Organisatie | Bronckhorst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Bronckhorst |
Citeertitel | Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Bronckhorst |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Stroomschema Stappen gebiedsverbod en meldingsplicht Stappenplan Bijlage 1 Checklist dossier Bijlage 2 Instructie vervolging OM Beleidsregels bestrijding voetbalvandalisme en andere vormen van ernstige overlast gemeente Bronckhorst |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-06-2012 | Nieuwe regeling | 10-04-2012 Contact, 19 juni 2012 | Z32352 BW11-06037 |
Op 1 september 2010 is de “Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast” (Wet MBVEO of Voetbalwet) in werking getreden. Doel van de wet is het voorkomen van een herhaling van ernstig overlastgevend gedrag. De wet bestaat uit nieuwe artikelen in de Gemeentewet, het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering toegevoegd. Te weten:
Deze wet geeft de burgemeester en de officier van justitie de mogelijkheid om maatregelen op te leggen aan personen die overlast veroorzaken of de openbare orde verstoren.
Overwegende dat voor de toepassing van artikel 172a en artikel 172b Gemeentewet een beleidsregel noodzakelijk is wat betreft de bevoegdheden bij herhaaldelijke groepsgerelateerde en/of individuele overlast, is onderstaand beleid geformuleerd.
Op grond van de wet MBVEO kan de burgemeester een gebieds- of groepsverbod opleggen voor een periode van drie maanden. In combinatie met deze verboden kan tevens een meldingsplicht worden opgelegd. Daarnaast is in de wet een bevoegdheid voor de officier van justitie opgenomen tot het geven van een gedragsaanwijzing voorafgaand aan strafrechtelijke vervolging. In afwachting van de strafrechtelijke afdoening van het strafbare feit door de rechter kan hij de verdachte een gebiedsverbod, contactverbod of een meldingsplicht opleggen. Ook is het mogelijk om de verdachte te verplichten zich te doen begeleiden bij hulpverlening ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Indien de OvJ een
gebiedsverbod heeft opgelegd dan kan de burgemeester aan de verdachte niet voor hetzelfde gebied een gebieds- of groepsverbod opleggen.
De wet is van toepassing op structurele ernstige overlast en is bedoeld ter aanvulling op de reeds bestaande bevoegdheden van de burgemeester en de officier van justitie. Alleen als andere maatregelen niet toereikend zijn dan kan naar de nieuwe bevoegdheden worden gegrepen. Het is dus een ultimum remedium en alleen bedoeld voor de “zware” gevallen (hardnekkige overlast, ordeverstorende
jeugdgroepen, harde kern voetbalhooligans etc.).
De nieuwe bevoegdheden zien niet op dreigende, acute ordeverstoringen of ongeregeldheden. Bij acute, onverwachte situaties waar geen tijd of weinig
voorbereidingstijd is, kan de burgemeester gebruik maken van zijn noodbevoegdheden (noodbevel of noodverordening).
Met de invoering van de Wet MBVEO wordt ook het opzettelijk verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen strafbaar gesteld. Afspraken die hooligans maken via bijvoorbeeld internet of SMS worden daarmee als een zelfstandige en strafwaardige
De nieuwe bevoegdheden voor de burgemeester worden opgenomen in de Gemeentewet (art. 172a en b) en de bevoegdheden voor de officier van justitie in het Wetboek van Strafvordering (art. 509hh). De strafbaarstelling voor voorbereidingshandelingen staat in een nieuw artikel 141a in het Wetboek van
2.1 Nieuwe bevoegdheden burgemeester
Gebiedsverbod (art. 172a Gemeentewet)
1. De overlastgever die een gebiedsverbod krijgt opgelegd, mag zich niet bevinden in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente.
2. Het gebiedsverbod wordt opgelegd voor de duur van drie maanden. Op basis
van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel voor een kortere duur op te leggen.
3. De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens drie maanden.
4. De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het gebiedsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.
5. De burgemeester heeft de mogelijkheid om een gebiedsverbod te laten gelden voor bepaalde tijden (bijvoorbeeld instellen van een individuele avondklok).
Groepsverbod (art. 172a Gemeentewet)
1. De overlastgever die een groepsverbod krijgt opgelegd, mag zich niet zonder redelijk doel in groepsverband met meer dan drie andere personen ophouden in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een voor het publiek toegankelijke plaats.
2. Het groepsverbod wordt opgelegd voor de duur van drie maanden. Op basis van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel voor een kortere duur op te leggen.
3. De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens drie maanden.
4. De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het groepsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.
5. Het is mogelijk het Groepsverbod te combineren met een meldplicht.
Meldingsplicht (art. 172a Gemeentewet)
1. De overlastgever die een meldingsplicht krijgt opgelegd, is verplicht zich bij een nader aangegeven instantie op een nader aangegeven tijdstip te melden.
2. De burgemeester kan een meldingsplicht als zelfstandige maatregel opleggen of in combinatie met een gebiedsverbod.
3. Een bevel om zich te melden in een andere gemeente, wordt slechts gegeven in overeenstemming met de burgemeester van die gemeente.
4. De meldingsplicht wordt opgelegd voor de duur van drie maanden. Op basis van specifieke feiten of omstandigheden kan de burgemeester besluiten om een bevel voor een kortere duur op te leggen.
5. De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens drie maanden.
6. De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het gebiedsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.
7. Het is mogelijk de meldplicht te combineren met een groepsverbod.
Overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar (art. 172b Gemeentewet)
1. Aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige overlastveroorzaker die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt, kan het volgende bevel worden gegeven:
a. Dat de minderjarige zich niet in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten dan wel in een of meer bepaalde delen van de gemeente mag bevinden zonder begeleiding van degene die het gezag uitoefent over de betrokkene of een andere meerderjarige;
b. Dat de minderjarige zich niet tussen 8 uur ’s avonds en 6 uur ’s ochtends mag bevinden op voor het publiek toegankelijke plaatsen zonder begeleiding van degene die het gezag uitoefent over de betrokkene of een andere meerderjarige.
2. Het bevel met betrekking tot een minderjarige wordt opgelegd voor ten hoogste drie maanden.
3. Verlenging is niet mogelijk.
4. De burgemeester wijzigt het verbod tussentijds ten gunste van de betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Een wijziging kan inhouden dat het gebiedsverbod wordt beperkt of ingetrokken zodra daartoe aanleiding is.
2.2 Samenhang overige bevoegdheden uit de APV
Artikel 172a Gemeentewet doorkruist niet wat bij gemeentelijke verordening is bepaald. Dit betekent dat de huidige instrumenten tegen overlast en baldadigheid uit de APV blijven bestaan, zoals de gebieds- of verblijfsontzeggingen.
Ook de inzet op grond van samenscholing en ongeregeldheden en de maatregelen tegen overlast en baldadigheid waaronder openlijk drankgebruik (APV) blijven onverminderd van kracht.
De toepassing van artikel 172a Gemeentewet en de APV is verschillend. Op grond van artikel 172a Gemeentewet kan een gebiedsverbod worden opgelegd voor de duur van drie maanden. Het huidige instrument op grond van de APV maakt het mogelijk na een waarschuwing bij lichte ordeverstorende gedragingen direct een gebiedsontzegging op te leggen. Op grond van de APV kan derhalve direct worden opgetreden op het moment dat een maatregel op dat moment, in dat gebied
noodzakelijk wordt geacht voor het herstel van de openbare orde. Een gebiedsontzegging is daarom mogelijk bij een op dat moment optredend probleem, mits de betrokkene eerder is gewaarschuwd.
De bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b uit de Gemeentewet kunnen alleen worden ingezet als de overtredingen een herhaaldelijk karakter hebben, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. Het mandateren van deze aanvullende bevoegdheden is niet toegestaan. De bevoegdheden zijn daardoor feitelijk niet geschikt om in een acuut
zich manifesterend openbare orde probleem in te zetten. Hiervoor blijven de APV, en het noodrecht (artikelen 172, 175-176a Gemeentewet) de meest geëigende instrumenten.
De bevoegdheden op grond van de Gemeentewet worden dan ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor een verdere verstoring van de
De gebieds- of verblijfsverboden op grond van de APV worden conform beleid alleen opgelegd na een schriftelijke waarschuwing en een nieuw feit binnen de termijn van twaalf maanden. Gebiedsverboden op grond van de wet MBVEO kan worden opgelegd bij voldoende mutaties.
De nieuwe bevoegdheden kunnen worden ingezet bij diverse vormen van groepsgerelateerde en individuele herhaaldelijke overlast. Hieronder worden de meest relevante vormen benoemd. Deze (niet limitatieve) opsomming is bedoeld om een beeld te schetsen van de diverse vormen waarin overlast zich kan uiten, niet om harde grenzen te bepalen.
3.1 Ernstige overlast in wijken/ Jeugdgroepen
Het komt steeds vaker voor dat er in wijken sprake is van van toenemende overlast en (kleine) criminaliteit door (jeugd)groepen. Het betreft vaak aanhoudende ordeverstorende gedragingen in de publieke ruimte, die een directe aantasting vormen van de veiligheid en leefbaarheid. De gevolgen hiervan kunnen voor de omgeving ingrijpend zijn: mensen die zich in hun eigen woonomgeving bedreigd of onveilig volegen, bewoners die (weg)gepest worden en verhuizen of winkeliers die zich niet meer veilig voelen in hun omgeving.
Het betreft doorgaans een beperkt aantal duidelijk aanwijsbare personen. Het gaat vaak om een kleine groep die het initiatief neemt en een leidende rol heeft. Als bestaande instrumtenten zoals een gebiedsverbod op basis van de APV of eerdere hulpverlening/ begeleiding (vanuit het LokaalZorgNetwerk of De Veiligheidskamer Achterhoek) niet het gewenste effect hebben dan kan de burgmeester naar zijn bevogedheden uit art. 172a Gemeenteweg grijpen. De overlast gevers kunnen dan een langdurig gebiedsverbod of groepsverbod krijgen opgelegd. Het gebiedsverbod kan nog extra kracht worden bijgezet in de vorm van een meldingsplicht.
De wet biedt ook de mogelijkheid drugsrunners, straatdealers, zwervers en alcoholisten die individueel of in groepsverband de openbare orde verstoren aan te pakken.
3.2 Ernstige overlast bij evenementen
Bronckhorst heeft jaarlijkks een redelijk aantal evenementen. Om te voorkomen dat relschoppers herhaaldelijk bij evenementen de openbare orde verstoren, kunnen de instrumenten uit deze beleidsregels ook bij evenementen worden ingezet. Een evenement wordt in de beleidsregel gedefinieerd overeenkomstig de definitie in de APV van de gemeente Bronckhorst.
3.3 Ernstige overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar
Het kan voorkomen dat herhaaldelijke en groepsgewijze openbare ordeverstoringen gepleegd door kinderen jonder dan twaalf jaar (12 minners). Bij deze groep is het nog meer van belang om in te zetten op preventie en hulpverlening. Investeren in opvoedingsondersteuning via het CJG en/of LokaalZorgNetwerk en onderwijs (leerplicht) blijft de enige juiste lange termijnoplossing waarbij een persoonsgerichte aanpak voorop staat. De burgemeester zal niet zonder reden en niet zonder zicht op een brede aanpak omgaan met het opleggen van bevelen aan twaalfminners.
Het bevel uit artikel 172b Gemeentewet is bedoeld voor die situaties waaarbij het jonge kind zich herhaaldelijk in groepen misdraagt met verstoringen van de openbare orde tot gevolg en waarbij eerder ingezette (vrijwillige) hulpverlening, ook richting ouders, onvoldoende soelaas biedt. Dit laatste kan ook het geval zijn indien de ouders zich niet of onvoldoende blijvend committeren aaan een zorgtraject.
Voordat gegrepen wordt naar zorg in gedwongen kader kan dan allereerst getracht worden via het burgemeestersbevel de situatie om te buigen. Ook als al wel gedwongen zorg is ingezet kan de burgemeester zijn bevoegdheid gebruiken maar dan met het doel om de ordeverstoringen op korte termijn te kunnen stoppen. Op grond van de bevelsbevoegdheid van artikel 172b Gemeentewet kan aan de ouders het bevel worden gegeven ervoor zorg te dragen dat hun kind zich niet zonder begeleiding van een meerderjarige (dit kan natuurlijk ook Bureau Jeugdzorg zijn) begeeft n bepaalde gebieden. Ook kan de begeleidingsplicht worden opgelegd voor de ruimte tussen 20.00 uur 's avonds en 06.00 uur 's ochtends.
Onderstaand beleid wordt geformuleerd op basis van de wet MVBEO onder de naam “Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast”;
4.1 Voorwaarden voor het aanwenden van de bevoegdheden 172a/b Gemeentewet
De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheden op grond van art. 172a en b Gemeentewet als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Hieronder wordt aangegeven hoe deze begrippen in de beleidsregels worden gehanteerd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de bevoegdheden genoemd in art. 172a Gemeentewet (gebiedsverbod,
groepsverbod en meldingsplicht) en 172b Gemeentewet (12 minners).
4.2 Begripsbepalingen; bevoegdheden artikel 172a Gemeentewet
4.2.1 Ordeverstorende gedragingen
Ordeverstorende gedragingen in het kader van deze beleidsregel zijn in ieder geval de hierna opgenomen gedragingen uit het Wetboek van Strafrecht en overtredingen van de APV. Daarnaast kunnen ook structurele ordeverstorende gedragingen die niet direct strafbaar zijn gesteld onder deze begripsbepaling vallen. Vaak gaat het om gedragingen die op zichzelf, als ze eenmalig zouden worden tentoongespreid, niet als ernstig worden opgevat maar als ze persistent worden wel. Daarnaast zijn het gedragingen waarvoor niet direct verbaliseert kan worden maar, zoals gezegd, wel bij herhaling tot veel overlast kunnen leiden. Voorbeelden van ordeverstorende gedragingen zijn:
• het hinderlijk en zonder redelijk doel rondhangen;
Wanneer er sprake is van herhaaldelijke overlast hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van de verstoring van de openbare orde. Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moet het gaan om meerdere gedragingen die de openbare orde verstoren binnen een afzienbare tijd.
Door de burgemeester wordt ordeverstoring in ieder geval als herhaaldelijk aangemerkt indien er binnen een periode van 13 maanden meer dan één ordeverstorende feiten of gedragingen als bedoeld in de APV en als bedoeld in de betreffende artikelen van het Wetboek van Strafrecht hebben plaatsgehad. Dit hoeven niet dezelfde feiten te zijn maar kunnen ook verschillende feiten
betreffen. Bij herhaaldelijke overlast hoeft er nog geen sprake te zijn van ernstige vrees voor verdere verstoring (zie hierna). Dit betekent dat bij herhaaldelijke overlast in beginsel de reguliere instrumenten worden ingezet zoals het reeds gebruikte gebiedsverbod of een stadion- omgevingsverbod.
In ieder geval zijn ordeverstorende gedragingen van langer dan 13 maanden geleden niet te kwalificeren als herhaaldelijk.
De periode van 13 maanden is gekozen om het mogelijk te maken dit beleid toe te passen bij de jaarlijks terugkerende evenementen en de periode rond de jaarwisseling.
Ordeverstorend gedrag welke herhaaldelijk wordt gepleegd door het individu of door groepen, binnen een afzienbare tijd, is ernstig gelet op het effect op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De ernstige vrees kan daarnaast worden afgeleid uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een
persoon reeds in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen, door verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden.
4.2.4 Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol
Er is sprake van een groep bij drie of meer personen, waar de overlastgever onderdeel vanuit maakt. Als een persoon bij groepsgerelateerde overlast een leidende rol heeft gehad, kan direct - na de eerste overtreding - een bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Het is moeilijke een leidende rol te typeren.
Aansluiting kan worden gezocht bij rechterlijke uitspraken over openlijke geweldpleging in vereniging waar de leider niet zelf ordeverstorende gedragingen pleegt, maar ‘actief’, medestanders mobiliseert, voorop loopt, faciliteert, oproept (via sms, internet of anderszins) of op intimiderende wijze een bijdrage levert aan in groepsverband plegen van ordeverstoring. Van een leidende rol kan dus sprake
zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag die de openbare orde verstoord. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. Ook kan de leidinggevende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Aantonen van
een leidende rol is afhankelijk van de concrete casus. Naast de te treffen maatregelen van de burgemeester kan de ordeverstorende leider strafrechtelijk worden vervolgd.
4.3 Begripsbepalingen; Bevoegdheden artikel 172b Gemeentewet
Bij het inzetten van de bevoegdheden uit art. 172b Gemeentewet worden de wettelijke termen (zoals ordeverstorende gedraging, herhaaldelijk, ernstige vrees en groepsgewijs) op dezelfde manier gedefinieerd als bij art. 172a Gemeentewet. Zie voor deze definities de voorgaande paragraaf van deze beleidsregels.
Bij ernstige overlast in groepsverband door jeugdigen onder de twaalf jaar legt de burgemeester in de volgende gevallen de bevelen van art. 172b Gemeentewet op:
Het bevel van de burgemeester kan alleen worden ingezet bij groepsgebonden verstoringen van de openbare orde door twaalfminners. Hierbij hoeft het niet te gaan om een groep die uitsluitend uit twaalfminners bestaat. De maatregel kan ook worden toegepast richting een of enkele twaalfminners(s) binnen een groep die verder bestaat uit personen van twaalf jaar of ouder.
Indien aan bovenstaande voorwaarden is voldaan dan wordt de volgende werkwijze gehanteerd:
Indien in de voorgaande zes maanden nog geen bevel is gegeven op grond van art. 172b dan wordt aan het ouderlijk gezag van de minderjarige een bevel opgelegd waarbij de minderjarige zich gedurende een periode van drie maanden niet tussen 20.00 uur en 06.00 uur mag begeven op voor het publiek toegankelijke plaatsen zonder begeleiding van het ouderlijk gezag.
De bevelen van art. 172a en 172b Gemeentewet worden in principe opgelegd voor de duur van drie maanden. Deze termijn wordt gerechtvaardigd door het feit dat de betrokkene al de nodige openbare orde incidenten op zijn naam heeft staan voordat de bevoegdheden uit art. 172a en b worden aangewend.
Met uitzondering van de bevelen voor 12 minners, kan het bevel driemaal met een periode van ten hoogste drie maanden worden verlengd indien dat uit een oogpunt van handhaving van de openbare orde noodzakelijk is. Dit betekent dat er na afloop van het verbod nog steeds een aanwijsbare ernstige vrees bestaat voor verdere verstoring van de openbare orde. Een bevel mag inclusief verlengingen niet langer duren dan twaalf maanden.
4.5 Gebied waarvoor een gebiedsverbod of groepsverbod wordt
In het besluit van de burgemeester wordt duidelijk aangegeven voor welk gebied een verbod wordt opgelegd. Indien de overtreder kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt het gebied waarop het verbod van toepassing is dienovereenkomstig aangepast zodat de betreffende persoon een aanlooproute/corridor heeft. Of iemand een zwaarwegend
belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door de betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Het zal in het algemeen gaan om belangen in de persoonlijke sfeer zoals wonen, werken, bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstantie(s). Een gebiedsverbod of groepsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Als het voor de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is dat de betrokkene ook uit een ander gebied wordt geweerd (bijvoorbeeld de omgeving van het voetbalstadion) dan kan tevens dat andere gebied worden aangewezen. Dit wordt in het besluit gemotiveerd. Bij het opleggen van een meldingsplicht wordt er zoveel mogelijk naar gestreefd om de betrokkene de gelegenheid te geven zich te melden in de eigen woonplaats. Dit betekent dat in sommige gevallen de burgemeester een meldingsplicht zal willen opleggen voor een andere gemeente. In dat geval is overeenstemming vereist met de burgemeester van die andere gemeente. In de gemeente wordt geen vast meldpunt aangewezen. Deze wordt afhankelijk van de casus vastgesteld. Dit is een stuk maatwerk wat vooral in overleg met en in afstemming met de politie moet gebeuren.
De burgemeester baseert een bevel in de zin van art. 172a of 172b Gemeentewet op een gedocumenteerd dossier. Het dossier beargumenteert de noodzaak van het opleggen van het bevel boven andere interventiemogelijkheden.
Dossiervorming vindt plaats onder regie van de burgemeester. De Veiligheidskamer Achterhoek, het LokaalZorgNetwerk en het CJG spelen een belangrijke rol. (informatieknooppunt vormt voor diverse partners op het gebied van veiligheid en zorg zoals de gemeente, politie, Openbaar Ministerie, reclassering en Bureau Jeugdzorg etc.)
Het dossier dat ten grondslag ligt aan de bevelen van art. 172a en 172b Gemeentewet dient onder andere te bevatten:
4.6.2 Verzoek aan de burgemeester
Indien de partners betrokken bij een casus van mening zijn dat aan een bepaalde persoon een bevel als bedoeld in deze beleidsregel moet worden opgelegd, dan doen zij daartoe een verzoek aan de burgemeester. Bij dit verzoek voegen zij bovengenoemd dossier. Daarnaast wordt in het verzoek in ieder
4.6.3 Uitreiken voornemen tot opleggen bevel
Op basis van het aangeleverde dossier beslist de burgemeester of hij van mening is dat de betrokkene in aanmerking komt voor één van de bevelen genoemd in art. 172a of 172b van de Gemeentewet. Zo ja, dan wordt in principe allereerst een voornemen tot het opleggen van het bevel uitgereikt.
Het voornemen wordt per aangetekende post naar het huisadres van betrokkene gezonden of indien mogelijk door de politie (bij voorkeur wijkagent) in persoon aan de geadresseerde van het besluit uitgereikt. Dit vergt goede afstemming. Ook dit is maatwerk. (in het geval van uitreiking door de politie legt de politie deze handeling vast in het politiesysteem)
In het voornemen wordt vermeld:
Betrokkene kan binnen vijf werkdagen na het uitreiken van het voornemen of vijf werkdagen na aangetekende verzending tot het opleggen van een gebiedsverbod, groepsverbod en/of meldingsplicht zijn zienswijze schriftelijk aan de burgemeester kenbaar maken.
Een bevel als bedoeld in art. 172a en b Gemeentewet wordt opgelegd na:
Het bevel wordt per aangetekende post verstuurd of door de politie in persoon uitgereikt (indien mogelijk). De geadresseerde van het besluit wordt gewezen op de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het definitieve besluit.
Ook als de burgemeester besluit om uiteindelijk geen gebieds- of groepsverbod op te leggen, ontvangt de betreffende persoon daarvan schriftelijk bericht.
In de definitieve beschikking is opgenomen:Door welke gedragingen en op welke tijdstippen en plaatsen de betrokken persoon herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord dan
Een afschrift van het besluit van de burgemeester wordt gezonden aan de teamchef van politieteam Doetinchem, de officier van justitie, de Veiligheidskamer Achterhoek en het LokaalZorgNetwerk.
4.6.6 Specifieke bepalingen voor bevelen met betrekking tot 12 minners
De hierboven genoemde regels omtrent de werkwijze bij het opleggen van bevelen gelden ook voor bevelen met betrekking tot 12 minners, met dien verstande dat deze bevelen worden opgelegd aan de personen die het gezag uitoefenen over de minderjarige (hierna gemakshalve ouders/voogden genoemd).
In de lokale driehoek vindt afstemming plaats tussen politie, officier van justitie en de burgemeester over de inzet van de bevoegdheden op grond van de wet MBVEO. Daarnaast worden concrete gevallen via Veiligheidskamer Achterhoek en/of het LokaalZorgNetwerk cq andere casusoverleggen besproken. De Veiligheidskamer Achterhoek en het LokaalZorgNetwerk geven bij de dossiers advies aan de burgemeester voor het opleggen van een maatregel.
In art. 172a, derde lid, Gemeentewet is een samenloopregeling opgenomen. Deze houdt in dat indien de officier van justitie een gedragsaanwijzing heeft gegeven in de vorm van een gebiedsverbod, de burgemeester aan dezelfde persoon geen gebieds- of groepsverbod mag opleggen voor hetzelfde gebied.
Het is dus van belang dat de burgemeester en officier over en weer van elkaar weten welke bevelen zij opleggen. De burgemeester neemt daarom contact op met de officier van justitie voordat hij een bevel in de zin van art. 172a Gemeentewet geeft. De officier van justitie informeert de burgemeester indien hij een gedragsaanwijzing geeft of intrekt. Door het actief vastleggen van de 'afspraak op persoon' vanaf de waarschuwingsbrief is het mogelijk om samenloop te voorkomen.
In principe houdt de politie toezicht op de naleving van de in art. 172a en 172b Gemeentewet genoemde burgemeestersbevelen. Ook kunnen buitengewoon opsporingsambtenaren of andere toezichthouders in dienst van de gemeente toezien op de naleving. Het niet naleven van een burgemeestersbevel als bedoeld in artikel 172a en 172b van de Gemeentewet is strafbaar op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (WSr).
Deze beleidsregel zal worden aangehaald als “Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Bronckhorst”.
6. Bekendmaking en inwerkingtreding
Deze beleidsregel wordt bekendgemaakt in het Contact en treedt in werking één dag na bekendmaking.