Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Waddenfonds |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Waddenfonds |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisatie |
De gemeenschappelijke regeling is getroffen door provinciale staten en gedeputeerde staten van de provincies Fryslân, Groningen en Noord-Holland. In de gemeenschappelijke regeling is verordenende bevoegdheid overgedragen aan het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling. De gewijzigde versie van deze regeling is op 15 december 2015 inwerking getreden en gepubliceerd in Staatscourant nr. 46133.
Wet gemeenschappelijke regelingen, art. 40, lid 1
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-12-2015 | 15-12-2015 | Intrekking | 25-11-2015 | Statenvoorstel Fryslân 1235261 | |
09-06-2012 | 15-12-2015 | nieuwe regeling | 07-05-2012 Provinciaal Blad, 2012, 23 | Statenvoorstel Fryslân 992052 |
Gemeenschappelijke regeling Waddenfonds
Provinciale staten en gedeputeerde staten van de provincies Fryslân, Noord-Holland en Groningen, hierna te noemen: Waddenprovincies, ieder voor zover zij bevoegd zijn,
het Kabinet heeft besloten het Waddenfonds te decentraliseren naar de Waddenprovincies;
ten behoeve van deze decentralisatie het Rijk en de Waddenprovincies op 14 september 2011 het Bestuursakkoord Decentralisatie Waddenfonds hebben ondertekend;
met deze decentralisatie het beheer over het Waddenfonds en de besteding van middelen ten laste van dit fonds een autonome taak van de Waddenprovincies is;
in voormeld Bestuursakkoord is opgenomen dat de Waddenprovincies zorg dragen voor een professionele uitvoeringsorganisatie voor het beheer van het Waddenfonds en in gezamenlijkheid beschikken over de gelden van dit fonds,
Hoofdstuk 2 Belangen, taken en bevoegdheden
De regeling heeft ten doel het behartigen van de belangen van de deelnemende provincies met betrekking tot het beheer van het Waddenfonds en de besteding van middelen ten laste van dit fonds.
Hoofdstuk 4 Het algemeen bestuur
Provinciale staten wijzen elk drie leden aan van het algemeen bestuur, waarbij in elk geval de gedeputeerde die het Waddenfonds in portefeuille heeft wordt aangewezen. Provinciale staten wijzen voorts elk een gedeputeerde aan als plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur. Behoudens de eerste aanwijzing vindt aanwijzing plaats in de eerste vergadering van provinciale staten in nieuwe samenstelling.
De zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan die van provinciale staten. Onverminderd het bepaalde in het derde lid blijven de leden van het algemeen bestuur na het verstrijken van de in de vorige volzin genoemde termijn hun functie waarnemen tot het tijdstip dat de nieuwe leden zijn aangewezen.
Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 23, tweede lid, van de wet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
Op de vergadering, bedoeld in het zevende lid, is het zesde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het zesde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is en tevens elke deelnemende provincie tegenwoordig is.
Hoofdstuk 5 Het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee andere leden, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen, zodanig dat vanuit elke deelnemende provincie de gedeputeerde die het Waddenfonds in portefeuille heeft wordt aangewezen. Het als plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aangewezen lid wordt aangewezen als plaatsvervangend lid van het dagelijks bestuur.
Artikel 16 Taken en bevoegdheden
Tot de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoren in elk geval:
indien ingevolge een wettelijk voorschrift aan het Waddenfonds of het bestuur van het Waddenfonds hetzij een recht van beroep hetzij een recht bezwaar te maken toekomt, spoedshalve beroep in te stellen of bezwaar in te brengen alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, schorsing van het aangevochten besluit of een voorlopige voorziening ter zake te verzoeken. Het ingestelde beroep of het gemaakte bezwaar wordt ingetrokken, indien het algemeen bestuur de beslissing van het dagelijks bestuur tot het instellen van beroep of het maken van bezwaar niet hetzij in hun eerstvolgende vergadering, hetzij binnen drie maanden bekrachtigen;
Hoofdstuk 9 Organisatie en personeel
Artikel 25 Organisatiestructuur
Iedere 3 jaar evalueert het dagelijks bestuur de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatiestructuur.
Hoofdstuk 10 Financiën en beheer
De uitvoerings- en beheerkosten die rechtstreeks voortvloeien uit deze regeling worden ten laste het Waddenfonds gebracht.
Artikel 30 Financiële voorschriften
Het algemeen bestuur wijst een accountant aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het daarbij uitbrengen van een verslag van de bevindingen. Artikel 217, derde tot en met vijfde lid, van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing op de accountantsverklaring en het verslag.
Leeuwarden, 25 april 2012
voorzitter J.A. Jorritsma
griffier A. Oortgiesen
Leeuwarden, 21 februari 2012
voorzitter J.A. Jorritsma
secretaris drs. A.J. van den Berg
Haarlem, 7 mei 2012
voorzitter J. W. Remkes
griffier J. Vrijburg
Haarlem, 13 maart 2012
voorzitter J.W. Remkes
secretaris mw. mr. G.E.A. van Craaikamp
Groningen, 25 april 2012
voorzitter M.J. van den Berg
griffier ir. J.M.C.A. Berkhout
Groningen, 6 maart 2012
voorzitter M.J. van den Berg
secretaris H.J. Bolding
Inleiding en achtergrond Op 9 juli 2007 is de Wet op het Waddenfonds in werking getreden. Het fonds strekt ter financiering van additionele investeringen in het waddengebied. Het kabinet Rutte heeft in 2010 aangegeven het Waddenfonds te willen decentraliseren naar de Waddenprovincies, waarmee de besteding van de middelen een autonome taak van deze provincies wordt. De Tweede Kamer heeft hier op 27 april 2011 mee ingestemd. Op 14 september 2011 hebben het Rijk en de Waddenprovincies het Bestuursakkoord decentralisatie Waddenfonds ondertekend, op grond waarvan het fonds per 1 januari 2012 is gedecentraliseerd. De drie provincies hebben daarmee de autonome bevoegdheid om in gezamenlijkheid de middelen van het Waddenfonds te verdelen en daarmee een belangrijk instrument in handen om invulling te geven aan het beleid voor de Waddenzee en het waddengebied.
Met de decentralisatie blijft de hoofddoelstelling van het Waddenfonds ongewijzigd: De subsidiëring van activiteiten, anders dan reguliere investeringen of beheers- of onderhoudswerken, die gericht zijn op of bijdragen aan: a. het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied; b. het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee; c. een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied dan wel gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden; d. het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied.
In voormeld bestuursakkoord is uitdrukkelijk bepaald dat de Waddenprovincies in gezamenlijkheid beschikken over de gelden van het Waddenfonds en daartoe voorzien in een professionele uitvoeringsorganisatie. Dat is van belang vanwege de herkenbaarheid van het Waddenfonds en onafhankelijke aansturing en besluitvorming ten opzichte van de provinciale organisatie en middelen. Een samenwerkingsstructuur op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr.) ligt dan ook voor de hand. In de eerste plaats is de Wgr. bij uitstek bedoeld voor publiekrechtelijke samenwerking tussen overheden. In de tweede plaats kan via de weg van de Wgr. in één gezamenlijk bestuur worden voorzien, waarmee recht wordt gedaan aan de afspraak in het bestuursakkoord dat de Waddenprovincies als deelnemers aan de regeling gezamenlijk besluiten over de besteding van de Waddenfondsmiddelen. De publiekrechtelijke samenwerking benadrukt daarmee het ongedeelde karakter van het fonds. Het fonds is aldus niet opgesplitst over de Waddenprovincies, maar in de decentralisatie ligt juist een opdracht aan deze provincies besloten om middels het fonds gezamenlijk de belangen van de Waddenzee en het waddengebied te behartigen.
Het treffen van een gemeenschappelijke regeling leidt tot een vorm van functionele samenwerking, dat wil zeggen samenwerking ter behartiging van bepaalde belangen. Deze samenwerking wordt gekenschetst als verlengd lokaal bestuur en richt zich het beheer van het Waddenfonds en de besteding van middelen ten laste van dit fonds.
Wet dualisering provinciebestuur Hoofdstuk II van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr.) is van toepassing op regelingen tussen provincies. In dit hoofdstuk worden op enkele plaatsen bepalingen uit de Provinciewet van overeenkomstige toepassing verklaard. In dat geval is tevens art. XV van de Wet dualisering provinciebestuur van toepassing (Wet van 16 januari 2003, Stb. 2003, 17). Het eerste lid van dat artikel bepaalt dat, voor zover bij of krachtens de Wgr. de bij of krachtens de Provinciewet gestelde regels van toepassing zijn verklaard, de bij of krachtens de Provinciewet gestelde regels van toepassing blijven zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet dualisering provinciebestuur op 12 maart 2003. De ratio achter deze bepaling is dat zonder nadere voorziening de bepalingen van de gedualiseerde Provinciewet via de verwijzingen in de Wgr. doorwerken op de verhoudingen binnen de gemeenschappelijke regeling, die (nog) op monistische leest is geschoeid. Op grond van het tweede lid van art. XV Wet dualisering provinciebestuur is het eerste lid van deze bepaling niet van toepassing op de artt. 190 tot en met 219 van de Provinciewet.
II. Artikelsgewijs Hieronder wordt kort ingegaan op enkele in de regeling opgenomen bepalingen.
art. 2 Openbaar lichaam Bij de regeling wordt een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam ingesteld. Het openbaar lichaam kan op eigen naam en voor eigen rekening privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten en kan personeel in dienst hebben. De Wgr. bepaalt dat het bestuur van een openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.
art. 3 Belangen De Wgr. vereist dat de regeling het belang of de belangen ter behartiging waarvan zij is getroffen vermeldt. Dat mag overigens ook in algemene termen. Dat belang is hier gelegen in het het beheer van het Waddenfonds en de besteding van middelen ten laste van dit fonds.
art. 5 Bevoegdheden De Wgr. voorziet in de mogelijkheid dat deelnemers bevoegdheden aan het bestuur van de regeling overdragen. De regeling moet in dat geval nadrukkelijk aangeven welke bevoegdheden zijn overgedragen. De overdracht van bevoegdheid is te kwalificereren als delegatie in de zin van artikel 10:13 Awb, indien het overdracht van besluitbevoegdheden betreft. De regeling voorziet hier in. In de eerste plaats voorziet de regeling in de overdracht van verordenende bevoegdheid. Die overdracht heeft betrekking op het vaststellen van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Artikel 4:23 Awb stelt immers de eis dat subsidie worden verstrekt op basis van een wettelijk voorschrift. Waar voor de decentralisatie de Wet op het Waddenfonds daarin voorzag, zullen nu de samenwerkende provincies daarin moeten voorzien. In de tweede plaats wordt de bevoegdheid om subsidie te verstrekken ten laste van het Waddenfonds overgedragen. De overdracht van bevoegdheid laat onverlet dat de deelnemers kunnen besluiten om het bestuur van de regeling, voor zover daartoe behoefte bestaat, mandaat, volmacht of machting te verlenen, om namens de deelnemers besluiten te nemen of (rechts)handelingen te verrichten. In artikel 10:3 Awb is de begrenzing van mandaatverlening opgenomen. De deelnemende bestuursorganen dienen zelf een besluit te nemen over het verlenen van mandaat, volmacht of machting. Het betreft hier mandaat aan een niet-ondergeschikte, zodat het bestuur van de regeling op grond van art. 10:4 Awb met het mandaat dient in te stemmen.
artt. 6 tot en met 9 Uitvoeringsplan, Jaarprogramma en Jaarverslag Een rechtmatige besteding van de middelen van het Waddenfonds vraagt om een helder omschrijving van de te bereiken doelen. Op basis van de vier hoofddoelstellingen van het fonds wordt telkens voor een periode van vier jaren door provinciale staten van de Waddenprovincies een Uitvoeringsplan vastgesteld, met daarin in elk geval een programmatisch afwegingskader op hoofdlijnen. Het vigerende Uitvoeringsplan geldt nog tot en met 2013. In het vierde kwartaal van elk kalendenderjaar stelt het algemeen bestuur een jaarprogramma voor het daarop volgende jaar vast. Het programma is richtinggevend voor wat betreft de verdeling van het jaarbudget. Het vaststellen van het Jaarverslag sluit aan bij art. 18 van het Bestuursakkoord, waarin is afgesproken dat de Waddenprovincies jaarlijks een openbare voortgangsrapportage uitbrengen.
artt. 10 tot en met 18 Het bestuur van de regeling De Wgr. bepaalt dat een openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. De op deze bestuursorganen betrekking hebbende bepalingen volgen grotendeels de Wgr. en de Provinciewet, zoals die luidde voor 12 maart 2003. De leden van het algemeen bestuur worden door provinciale staten aangewezen. Het algemeen bestuur kiest uit haar midden een voorzitter. De voorzitter is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur, waarvan de leden eveneens door en uit het algemeen bestuur worden aangewezen. De Wgr. bepaalt dat de voorzitter door en uit het algemeen bestuur wordt aangewezen. De Wgr. regelt niets over plaatsvervanging, zodat daarvoor moet worden aangesloten bij de bepalingen van de Provinciewet, zoals die luidde voor dualisering. Dat betekent dat de voorzitter wordt vervangen door een lid van het dagelijks bestuur. De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter zowel als voorzitter van het algemeen bestuur, als voorzitter van het dagelijks bestuur en als voorzitter van het gemeenschappelijk openbaar lichaam.
De functie van secretaris van het Waddenfonds valt samen met die van directeur. De secretaris/directeur wordt, op voorstel van het dagelijks bestuur, door het algemeen bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.
artt. 19 tot en met 21 Informatie en verantwoording In de Wgr. is voorgeschreven dat in de regeling bepalingen worden opgenomen over de wijze waarop het bestuur van de gemeenschappelijke regeling de door één of meer van de deelnemers gevraagde inlichtingen verschaft en de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd. Via de informatie- en verantwoordingsplicht wordt het uitgangspunt van verlengd lokaal bestuur benadrukt. Deze bepalingen volgen rechtstreeks uit de Wgr.
artt. 22 tot en met 24 Commissies Het algemeen bestuur kan vaste commissies van advies en bestuurscommissies instellen. Voor het instellen van een bestuurscommissie is toestemming nodig van provinciale staten. De regeling schrijft voor dat in elk geval een Commissie Kwaliteitstoetsing Waddenfonds wordt ingesteld. Dit is een vaste commissie van advies aan het bestuur van de regeling, waarbij de commissie in elk geval adviseert over het ontwerp-Uitvoeringsplan, het ontwerp-Jaarplan en het ontwerp-Jaarverslag en de monitoring en de periodieke evaluatie van het beheer van het Waddenfonds en de besteding van de middelen. In de regeling ligt de opdracht besloten om bij de samenstelling van de commissie te komen tot een brede maatschappelijke deskundigheid.
artt. 25 en 26 Organisatiestructuur en personeel Het algemeen bestuur stelt regels omtrent de ambtelijke organisatie van het Waddenfonds. Het algemeen bestuur kan deze bevoegdheid delegeren aan het dagelijks bestuur. Bij dat bestuur legt de regeling de opdracht om de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de organisatiestructuur te evalueren. Hiermee wordt periodiek de ambtelijke structuur en werkwijze tegen het licht gehouden.
artt. 27 tot en met 29 Begroting, jaarrekening en bijdrage Deze bepalingen volgen rechtstreeks uit de Wgr. De uitvoerings- en beheerskosten die rechtstreeks voortvloeien uit de regeling komen ten laste van het Waddenfonds.
art. 33 De regeling wordt getroffen voor bepaalde tijd en eindigt op 1 januari 2028.