Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Culemborg

Exploitatiever­orde­ning ge­meente Culem­borg 2003

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCulemborg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingExploitatiever­orde­ning ge­meente Culem­borg 2003
CiteertitelExploitatiever­orde­ning ge­meente Culem­borg 2003
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Gewijzigde Exploitatieverordening gemeente Culemborg 1995.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2004nieuwe regeling

28-10-2003

Culemborgse Courant, 10-03-2004

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Exploitatiever­orde­ning ge­meente Culem­borg 2003

 

 

AFDELING I: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Medewerking verlenen aan het in exploitatie brengen van gro­nden: het door of met medewerking van de ge­meente treffen van voorzie­nin­gen van openbaar nut, waardoor de in het ex­ploita­tiege­bied gele­gen onroe­rende za­ken gebaat worden.

  • b.

    Exploitatiegebied: een als zodanig aangewezen gebied, waar­bin­nen de onroerende zaken zijn gelegen die ge­baat worden door de voor­zie­nin­gen van openbaar nut die door of met mede­wer­king van de ge­meente wor­den getroffen.

  • c.

    Exploitant: de eigenaar of rechtheb­bende van een in het ex­ploi­ta­tie­ge­bied gelegen onroerende zaak welke als ge­volg van het door of met mede­werking van de gemeente treffen van voorzie­ningen van open­baar nut wordt ge­baat.

  • d.

    Kostenbegroting: begroting van kos­ten en opbreng­sten op ba­sis waar­van de door een exploitant verschul­digde exploitatiebij­drage wordt vastge­steld.

Artikel 2 Voorzieningen van openbaar nut

Tot het treffen van voorzieningen van openbaar nut waardoor on­roe­ren­de zaken worden ge­baat, worden gerekend:

  • 1.

    De aanleg binnen een exploitatiegebied van de hieronder ver­mel­de wer­ken en werkzaamhe­den:

    • a.

      het dempen van sloten en het ver­richten van grond­wer­ken met inbe­grip van het egaliseren, ophogen en afgra­ven;

    • b.

      riolering met inbegrip van bijbeho­rende werken;

    • c.

      wegen, parkeergelegenheden, plei­nen, trottoirs, voet- en rijwiel­pa­den, waterpartijen, watergangen, brug­gen, tun­nels en andere recht­streeks met de aanleg van deze voor­zienin­gen van open­baar nut en kunstwer­ken ver­band hou­dende werken;

    • d.

      plantsoenen en andere groenvoorzie­ningen, waar­onder begre­pen de aanleg en inrichting van openbare speel­plaatsen en speelweiden als­me­de de sierende elemen­ten die recht­streeks voortvloeien uit een juiste uitvoering van een verzorgd be­stem­mings­plan;

    • e.

      openbare verlichting en brandkranen met de nodige aan­sluitin­gen;

    • f.

      het verrichten van bodemonderzoek en -sanering, voor zover het de onder­grond van voorzieningen van open­baar nut betreft en voor zover de daarmee ver­band hou­dende kosten niet op andere wijze kun­nen worden ver­haald;

    • g.

      het treffen van milieutechnisch noodzakelijke maatre­ge­len en voor­zieningen van openbaar nut ter uitvoe­ring van een bestem­mings­plan;

    • h.

      alle overige werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor een doel­tref­fende aanleg van voorzieningen van open­baar nut.

  • 2.

    De aanleg van de onder 1. vermelde werken en werk­zaamhe­den bui­ten het exploitatiegebied, voor zover de binnen het ex­ploita­tiege­bied liggen­de on­roerende zaken hierdoor direct dan ­wel indirect worden gebaat.

AFDELING II: EXPLOITATIE OP INITIATIEF VAN DE GEMEENTE

Artikel 3 Uitvoering van voorzieningen van openbaar nut

  • 1.

    De in artikel 2 genoemde voorzieningen van openbaar nut wor­den uit­slui­tend door de ge­meente aangelegd, tenzij deze beho­ren tot de taken van een ander pu­bliek­rechtelijk lichaam.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen burgemeester en wet­houders besluiten de gehele of gedeeltelijke uitvoe­ring van de door de ge­meente aan te leggen voorzienin­gen van openbaar nut aan de ex­ploi­tant over te laten, indien vaststaat dat een goede uitvoe­ring is ge­waarborgd.

  • 3.

    In het geval zoals bedoeld in het tweede lid, is het be­paalde in de arti­ke­len 4 tot en met 8 van overeenkomsti­ge toepassing.

Artikel 4 Vaststelling kostenverhaalsbesluit

  • 1.

    Voordat met het treffen van de in artikel 2 genoemde voorzie­ningen van openbaar nut wordt aangevangen, wordt door de gemeente­raad een kos­tenverhaal­besluit vastgesteld, waarin wordt aangege­ven op welke wijze en tot wel­ke omvang de aan die voorzieningen verbonden kosten zullen wor­den verhaald. Het besluit wordt be­kendge­maakt overeenkom­stig artikel 139 van de Ge­meentewet.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde besluit bevat in ieder geval de vol­gende onderde­len:

    • a.

      aanduiding van het exploitatiegebied en aanwijzing van de daarin ge­legen en gebate onroerende zaken;

    • b.

      omschrijving van de van gemeentewege uit te voe­ren voorzie­ningen van openbaar nut;

    • c.

      een kostenbegroting verband houdende met de uitvoe­ring van de onder b. genoem­de voorzieningen van open­baar nut, zoals be­doeld in artikel 5. In afwij­king van het bepaalde in de vorige volzin kan in het besluit, zoals bedoeld in het eerste lid, worden be­paald dat de kosten­begroting op een later tijdstip wordt vast­gesteld. Het besluit tot vast­stelling van de kostenbe­groting wordt bekendge­maakt over­een­kom­stig artikel 139 van de Ge­meente­wet.

  • 3.

    In het kostenverhaalbesluit wordt aangegeven dat, voor wat betreft de door de gemeente in eigendom verkre­gen in het ex­ploitatiege­bied lig­gen­de onroerende zaken, het verhaal van kos­ten zoveel mogelijk plaatsvindt via gronduitgifte.

  • 4.

    In het kostenverhaalbesluit wordt aangegeven dat, voor wat betreft de niet door de gemeente in eigendom verkregen en in het exploi­tatiege­bied lig­gende gebate onroerende zaken, het verhaal van kosten in be­ginsel plaats­vindt op basis van een over­eenkomst zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening. Tevens wordt bepaald dat, ingeval op enigerlei wijze niet kan worden gekomen tot het aangaan van een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7 van deze verordening, het kostenverhaal in daarvoor in aanmerking komende gevallen kan plaatsvinden door middel van de vaststelling van een baatbelasting.

Artikel 5 De kostenbegroting

  • 1.

    De kostenbegroting bevat in elk geval de volgende gegevens:

  • 1.

    Een raming van de met het verlenen van me­dewer­king aan het in ex­ploi­tatie brengen van gronden verband hou­dende kosten, te we­ten:

    • a.

      de inbrengwaarde van de binnen het exploitatie­gebied gele­gen gronden, zijn­de de waarde van de grond vermeerderd met de waarde van de opstal­len, die voor de ver­wezenlij­king van de bestemming niet gehandhaafd kun­nen worden en met de kos­ten van vrijmaken van opstal­len - met inbe­grip van de zich in de grond bevinden­de resten, zo­als fun­de­rin­gen, leidin­gen en kabels - persoonlij­ke rechten en las­ten, ei­gen­dom, bezit of beperkt recht, zakelijke las­ten als­me­de de kos­ten van schadevergoedingen;

    • b.

      de kosten van planontwikkeling, -voorbe­reiding en -be­heer en toe­zicht. Onder deze kosten wordt ten minste verstaan: de kos­ten ver­band hou­dende met het opstellen van struc­tuur -en bestemmingsplannen, het opstellen van planmatige uitwer­kin­gen of wijzigin­gen, het vervaar­digen van be­sluiten tot het verlenen van vrij­stelling van een bestem­mingsplan alsmede van overige planologi­sche maat­re­gelen voor zo­veel deze nodig zijn voor het in ex­ploitatie brengen van gronden bin­nen het exploi­ta­tie­gebied;

    • c.

      de kosten van de in artikel 2 genoemde voorzie­ningen van openbaar nut, voor zover deze ver­band houden met het verle­nen van mede­werking aan het in exploita­tie brengen van gron­den binnen het ex­ploita­tiegebied, als­mede de daarmee ver­band houdende kosten van onder­zoeken, voorbe­reiding en toezicht;

    • d.

      de kosten van het gemeentelijk apparaat, voorzo­ver dit recht­streeks aan het in exploitatie brengen van gronden kan wor­den toegere­kend;

    • e.

      de rente van geïnvesteerde kapitalen en overige lasten ver­min­derd met renteop­brengsten;

    • f.

      overige kosten die in beginsel ten laste van de grondexploitatie be­horen te wor­den gebracht.

  • 2.

    Een raming van de met het verlenen van me­dewerking aan het in ex­ploi­tatie brengen van gronden verband hou­dende op­brengsten, bestaande uit:

    • a.

      doelsubsidies;

    • b.

      verkoop van gronden;

    • c.

      bijdragen in de kosten van aanleg van voorzienin­gen van open­baar nut, hetzij via over­eenkomst hetzij via baatbe­las­ting;

    • d.

      overige bijdragen.

  • 3.

    De wijze van toerekening van de totale onder sub 1 en 2 van dit artikel­lid bedoelde kosten en opbrengsten aan de onroe­rende za­ken in het exploitatie­gebied naar de mate van de baat, die de on­roeren­de zaken hebben van het samenhan­gend ge­heel van voor­zieningen van open­baar nut, zo­als be­doeld in artikel 2 van deze verorde­ning.

  • 4.

    De mate van baat wordt aangeduid met in­achtneming van het­geen hier­omtrent in arti­kel 6 is bepaald.

  • 2.

    Voor de opstelling van de kostenbegroting wordt ervan uitge­gaan, dat het exploita­tiegebied in zijn geheel door de ge­meen­te in exploi­tatie zal worden gebracht.

  • 3.

    Periodiek wordt nagegaan of optredende loon- en/of prijswijzi­gingen dan ­wel andere optredende wijzigingen met betrekking tot het in exploi­ta­tie bren­gen van gron­den binnen het exploita­tiegebied aan­leiding ge­ven om de kos­tenbegroting te her­zien. Het besluit tot herziening van de kostenbegro­ting wordt bekendgemaakt gemaakt over­een­kom­stig artikel 139 van de Gemeen­tewet.

  • 4.

    Het bepaalde in het eerste lid onder 1. sub a. is niet van toepassing ten aan­zien van de binnen een ex­ploitatiege­bied gelegen en gebate gronden die als gevolg van de voorzienin­gen van openbaar nut niet geschikt worden voor bebou­wing.

  • 5.

    Naast het bepaalde in het vierde lid wordt de ra­ming van de in het eer­ste lid onder 1 sub a. bedoel­de inbreng­waarde van de gronden beperkt tot de gron­den welke zijn bestemd voor het treffen van voorzieningen van open­baar nut, ingeval sprake is van een exploi­tatiege­bied waarvoor geldt dat de voor­zieningen van openbaar nut niet in hoofdzaak gericht zijn op het geschikt maken voor bebou­wing van onroe­rende zaken.

Artikel 6 Grondslag voor toerekening baat

  • 1.

    Voor de toerekening van de baat wordt als rekeneenheid gebruikt het ge­middelde bedrag van de ten nutte van het exploita­tiegebied gemaakte of te maken kosten per m² grondoppervlak­te.

  • 2.

    Onder de grondoppervlakte, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt ver­staan de kadastrale oppervlakte van de en gebate onroerende zaken, waar moge­lijk inge­deeld naar de in een bestemmingsplan opgenomen geprojec­teer­de kavels (bouw)grond vermenigvuldigd met factoren voor ligging en bestemming en objectieve ge­bruiksmogelijkheid, waarin de baat van de van gemeen­tewege getrof­fen voorzie­ningen van openbaar nut tot uit­drukking komt.

  • 3.

    Ingeval de toerekening op basis van m² grondoppervlak­te on­vol­doen­de uit­drukking geeft aan de in het exploita­tiegebied opge­no­men verschillen in toerekening van baat, geschiedt de toereke­ning op basis van een na­der in de kostenbegroting zoals bedoeld in artikel 5 te bepalen grond­slag die voor­ziet in de aanwezige verschil­len in baat.

Artikel 7 Inhoud exploitatieovereenkomst

  • 1.

    Het verhaal van kosten van het treffen van voorzienin­gen van open­baar nut vindt, voor wat betreft de in het exploitatiegebied liggende onroeren­de zaken die niet in eigendom zijn van de ge­meente, in­dien dienaan­gaande tot overeenstem­ming kan wor­den gekomen met de exploitant, plaats op basis van een exploita­tieovereen­kom­st. Van deze overeenkomst wordt een akte opge­maakt. Indien het afstand doen van gron­den, zoals be­doeld in het 3elid,d, onderdeel uitmaakt van de overeen­komst, wordt hiervan een notariële akte opge­maakt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders besluiten tot het aangaan van een exploitatieovereenkomst, na vaststelling van een kostenbegro­ting zoals bedoeld in artikel 5.

  • 3.

    De overeenkomst, zoals bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval bepa­lingen omtrent:

    • a.

      de aard en omvang van de door de gemeente te treffen voor­zie­nin­gen van openbaar nut;

    • b.

      het tijdvak waarbinnen de onder a. genoemde voor­zienin­gen zullen wor­den uitgevoerd;

    • c.

      de ten laste van de exploitant komende bijdrage, vastge­steld vol­gens de artikelen 5 en 6;

    • d.

      in voorkomende gevallen het afstand doen van gron­den aan de ge­meen­te, voor zover die gronden zijn bestemd voor de aanleg c.q. aanpassing van voorzie­ningen van openbaar nut.

  • 4.

    In het geval toepassing is gegeven aan artikel 3, tweede lid, kan in de exploi­tatieo­ver­eenkomst, onverminderd het gestelde in het derde lid, worden bepaald dat:

    • a.

      ten behoeve van de door exploitant uit te voeren werken een aan­ne­mings­over­eenkomst wordt gesloten, waarbij de gemeen­te als op­dracht­gever en de exploi­tant als aannemer worden aangemerkt, en de directie­voering en het toezicht op de door de exploitant uit te voeren werken geschieden door of vanwege de gemeente.

    • b.

      de aanneemsom in de onder a. genoemde overeen­komst wordt vastge­steld op een proforma bedrag van € 1,--, zulks met in­acht­neming van hetgeen in artikel 8, derde lid is be­paald.

Artikel 8 Vaststelling exploitatiebijdrage

  • 1.

    De in artikel 7 genoemde exploitant betaalt als bijdrage in de kos­ten van voorzie­nin­gen van openbaar nut het bedrag dat volgens de in de artike­len 5 en 6 opge­no­men wijze aan zijn onroerende zaak wordt toe­gere­kend, ver­meerderd met de kos­ten op de afstand van de in artikel 7, derde lid sub d. bedoel­de gronden val­lende en de kos­ten van kadas­tra­le uitmeting, ver­min­derd met de inbrengwaarde zoals bedoeld in arti­kel 5, eer­ste lid sub 1. onder a. van de bij de exploi­tant in eigendom zijnde of door exploitant in eigen­dom te verkrijgen gebate gron­den en van de gron­den die zijn bestemd voor het treffen van voorzie­ningen van openbaar nut en door ex­ploitant aan de ge­meente wor­den afge­staan.

  • 2.

    De waarde van de door de exploitant ingebracht grond, zoals be­doeld in het eerste lid, wordt door de gemeente in overeen­stem­ming met de ex­ploitant op basis van taxa­tie vastgesteld. Bij het ontbreken van over­een­stemming wordt de waarde van de gronden vastgesteld door een com­missie van drie deskundi­gen, van wie een aan te wij­zen door de ge­meente, een door de exploitant en een door de beide reeds aange­we­zen deskundi­gen.

    Wordt over de aanwijzing van laatstgenoemde deskundige geen over­een­stem­ming verkregen, dan maken de aange­wezen deskundi­gen teza­men dit bekend aan de op­dracht­gevers, waarna de meeste gerede par­tij, onder be­kendma­king aan de we­der­partij, de kanton­rechter in het kanton waar­toe de gemeente behoort, kan verzoeken deze des­kundige te be­noe­men. -

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel wordt in het geval toepassing wordt gege­ven aan artikel 3, tweede lid, de ten laste van de exploi­tant komende bijdrage als volgt bepaald:

    • a.

      de bijdrage, zoals deze op grond van de in de artike­len 5 en 6 op­ge­no­men wijze aan zijn onroerende zaak wordt toegerekend, wordt vermeer­derd met de kos­ten op de af­stand van de in artikel 7, derde lid sub d. bedoelde gronden vallende en de kosten van kadastra­le uitmeting;

    • b.

      de onder a. genoemde bijdrage wordt verminderd met:

      • 1.

        de inbrengwaarde van alle tot de onroerende zaak van exploi­tant beho­rende gronden. Het bepaalde in het tweede lid van dit arti­kel is van over­een­kom­stige toe­passing;

      • 2.

        het in de kostenbegroting opgenomen bedrag aan kos­ten zoals be­doeld in artikel 5, eerste lid sub 1. onder b. tot en met f., voor zover de uitvoering van de daarmee verband houdende wer­ken en werk­zaamheden voor risico en reke­ning komt van de exploi­tant.

      • 4.

        Indien het bepaalde in artikel 5, vierde en/of vijfde lid toepas­sing heeft ver­kregen, wordt de ten laste van de exploitant ko­mende bijdrage be­paald op de voet van lid 1 en 3 van dit arti­kel, met dien verstande dat de in het eerste lid en derde lid onder b. sub 1. be­doelde vermin­de­ring beperkt is tot de in­brengwaarde van de gron­den die zijn bestemd voor het treffen van voor­zieningen van open­baar nut en door exploitant aan de gemeente wor­den afgestaan.

AFDELING III: EXPLOITATIE OP VERZOEK VAN EXPLOITANT

Artikel 9 De aanvraag

  • 1.

    Een belanghebbende kan burgemeester en wethouders verzoeken tot het ver­lenen van me­dewer­king met betrekking tot het in exploitatie bren­gen van gronden.

  • 2.

    Bij de aanvraag moet in ieder geval worden gevoegd:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van de in exploitatie te bren­gen on­roe­rende za­ken;

    • b.

      gegevens waaruit blijkt dat de belanghebbende de eigen­dom van de in ex­ploita­tie te brengen onroeren­de zaken heeft ver­kregen of kan verkrij­gen;

    • c.

      gegevens omtrent de door belanghebbende te tref­fen (bou­w)w­erk­zaam­he­den.

  • 3.

    Ingeval door burgemeester en wethouders een aanvraag voor een bouwver­gunning, zoals bedoeld in de Woning­wet, eventu­eel in combinatie met een verzoek om vrij­stel­ling wordt ontvangen, waarbij in geval van verle­ning van de vrijstelling en/of bouw­vergunning van gemeente­wege voorzie­ningen van openbaar nut zoals bedoeld in artikel 2 van deze ver­ordening moeten worden getrof­fen, wordt dit vóór de beslis­sing op de aanvraag be­kend­gemaakt aan de aanvra­ger. Daarbij wordt een zo nauw­keurig mogelijke raming van de kosten van de in artikel 2 ge­noemde voor­zieningen van open­baar nut ver­strekt. Tevens wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld een aanvraag in te die­nen bij burgemeester en wethouders voor medewerking met betrek­king tot het in ex­ploi­tatie brengen van gronden.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen zes maanden na ont­vangst van de aan­vraag.

Artikel 10 Beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan het op ver­zoek van exploitant in exploitatie brengen van gronden krachtens een over­een­komst zoals bedoeld in artikel 7.

  • 2.

    De medewerking behoeft niet te worden verleend, indien:

    • a.

      de in exploitatie te brengen grond niet is gelegen in een gebied waar­voor een bestemmingsplan geldt;

    • b.

      de door exploitant aangegeven (bouw)werkzaamhe­den zou­den lei­den tot strijd met de Woningwet;

    • c.

      het treffen van de voorzieningen van openbaar nut, hoe­wel over­een­komstig een be­stemmingsplan, an­derszins zou leiden tot strijd met be­langen van een doeltreffende uit­breiding van bebouwing en/of herin­richting;

    • d.

      het in exploitatie brengen van grond anderszins tot grote kos­ten of be­zwaren zou leiden, met name ten aanzien van het doeltreffend voorzien in watervoor­ziening, open­bare verlichting, riolering etc..

  • 3.

    De beslissing omtrent een aanvraag kan worden aange­houden:

    • a.

      ingeval de procedure tot goedkeuring van een van toe­pas­sing zijnd be­stemmings­plan of herziening daarvan nog niet is afge­rond, tot vier we­ken na het onherroepe­lijk worden van het be­stemmingsplan of herzie­ning daar­van;

    • b.

      ingeval voorzienbaar is dat de in het tweede lid ge­noemde belem­merin­gen bin­nen afzienbare tijd zullen kunnen wor­den weggeno­men, tot vier weken nadat deze belemmeringen zijn weggenomen.

    • c.

      Indien een aanvraag is ingekomen met betrekking tot een onroerende zaak, voor welke werken in het daarbij behorende exploitatiegebied reeds een kostenverhaalbesluit, zoals bedoeld in artikel 4 is genomen, maken burgemeesters en wethouders dit aan de exploitant bekend. Naast de hiervoor genoemde bekendmaking wordt aan de exploitant een ontwerp-overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 7, aangeboden.

AFDELING IV: RELATIE GRONDUITGIFTE EN ANDERE KOSTENVER­HAALINSTRU­MEN­TEN

Artikel 11 Relatie baatbelasting

  • 1.

    In een gebied waarvoor een kostenverhaalbesluit, zoals be­doeld in arti­kel 4, is genomen, zal, indien exploitant een over­een­komst zoals be­doeld in arti­kel 7 aangaat, in de overeen­komst worden bepaald, dat met betrekking tot de uitvoering van de in deze overeenkomst genoem­de voor­zieningen van openbaar nut geen aanvullend kos­ten­ver­haal op basis van baatbelas­ting ten laste van de betreffen­de on­roerende zaak zal plaats­vinden.

  • 2.

    Indien een exploitant, in een gebied waarvoor een kostenverhaalbesluit zoals bedoeld in artikel 4 is genomen, niet bereid is tot het aangaan van de in artikel 7 genoemde overeenkomst, maken bur­ge­meester en wethou­ders aan exploitant bekend dat het kostenver­haal kan plaatsvin­den door middel van een baatbe­lasting, zulks overeen­komstig de bepa­lingen als opge­nomen in het kostenverhaalbesluit.

Artikel 12 Relatie andere overeenkomsten

Indien van gemeentewege een overeenkomst wordt aange­gaan die naast het kostenverhaal van voorzieningen van open­baar nut ten be­hoeve van het in ex­ploitatie brengen van gronden nog andere elemen­ten bevat, dan vindt de vast­stelling van de via een dergelijke overeen­komst tot stand geko­men exploi­tatiebij­drage in de kosten van voorzienin­gen van openbaar nut plaats op basis van het gestelde in deze verorde­ning.

AFDELING V: OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 13 Overgangsbepaling

  • 1.

    Ten aanzien van een exploitatiegebied waarvoor geldt dat voor de da­tum van inwer­kingtreding van deze verorde­ning met het treffen van voorzienin­gen van openbaar nut is aangevangen, deze voorzie­ningen niet geheel zijn vol­tooid en waarvoor geen kostenverhaalbesluit of afzonder­lijke kostenbe­groting is vastge­steld, vinden de bepalingen van deze verordening voor dat exploitatiegebied, voor­zover nodig, op een aan die situatie aangepaste wijze toepassing. In elk geval geldt daarbij dat, indien binnen dat exploitatiege­bied wordt gekomen tot een exploi­tatie­overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7, de vaststel­ling van de daarin op te nemen financiële bij­drage ge­schiedt op basis van een door de gemeenteraad vast te stellen kostenbegro­ting zoals be­doeld in arti­kel 5. Het besluit tot vaststelling van de kostenbe­groting wordt bekend­ge­maakt overeen­komstig artikel 139 van de Ge­meente­wet.

  • 2.

    Ten aanzien van een exploitatiegebied waarvoor geldt dat voor de da­tum van inwer­kingtreding van deze veror­dening een kostenverhaalbesluit of afzonderlij­ke kosten­be­groting is vastgesteld, blijft de "Ex­ploita­tieverorde­ning gemeente Culem­borg 1995" van toepassing tot twee jaren nadat de ten be­hoeve van dat exploitatie­gebied ge­trof­fen en/of te treffen voorzieningen van openbaar nut geheel zijn voltooid.

  • 3.

    Ten aanzien van een voor de datum van inwerkingtre­ding van deze veror­de­ning ont­vangen aanvraag tot het verlenen van me­dewerking aan het in ex­ploitatie bren­gen van gronden, waarop voor de datum van inwerking­treding van deze verorde­ning niet is beslist, blijft de "Exploita­tieverordening ge­meente Culemborg 1995" van toepassing tot op de aanvraag is beslist, met dien ver­stande dat, indien tot het treffen van voor­zienin­gen van openbaar nut wordt besloten, laatst­ge­noemde verorde­ning van toepas­sing blijft tot twee jaren nadat de te treffen voorzieningen van openbaar nut geheel zijn voltooid.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand vol­gen­de op die, waarin de bekendmaking ingevolge artikel 139 van de Ge­meen­te­wet heeft plaats­gevonden.

  • 2.

    Op hetzelfde tijdstip vervalt de "Gewijzigde Exploitatieverordening gemeente Culemborg 1995", zoals vastge­steld bij raadsbesluit van 29 oktober 1996.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Exploitatiever­orde­ning ge­meente Culem­borg 2003"

 

 

Vastgesteld in de raadsvergadering op 28 oktober 2003

De griffier, de voorzitter,

A.Boer A. van Vugt