard-Geleen bij besluit van 14/15 december 2011 door het college vastgesteld in zijn vergadering van 18 october 2011

toelichting Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg

In verband met de invoering van de Wet Veiligheidsregio’s voldoet de huidige regeling – de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer-GHOR Zuid-Limburg – niet aan de bepalingen uit deze wet. Dit heeft de deelnemende gemeenten binnen de huidige gemeenschappelijke regeling doen besluiten een nieuwe regeling ter vaststelling voor te leggen aan de gemeenten. Voor u ligt de toelichting op deze gemeenschappelijke regeling.

Deze toelichting kent een algemeen gedeelte en - voor zover nodig - een specifieke toelichting per artikel. In het algemene deel van de toelichting wordt ingegaan op enkele aandachtpunten die voor de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg, hierna GR VR Zuid-Limburg, van belang zijn.

Algemeen

- Inleiding -

De verplichte vorming van veiligheidsregio’s vloeit voort uit de Wet veiligheidsregio’s. Uit de onderzoeken naar de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam is gebleken dat de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing beter kan en ook beter moet. Zoals het georganiseerd was biedt een en ander naar het oordeel van de wetgever onvoldoende oplossing voor steeds complexere en ingrijpendere rampen en crises die ons bedreigen. Dit alles heeft geleid tot de Wet veiligheidsregio’s die op 1 oktober 2010 is ingevoerd.

In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 31 117, nr. 3, pag. 1) voor de Wet veiligheidsregio’s is aangegeven dat met deze wet wordt beoogd een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie te realiseren.

In Zuid-Limburg zijn de gemeenten op grond van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) verplicht met elkaar een gemeenschappelijke regeling te treffen. Het gebied van de te vormen Veiligheidsregio komt overeen met het Korps Politieregio Limburg-Zuid. De omvang van de politieregio’s en de zeggenschap daarbinnen staat op dit moment weer ter discussie. In het huidige wetsvoorstel voor een nieuwe Politiewet dat momenteel bij de Tweede Kamer in behandeling is, is sprake van een nationaal politiebestel, één landelijk Politiekorps. Zoals de voorstellen nu zijn geformuleerd zal de gehele provincie Limburg één regio worden. Welke gevolgen dit heeft voor de deelname van de politie binnen de veiligheidsregio’s is op dit moment nog niet te voorzien. Of de politiechef (onder de huidige Politiewet: korpschef) bijvoorbeeld deel uit zal gaan uitmaken van de Veiligheidsdirectie als de nieuwe Politiewet is ingevoerd, is nu nog niet duidelijk. Vooralsnog zal worden uitgegaan van de situatie zoals deze nu bekend is. Wel worden in de voorliggende nieuwe gemeenschappelijke regeling aanvullende bepalingen opgenomen waardoor de regeling niet direct behoeft te worden gewijzigd als de nieuwe Politiewet wordt ingevoerd. Uitgaande van de huidige situatie zal de korpschef wel participeren in de veiligheidsdirectie.

Getracht is de structuur van de GR VR Zuid-Limburg weer te geven in een schema dat hierna zal worden weergegeven. In bestuurlijk opzicht kent het bestuur drie bestuursorganen: het Algemeen- en het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter. Voor de beleidsvoorbereiding van de GR VR Zuid-Limburg is de veiligheidsdirectie verantwoordelijk, die bij deze taak worden ondersteund door het programmabureau. Dit programmabureau staat eveneens ten dienste van de drie bestuursorganen. De commandant van de brandweer, de directeur publieke gezondheid, de korpschef en de coördinerend gemeentesecretaris vormen samen de veiligheidsdirectie. De veiligheidsdirectie staat aan de basis van het samenhangend beleid voor alle hulpverleningsdiensten (brandweer, GHOR en politie) en de gemeenten. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het bestuur van de GR VR Zuid-Limburg verantwoordelijk is voor de brandweer, zowel op beleids- als ook op operationeel gebied.

fig. 1: Organogram Veiligheidsregio Zuid-Limburg.

- Dualisme -

Het is van belang hier op te merken dat binnen de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) de dualisering niet is doorgevoerd zoals dat wel is gebeurd binnen de Gemeentewet en de Provinciewet.

Op 7 maart 2002 is de Wet dualisering gemeentebestuur in werking getreden (Stb. 2002, 111). Door invoering van deze wet is een scheiding aangebracht tussen de positie van de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders. De doelstelling daarbij was om de werking van de lokale democratie te verbeteren. Met de invoering van deze wet is een aantal bestuursbevoegdheden van de gemeenteraad overgedragen aan het college. Tevens zijn de bevoegdheden van de raad uitgebreid ten aanzien van zijn kaderstellende en controlerende taken.

Artikel IV van de Wet dualisering gemeentebestuur heeft artikel 13 van de Wgr zodanig gewijzigd dat wethouders deel uit kunnen blijven maken van besturen van samenwerkingsverbanden op grond van de Wgr. Deze bepaling diende te worden aangepast omdat wethouders na invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur geen deel meer uitmaakten van de gemeenteraad. Artikel 13 Wgr bepaalde namelijk voor de wetswijziging, dat het algemeen bestuur van een openbaar lichaam op basis van de Wgr uit leden bestaat, die per deelnemende gemeente door de gemeenteraad uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, worden aangewezen. Zonder wijziging van dit artikel zouden wethouders geen deel meer uit kunnen maken van het algemeen- en dagelijks bestuur van een openbaar lichaam op grond van de Wgr.

Daarnaast zou door een ongeclausuleerde invoering van bovengenoemde wet het dualisme ook zijn intrede hebben gedaan binnen de gemeenschappelijke regelingen. Bij de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur luidde artikel 33 eerste lid, Wgr als volgt:

“Ten aanzien van de bevoegdheden van het bestuur van het openbaar lichaam of die van het gemeenschappelijk orgaan zijn van overeenkomstige toepassing de regels, in de ruimste zin, welke bij of krachtens de wet zijn gesteld voor de verdeling van de bevoegdheden van de gemeentebesturen over de gemeentelijke bestuursorganen, voor de uitoefening van die bevoegdheden, alsmede voor het toezicht daarop. Dit geldt niet voor zover daarvan bij of krachtens deze wet is afgeweken.”

De verwijzing in dit artikel naar de bevoegdheidsverdeling tussen de gemeentelijke bestuursorganen betekende dat door de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur het dualisme binnen een samenwerkingsverband in het kader van de Wgr zou worden ingevoerd. Dit had de wetgever echter (nog) niet gewild en heeft hij daarom in de Wet aanpassing van enkele wetten in verband met de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur (Stb. 2003, 56 (Aanpassingswet)) een bevriezingsbepaling opgenomen. In deze wet bepaalt artikel VIIIa het volgende:

“Voor zover bij of krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen en bij of krachtens de Kaderwet bestuur in verandering bij of krachtens de Gemeentewet gestelde regels van toepassing zijn verklaard, blijven de bij de of krachtens de Gemeentewet gestelde regels zoals die luidden onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de inwerkingtreding van deze wet, van toepassing.”

Artikel VIIIa bepaalt dat de doorwerking van de veranderingen binnen de gemeentewet op grond van de Wet dualisering gemeentebesturen niet van toepassing is op de Wgr. Concreet houdt deze bepaling in dat de doorwerking wordt “bevroren” naar de tekst van de Gemeentewet onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Aanpassingswet. Van belang is hierbij te vermelden dat deze Aanpassingswet een terugwerkende kracht heeft verkregen tot het moment waarop de Wet dualisering gemeentebestuur in werking trad, in casu 7 maart 2002.

Hierop is echter één uitzondering gemaakt bij de Wet wijziging van de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met nieuwe voorschriften voor begroting en verantwoording (Stb. 2003, nr. 314). Bij deze wet is een artikellid toegevoegd aan het hierboven genoemde artikel VIIIa. De hierboven genoemde tekst werd vernummerd tot het eerste lid en er werd een tweede lid toegevoegd dat als volgt luidde:

“Het eerste lid is niet van toepassing op de artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet en de krachtens deze artikelen vastgestelde regels.”

Dit houdt in dat deze artikelen in de Gemeentewet vanaf het begrotingsjaar 2004 op de begroting en de jaarrekening van de gemeenschappelijke regeling van toepassing zijn.

De intergemeentelijke samenwerking op basis van de Wgr is door de veranderingen dus nog steeds op de monistische leest geschoeid. Op zich is dat bijzonder, wetende dat deze samenwerking gezien dient te worden als een vorm van verlengd lokaal (gemeentelijk) bestuur.

- Wijzigen of intrekken –

De vraag heeft zich voorgedaan of dat de bij de aanpassing van de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer-GHOR Zuid-Limburg deze gemeenschappelijke regeling diende te worden gewijzigd of dat deze kon worden ingetrokken en er een nieuwe gemeenschappelijke regeling, de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg, kon worden getroffen. De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) kent slechts het treffen van, het wijzigen van, het uittreden uit, het toetreden tot en het opheffen van een gemeenschappelijke regeling. Het intrekken van een gemeenschappelijke regeling is niet in de WGR opgenomen. Ten tijde van dat een gemeenschappelijke regeling nog ter goedkeuring aan de Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie moest worden voorgelegd (tot in 2005 was dat het geval) was het in veel provincies het beleid dat intrekken niet aan de orde kon zijn en dat de gemeenschappelijke regeling diende te worden opgeheven alvorens er een nieuwe regeling getroffen kon worden. Veelal diende men dan ook de financiële gevolgen van een opheffing te regelen. Na 2005 wordt er dan ook voor gekozen om bij ingrijpende wijzigingen van een gemeenschappelijke regeling, ondanks dat de Wgr deze mogelijkheid niet kent, niet meer te kiezen voor opheffing maar om deze in te trekken en een nieuwe gemeenschappelijke regeling te treffen. Hier is gekozen om de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer-GHOR Zuid-Limburg in te trekken en een nieuwe gemeenschappelijke regeling, de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Limburg te treffen. Dit betekent dat de colleges de thans geldende regeling intrekken én een nieuwe regeling treffen, maar kunnen dit eerst doen nadat zij daarvoor toestemming hebben ontvangen van de gemeenteraden. Dit op grond van artikel 1, tweede lid, j° artikel 1, derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Deze artikel-leden luiden als volgt:

  • 2

    De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters gaan niet over tot het treffen van een regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraden. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 3

    Onder het treffen van een regeling wordt in dit artikel mede verstaan het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling.

Bovenstaand is ook als zodanig verwoord in de nieuw te treffen gemeenschappelijke regeling. Dit betekent wel dat in de nieuwe te treffen gemeenschappelijke regeling bepalingen opgenomen moeten worden waarin is verankerd dat alle rechten en plichten van de oude regeling onverkort overgaan naar de nieuwe gemeenschappelijke regeling.

- Deelnemende gemeenten –

In de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer-GHOR Zuid-Limburg was in de aanhef nog sprake van de gemeente Eijsden en de gemeente Margraten. Als gevolg van de gemeentelijke herindeling per 1 januari 2011, waarbij de gemeenten Eijsden en Margraten zijn samengevoegd, is in de nieuw te treffen gemeenschappelijke regeling sprake van de gemeente Eijsden-Margraten.

- Limburg-Zuid of Zuid-Limburg –

De benaming van de Veiligheidsregio is onderdeel geweest van een korte discussie binnen de regio. Het algemeen gevoelen is dat men er de voorkeur aangeeft om uit te gaan van de naam Zuid-Limburg in plaats van Limburg-Zuid. Dit komt voort uit het feit dat men de naam Zuid-Limburg ziet als een merknaam voor het gebied dat het betreft. Daarnaast dient bij het kiezen voor de naam Limburg-Zuid de nodige logo’s en emblemen vervangen te worden, bijvoorbeeld bij de Brandweer, hetgeen een forse kostenpost betekent.

Of de keuze voor de naam van de Veiligheidsregio vrij te bepalen is, bestaat in de juridische wereld verschil van mening. Artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) bepaald dat er op grond van de Wgr een openbaar lichaam dient te worden ingesteld met de aanduiding “veiligheidsregio”. In dat artikel wordt niet gesteld dat “veiligheidsregio” gevolgd dient te worden met de benaming zoals deze is opgenomen in bijlage bij artikel 8 van de Wvr, in het onderhavige geval: Limburg-Zuid. Vanuit het programmabureau is met het Ministerie van Veiligheid en Justitie overleg gevoerd over het gebruik van de naam Zuid-Limburg voor de Veiligheidsregio. Vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie bestaat daartegen geen bezwaar.

De keuze voor het gebruik van de naam Zuid-Limburg in plaats van Limburg-Zuid is wel een principiële keuze en om die reden is het van belang hierbij stil te staan alvorens een definitief besluit over de tenaamstelling van de gemeenschappelijke regeling wordt genomen.

- Gevolgen gewijzigde Politiewet –

Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel aanhangig voor een wijziging van de Politiewet (wetsvoorstel 30880). Op grond van de huidige Politiewet kennen we in Nederland 25 regionale korpsen met ieder hun eigen korpschef en het Korps landelijke politiediensten (Klpd). In het hiervoor genoemde wetsvoorstel worden de 25 regionale korpsen teruggebracht tot 10 regionale eenheden. Onder de nieuwe Politiewet is er sprake van één nationale politie met aan het hoofd één korpschef en staat iedere regionale eenheid onder leiding van een politiechef. Dus geen korpschef meer aan het hoofd van een regionale eenheid.

In de toelichting op de Nota van wijziging van 23 juni 2011 (Kamerstukken II, 30 880, nr. 11) wordt wel aandacht besteed aan de gevolgen voor de samenwerking tussen de regionale eenheden en de veiligheidsregio’s. In de Nota van wijziging (pag. 39 e.v.) wordt de relatie tussen de Veiligheidsregio en de politie als volgt benoemd:

  • -

    Het bestuur van de veiligheidsregio stemt het beleidsplan van de Veiligheidsregio af met (onder meer) het beleidsplan van de regionale eenheid. Dit neemt niet weg dat bij het opstellen van het beleidsplan van de regionale eenheid, ook het beleidsplan van de Veiligheidsregio als input zal worden gebruikt.

  • -

    Het bestuur van de Veiligheidsregio nodigt voor de vaststelling van het risicoprofiel in ieder geval de daartoe aangewezen ambtenaar van de politie uit en de desbetreffende hoofdofficier van justitie – zijnde de hoofdofficier van justitie of een door hem daartoe aangewezen plaatsvervangend hoofdofficier van justitie of officier van justitie namens hem – uit. De politie heeft hier een adviserende rol die overigens niet slechts op uitnodiging moet worden ingevuld maar ook uit eigen initiatief.

  • -

    Het bestuur van de Veiligheidsregio, de korpschef en de desbetreffende hoofdofficier van justitie sluiten een convenant met het oog op de samenwerking bij branden, rampen en crises.

  • -

    Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de samenwerking tussen veiligheidsregio’s en tussen de veiligheidsregio’s en de politie en de KMar.

  • -

    Het bestuur van de Veiligheidsregio heeft de beschikking over een gemeenschappelijke meldkamer die is ingesteld en in stand wordt gehouden door het bestuur of het bestuur van een andere Veiligheidsregio ten behoeve van de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancevervoer en de politietaak, met dien verstande dat de korpschef zorg draagt voor het in stand houden van de meldkamer politie, als onderdeel van de meldkamer.

Het gevolg van de voorgenomen wijziging van de Politiewet houdt in dat de positie van de politiechef niet meer gelijk is aan die van de huidige korpschef. De grote lijnen voor het handelen van de politiechef zal landelijk bepaald worden en in mindere mate op regionaal niveau. Echter in § 6.4 van de Nota van wijziging (Kamerstukken II, 30880, nr. 11, pag. 42) wordt wel aangegeven dat bij de vaststelling van de landelijke beleidsdoelstellingen ook de specifieke situatie binnen de regio wordt meegenomen. Zo wordt aangegeven dat het van belang is om een verbinding te leggen met de veiligheidsregio’s en de activiteiten van de politie met betrekking tot rampenbestrijding en crisisbeheersing.

In het laatste concept voor een nieuwe GR VR Zuid-Limburg was bij artikel 8.1, tweede lid en onder c. nog opgenomen dat de korpschef van het politiekorps Limburg-Zuid onderdeel zou uitmaken van de Veiligheidsdirectie. Dit zal met de wijziging van de Politiewet niet meer aan de orde zijn. Voorgesteld wordt om een zodanige formulering op te nemen dat bij een wijziging van de Politiewet deze GR VR Zuid-Limburg niet direct behoeft te worden gewijzigd. Bij de bespreking van artikel 8 wordt daar nader op teruggekomen.

- Wijziging Wvr –

Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel aanhangig tot het wijzigen van de Wvr. Dit in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en de volledige regionalisering van de brandweer. De volledige regionalisering van de brandweer heeft zich binnen de Veiligheidsregio Zuid-Limburg al plaatsgevonden. De Veiligheidsregio kent nu al één regionale brandweer. In het wetsvoorstel is als gevolg daarvan opgenomen dat de artikelen 26 tot en met 29 komen te vervallen. Dit heeft ook gevolgen voor de inhoud van de nieuw te treffen Gemeenschappelijke Regeling. Deze is hier al op aangepast.

Toelichting artikelsgewijs

Hierna volgt ene toelichting op de individuele artikelen, dit voor zover dit noodzakelijk is. Artikelen die voor zich spreken, worden niet nader toegelicht.

Hoofdstuk 1 definities

Dit hoofdstuk is ten opzichte van de in te trekken gemeenschappelijke regeling aangepast aan de invoering van de Wvr en de Wet publieke gezondheid, welke laatste wet in de plaats is getreden voor onder andere de Wet op de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen. Zo zijn aan de definities de directeur publieke gezondheid, de coördinerend functionaris en de korpschef toegevoegd.

In het algemene gedeelte van deze toelichting zijn de (mogelijke) gevolgen van de invoering van een nieuwe Politiewet reeds besproken. Een van de gevolgen van de invoering van de nieuwe Politiewet is dat het “regionaal college” komt te vervallen. Dit is het gevolg van het feit dat de politieregio geen zelfstandig korps en dus ook geen zelfstandig rechtspersoon meer is. De nationale politie is nog de enige rechtspersoon en daar zijn de 25 huidige korpsen onderdeel van. De regio waarbinnen het korps Limburg-Zuid nu valt was wel een zelfstandig rechtspersoon en wordt op grond van artikel 22 van de Politiewet 1993 bestuurd door het regionaal college, waarin de burgemeesters van de gemeenten die onderdeel uitmaakten van de regio alsmede de hoofdofficier van justitie zitting hebben. De burgemeester die als korpsbeheerder is aangewezen, is voorzitter van dit regionaal college.

Dat bij de invoering van de nieuwe Politiewet het regionaal college komt te vervallen, wil echter niet zeggen dat er geen regionaal overleg meer plaatsvindt. In artikel 41 van het wetsvoorstel tot invoering van een nieuwe Politiewet wordt bepaald dat de regioburgemeester en de hoofdofficier van justitie regelmatig overleggen met de politiechef. De status van dit overleg is echter een geheel andere dan onder de Politiewet 1993. Indien de Politiewet 1993 wordt ingetrokken, zal onderdeel o. van artikel 1.1 van de GR VR Zuid-Limburg komen te vervallen.

Hoofdstuk 2 algemene bepalingen

In artikel 2.1 zijn de naam en vestigingsplaats van de GR VR Zuid-Limburg vastgelegd, alsmede de deelnemende gemeenten in de GR VR Zuid-Limburg. Het openbaar lichaam is gevestigd in de gemeente Maastricht.

In artikel 2.2 worden de bestuursorganen van de GR VR Zuid-Limburg opgenomen. Overeenkomstig artikel 12, eerste lid Wgr, kent het openbaar lichaam de volgende bestuursorganen, te weten het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter. Commissies zijn geen bestuursorganen in de zin van de Wgr. Aan een bestuurscommissie kunnen echter wel bevoegdheden worden overgedragen. De instelling van commissies, alsmede de taken en bevoegdheden van deze commissies komt hoofdstuk 7 aan de orde.

Hoofdstuk 3 doelstelling, taken en verantwoordelijkheden

Voor de bepaling van de doelstelling van de GR VR Zuid-Limburg is aansluiting gezocht bij de doelstelling die in de Wvr is opgenomen. Zodra gekozen wordt voor een gedetailleerdere beschrijving van de doelstelling bestaat snel de kans dat het een opsomming wordt van taken en bevoegdheden die op grond van de Wvr aan de veiligheidsregio’s is opgedragen. Om dit te voorkomen is in artikel 3.1 opgenomen hetgeen de wetgever heeft beoogd met de invoering van de Wvr.

De doelstelling zoals verwoord in artikel 3.1 is afkomstig uit de toelichting op de Wvr. Hiermee is in het kort de doelstelling van de GR VR Zuid-Limburg verankerd in de GR.

De bevoegdheden die worden overgedragen vanuit de gemeenten aan de GR VR Zuid-Limburg zijn in de Wvr opgenomen onder artikel 10. Door naar in artikel 3.2 naar dit artikel te verwijzen wordt voorkomen dat wanneer de over te dragen bevoegdheden in de toekomst wijzigen, die niet behoeft te leiden tot wijziging van de GR VR Zuid-Limburg.

In artikel 3.2 worden de taken omschreven waaraan de GR VR Zuid-Limburg uitvoering dient te geven. Door verwijzing naar de betreffende wetgeving zoals opgenomen onder a. en twee specifieke taken die zijn opgenomen onder b. en c. wordt hiermee een sluitend takenpakket in de GR VR Zuid-Limburg opgenomen. Mocht de Wvr of Wet publieke gezondheid wijzigen, dan behoeft de regeling daar niet op aangepast te worden. In dit artikel wordt gesproken over het overdragen van bevoegdheden van de gemeente aan de Veiligheidsregio. Dit komt voort uit het gegeven dat artikel 2 van de Wvr bepaalt dat de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening taken zijn waarvan het college van een gemeente met de uitvoering is belast. Op grond van artikel 10 Wvr worden de in dit artikel opgenomen taken en bevoegdheden aan de Veiligheidsregio overgedragen.

In dit artikel 3.4 komt tot uitdrukking dat de VR GR Zuid-Limburg zowel in beleidsmatig opzicht als ook in operationele zin verantwoordelijk is voor de Brandweer binnen de Veiligheidsregio.

Artikel 3.6 regelt de specifieke taken die de brandweer voor een deelnemende gemeente kan verrichten. Indien een of meerdere gemeenten het bestuur van de GR VR Zuid-Limburg verzoeken tot het verrichten van specifieke brandweerzorgtaken, dan dient het bestuur hiertoe te besluiten. Bovendien dient er voor deze dienstverlening aan de betreffende gemeente een separate overeenkomst voor deze specifieke dienstverlening gesloten te worden. Enerzijds om te weten waar de extra dienstverlening uit bestaat en anderzijds tegen welke vergoeding deze dienstverlening wordt verricht.

In artikel 3.7 is de verantwoordelijkheidsverdeling opgenomen van de GR VR Zuid-Limburg (beleidsmatig) en de GR GGD Zuid Limburg (operationeel). Hiertoe zal een separate bestuursovereenkomst worden gesloten tussen de VR GR Zuid-Limburg en de GR GGD Zuid Limburg.

Op grond artikel 19 van de Wvr dient voor de samenwerking met de politie een samenwerkingsconvenant te worden gesloten. Dit is vastgelegd in artikel 3.8 van de regeling.

In artikel 3.10 is de verantwoordelijkheid van de gemeenten opgenomen voor de bevolkingszorg. De coördinatie van het voorbereiden van en uitvoeren van de processen bevolkingszorg. Ook wel gemeentelijke processen genoemd bij rampenbestrijding en crisisbeheersing vindt steeds meer plaats op regionaal niveau evenals de bemensing daarvan. De Veiligheidsregio Zuid-Limburg is verantwoordelijk voor het voorbereiden van deze processen, waarbij de inbreng van de gemeente onontbeerlijk is. Het Algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg stelt daartoe een meerjarenbeleidsplan Veiligheidsregio Zuid-Limburg op. Om te zorgen voor een goede organisatie, werkwijze, taakverdeling en verantwoordelijkheids- en bevoegdheidsverdeling van de gemeentelijke processen, wijst het bestuur van de Veiligheidsregio een coördinerend functionaris aan als bedoeld in artikel 36 van de Wvr. In het geval van Veiligheidsregio Zuid-Limburg is dat een van de gemeentesecretarissen. Deze coördinerend gemeentesecretaris stelt jaarlijks het programmaplan ten behoeve van de bevolkingszorg op en legt dit plan ter kennisgeving voor aan de veiligheidsdirectie.

Hoofdstuk 4 het Algemeen Bestuur

Op grond van de artikel 13, eerste lid van de Wgr zouden de leden van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten in de GR VR Zuid-Limburg, kunnen plaatsnemen in het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio. In artikel 11, eerste lid Wvr is in afwijking van artikel 13, eerste lid Wgr bepaald, dat het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Dit is opgenomen in artikel 4.1, eerste lid van de regeling

In de Wet veiligheidsregio’s is aangeven welke functionarissen op grond van deze wet uitgenodigd moeten worden om de vergadering van het algemeen bestuur bij te wonen, daarnaast heeft het algemeen bestuur op grond van dezelfde wet de mogelijkheid functionarissen uit te nodigen om als adviseur aan de beraadslagingen deel te nemen. Dit is vastgelegd in artikel 4.1, derde lid van deze regeling.

In artikel 4.1, vierde lid is de stemverhouding opgenomen. In een bijlage bij deze toelichting is de stemverhouding weergegeven uitgaande van de inwoneraantallen per 1 januari 2010.

De taken die op grond van de Wvr door de GR VR Zuid-Limburg dienen te worden uitgevoerd, zijn verankerd in artikel 4.3 van deze regeling. Dit betekent dat het Algemeen Bestuur ten aanzien van deze taken bevoegd is tot regeling en bestuur. Verder is het hier van belang te vermelden dat de gemeenschappelijke regeling nog steeds op monistische leest is geschoeid. De gemeentelijke dualiseringswetgeving is nog niet van toepassing binnen gemeenschappelijke regelingen. De doorwerking van de dualiseringswetgeving wordt “bevroren” naar de tekst van de Gemeentewet onmiddellijk voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Aanpassingswet. Hierop is echter één uitzondering gemaakt bij de Wet wijziging van de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met nieuwe voorschriften voor begroting en verantwoording (Stb. 2003, nr. 314).

Ondanks dat de brandweer in Zuid-Limburg is geregionaliseerd, rusten op de deelnemende gemeenten nog steeds taken een die van invloed (kunnen) zijn op de taakuitoefening van de brandweer. Als voorbeeld kan de bereikbaarheid van brandkranen worden genoemd. Om die reden dient het bestuur van de Veiligheidsregio te beschikken over bevoegdheden om gemeente te kunnen aanspreken op hun taak. Dit is opgenomen in artikel 4.4 van de regeling.

Per 1 januari 2012 is in de Wet publieke gezondheid bepaald (artikel 14) dat de directeur publieke gezondheid wordt benoemd door het Algemeen Bestuur van de gemeentelijke gezondheidsdienst in overeenstemming met het bestuur van de veiligheidsregio. Nu dit zo nadrukkelijk in de Wet publieke gezondheid wordt opgenomen is opname van een aparte bepaling in de GR VR Zuid-Limburg niet noodzakelijk. De directeur publieke gezondheid heeft een eigen verantwoordingsrelatie naar het bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg. Zie ook hoofdstuk 8. Deze relatie wordt vastgelegd in de bestuursovereenkomst tussen de VR Zuid-Limburg en de GGD.

Hoofdstuk 5 Het Dagelijks Bestuur

Hoofdstuk 5 ziet op het Dagelijks Bestuur van de GR VR Zuid-Limburg. In het derde lid van artikel 5.1 is opgenomen dat bij de samenstelling van het dagelijks Bestuur een evenredige geografische verdeling wordt aangehouden overeenkomstig de vier politiedistricten voor 1 januari 2012. Mocht de Politiewet 1993 vervangen worden door een nieuwe Politiewet dan blijft de verdeling op grond van de oude van kracht.

In het vierde lid van artikel 5.1. is n iet de politie opgenomen. Binnen het regionaal college vindt nu het overleg plaats. Hoe dit overleg vorm zal krijgen na de invoering van de nieuwe Politiewet is momenteel nog niet duidelijk.

In artikel 5.3, eerste lid is de vertrouwensregel opgenomen. Wanneer een lid van het Dagelijks Bestuur niet meer het vertrouwen geniet van het algemeen bestuur dan zal hij zijn positie in het Dagelijks Bestuur moeten verlaten. Hij blijft dan wel lid van het Algemeen Bestuur, omdat hij immers op grond van de Wvr als burgemeester deel uit maakt van het Algemeen Bestuur.

Hoofdstuk 6 de Voorzitter

Dit hoofdstuk handelt over de voorzitter van het Algemeen- en het Dagelijks Bestuur. Op grond van artikel 11, tweede lid, Wvr is de voorzitter van het openbaar lichaam de burgemeester die ingevolge de Politiewet 1993 is benoemd tot korpsbeheerder. Wanneer de Politiewet 1993 wordt ingetrokken is de burgemeester geen korpsbeheerder meer en rijst de vraag wie dan wel de voorzitter wordt. In het eerste lid van artikel 6 is daarom een aanvullende bepaling opgenomen waarin is bepaald dat wanneer bij of krachtens een wet wordt voorgeschreven wie voorzitter is van de Veiligheidsregio, de aanwijzing wordt gevolgd. Wanneer de Politiewet 1993 wordt ingetrokken en er geen wettelijk voorschrift komt voor het aanwijzen van de voorzitter van de Veiligheidsregio, dan kiest het Algemeen bestuur van de Veiligheidsregio de voorzitter.

Het wetsvoorstel voor een nieuwe Politiewet kent wel speciale bevoegdheden toe aan de regioburgemeester. De regioburgemeester is de burgemeester met het hoogste aantal inwoners in het gebied waarin de regionale eenheid de politietaak uitvoert. Onder de nieuwe Politiewet is de gehele provincie Limburg één regio, hetgeen geen oplossing is voor de beide veiligheidsregio’s in Limburg.

Hoofdstuk 7 Commissies en Rekenkamer

De artikelen 7.1 en 7.2 komen rechtstreeks uit de Wgr en behoeven geen verdere toelichting. Wel wordt bij deze regeling een commissie financiën ingesteld welke niet door het Algemeen Bestuur ongedaan kan worden gemaakt.

Artikel 7.3 ziet op de instelling van een rekenkamer. De regeling geeft aan dat ervoor gekozen kan worden bij een reeds bestaande rekenkamer uit de regio aan te sluiten.

Hoofdstuk 8 Veiligheidsdirectie

Met de vorming van de Veiligheidsregio wordt de veiligheidsdirectie ingevoerd. Een beleidsvoorbereidend c.q. ondersteunend onderdeel binnen de GR VR Limburg-Zuid. Daarnaast is voor de veiligheidsdirectie een belangrijke taak weggelegd ten aanzien van de samenwerking tussen de kolommen binnen de Veiligheidsregio. De Veiligheidsdirectie zorgt tevens voor de afstemming tussen de beleidsvelden. Zij kan zich daarbij bij laten staan door andere deskundigen die in artikel 8.1, vijfde lid zijn vermeld.

De korpschef van het korps Limburg-Zuid heeft zitting in deze veiligheidsdirectie. Na de intrekking van de Politiewet 1993 bestaan er geen zelfstandige korpsen meer en alleen nog politieregio’s waar een politiechef aan het hoofd staat. De korpsen Limburg-Noord en Limburg-Zuid vormen straks samen één politieregio. Om deze regeling toekomstbestendig te maken, is een derde lid aan artikel 8.1 toegevoegd. Van belang is dat er een functionaris van de politieregio deel uit blijft maken van de veiligheidsdirectie. Om die reden is in artikel 8.1, derde lid opgenomen dat de politieregio een functionaris aanwijst, tenzij dit bij of krachtens wetgeving wordt bepaald.

In artikel 8.2 zijn de taken van de Veiligheidsdirectie opgenomen. Voor de uitvoering van de in artikel 8.2 genoemde taken is ieder lid van de Veiligheidsdirectie bevoegd en verantwoordelijk voor de taken die betrekking hebben op zijn kolom. Zij zijn daarvoor ook ieder zelfstandig verantwoording verschuldigd aan het Dagelijks Bestuur. Dit alles is vastgelegd in artikel 8.3.

Hoofdstuk 9 informatie en verantwoording

In de artikelen 9.1 tot en met 9.3 van dit hoofdstuk is de actieve informatieplicht opgenomen van de verschillende organen binnen de GR VR Zuid-Limburg. Deze behoeven geen verdere toelichting.

Hoofdstuk 10 functies, personeel en organisatie

De ambtenaren van het programmabureau en de brandweer zijn allen in dienst van de GR VR Zuid-Limburg. Het Algemeen bestuur stelt hun rechtspositie vast. Vooralsnog bestaat de samenstelling van het programmabureau uit een programmamanager programmabureau en een programmamanager informatievoorziening en een beleidsmedewerker. Daarnaast is er een programmamanager Oranje kolom die de Coördinerend Gemeentesecretaris en gemeenten ondersteund en die samen met een managementassistent organisatorisch zijn ondergebracht bij het programmabureau.

Het programmabureau is belast met de uitvoering van de werkzaamheden in het kader van de afstemming van het beleid tussen de vier kolommen en werkt bovendien ter ondersteuning van de Veiligheidsdirectie, het Dagelijks en Algemeen Bestuur. De werkzaamheden, voortkomend uit afstemming van het beleid tussen de vier kolommen, is afkomstig van de Veiligheidsdirectie als geheel.

Ten aanzien van de rechtspositie van het personeel van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg is hetgeen geregeld in hoofdstuk 14 bij de overgangsbepalingen. In artikel 14.5 geregeld dat de bestaande afspraken over de rechtspositie van het personeel van de brandweer dat nu in dienst is van de GR Brandweer-GHOR Zuid-Limburg niet worden aangetast door het intrekken van de GR Brandweer-GHOR Zuid-Limburg en het treffen van de onderhavige regeling. Alle rechten en plichten, ook die zijn aangegaan ten aanzien van het personeel van de brandweer, worden geëerbiedigd door de Veiligheidsregio Zuid-Limburg.

In artikel 10.4 wordt geregeld dat het Algemeen Bestuur een organisatieverordening vaststelt met een daarbij behorende mandaatregeling. Deze organisatieverordening en mandaatregeling zijn bedoeld om nadere afspraken te maken over een gedetailleerdere inrichting van de organisatie. Wijzigingen daarin kunnen dan snel worden doorgevoerd. Het opnemen van de inhoud van de organisatieverordening in deze regeling zou betekenen dat iedere wijziging leidt tot een rondgang langs alle deelnemende gemeenten om de GR te wijzigen.

Hoofdstuk 11 financiële bepalingen

In dit hoofdstuk zijn nadere bepalingen opgenomen over de totstandkoming van de begroting en de jaarrekening alsmede wie uiteindelijke de begroting respectievelijk de jaarrekening vaststelt. De begroting van de Veiligheidsregio Zuid-Limburg is bestaat uit de deelbegrotingen van de onderdelen die de Veiligheidsregio kent. Dit betekent wel dat de deelbegrotingen via een vaststaand stramien dienen te worden opgezet.

De verdeling van de kosten van de GR VR Zuid-Limburg over de deelnemende gemeenten, de wijze waarop de bijdrage per gemeente wordt vastgesteld, wordt in een aparte verordening door het Algemeen Bestuur vastgesteld.

Hoofdstuk 12 archieffunctie en ombudsfunctie

Ten aanzien van de archiefbescheiden kan worden opgemerkt dat dit een standaardbepaling is.

In artikel 12.2 is de klachtenbehandeling opgenomen zoals bedoeld in artikel 9:18 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze regeling laat aan het Algemeen bestuur daarvoor een voorziening te treffen. Dit betekent dat het Algemeen Bestuur daarvoor een verordening vast moet stellen.

Hoofdstuk 13 toetreden, uittreden, wijzigen en opheffen

De colleges van burgemeester en wethouders van een gemeente dienen een gemeenschappelijke regeling te treffen met de gemeenten die behoren tot de regio zoals is vastgelegd in de bijlage bij artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s. Toetreden is dus alleen mogelijk indien de indeling van de regio’s zoals in genoemde bijlage is weergegeven, wordt gewijzigd. Ook uittreden is dus alleen mogelijk indien de indeling van de regio’s zoals in genoemde bijlage is weergegeven, wordt gewijzigd of er anderszins geen beperkingen in wet- of regelgeving bestaan tegen uittreding. Dit geldt evenzo voor opheffen van de GR VR Zuid-Limburg. Op grond van de Wet veiligheidsregio’s zijn gemeenten verplicht een gemeenschappelijke regeling te treffen. Opheffen kan dus alleen wanneer er geen wettelijke belemmeringen meer zijn om tot opheffing over te gaan.

De Wgr schrijft in artikel 9 voor dat in een gemeenschappelijke regeling bepalingen dienen te worden opgenomen over toetreding, uittreding, wijziging en opheffing van de gemeenschappelijke regeling.

Hoofdstuk 14 Overgangs- en slotbepalingen

Bij dit hoofdstuk wordt speciaal aandacht gevraagd voor de bepalingen die onder artikel 14 zijn opgenomen. Omdat de GR Brandweer-GHOR Zuid-Limburg wordt ingetrokken en er een nieuwe gemeenschappelijke regeling wordt getroffen, dienen er bepalingen in de nieuwe regeling te worden opgenomen waarin is bepaald dat GR VR Zuid-Limburg alle rechten en plichten van de GR Brandweer-GHOR Zuid-Limburg overneemt. Zo ook voor de afspraken die met het huidige brandweer personeel zijn gemaakt over hun rechtspositie. Hiermee wordt voorkomen dat er een liquidatieplan dient te worde opgesteld waarin de financiële afwikkeling van de ingetrokken gemeenschappelijke regeling moet worden geregeld.

Ondertekening

Het college van burgemeester en wethouders van iedere deelnemende gemeente treft deze regeling. Het college neemt een besluit nadat zij daartoe toestemming heeft verkregen van de gemeenteraad.